lijdend
Renswoude
De Zwanenkoning
Burgerlijke Stand
FEUILLETON
(Vervolg van pag. 1)
Bismarcks plan en verzet zich lange
tijd. Maar zoals zo vaak gebeurt: na
heftig verzet breekt plotseling zijn
weerstand. Hij schrijft de historische
brief. Wilhelm I wordt Keizer van
Duitsland en Ludwig is plots een na
tionale held. Men is vergeten, dat hij
zich niets aantrok van zijn troepen,
die in Frankrijk streden, hij, die zelf
doodsbenauwd is voor vuurwapens.
Hij heeft het initiatief genomen tot
Duitslands eenheid. En enkele dagen
zont zich Ludwig ter gelegenheid
van grote feesten te München, in de
gunst van zijn volk, dat hem nog al
tijd vereert.
Hij laat zich bejubelen, maar de
jubel beroert hem niet. Maar al te
graag trekt de koning, voor zijn on
derdanen een schier legendarische
figuur, zich weer terug in de een
zaamheid.
HET DONKER GROEIT.
Ludwig heeft weer nieuwe geld
verslindende plannen voor een nóg
groter ridderslot in een ontoeganke
lijk deel van Beieren. Staatszaken in
teresseren hem niet. Maar die zijn nu
juist bijzonder dringend, want de
bodem van de schatkist is zichtbaar.
Op eigen houtje probeert de koning
een overeenkomst te sluiten met het
Huis Orléans, de Franse troonpreten
denten, waarbij Beieren zijn neutra
liteit verzekert ingeval van een twee
de Frans-Duitse oorlog. Nu begrijpt
men in München, dat de koning niet
langer toerekenbaar kan worden ge
acht.
Een commissie, bestaande uit offi
cieren, dokters en verplegers, begeeft
zich naar Neuschwanstein, om de ko
ning mee te nemen naar Berg, dat
voor zijn verblijf is ingericht. Hij
raast van woede, laat ze allen in de
kelders van het slot werpen, dreigt
hen te zullen onthoofden, maar des
morgens is zijn woede bekoeld, hij
stort in, laat zich gewillig meevoe
ren.
Des avonds maakt hij met de dok
ter, die met het toezicht op de ko
ning is belast, een wandeling door
het park langs de vijver. Hij schijnt
kalm, geresigneerd. Wanneer de bei
de wandelaars niet terugkomen, gaat
men zoeken. De lijken van beiden
ontdekt men in het water van de vij
ver. Ze vertonen de sporen van een
heftige worsteling en houden elkaar
als in doodsstrijd omklemd.
Nog vele jaren heeft in de harten
der eenvoudige Beierse boeren de
verering geleefd voor de „Zwanen-
koning", die des nachts met zijn slee,
voorafgegaan door ruiters met fak
kels, door de wouden placht te rij
den en aan wie nu nog de statige
bouwwerken herinneren, die door
„gekke Ludwig" werden gesticht.
L. K.
(Nadruk verboden).
DAMNIEUWS.
In de onderlinge competitie van de
damvereniging te Renswoude werden
de navolgende wedstrijden gespeeld:
B. ValkenburgW. Brunt 02; H.
v. d. BroekJ. de Vries 20; J. v. d.
Vliert Sr.J. ^rmeulen 02; J. v. d
Vliert Jr.G. van Leeuwen 20; G.
ValkenburgA. v. d. Vliert 20; A.
v. d. VliertA. van Ekris 20; J. de
VriesJ. v. d. Vliert Jr. 20; G. Val
kenburgW. Brunt 20: A. van Ekris
I—A. v. d. Vliert 02; H. v. d. Broek
J. v. d. Vliert Jr. 0—2.
Het gaat zowel onder als boven aan
de ranglijst flink spannen. Er wordt
heftig gestreden. De wedstrijden wor
den Vrijdagsavonds gespeeld te 7.30
uur in „Rehoboth".
Gehuwd: Albertus van Zetten, 25 j
en Jannigje van Eden, 20 j; Evert van
Manen, 25 j en Elisabeth van Barne-
veld, 23 j.
Geboren: Thomas J. F. M., z van
J. W. J. M. van der Wee en J. P. J.
Ahsmann; Eefje, d van J. Achterberg
en E. M. Slok.
Overleden: Barend van de Lust-
graaf, 53 j, echtgenoot van C. Stomp-
horst.
HULPSECRETARIE GELD. VEENEN-
DAAL EN EDERVEEN.
Geboren: Jannetje d van M. van
Wagensveld en J. Henzen; Gerrit z van
H. J. van de Zandschilp en G. Hoot-
sen; Gerrit z van C. van 't Hoog jen H.
Busscher; Adriana Christina d van S.
Boonzaaijer en J. Vaarkamp; Hilletje
d van E. van Veldhuizen en J. van
Donkelaar; Gijsbert z van J. Kelder
man en D. J. de Fluiter; Wülem z van
H. Meijer en G. H. Willensen; Johan
nes Gerardus z van H. J. Sennef en
G. van Anrooij; Dirk z van A. H. van
der Meijden en R. van den Dikken-
berg. Overleden: Gerard Hardeman,
RHENEN.
Geboren: Elisabeth L, d v J. Abra-
hamse en Ida W. v. d. Heuvel, Mei
doornlaan 2; Cornells K, z v K. v. Es-
se veld en C Hovestad. Nieuwe Vee-
nendaalseweg 65; Jacob, z v W. v. Laar
en J. E. v. d. Westeringh, Cuneraweg
36; Aaltjen G. d v F. Brouwers en H.
van Nellestijn, Vree wijkstraat 14; Hen
drik J, z v J. Drost en J. W. van Hun-
nik, Franseweg 21; Gerardus J. P., z v
W. A. Pas en H. M. Lange, Veenen-
daal; Jetske, d v A. v. Capelleveen en
W. Stuivenberg, Vree wijkstraat 11.
Gehuwd: Teunis van den Boven-
kamp en Anthonia Cecilia van Leth;
Dirk van Dodeweerd en Melia van
Noort.
RENSWOUDE.
Geboren: Jacob Willem, z van W.
Pater en M. Hendriksen (A. 61); Jan,
z van J. de Koning en H. C. Leij en-
horst (D. 72a); Willem, z van J. A.
van Ingen en A. van Ginkel (A. 163)wrijvend kwam ze overeind. Hsieh-
Johan Leendert, z van J. W. van
Raaij en G. Koster (C. 87a); Jacob
Jan. z van J. J. Vermeer en M. van
Ginkel (A. 150a).
(door d'Argenty)
U hebt een aardig stel vrienden
bij elkaar gezocht, juffrouw!"
De brunette voelde het bloed uit
haar wangen wegtrekken. Het tanige
vel van de Chinees rimpelde nog1
meer. Zijn scheve spleetoogjes sche
nen welhaast dichtgeknepen, toen
hij veelbetekenend opmerkte:
„Chauffeur nog niet lang bij maat
schappij. Hij tijdelijk in dienst geno
men. Hij alleen rijden deze bus. In-
yin dus conductrice helemaal niet
kennen. Wat bedoelen u met woor
den: chauffeur langer bij de EB dan
ik? U bedoelen u ook tijdelijk in
dienst voor deze rit?"
Lola wist niet zo vlug, wat zij
allemaal moest antwoorden. Elk
houvast, waar ze zich nog meende
aan vast te kunnen grijpen, werd
onder haar handen weggeslagen.
Wielewaal was dus niet de eerlijk^
jongen waarvoor hij zich uitgegeven
had. Hij kende Liselotte niet. Hij
reed pas bij de EB en kwam alleen
maar om te spionneren. Dus daar
om zocht hij vriendschap met haar.
Met een ruk kwam Ossewaarde
overeind. Een ijzeren klem legde zich
om haar polsen, dicht bracht hij zijn
dikke gezicht bij het hare. „Ik raad
u aan, iuffrouw, om open kaart te
gen ons te spelen. Wij zijn niet voor
een kleintje vervaard, begrijpt u?
Zeer zeker niet voor een stelletje
comedianten, dat het Gouden Mas
ker op ons wenst af te sturen. Ver
telt u dat ook maar aan uw grote
meester."
Hij draaide haar ene pols plotse
ling half om, zodat ze met een kreet
van pijn op de knieën gedwongen
werd.
„Of wilt u ons soms wijsmaken,
dat u óók niet weet wie het Gouden
Masker is?"
De tranen sprongen haar in de
ogen bij deze verdenking. Zij een
spionne van die duistere onbekende,
alleen omdat ze toevallig tussen een
paar verdachte figuren was geraakt,
die misschien nog niet eens zo
schuldig waren als deze kerel dacht.
„Ja!" bracht ze met moeite uit,
„dat wil ik u wijsmaken. Of wilt u
soms dat ik ga denken dat u het
bent? Een fatsoenlijke heer zal het
tenminste niet in z'n hoofd halen
om een meisje aan te vallen. Laat
me los, gemeen Goud Masker, anders
zal ik het u eens afrukken zodat
iedereen uw zwarte ziel kan zien!"
Hij liet haar los. Pijnlijk haar pols
e ee
Fu deed er het zwijgen toe, hij sneed
een stukje van zijn loembia en stak
het bedachtzaam in zijn mond. Zijn
zwaargebouwde metgezel zocht zijn
plaats weer op, nog wat nabrommend
over „brutaliteit".
„Ik wens u smakelijk eten, mijne
heren!"
Ziezo, de klemtoon op het laatste
woord sprak voor zichzelf. Ze raap
te het blad op van de grond en ver
liet het privé-compartiment. In de
eenzaamheid van de kombuis liet ze
de scheldwoorden uitrazen, die de
maatschappij haar verbood tegen
passagiers te bezigen. Het luchtte
haar op, zodat ze tenminste weer een,
beetje tot haar zelf kwam.
Wat verbeeldde die kerel zich wel.
Haar uitmaken voor spionne! Zij,
n eerlijke, onschuldige conduc
trice
Roerloos bleef ze staan. Eerlijk?
Onschuldig? Conductrice? Wat ver
beeldde zij zich zelf wel? Ze was
immers werkelijk een spionne! Ze
reisde niet voor niets op deze bus.
Lola moest de koffiekan neerzetten.
Het was niet in orde met haar. Zij
reed alleen maar mee om Hsieh-Fu
en zijn gezelschap in 't oog te hou
den. Deze heren hadden het volste
recht om haar niet te vertrouwen.
Zij wilden weten voor wie zij werk
te. Die Ossewaarde vreesde terecht,
dat zij gevaarlijk zijn kon.
Ze spionneerde immers!
Misschien wel voor het Gouden
Masker.
XIII.
ANTONIO GERARDUS LEOPOLD
MARINUS FLIPJE.
„Mei-Mei, mag ik binnen komen?"
Het bleke gezicht met de verwar
de blonde kuif zag er zo schaap
achtig onschuldig uit, dat Lola haar
hand over het hart streek en ja knik
te. In haar eenspersoons keuken
bleef niet veel ruimte voor een be
zoeker over, maar zo'n brede body
had die knul niet en eigenlijk wilde
zij nu wel eens weten van hem hoe
de zaken stonden.
Ze had hem nota bene mogen be
dienen, terwijl hij met dat kind Li
selotte of Liang-sjin, of hoe ze dan
ook heten mocht, samen op de ach
terbank zag weggekropen. Zo'n stie
kemerd. En nu z'n liefje naar de
chauffeur gelopen was, kwam hij
ook nog eens bij haar kijken. Nou,
hij kon meteen helpen afwassen, en
zonder veel plichtplegingen drukte
No. 418 hem een theedoek in de hand.
„Wat heb je het druk," verwon
derde hij zich, „moet je dit allemaal
alleen doen? Waarom laat je Liang-
sjin niet helpen?"
„Wie is dat, Liang-sjin?"
Hij keek haar aan. Een beetje dom.
„Weet je dat niet?"
„Nee," antwoordde Lola, „ik heb
je alleen maar met Liselotte zien
vrijen. Heb je nu weer een ander
vriendinnetje?"
„Meisje, begin je nu weer over
LiselotteIk ken geen Liselotte.
Hoe vaak moet ik je dat nog ver
tellen?"
„Dus jij noemt haar Liang-sjin?"
Ze plonsde de borden in het hete
sop en greep de vatenkwast. P/ij
kwam een stap dichter bij en smeek
te: „Mei-mei, vertel me toch eens
hij verricht. Weet je eigenlijk wel
wnt je bent, meneer Van Natteluur
tot Droogenbroeck? Een spion, een
doodgewone spion van je meester,
dat ben je en meer niet."
„Als je het zo wilt opvatten, ja
b°\amde hij, een bord neerzettend op
hi.'l smalle aanrecht van het voer
tuig, „dan ben ik een spion. En dan
is Liang-sjin een spionne. En dan
ben jij ook een spionne."
Lola beet op haar lip. Tegen die
redenering kon zij niets inbrengen.
Ze was spionne en ze werd er net
zo goed voor betaald als hij.
Maar ik werk tenminste niet
voor een cocoïne-smokkelaar" gaf ze
terug, „en dat kun jij niet zeggen".
„Wie beweert er, dat mijn mees
ter een cocaïne-smokkelaar is?"
Zijne excellentie Hsieh-Fu be
weert dat. En wil je me nu vertel
len, dat jij niet weet wat je meester
voor bedoelingen heeft?"
Hij pakte het natte eetgerei niet
van haar aan. Zijn mond stond half
open e.n de doek gleed uit zijn hand.
Of dacht je heus, dat je een plei-
zierritje met Liang-sjin mocht ma
ken? Pas dan maar op, dat ze je niet
in de gevangenis stoppen voor de
dingen die je schijnbaar niet zijn op
gedragen. Cocaïne-emokkel wordt
nogal streng gestraft tegenwoordig,
weet je. Kom, raap die doek op en
sta me niet zo aan te gapen."
Met zijn armen vol messen lepels
en vorken kwam hij weer tot bezin
ning. Zwijgend poetste hij stuk voor
stuk droog. Luid kletterend liet hij
het aluminium in de borden vallen.
Weet Liang sjin soms ook van
niets?" informeerde het meisje.
Hij haalde zijn schouders op. „Ze
weet meer dan ik, maar ik kan van
dat kind geen hoogte krijgen. Ze ver
telt een heleboel, maar als je wat
weten wilt draait ze er omheen."
Zij legde opeens haar vatenkwast
neer en greep hem bij de mouw.
„Flipje, waarom ga je met haar om
Wat is er tussen jullie.Geef
je dan meer om dat kleine schepsel
dan om je mei-mei?"
„Lola.... Wat heb je? Meid, je
bent toch niet jaloers omdat ik met
een collega'tje heb zitten praten.
D'r steekt toch niets kwaads in. We
hebben de zelfde baas, dat is alles!''
„Nee.dat is niet alles. Er is
veel meer, Flipje. Je kende haar al
voor je mij die kersen gaf en voor
je bij me wou komen om Chinees te
leren. Je hebt natuurlijk eerst van
haar het nodige opgestoken en toen
wilde je eens wat anders hebben. Je
hebt me bedrogen, Flipje. Zij noemt
je toch ook Ko-ko.Ze zegt toch
zelf, dat ze jouw vriendinnetje is.
„Zegt ze dat? Mei-mei, geloof me,
het is niet waar. Liang-sjin is mijn
vriendinnetje niet. Dat ben jij. Jij
alleen. Ik kende haar nog niet, toen
ik met jou over dat Chinees begon.
Ik geef werkelijk alleen om jou en
helemaal niet om haar." Hij legde
doek en eetgerei uit zijn handen en
pakte haar met twee handen bij het
middel. „Geloof me. Kun je me noe
geloven, Lola?"
„O, Flipje, ik vind het zo vrese
lijk.... Ik weet niet meer wie ik
geloven moet. Jij hebt me ook voor
gelogen. Je hebt niets gezegd, dat je
deze reis mee zou maken, zelfs bij
ons afscheid gisteravond heb je je
mond gehouden. En toen ik vanmor
gen de verrassing ontdekte, toen was
je koek en ei met Liselotte. O, jon
gen, ik heb de hele dag niet anders
dan beroerde dingen gehoord. Van
jou, en van haar enen van me
zelf. De hele bus zit vol spionnen en
smokkelaars. En het ergste is, dat jij
en Liselotte voor dat Gouden Mas
ker werken
„Mei-mei, wat is er dan. Kom,
huil maar niet." Hij drukte haar
bruine krullen tegen zijn borst.
„Vertel me nu eens wat dat allemaal
voor beroerdigheid is geweest. Wat
bedoel je met dat Gouden Masker?"
Hij voelde, hoe ze huiverde in zijn
armen. Dan kon hij zich plotseling
niet langer beheersen. Hartstochte
lijk omknelde hij haar en begon
haar te kussen. Op haar wangen,
haar voorhoofd, haar neus, haar lip
pen, in die goudglanzende haren en
overal, waar hij kon raken.
Lola moest lachen en huilen tege
lijk. Ze wist niet, wat ze het eerst
moest doen. Juichen van blijdschap
omdat hij dus toch van haar hield,
of treuren van verdriet omdat hij
zo'n duistere rol speelde in die ellen
dige geschiedenis, die ze nog niet
verder dorst te ontwarren. En dus
deed ze geen van beide, maar nestel
de zij zich nog iets verder in zijn ar
men en beantwoordde ze gretig die
kussen, zich zelf wijsmakend, dat ze
hem alleen een beetje vergoeden
moest dat ze zoveel k&aad van hem
gedacht had.
Haar jonkheer flirtte niet. Haar
Antonio Gerardus Leopold Marinus
Flipje loog niet tegen haar. Er be
stond ook niets tussen hem en dat
gemene bedriegstertje, dat de situa
tie zo vertroebeld had met al haar
gedraai, gestook en gekonkel. Na al
die ellendige belevenissen van een
dag vol spanning, kon ze nu haar
hart uitstorten tegen de enige, die ze
nog kon vertrouwen.
„liefste," teemde hij, „zul je mij
nu ook alles vertellen?"
„Natuurlijk, Koko."
„Wat is er tussen jou en die chauf
feur?"
O, jongenD'r is niets tus
sen ons. Ik liep 'm in Den Bosch te
gen het lijf toen Liselotte er met Ra-
venbek van tussen uit ging en we
sloten vriendschap in de Raadskel-
der, maar hij loog tegen me. Hij ver
telde me, dat Liselotte conductrice
was en nu blijkt dat ze geen Lise
lotte heet en ze ook geen conduc
trice is geweest. En Joop heet ook
geen Wielewaal maar In-yin en hij
is, net als jij.Ze aarzelde even,
maar jhr. A. G. L. M. F. van Nat
teluur tot Droogenbroeck moedigde
haar aan verder te spreken, al was
het nog zo verschrikkelijk.
(Wordt vervolgd)