Nieuws en Advertentieblad voor Veenendaal en Omstreken Evenwicht tussen lonen en prijzen 15e Jaargang 17 October 1945 No. 790 Verschijnt 2 keer per week in: Stichts- en Geld.-Veenendaal, Amerongen, Eist, Rhenen, Achterberg, Overberg, De Haar. Heuvelsche Steeg. Groep, Benedeneind, Kade, Maanderbuurt, Ederveen, Renswoude, Scherpenzeel Abonnementsprijs 1.30 per kwartaal Losse nummers 6 cent Redactie en Administratie Parallelweg 8, Veenendaal Telefoon 601 Red. W. F. ter Hoeven. DE VALLEI Uitgave: Drukkerij „De Geldersche Vallei A D VERTENTIES Gewone advertentieprijs per m.m. 15 cent. Minimumprijs per adver tentie f 3.—. Vraag en aanbod f 1.30 van 1-20 woorden. Elk woord meer 6 cent. Op weg naar een geleide economie en een geleide arbeidsorde. Tot de moeilijkste puzzles, waarvoor de Regering zich gesteld ziet, behoort ongetwijfeld ook die der vaststelling van de lonen en de prijzen. Een gezond volksleven is ondenkbaar zonder een zeker evenwicht tussen loon en prijs; een evenwicht, dat dn overeenstemming moet zijn met de eisen van sociale rechtvaar digheid. Maar dat is geen zaak die men met één pennestreek, en zelfs niet met tien pennestreken (zoals nog onlangs de „Patriot" in 'n radiopraatje heeft gezegd) in orde maakt. Dat is een kwestie van moeizaam overleg van wikken en wegen, van veel overreding, van langzaam zich herstellend vertrouwen en van een ge leidelijken groei naar redelijke verhoudin gen. Derhalve is dit probleem ook niet op te lossen met een algemene maatregel van de Regering, en negj minder met een sprekend Koninklijk Besluit. Wat er in het huidige stadium van gezegd kan wor den (en iets moet ervan gezegd worden, want het vraagstuk is al voor velen be nauwend urgent) kan niet veel méér zijn dan het aanduiden van de richting, waarheen de Regering stuurt en waar heen ieder Nederlander kan helpen stu ren. Uit de chaos. De dag der bevrijdinq vond ons land op speciaal gebied in een chaos. Het aantal Nederlanders, dat in begin Mei nog op normale, fatsoenlijke wijze werk te voor het dagelijksch brood, was uiterst gering. Het leek wel een sprookje uit een verren tijd, wanneer wij bedachten, dat we toch eens allemaal onze normale ar beid hadden verricht; dat wij daarvoor werden betaald en dat we voor ons al dus verdiende geld de dingen hadden ge kocht, die wij nodig hadden! Het gewone, volkomen normale sociale en economi sche leven was in ons land verdwenen. Wie werkte er nog in de laatste maan den der bezetting, behalve voor het 1KB e.d.? We gingen hout sprokkelen, bomen kappen, sintels zoeken en foura- geren. We scharrelden in allerlei rare ruiltransacties om ons zelf en ons gezin in het leven te houden. En wie bekom merde zich nog om geld? We wisten immers allemaal, dat Rost van Tonnin gen tóch de bankbiljettenpers liet draaien en papiergeld was daarom in ons aller oog meer „papier" dan „geld", zoals de Patriot in zijn reeds bovengenoemde causerie geestig karakteriseerde. Er bestond derhalve toen ook geen vraagstuk van lonen en prijzen. We ken den bijna allen slechts één soort prijzen: zwarte prijzen. De interesse voor het ont vangen loonbedrag was in de meeste ge vallen gering. Bij gebrek aan koopwaar was er (althans theoretisch) ook geen probleem van de koopkracht. Zoo had den wc in de laatste fase der Duitse be zetting het stadium bereikt van bet gek kenhuis waarin niemand zich meer over iets verwonderde Thans ligt de zaak echter (gelukkig!) anders. Nu willen we weer naar een ar- beids- en bedrijfsleven, dat géén gekken huis is. En nu merken we pas goed, hoe volkomen de boel ontwricht is. Het feit echter, dat we ons weer gaan bezig houden met de kwestie van lonen en prijzen en dat we ons weer willen en kunnen opwinden over de wanverhou ding tussen die beide, is een bewijs, dat we weer normaal beginnen te worden; althans daartoe de oprechte wil in ons voelen leven èn er ook de kans toe menen te zien! We willen weer af van de misdadige waarzin der zwarte prijzen en de overgrote meerderheid van ons volk meent te recht, in de geldzuiverings- poli'tiek der Regering hiertoe een krach tige stimulans te mogen zien. De zwarte Pieten menen dat ook, en zij sidderen! Maar hoe? Dat is de grote vraag. Het is duidelijk, dat de kosten van het levensonderhoud sinds 1940 niet onbelangrijk gestegen zijn. Een loon, dat vroeger een betrekkelijke welstand gaf is thans tamelijk armoedig geworden. Dat loon moet dus omhoog. Accoord. Maar dan niet alleen het loon, doch ook de ouderdoms-pensioenen, de sociale voorzieningen e.d. Daar zit al da delijk heel wat aan vast; niet alleen op administratief gebied, al mogen ook daar de moeilijkheden niet onderschat worden. En toch moet het, want het zou onrecht vaardig zijn, wanneer b.v. ouden van da gen en weduwen geen verhoging van in komen kregen, alleen omdat ze niet kun nen staken! Maar de millioenen, die men dan méér uitgeeft moeten ergens vandaan komen. Men kan ze niet te voorschijn toveren uit de bekende hoge hoed van een gooche laar óf men moet zijn toevlucht ne men tot het stelsel van Rost van Ton ningen: „druk maar bankbiljetten bij". Het moet uit de lengte of uit de breedte komen. Men kan zeggen: „Laat de geldbezit ters het betalen „haal het waar het zit". De Regering voelt wel voor die rede nering en ze is niet bang, om er het mes in te zetten; om de offers te eisen van hen, die ze dragen kunnen. Maar men moet zich niet voorstellen, dat dit een onbeperkt reservoir is. Ons hele volks vermogen is in deze jaren gesmolten als sneeuw voor de zon. Men kan van de rijkeren wat afhalen en dat overdragen aan de minder draagkrachtige groepen (dat gebeurt ook), maar tenslotte wor den we daar als volk niet rijker van. In het ene bedrijf eerder en in het andere wat later komt men aan een punt, waar op men zeggen moet: ziezo, nu moeten we d?ze extra-loonuitgaven ergens gaan verhalen. En dan is het gevolg: prijs verhoging. Natuurlijk kan men zulk een prijsver hoging als overheid verbieden. Maar men kan een ondernemer niet verbieden, om in die omstandigheden failliet te gqan! Men kan hem misschien uit de staatskas steunen, maar die staatskas is óók niet onuitputtelijk. Bovendien weet ieder kind, dat de belasting sedert enige tijd al niet meer met de normale regelmaat geïnd is. De loontrekkers dienen derhal ve te bedenken, dat de zaak niet maar ineens gezond is, wanneer zij aan het einde der week of maand meer geld ont vangen. Ook zeer vele arbeiders zien dat in. We noemen hier b.v. de Henge lose metaalbewerkers, die een loonsver hoging van 25 pCt. van de hand gewezen en in een vrijwillige spaarregeling getre den zijn, welke inderdaad de economi sche volkskracht vergroot. Het is dan ook logisch, dat Minister Lieftinck in het kader van zijn geld- saneringspolitiek een spaarregeling heeft opgenomen en aangekondigd, waarom trent we binnenkort nader zullen horen. In het stadium, waarin we dcor de be zettingstijd zijn gekomen, is dit een on misbaar tussenstation, een „vaste halte" op de weg van evenwicht-brengen tus sen loon en prijzen, tussen geldcirculatie en goederenvoorraad. Want hij iedere loonsverhoging-zon- der-meer dreigt in wezen de grote wed loop tussen prijzen en lonen, (een wed loop, die ons leiden kan naar de vol strekte inflatie; naar een waardeloos worden van ons geld. Na de voriqe oor log werden de Duitsers tenslotte betaald in milliarden marken en noq nooit was hun toestand zó ellendig. Dit alles be hoeft bij ons niet precies zo te gaan: wij zeqgen alleen: het gevaar daartoe dreigt. Want iedere loonsverhoging zet ons principieel en in wezen op een hellend vlak. Wanneer we derhalve In de richting van loonsverhoging moeten koersen (en het zal onvermijdelijk zijn), dan met alle remmen aan, in het belang van ons volk in het algemeen en van onze arbeiders in het bijzonder. Loonsverhoging: een noodzakelijk kwaad. Inderdaad moeten er lonen verhoogd worden. Er zijn grote groepen in Neder land, die hun levensmiddelenpakket niet meer kopen kunnen. Dat is een afschu welijke misstand, die niet bestendigd mag worden. Maar ook geen lonen, die sociaal verantwoord hoog zijn, zoals bijv. in de oogsttijd hier en daar is voorgekomen; lonen, die de arbeidsverhoudingen ver storen en onze economie ondermijnen; waarbij de arbeider de gelegenheid benut, door misbruik te maken van zijn machts positie in den waan, een goeden slag te slaan, maar met Jiet uiteindelijk resultaat, dat hij met een loonzakje van waarde loos geld op een leeg punt komt te staan. We moeten naar een evenwicht tus sen loon en prijs, op een sociaal-recht vaardige grondslag en op een verant woorde economische basis. We zullen het derhalve moeten zoeken in de rich ting van een geleide economie en een geleide arbeidsorde. De machtsstrijd kan hierbij slechts leiden tot den chaos, het zij de werkgevers, er mee spelen of de werknemers. In de omstandigheden, waarin wij van daag verkeren, is dus loonsverhoging noodzakelijk, voor de laagst-betaalde groepen in sterke mate, voor de beter- bezoldigden minder sterk. Maar, hoe noodzakelijk en onvermijdelijk ook, de loonsverhoging schept de neiging tot prijsverhoging en daarom is ze: een nood zakelijk kwaad. Prijsbeheersing. De tegenwerping ligt voor de hand: „rem de loonsverhoging, zoveel ge kunt en houd de waarde van de gulden aldus op leil; maar rem dan óók de prijsverho ging even krachtig". Het antwoord hier op is: „de Regering wil en doet niet an ders". Onze gehele prijsvorming is echter zó volmaakt in de war, dat men zich daarvan moeilijk een voorstelling kan maken. Aangezien wij nog maar kort geleden leefden in een maatschappij, waarin vrijwel geen andere handel be stond dan zwarte handel of ruilhandel kan-men nu de zaak niet opeens in een handomdraai volkomen onder controle hebben. Daarvoor is tijd nodig; en voor al ook: aller begrip en aller medewerking. Daar komt nog iets belangrijks bij, dat men gemakkelijk uit het oog verliest. Er zijn hierbij n.l. ook factoren in het spel, die men in in Nederland niet beheersen kan. We noemden reeds de kosten van het levensonderhoud en dus van het levensmiddelenpakket. De Regering kan natuurlijk wel gelasten, dat een blikje b.v. 15 ct. moet kosten, maar zij kan niet gelasten, dat wij t ook voor een even redige inkoopsprijs op de wereldmarkt kunnen aankopen. We moeten ervoor betalen, wat onze buitenlandse leveran ciers ervoor vragen. Kan de bevolking die prijs niet direct betalen, dan legt de Regering er het verschil bij. Ten illus tratie: wanneer de huidige toestand een vol jaar duurt, kost dat den Staat der Nederlanden 600800 millioen gulden; d.w.z. méér dan vroeger de gehele staats begroting bedroeg! Dat kost het tenslotte óns, belastingbetalers. Want het moet uit de lengte of uit de breedte komen. Orde en goede vooruitzichten. De Regering brengt langzamerhand (het kan niet snel gaan!) orde in den totaal failliete boedel, welke de Duitsers hehben nagelaten. Zij doet dit o.m. door te vechten tegen elke_orijs- en loonsverho ging en door deze slechts te aanvaarden, wanneer het inderdaad sociaal onvermij delijk is. Laat geen enkele volksgroep die strijd doorkruisen met wilde pogingen tot het verkrijgen van eigen voordeel, maar begrip tonen voor de vele en vaak wel haast onoolosbare moeilijkheden, waar voor de Regering zich daarbij geplaatst ziet! Gelukkig kan ten aanzien van een en ander ook gewezen worden op goede vooruitzichten. De prijs van het levens middelenpakket zal verlaagd worden. Niet, doordat de Regering een nóg fan tastischer bedrag voor haar rekening gaat nemen. Dat zou struisvogelpolitiek zijn. Maar doordat er geld gespaard kan wor den. De visserij b.v. zal langzamerhand weer goedkoper gaan werken, wanneer de zee vrij van mijnen komt. Het trans port over de Oceaan behoeft niet langer balast te worden met zeer hoge molest- en risico-verzekeringen, nu ook de oor log tegen Japan ten einde is. Dat bete kent wel een zeer belangrijke besparing! Wanneer straks weer kunstmest wordt ingevoerd (Minister Mansholt heeft in dit opzicht een voorzichtig, doch niette min moedgevend geluid doen horen), zal de volgende oogst beter zijn en dus het bodemproduct goedkoper. Sanering van het binnenlandse voedseltransport zal ook ongetwijfeld besparing brengen. Dit alles is winst voor onze berooide volksgemeenschap als geheel. Er is echter nog méér. Wanneer wij langzamerhand weer leren een werkzaam volk te wor den. dan kunnen we ons ontworstelen aan de onafhankelijkheid, waarin wij thans nog tegenover het buitenland staan. Zeker er is cp het ogenblik nog niet voor iedereen werk in ons land, om dat er nog een tekort aan grondstoffen is. Maar ook dat wordt beter. Wie ech ter werken kan, die heeft, tegenover zich zelf èn tegenover zijn medeburgers, de plicht om hard te werken. Dit geldt met name ten aanzien van de arbeid in onze mijnen, want in de kolenpositie ligt de slagader van het bedrijfsleven. De Regering streeft "naar een nieuw evenwicht tussen lonen en prijzen. Dat streven brengt^nu hier, dan daaj soms pijnlijke offers me zich mede. Maar elk ander streven zal op den duur nog heel wat pijnlijker blijken te zijn. In die stel lige overtuiging mag de Regering dan ook een krachtig beroep doen op het rede- lijkheidsgevoel van werkend Nederland en op het verantwoordelijkheidsbesef van allen. MEISJES PAKT AAN! Nogmaals wordt er een beroep gedaan op alle vrouwelijke arbeidskrachten in het rayon van het Bijkantoor Veenen daal. Nu is het geen tijd meer om te sa boteren en lijn te trekken, nu moet er aangepakt worden door een ieder, en daar horen ook de meisjes bij. Zij moeten niet denken „laat de mannen maar wer ken, wij blijven liever thuis", want juist doordat de meisjes thuisblijven, kunnen de mannen niet werken. Zeker, als de moeder ziek is, zo ziek dat zij helemaal niets doen kan, dan be hoort de dochter thuis, maar vaak is moeder helemaal niet ziek en lopen er zelfs meerdere dochters thuis alleen om dat het zo gemakkelijk is, want dan is het huiswerk eerder gereed en schiet er nog wat tijd over voor iets anders. Het is daarom ook de taak der ouders de meisjes te wijzen op hun plicht voor de opbouw van ons vaderland. Hoevelen zijn alles kwijt, hebben soms niet eens het allernodigste ondergoed en dat met het koude jaargetijde op handen. Wij zijn voor veel gespaard gebfeveP. Wij heb ben nog wel wat warm ondergoed al is het dan ook vaak gestopt en versteld. Is het dan niet onze plicht onze mede mensen te helpen, en dit hoeft nu niet door iets van U zelf af te staan. Er kan nieuw gefabriceerd worden, de grond stoffen zijn ervoor. Laat ons dan de ar beidskrachten geven, ieder op zijn eigen terrein. Of is het nodig dat er eerst een arbeidsplicht kemt, voordat we aan het werk gaan? Is er nog niet lang genoeg vacantie gehouden en wordt het nu geen tijd om aan de slag te gaan? Meldt U daarom aan bij het Gew. Arbeidsbureau, Bijkantoor Veenendaal op de afd. Vrouwenbemiddeling, kamer 2. Er staan nog vele plaatsen voor U open.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1945 | | pagina 1