DOMINO costuums 98.- 109.- 129.- Geheim van de Kluizenaar DE VALLEI Voor de Jeugd FEUILLETON ÜJ§ lijf jm n j§j§ van de beste zuiver wollen kamgarens Alleen bij lij ü§f ■Li (door Herman van Hattom) Daarna als een film gleed het alle maal weer aan Japiks oog voorbij, ter- vvijl de totaal leeggebrande petroleum lamp na een sputterende opflikkering de geest gaf daarna was er een tijd ge komen van veel geluk, van een geluk, zó groot, dat het met alle eenzaamheid van de jaren daarna nog niet te duur .vas betaald. Drie jaren gingen voorbij, irie jaren, waarin Hetty van meisje tot vrouw rijpte; drie jaren, waarin hij zich zelf, de opstandigheid van zijn eigen mannelijk verlangen met beide handen moest vasthouden om niet op een ogen blik, dat daartoe de gelegenheid bestond, haar in zijn armen te knellen en wel haast te vernielen van waanzinnig lief desverlangen; drie jaren van een on onderbroken strijd, van een opophoude- lijk zichzelf „Halt" toeroepen. Maar ook drie jaren van zulk een heerlijkheid, van aen zó diep en zuiver beleven van de muziek, met hóór, die de enige vrouw in zijn leven was en zou blijven, dat alleen al de herinnering eraan in staat was een matte lach van geluk op het gelaat van de zwerver te brengen. „Zij moest eigenlijk nog wat meer trai ning hebben, had hij langs zijn neus weg tegen Gida gezegd. „Van jou zeker!" „Ja, van mij. Waarom niet van mij? Is er iemand, die haar beter begrijpt dan ik. Of vertrouw je me niet?" „Vertrouwen? Natuurlijk. Stel je voor! Nu, als jij dat graag wilt en zij voelt er ook voor, waar ik niet aan twijfel, ga dan je gang maar. Ik heb er niets op tegen." „Dan moet jij het vragen aan haar moeder," had hij opnieuw gezegd, met een klank van blijdschap in zijn stem om haar toestemming. „Als ik het doe, vinden haar ouders het misschien een beetje vreemd." „Overigens niet ten onrechte," zei Gi da met een goedig-spottende lach. „Maar ik zal het vragen. Het is de eerste week van de maand. Mevrouw Verhaer komt misschien zelf het lesgeld brengen." Het wós goed. En Hetty vond het heerlijk. De les van één uur groeide meestentijds uit tot anderhalf, twee uur en tussen de bakvis en de vijftien jaar oudere man ontwikkelde zich een hechte vriendschap, een levende kameraad schap, die tegen alle buien van de beide partners en dat waren er niet weinige bestand bleek. Steeds trokken zij zich aan elkaar op. Was Hetty eens melan cholisch gestemd, omdat iemand haar iets hards of onnadenkends had toege voegd, dan was hij het, die met het ge duld en de ervaring van de oudere haar wees op de moeilijkheden van andere mensen en op die wet van oorzaak en gevolg, die de sleutel vormt tot ontslui ting van het menselijk gedrag. Had hij soms een opstandige bui, omdat het les- werk, de begeleiding, het iedere dag op nieuw dezelfde variaties spelen, zijn kunstenaarshart geweld aandeden en hij op het punt stond alles er bij neer te gooien, het te vertikken, om te trachen op andere, minder aan zijn innerlijk vre tende wijze zijn brood te verdienen, dan waren haar ontwapenende uitbundig heid, haar speelse vrijmoedigheid en kinderlijke oprechtheid voor hem de an kers, waaraan hij zich opnieuw vastleg de, in de overtuiging, dat elk beroep zijn minder aangename kanten had en de sleur ook in het leven van de artisten altijd een rol zou spelen. Zo speelden zij al na korte tijd quatre- mains. Eerst de eenvoudige Diabelli's. Daarna moeilijker stukken, de Peer- Gynt-Suite van Grieg en ander werk van hun lievelingscomponist. Als zij daar zo naats hem zat, met haar ogen onafge broken op het papier en hij, af en toe, de benedenpartijen na enkele repetities al dóór en dóór kennende, een steelse blik wierp op haar van inspanning gloeiende gezichtje, dan vlijmde het steeds weer door hem heen: hij.zij. zij... en dan moest hij vaak even zijn hoofd opzij doen, uit de bundel van de pianolamp, opdat zij niet, hem onver hoeds aanziende, de verterende blik in zijn ogen ontdekken en, schuw gewor den, door een verandering in haar hou ding, gans de zo moeizaam tussen hen opgetrokken sfeerwereld zou doen ver breken en uiteenvallen. Een tantalus- kwelling voor hem, de reeds vol-rijpe man. Maar ook en nog meer een geluk, zó gaaf en onbezoedeld, dat hij menig maal zichzelf in de arm moest knijpen om zich ervan te overtuigen: Nee, je droomt niet. Dit is echt. Dit is werke lijkheid. Dit wezen naast je is van vlees en bloed. Je kunt het zó pakken. Je hoeft maar je armen om haar heen te slaan. Dit tussen jullie is pure werke lijkheid. Eerder is al het andere, gewone, zinsbedrog dan dit, dit tussen jullie twee, deze wereld van jullie beiden, waar nie mand anders in kan komen, deze he mel, waarin slechts plaats is voor jullie tweeën en voor de muziek. Puur deze uren uit. Laad je met de energie, die ze je geven. Behoudt de verwachting, koes ter het verlangen. Overrompel haar niet met woorden, met daden, die zij niet zou kunnen begrijpen, die alles zouden doen ineenstorten. En tóch was alles ineengestort. Onbe grijpelijk. Onvergeeflijk. Onvergetelijk. Twee zinnetjes hadden een wereld ver woest. Twee zinnetjes uit een koel, za kelijk briefje. Hij kende het nog letterlijk uit zijn hoofd, zou het nooit vergeten, nooit kunnen vergeten. „Nu mijn dochter wat ouder wordt, achten mijn man en ik het gewenst, dat zij van een dame pianoles krijgt. Met dank voor Uw prettige lessen zenden wij U bijgesloten het hono rarium over de lopende en de vol gende maand. Hoogachtend, G. M. Verhaer-Van Dijcke. Kapót had het hem gemaakt. Volko men ontwricht en uit zijn evenwicht ge slagen. Gevloekt had hij, tegen Gida, tegen zijn vrienden, tegen de hele we reld, die hij zó, met zijn twee vuisten, in elkaar had willen timmeren. Als een zweepslag hadden de woorden hem ge troffen, midden in het hart. Omdat hij achter de woorden het wantrouwen proefde, tussen de regels door de arg waan bespeurde tegenover hem, de zo veel oudere man, die ól te ambitieus, ól te enthousiast aan haar, het nauwelijks de kinderschoenen ontwassen meisje, les gaf. O, hij wist het wel, had eigenlijk al voorvoeld, dat het zou komen. Zijn scherpe intuïtie had hem ervoor ge waarschuwd, dat het in de lucht hing, dat het elk ogenblik kon gebeuren. Die avond, tijdens de uitvoering de laat ste die hij van Gida's school zou mee maken had hij zichzelf onvoldoende in bedwang gehad. De blikken uit zijn ogen hadden voor het ouderpaar, dat met een allervriendelijkste gelegenheids- lach op een der eerste rijen zat, een dui delijke taal gesproken. Zij hadden hun de gevoelens geopenbaard, die de pia nist voor hun dochter koesterde. En toen hij haar begeleidde, terwijl zij, in een solodans geheel alleen als een vlinder tje over het toneel zweefde, toen moet uit zijn muziek de jammerklacht van zijn hart zijn opgeklonken, toen moeten deze oudere daarin hebben gehoord van zijn heimelijke liefde voor het kind. Hoe had hij zich voorgenomen koel, zake lijk te spelen, als gold het een massaal nummer; hoe zich ingespannen dat voor nemen uit te voeren. Maar hoe was alle zakelijkheid, alle onaandoenlijkheid hem onmogelijk geworden, al na de eerste maten, toen hij zijn blikken richtte naar het toneel en daar als een uit de hemel gevallen engel het meisje van zijn krankzinnige liefde zag. Het was geweest als liepen onzichtbare draden van zijn gedachten naar de hare, van zijn piano en muziek naar haar. Zó precies ving hij haar op met elke aanslag van zijn handen, zó nauwkeurig waren haar be wegingen als opgeroepen door en vast geklonken aan zijn muziek. Toen, daarna, was er een moeilijke tijd gekomen, een zwarte bladzijde in zijn levensgeschiedenis. Temeer toen hij uit Hetty's houding bij het afscheid-nemen, vijf dagen na ontvangst van het briefje met de dodelijke woorden, onbedrieglijk kon opmaken, dat hij hoewel een goede en sympathieke vriend en onvervang bare muzikale metgezel voor haar, toch nimmer bij haar de gevoelens zou kun nen opwekken, die hijzelf voor het meis je koesterde, toen uit haar verlegen glimlach, haar afgewende blik en het nerveuze frommelen met haar zakdoekje reeds hev vage vermoeden aan de dag trad van wat er werkelijk tussen hen beiden had bestaan en uit de laatste schuwe oogopslag, waarmede zij hem „het beste" toewenste, reeds een zeker medelijden oplichtte voor hem, de oudere man, die een ongelukkige liefde had op gevat voor haar, het meisje van zeven tien Gedronken had hij. Eerst door een toe val omdat er een feestje was, waaraan hij zich niet kon onttrekken. En omdat hij had gemerkt, hoe de zwijmel van de drank hem zijn teleurstelling deed vergeten, had hij meer gedronken, meer en vaker, tenslotte bijna iedere avond. Totdat ook de drank niet meer hielp en de leegte bij de ontnuchtering groter en groter werd Daarna was hij de wereld ingetrok ken. Het dreigde hem dol te maken. Hij moest eruit, eruit Gida had geglimlacht en gezegd: „Je neemt je leegte toch overal met je mee. Blijf in Holland en werk je er over heen". Maar hij had het niet geloofd, had het niet gekund. En was gegaan. Bijna een jaar lang had hij gezwalkt door de Balkanlanden, met niets anders bij zich dan zijn gitaar, zijn stem en een behoorlijke talen- en mensenkennis. We ken van bittere armoede, van vlijmende honger waren afgewisseld door dagen van prettig verblijven bij geestverwante naturen in den vreemde. Hongaren, Boelgaren, Tsjechen, Roemenen zij allen waren hem tot landgenoten ge worden. En sindsdien was de gehele we reld zijn vaderland, omdat hij had leren inzien, dat mpn onder alle nationalitei ten, alle geloofs- en politieke richtingen de meest waardevolle én de meest on waardige individuen kon vinden en dat het er weinig toe deed onder welk etiket men door heHeven ging. En nu, na een zó groot aantal jaren van eenzaamheid, die beter te dragen was geweest dan het gezelschap van wie ook, nu was zij opnieuw in zijn wereld getreden, opgedoken aan de horizont van zijn bestaan. En met haar waren de her inneringen als een vuur opnieuw gaan branden. De oude wond was met één slag weer opengereten en opnieuw gaan schrijnen, schrijnen En nu was er de twijfel. Wat moest hij tegen de predikant zeggen, als deze op een avond hem zou opzoeken? De volle waarheid? Om daarna uit hun wereld te verdwijnen? Of zich terugtrekken zonder zijn levensprobleem en -geheim te hebben prijsgegeven? Dat er op de duur voor hen drieën in hetzelfde dorp geen plaats was, stond onomstotelijk vast. Dat hij degene moest zijn, die uit de weg zou gaan, eveneens. Maar hoe? Hoe? O, hij wist het wel. Achteraf was het hem duidelijk geworden, dat de vreemde wijze, waarop hij de predikant had geïn viteerd om terug te komen „wanneer hij daarin zin had" niet alleen bedoeld was als een advies om op het goede moment, de zuivere sfeer te wachten. Hij wist nu wel, dat er, heel diep van binnen, de vage hoop was geweest, dat de dominee zijn afspraak zou vergeten en nimmer zou komen, zodat hij, Japik, zou kunnen blijven in dit dorp, waardoorheen haar voetstappen klonken, waar zij stonden op de straten en langs de bospaadjes, waar hij misschien het onbeschrijfelijk geluk zou genieten haar op een ochtend onbemerkt te kunnen bespieden, haar op een avond ongehinderd gade te slaan, wanneer haar ranke figuurtje zich door de velden bewoog. Niet dat hij erop stond om zijn geheim voor de predikant de enige, die naast Hetty, ermede te maken had verbor gen te houden. Maar hij had reeds met de eerste oogopslag gezien, dat Rijpstra het type van een gevoelsmens moest zijn en hij was er zeker van, dat het voor de predikant een voortdurende marteling was af te weten van deze onmogelijke liefde voor zijn vrouw. En wat kon het allemaal nog baten? Zijn leven was voorbij. AlthansDat van Rijpstra en Hetty moest nog begin nen. En een man, die kans had gezien Hetty te winnen, verdiende het, dat men hem uit de weg ging; was het waard, dat men zijn pad vrij liet, dat men de voorwaarden voor zijn geluk niet aan randde. (Wordt vervolgd) Verschijnt als bijlage van het streekblad DE VALLEI Onder redactie van TANTE JOS Correspondentie te richten aan Tante Jos, p/a Parallel weg 10, Veenendaal. Jongens het loopt uitstekend met onze zilverpapier-actie. Steeds weer komen nieuwe neven en nichten met hun ge spaarde spullen aandragen. Deze keer waren het: Dinie van de Broek, Veenendaal; Eefje de Goojjer, Ederveen; Gerrie Dinsbach, Veenendaal; Heidy Piso, Veenendaal; Carolina van Dam, Veenendaal; Truusje en Peter de Ruiter, Veenen daal; Ineke van Doorn, Veenendaal; Gertie Heijkamp, Veenendaal; Johan Berends, Veenendaal. Al deze spaarders hartelijk dank voor hun moeite. Zoals je weet is het voor een goed doel n.l. met de opbrengst van het zilverpapier de aanschaffingskosten betalen van een geleidehond voor een blinde. Blijf allemaal je best doen hoor. Vraag maar aan iedereen, je ooms, je tantes en wie dan ook, of ze je willen helpen bij het sparen. Vergeet vooral niet dat ook theelood, melkflesdoppen, loden tubes van tand pasta enz. waarde hebben. Aan al mijn neven en nichten weer de hartelijke groeten van Tante Jos. •j(aog 'saog 'saog 'saag g •Saaa 'apaiM 'J3Ag 'puiag Z ajsjaiz 'aai -ads 'spaans 'aapaoui 'jeeaai 'lejjia g DE JARIGEN 31 October: 3 November: 7 November: 12 November: 15 November: VAN DEZE WEEK: Carolina van Dam, Vee nendaal; Hennie van Leeuwen, Veenendaal; Janna van de Broek, Veenendaal; Koosje van de Kuinder, Veenendaal; Jan van de Vendel, Eist. ONZE NIEUWE RAADSELS 1. E-raadsel. Vul in: Evoetbalteam E onderwijzer E een van je ouders E altijd E mag je doen als je huis werk klaar is E ongesteldheid. (Van Blauwkous). 2. Zet de woorden mede, ever, dreg en hemd zo onder elkaar, dat je ze van boven naar beneden en ook van links naar rechts kunt lezen. 3. Ga van lees naar boek door in het volgende figuurtje steeds één letter te veranderen: lees boek (Van Cobie van Laar, Rhenen)

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1952 | | pagina 6