Varia
Geheim van
de
Kluizenaar
(/&pka.
PU ROL
FEUILLETON
MIJNHARDT
een omwenteling
op het gebied van
iandpasia's.
(door Herman van Hattum)
Dat hij in 't hart van 't leven heeft leren
zien en, hoewel onmiskenbaar verbitterd
en verstrakt, toch een levenskunstenaar
is geworden met een grote innerlijke
rijkdom. Wat hem enkele uren geleden
nog slechts vaag en onbewust trof in de
diepe, aangrijpende warme ondertoon in
de zang van deze eenzame, toen zij, met
de accoorden van zijn gitaar, opklonk
naar Gods wijde hemel, wordt hem langs
een andere weg opnieuw duidelijk, nu
deze man daar voor hem staat, zonder
enige gespannenheid of nervositeit, zon
der enige schatting te betalen aan de
geldende etiquette, zonder enige inacht
neming van beleefdheid of voorkomend
heid. Het wordt hem in één slag duide
lijk: Japik is een persoonlijkheid!
Van de zelfverzekerdheid, de hard
heid en het cynisme van de kluizenaar
is, na het vertrek van zijn gasten, weinig
meer terug te vinden. Japik is een man
van uitersten. Zolang hij hard is, is hij
als graniet, onbewogen als de pyrami-
den, raadselachtig als de sphinx. Maar
als hij eenmaal is gebroken niet door
toedoen van anderen, o neen, want Japik
kent de mensen door en door en nie
mand van deze sterfelijke wezens zal in
staat zijn hem van zijn stuk te brengen
maar als hij eenmaal gebroken is, dan
is hij ook totaal gebroken; dan is hij een
worm, en niet een man. Dan komen de
opwellingen van zijn gemoed als stort
zeeën aanrollen en overspoelen al zijn
verstandelijke bedenkselen; dan is hij
even totaal in zijn zachtheid en geroerd-
heid en in zijn uiting van ontroering,
als hij op andere ogenblikken de ijzeren
zich-zelf-beheersende is, de mens, die
zichzelf volkomen in de macht heeft en
houdt.
Het avonddonker heeft de predikant
en diens schoonzuster al lang opgeslokt.
Het zachte krassen van hun voetstappen
op het zandpaadje is al lang verklon
ken. Maar nog staat Japik geleund tegen
de posten van de lage deur van zijn wo
ning en nog staren zijn ogen ver weg,
naar waar de donkere bosruggen schij
nen te reiken tot aan de bestérde hemel.
Hij is aan een hevige ontroering ten
prooi. De steen, die even al, van zijn hart
wilde vallen, toen hij, met een schok ge
wekt uit de droomwereld van zijn mu
ziek, de predikant ontwaarde en meen
de in het ranke figuurtje naast hem
diens vrouw te herkennen, deze steen is
nu weggerold. Zijn hart zet zich uit. Ver
langen en herinnering, in een nimmer
falend bondgenootschap, lopen storm op
zijn ziel. Verleden en toekomst zetten
het heden in lichterlaaie. Er is niet meer
de koele verstandelijkheid, de beheerste,
fijnzinnige spot, de haast onnatuurlijke
kalmte. De gletscher is ontdooid. Een
razende bergstroom stort zich in de
diepte.
En het verwijt, dat de predikant zich
zelf maakt, doof voor het lichte gesnap
van zijn gezellin, op de teruggang naar
de pastorie, is volkomen onverdiend: Ja
pik voelt en weet, dat het zijn eigen
schuld is, dat deze ontmoeting een bittere
teleurstelling is geworden; voelt en
weet, dat, onder andere omstandigheden,
tussen de predikant en hem zich een ge
sprek zou hebben kunnen ontwikkelen,
waarvoor de een de ander nog lange tijd
dankbaar zou zijn geweest; voelt en
weet, dat hij, hij zelf en hij alleen, zich
met een ruk heeft afgesloten, dat hij, hij
zelf, zich innerlijk heeft gepantserd, om
niet, door zich gedeeltelijk te laten gaan,
zichzelf helemaal bloot te geven en zijn
verdriet, zijn verscheurdheid, de grote
pijn van zijn hart, uit te snikken tegen
deze man, de man, die als geen ander
dit verdriet en deze pijn zou begrijpen.
Maar ook de enige mens, voor wie deze
pijn een pijn zou oproepen, wellicht er
ger en onverdraaglijker nog dan die van
hem zelf.
Japik heeft zich nooit iets laten voor
staan op zijn sociale gevoelens. Menig
maal heeft hij verondersteld deze gevoe
lens totaal te missen en van alle ge
meenschapszin te zijn gespeend. Ditmaal
weet hij, dat het zelfbedrog is geweest;
dat het arglistige verstand het hem heeft
ingefluisterd. Wat raakte hem het leed
van anderen? Hadden zij, konden zij
ooit meer hebben geleden dan hij? Was
het mogelijk, dat het hen harder had ge
slagen, meer had geschroeid, dan hem?
Dat zij dieper waren gegaan door de hel
van angst en vrees, van stukgeslagen
idealen en verstoorde illusies dan hij?
Maar nu met zijn handen tegen de
deurposten geleund en het gelaat naar
de hemel gewend, terwijl hij met lang
zame ademteugen de koele nachtlucht
diep in de longen zuigt, nu ruist uit de
vredige stilte van het landschap de
eeuwigheid op hem aan; nu wordt zijn
ziel op haar beurt als een snaren-instru
ment bespeeld door de Grote Kunste
naar; is er diep van binnen die vreemde
mengeling van pijn en geluk, van wor
gende wanhoop en blinkende blijheid,
die vreemde mengeling, die daar al zo
vaak is geweest, wanneer hij zich vol
komen openstelde en voor één ogenblik
zichzelf losliet.
Toch stemt het hem dankbaar, dat hij
daareven zichzelf heeft kunnen beheer
sen, al heeft de halsstarigheid van zijn
pogen de conversatie dan doen misluk
ken. Wat nut kon het hebben in het bij
zijn van deze vrouw zich uit te spreken?
Wat zou zij, als nauwelijks meerderjarig
stadsmeisje, hebben kunnen bevatten
van de grootte van zijn eenzaamheid, de
diepte van zijn lijden en tegelijk de on
ontkoombaarheid daarvan? Wat wist
een mens vóór zijn dertigste jaar? Hoe
veel begreep hij van de ingewikkeld
heid van binnen- en buitenwereld en
van de conflicten, die daaruit konden
PHARMACEUTISCHE CHEMISCHE
FABRIEKEN
ZEIST
Introduceren als-éérste
in Nederland een totaal
nieuwe tandpasta,bevattende
Uitsluitend verkrijgbaar in
Apotheken en Drogisterijen.
Geen ruwe handen, schrale
huid. ruwe lippen mei
voortvloeien? Niets immers.
Wég dwalen zijn gedachten. Ontspan
nen vallen beide armen langs zijn li
chaam. Zijn schouder steunt nog tegen
de lage deur.
Hetty
Hetty Verhaer.
Vijftien jaren van eenzaamheid liggen
achter hem. Vijftien jaren van onafge
broken worsteling. Vijftien lange jaren
van poging om te verstikken, wat nim
mer verstikt en vergeten kon worden;
om te breken, los te breken, uit de waan
zinnig-makende cirkelgang van eigen
denken, van pogingen om met anderen
te beleven wat hij met haar beleefde,
pogingen om surrogaat voor het echte te
nemen, om van idealist realist te wor
den, om de alles-eisende gevoelsmens
om te scheppen tot een weinig-eisend
verstandswezen.
Nu er is een wrange lach om zijn
mond, als hij de deur sluit en na de
lamp te hebben uitgedraaid in zijn kamer
zich laat zinken in een stoel in dat
laatste is hij ongetwijfeld wel gevorderd.
De Grote Meester mag niet zeggen, dat
hij zijn lesje slecht heeft geleerd. Uitge
nomen de schaarse, zeer schaarse mo
menten van uitbarstende gemoedsvol
heid is hij de laatste jaren een mens ge
weest met zeer weinig werkelijke ups en
downs. Er is vrijwel niets geweest dat
kans zag hem van zijn apropos te bren
gen; geen krantenverhaal over zó en
zó-veel duizend kinderen, die ergens van
honger zouden zijn omgekomen; geen
bericht over omlaag gestorte vliegtuigen
met tientallen doden of gezonken duik
boten met over de honderd opvaren
den; geen praatje van zijn kwebbelende
schoonmaakster, dat die en die man al
tijd dronken is en zijn vrouw beestachtig
behandelt; niets, niets, nietsHij was,
voor zijn gevoel, reeds meer dan duizend
doden gestorven. Wat deed dan die laat
ste, feitelijke dood er toe? Het betekende
het einde van de strijd, het einde van
het verlangen. Het kon niet minder zijn
dan een verlossing, een eindelijke rust.
Wéér ziet hij zichzelf achter de piano
zitten, lang en lang geleden, in de in
tieme studio van Gida in Amsterdam.
Wéér ziet hij de deur opengaan, als zo
vaak voor de aanvang van een les, weer
hoort hij een moeder vragen naar de
voorwaarden van inschrijving voor een
meisje van veertien jaar.
Hetty
Hetty Verhaer.
Ach, die eerste les was alles nog vrij
normaal geweest. Zij was verlegen en
zenuwachtig, hield zich achteraf, dorst
zich niet helemaal te geven. En Gida,
fijne psychologe die ze was, had haar
maar laten begaan, schijnbaar zonder
enige aandacht aan haar te besteden.
Hoewel zij in werkelijkheid haar scherp
observeerde. Maar zelfs tijdens een oefe
ning, waarmede Hetty kennelijk moei
lijkheden had, moeilijkheden nog wel,
die Gida met één enkele aanwijzing uit
de weg had kunnen ruimen, liet zij haar
met dwarse benen in de rij meespringen,
wel wetende, dat één enkele opmerking
aan Hetty's adres onmiddellijk de aan
dacht van alle andere leerlingen op haar
zou vestigen en er van overtuigd, dat dit
voor een meisje als zij in dit stadium van
haar studie weinig minder dan dodelijk
zou zijn. Ook de volgende lessen waren
op dezelfde wijze verlopen: een rumoe
rige klas met meisjes in de overgangs
leeftijd, een stille, maar intens genieten
de, nog steeds wat schuwe Hetty, een
vriendelijke pianist en een altijd glim
lachende lerares, die haar klantjes door
en door kende, die misschien technisch
in de muziekwereld van de hoofdstad
weinig te betekenen had, maar psycho
logisch en paedagogisch al die anderen
overtrof. Een lerares, die de gave bezat
om bij dreigende conflicten steeds op het
goede moment het goede woord op de
goede toon te zeggen.
Daarna, heel langzaam aan Japik
had het met een grote innerlijke vreugde
geconstateerd, omdat hij in zijn jongens
tijd op precies dezelfde wijze op de
eerste gymlessen had gereageerd, begon
Hetty te „wennen". Haar bewegingen
werden losser, soepeler; haar techniek
vorderde. Met een bijna angstig-maken-
de nauwkeurigheid en ijver volgde zij
Gida's aanwijzingen op en als er een
nieuw stuk moest worden ingestudeerd,
schitterden haar ogen van ingehouden
enthousiasme.
„Is het niet om dol te worden, Jac
ques," zei ze dan. „Bij al die honderd
leerlingen is er maar één, die werkelijk
talent heeft, die iets zou kunnen berei
ken op het gebied van muziek. Die mu
zikaal is van de toppen van haar vin
gers tot in de punten van haar tenen;
die muziekwoede, muziekvreugde kent,
gaan, omdat zij haar milieu en haar li-
Zij zal nooit voor beroep kunnen door-
chaamskracht tegen heeft. Als Hetty
vijf jaar lang hard zou kunnen studeren,
zou zij een publiek in vervoering kun
nen brengen; zou zij wellicht haar eigen
muziek kunnen componeren, althans
selecteren. Nu zal zij nooit meer worden
dan een verdienstelijke dilettante met
enkel de domme waardering van een
stel goedlachse tantes en nichtjes, eens
per jaar op een uitvoering."
Of die andere keer, toen Gida en
hij ruzie hadden gemaakt, omdat hij
veel aardiger" was tegen Hetty dan te
gen de andere meisjes. „Ik kan zelf geen
verschil maken tussen de leerlingen;
doe jij het ook niet," had Gida gezegd.
Maar het was hem onmogelijk, zich
tegenover Hetty te beperken tot de glim
lach van welwillendheid, waartoe een
ieder wel verplicht is, wiens boterham
afhankelijk is van de wijze waarop hij
elke dag met veel mensen omgaat. Zij
was het meisje dat hij, wanneer zij
slechts tien jaar ouder was geweest, als
vrouw zou hebben begeerd; zij het we
zentje, dat hem inspireerde tot de mees-
terlijkste improvisaties, zó zelfs, dat
Gida het aan zijn spel merkte, wanneer
Hetty eens misschien twee of drie
keer in een heel jaar de les verzuim
de. Hoe schamper kon ze dan zeggen:
„Je lieveling was er niet. hè? Jacques
kon niet goed spelen, want zijn meisje
was er niet. Wat ben je toch nog een
kleine jongen!"
Die „kleine jongen" was hij gebleven.
In die zin, dat hij de hele week bleef
verlangen naar die ene les, waarop Het
ty er was. Hoe kinderlijk-argeloos kon
ze soms, even voor de les, bij hem naast
de piano staan om te kijken naar de snel
heid, waarmee zijn vingers over het kla
vier gleden bij de toonladders, waarmee
hij ze altijd even „los" werkte. Hoe
gloeiden haar wangen en trokken haar
mondhoeken van spanning en inspan
ning, wanneer zij, in volle, intense over
gave, met sierlijke, haast porseleinen
armpjes dansbewegingen maakte en
haar voetjes met wiegelende cadans in
zuivere maatvastheid de grond beroer
den, zó fijntjes en teer, als was ze een
uit de hemel gevallen engeltje, dat elk
ogenblik vleugeltjes kon krijgen om
omhoog te zweven en verloren te gaan
in de oneindigheid van de ruimte.
„Niet van deze aarde," had hij vaak
gedacht. Te goed voor deze aarde. V/at
jammer, dat zo'n meisje, zo'n zuiver we
zentje gedoemd was eenmaal met be
schadigde vleugeltjes, met verlamde
vlerken de strijd op te geven om daarna
onder te gaan in de kleurloosheid van het
alledagleven, in de kleinburgerlijkheid
van het huisvrouwenbestaan.
(Wordt vervolgd)
VELDGEWAS ALS BRANDSTOF.
Volgens de beroemde Amerikaanse
uitvinder Charles F. Kettering, van Ge
neral Motors, zal de oogst van een acres
land voldoende brandstof opleveren om
een auto drie jaar te laten lopen. Veld
gewas-brandstof wordt thans bestudeerd
om te bepalen, welke soort gewassen de
beste resultaten opleveren. De invloed
van zonnestralen als krachtbron wordt
eveneens onderzocht. Geleerden ver
wachten, wanneer de vragen omtrent de
gewassen en de kracht van de zonne
stralen zijn opgelost, een opbrengst van
2'/ï ton ontvlambare koolstof per acre.
BURGERLIJKE STAND HULP-
VEELZIJDIGE STOFZUIGER.
Onlangs werd een stofzuiger gepaten
teerd, waarmede men de stof van het
kleed, maar ookde roos van de
hoofdhuid kan verwijderen. Het ei van
Columbus is een kam met holle tanden,
welke bevestigd aan de stofzuiger, door
het haar en over de hoofdhuid wordt
bewogen. De roos wordt dan via de holle
tanden van de kam in de stofzak gezo
gen.
BESTRIJDING VAN BACTERIëN MET
GELUID.
De ontdekking dat microben gevoelig
zijn voor geluid, kan tot een geheel
nieuwe methode voor het zuiveren van
water en het steriliseren van melk, lei
den, aldus een verslag van de „Ameri
can Chemical Society". Men is tot de
ontdekking gekomen, dat vele bacteriën
en andere micro-organismen tot ontbin
ding overgegaan, als zij aan hoog-fre-
quente geluiden worden blootgesteld. Er
wordt nu nagegaan welke juiste toon
hoogte en geluids-energie nodig is om
ieder soort micro-organisme te doden.
WAT EEN „HONDEN"-LEVEN!
Een schoonheids-instituut op de 5tb
Avenue te New-York verleent haar hon
denbezitters-klanten een nieuwe ser
vice. Er werd een bediende aangenomen
wiens enige taak is, om met de lieveling
van mevrouw buiten op en neer te wan
delen, terwijl zij in alle rust haar kap
sel laat verfraaien.
KLANKSLIKKERS.
Wanneer bij een radio-reportage bui
ten de studio de storende geluiden moe
ten worden weggewerkt, maakt men
veelal gebruik van de wetenschap, dat
glaswol de echo van hoge klanken slikt
terwijl de lage met behulp van houten
planken van een bepaalde constructie
worden geneutraliseerd.
DE GROEI VAN BRAZILIë.
Volgens de laatste officiële volkstel
ling van 1946 had Brazilië toen ongeveer
46 millioen bewoners. In de laatste
maanden van 1952 waren er reeds vijf
millioen bij gekomen. Natuurlijk is dc
immigratie aan dit verschijnsel niet
vreemd. Wij veronderstellen dat de
bevolkingsgroei bij de Japanners in Bra
zilië procentsgewijs zeer groot is.
WIJ VEROVERDEN DUSSELDORP.
In een cultuur-historische schets over
de economische ontwikkeling van Keu
len en Dusseldorp in de tijd na de Der
tigjarige oorlog (1618—1648) kan men
lezen, dat de vooruitstrevende stad Dus
seldorp in 1701 door.... Nederlanden,
werd veroverd en bezet.
Het is een bewijs van het slechte ge
heugen van de Duitsers dat ze in de Mei
dagen van 1940 niet deze oude koe uit
de sloot haalden en beweerden, dat de
bezetting van de Lage Landen niets
anders was dan een practische herinne
ring aan deze „vijandelijke" daad jegens
het broedervolk.