euilleton heer Klaassen wilde een parkeerver bod instellen voor de Molenstraat. De Voorzitter achtte het met het college een bezwaar voor de daar ge vestigde zaken. Overwogen zal wor den een parkeerverbod in te stellen met tijdslimiet. De heer L. van Vie- gen was niet tevreden over de wijze, waarop B. en W. de commissie van onderzoek hadden geantwoord over het begrotingsrapport. Hij kreeg de indruk, dat Eist toch weer een beetje op de achtergrond wordt ge drukt, hetgeen volgens spr. bij de opmerkingen over de straatverlich ting en het onderhoud van de wegen tot uiting was gekomen. Spr. brak een lans voor verbetering van ver lichting en wegen. Bovendien vestig de de heer Van Viegen er de aan dacht op, dat niet gesproken mag worden van „buurtschap" Eist, maar van dorp. De pers, die „buurtschap" had gebruikt, kreeg meteen een te rechtwijzing, met de mededeling, dat Van Daalens woordenboek een „buurtschap" betiteld als „vlek" of „gehucht". „Eist is een dorp", riep de heer Van Viegen uit. Wethouder Boelhouder, die even tevoren ook en zeker niet met een bedoeling „buurtschap" had gebruikt haastte zich met te verklaren, dat hij in het vervolg steeds Eist als een dorp zou zien. Hij kon echter niet nalaten Van Viegen nog eens onder de aandacht te brengen, dat Eist geenszins wordt achtergesteld. Hij staafde dit met overduidelijke bewij zen en noemde het absoluut fout, iets te beweren als men niet de overtui ging heeft, dat het juist is. Met de straatverlichting aldus weth. Boel houder, is Eist percentsgewijze er zelfs nog beter aan toe dan Rhenen zelf. De heer Kerkstra pleitte voor de Cuneraweg en voor de verlichting van Achterberg. Tussen de heren Van Gesink, Scheer, Kerkstra en Griffioen, uiterst deskundigen op landbouwgebied en veeteelt, ont spon zich een uitgebreide discussie over de weiionen. Deze zaak werd naar de Meentcommissie verwezen. De heer Klaassen vond, dat het nieu we gymnastieklokaal annex buurt schapshuis te Achterberg, daar niet op z'n plaats is en niet aan de be stemming zal beantwoorden. De voorzitter gaf toe, dat het een zeer luxe gebouw is, doch de voorschrif ten waren hier dwingend. De heerl| 'Klaassen juichtte het toe, dat B. cn iW. een subsidie-regeling voor het kleuteronderwijs in studie hadden genomen. Bij de Kapitaaldienst roer de de heer Klaassen de restauratie plannen aan van de oude waag op de markt. Hij was tegen de post van 17000.- en achtte het herstel niet verantwoord. De voorzitter deelde medg, dat de gemeente is gebonden aan de bepalingen van het weder- opbouwplan, doch dat het college deze zaak al een jaar had uitgesteld om naar een geschikte financiële basis te zoeken. Na de toelichting van de voorzitter en wethouder v. d. Steeg kon de heer Klaassen zich ver enigen met de post van 6000.- voor de verbouwing van de barak aan de Molenstraat. De heer Griffioen zag noodzakelijkheid van een speelter rein voor de jeugd niet in. Volgens zijn mening kon behoorlijk worden volstaan met het sportpark op Can- dia. De voorzitter wees op de enorme baldadigheid van de jeugd met de daaruit voortvloeiende schrikbaren de bedragen, die jaarlijks worden uitgetrokken om vernielingen te her stellen. Bovendien zal een speel terrein aan de Groeneweg voor de dichtbevolkte wijk in die omgeving, beslist verantwoord zijn. De heer Menting zag bovendien het grote belang voor de in de buurt lig gende scholen. Wethouder Boelhou der achtte het een plicht voor de jeugd een gelegenheid te scheppen, waar zij zich onder goede leiding kan uitleven. De heer Klaassen was het evenmin met dit plan eens. Ten slotte werd het voorstel van B. en W. met 7 tegen 6 stemmen aanvaard. De heer Klaassen vroeg de aan dacht van het college voor het bou wen van enkele urinoirs in de kom. Hij voelde het als een tekortkoming, dat deze er niet zijn. B. en W. zeg den toe, dit punt in overweging te zullen nemen. De begroting voor 1950, die ten slotte in zijn geheel door de voor zitter in stemming werd gebracht, werd zonder hoofdelijke stemming aanvaard. Na twee hamerpunten, sloot de voorzitter deze vergadering. ZONDER GELUK AART NIEMAND WEL door Henk van Heeswijk Met z'n vieren togen ze naar boven: de inspecteur, twee van zijn mannen en Joop. Het rook er duf, het was er benauwd en stikdonker. Tot de inspec teur een lichtknopje gevonden had en dit omdraaide. Nu kon men tenminste beter zien, waar men was. Van een der zijvertrekken stond een deur op de kier. Men trad naar binnen en ook hier stak men het licht aan. Er hing een dichte sigarettenwalm, waaruit men kon concluderen, dat de heren hier hadden zitten roken en confere ren, alvorens men opgejaagd was door de inval. Op een tafel stonden bier flessen en glazen. In een asbak lagen verscheidene peukjes. In de hoek van het vertrek, in een soort bedstede, la gen een matras met enkele dekens, onopgemaakt. De slaapplaats van Dirk, dacht Joop. De kamer werd aan een minutieus onderzoek onderworpen, maar er werd geen spoor van de schilderijen gevon den. De inspecteur fronste zijn wenk brauwen. Schilderijen zijn nu niet be paald van die kleine dingen en kun je maar niet zo gemakkelijk verstoppen. „Weet U ook, mijnheer Van Kam pen, hoeveel schilderijen er ontvreemd zijn?" Joop haalde zijn schouders op. „Geen flauw idee," antwoordde hij. „Ik ben onmiddellijk, nadat mijn aan staande schoonvader constateerde, dat hij bestolen was. weggereden om te rachten de dief te achterhalen." „In ieder geval moet de buit hier in huis zijn," meende de inspecteur be slist. „Het is onmogelijk, dat ze die al ergens anders gebracht zouden kun nen hebben." Men zocht systematisch de andere vertrekken na, maar daar was men al spoedig mee klaar, want veel stond er niet in en er was dan ook geen schil derij te bekennen. Een tocht naar de bouwvallige zolder had evenmin resul taat. Deze was geheel leeg. „Dan maar eens beneden zoeken, jongens," besloot de inspecteur, i In het pakhuis zelf, tussen de balen ;zout en soda en blikken zeep, werd naarstig gezocht. Een der agenten opende de kisten en nadat hij met be hulp van een collega twee vaatjes zeep, die op een grote kist stonden, had weggezet, opende hij deze kist en kon een kreet van verrassing niet weerhouden. Want daar lag de buil, ruwweg gepakt in een vuile deken. Maar alle schilderijen, veertien in ge tal, bleken na een vluchtige controle, onbeschadigd te zijn. Zo verstandig waren de inbrekers toch wel geweest te begrijpen, dat beschadigde schilde rijen minder waard zouden zijn, zodat ze er voor hun doen tamelijk voor zichtig mee omgegaan waren. „Ziezo, jongens," constateerde de in specteur vergenoegd, „pak het zaakje maar netjes in, dan rijden we naar het Hoofdbureau. Mij dunkt, we kun nen over het resultaat van vannacht tevreden zijn." Toen de vier gearresteerden, waar van er drie geboeid in een hoekje van Je overvalwagen zaten, zagen, dat de politiemensen de gestolen schilderijen hadden gevonden, zakten hun hoofden. Ze wisten nu, dat het spel verloren was. In een snel tempo werd naar hel hoofdbureau gereden. Kort nadat de arrestaties hadden plaatsgehad en de schilderijen onder veilige hoede van de politie opge borgen waren in de kluis van het hoofdbureau, ging er een telexbe richt naar alle politie-instanties in het land, dat de daders van de schil derijendiefstal in Doornenberg ge arresteerd waren en de signalering van Joop van Kampen kon worden ingetrokken. „Zo, mijnheer Van Kampen," zei de inspecteur, de verbaasde jongen een sigaret presenterend, „nu is te vens het ogenblik gekomen om het een en ander voor U uiteen te zet ten." Nog sprakeloos nam Joop de siga ret aan en nadat de beide mannen rookten, vervolgde de politieman: „Kijk eens, ik kan me nu enigszins de situatie voorstellen. Toen U hoor de, dat de diefstal was gepleegd, verliet U in allerijl het huis* van Uw aanstaande schoonvader om de da der te achtervolgen. Dat was ver dacht, temeer, omdat U met niemand gesproken had omtrent Uw verden king tegen de graaf en zijn hand langer. Dit was Uw fout. Derhalve werd U door de burgemeester van Doornenberg gesignaleerd als de vermoedelijke dader. „Dat is gemeen!" riep Joop uit. „Ho, wacht eens, zo gek is dat niet. U hebt me zoeven zelf verteld, dat U nog maar kort in Doornen berg woont. Vergeet U dus niet, dat U in zekere zin nog een vreemdeling bent voor de inwoners, de burge meester incluis. Wat lag nu voor dc hand, toen U het vertrek uitstorm de? Die man heeft een kwaad gewe ten en daarom zeg ik als politieman goed en duidelijk: de burgemeester van Doornenberg deed, wat onder de gegeven omstandigheden het enige was: zijn plicht. En vaardigde een arrestatiebevel uit voor U." De jongeman haalde zijn schouders op, maar antwoordde niet. „Maar nu iets anders," vervolgde- de inspecteur. „U kwam vannacht op het politieposthuis en de dienst doende brigadier belde me op en deed het verhaal. Een uur van te voren was Uw signalement via de telex binnengekomen. Ik begreep dus terstond, toen ik de brigadier een paar inlichtingen had gevraagd, dat U de gezochte was. Aangezien ik van de juiste toedracht der zaak na tuurlijk niets wist, was mijn eerste veronderstelling: We hebben de vo gel. Daarom gaf ik de brigadier op dracht U vast te houden, tot ik er met mijn mannen was. Dat gebeurde ook. U weet, dat ik een onderzoek 'instelde in Uw wagen, maar dat leverde natuurlijk niets op. Toen U echter Uw verhaal deed en de naam „graaf" noemde, terwijl U mij te vens het papiertje met adressen liet zien, begon ik het geval door te krijgen. De adressen namelijk zijn verdacht. Daar wonen helers en de vannacht gearresteerde Dirk is wei een van de meest beruchte, op wic- wij de laatste tijd geen vat konden krijgen, aangezien hij voor het oog der wereld een nette grossier van zout, soda en zeep was geworden. Dat was echter om ons op een dwaal spoor te brengen. In werkelijkheid nam hij daar de gestolen buit in ont vangst en die werd weer vanuit zijn pakhuis, tussen de balen zout en de vaten zeep, verder het land in gedi rigeerd. Een gladde aal, die Dirk. maar ditmaal is hij er toch gloeiend bij. U moet weten, dat hij bovendien bekend staat als schilderijen-expert. Toen U me dus vertelde, dat U d. jauto van een roodharige chauffeur voor het perceel in de Wijde Hei steeg had gezien, begon ik reeds te vermoeden, dat er met dat telex bericht een misverstand in het spel was. En al gauw vermoedde ik, dat niet U, maar de roodharige chauf feur, alias rooie Arie de dader was. De kwestie is namelijk deze: rooie Arie is de handlanger van een gentle men-dief, die in de onderwereld de bijnaam heeft van „de graaf". Hij beweert namelijk van Belgische adel te zijn. Twee jaar geleden is hij te Amsterdam uit de gevangenis ont slagen, nadat kort te voren zijn hand langer, de rooie, in vrijheid was ge steld. Beiden zijn toen naar België vertrokken en sindsdien hebben wij weinig of niets van hen gehoord en wij waren al blij, dat ze wellicht voor goed het land uit waren. Des te meer verrast was ik, toen één der gearres- teeden rooie Arie bleek te zijn." „Waaruit blijkt, dat mijn vermoe den juist is geweest," vulde Joop aan, want ik vertrouwde die rood harige chauffeur al niet vanaf het eerste ogenblik, dat ik hem zag. Enfin, voor deze schilderijendiefstal zullen beiden wel weer een paar jaartjes opgeborgen worden, veron derstel ik." „Ik vrees echter van niet," ant woordde de inspecteur. Joop keek hem stom verbaasd aan. ,Niet? Waarom niet?" „Om de eenvoudige reden, dat rooie Arie de diefstal niet gepleegd heeft." „Nu ja, de graaf dan. Dat is lood om oud ijzer. In ieder geval heeft de rooie de schilderijen vervoerd in de Peugeot van de graaf." „Ook dat is niet zo," antwoordde de inspecteur lachend. „Noch rooie Arie, noch de graaf heeft de diefstal gepleegd of de schilderijen naar Am sterdam gereden. Ditmaal zijn bei den er werkelijk onschuldig aan." Joop schudde niet-begrijpend het hoofd. „Het is me zo duidelijk als koffiedik," was het enige, wat hij kon uitbrengen. „Dan zal ik het U duidelijk ma ken," antwoordde de inspecteur, nog steeds lachend. „Kijk eens, de zaak zit zo in elkaar. „Hij nam een vel papier van het bureau en keek er op. (Wordt vervold)

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1950 | | pagina 6