Aanpassen is een taak
voor de vrouw
DE VALLEI
Argg
.no
KOLOM VOOR DE VROUW
Voor de Jeugd
apen
van ^ireeclz
TWEEDE BLAD „DE VALLEI''
VRIJDAG 11 DECEMBER 1953
No. 49
Voorzichtig met de lippenstift
DE WINNAARS VAN ONZE
OPSTEL-WEDSTRIJD
FEUILLETON
Als er steeds opnieuw offers worden
gevergd van de huisvrouw, als er altijd
maar weer een beroep op haar inschik
kelijkheid wordt gedaan en als er zo
weinig rekening wordt gehouden met
haar wensen, dan voelt zij zich achter
uitgezet. Maar dan vergeet zij, dat die in
schikkelijkheid en toegevendheid onder
deel van de taak is, die zij zichzelf op
gelegd heeft.
Lya is één van die mensen, bij wie
ieder zich direct thuis voelt. Tot haar
beste eigenschappen en zij heeft er
vele behoort het luisteren. De groot
ste zwijgers komen er op een gegeven
moment toe hun hart uit te storten in
de zonnige kamer van het kleine bo
venhuis. Lya vindt nooit iets gek, zij
lacht je nooit uit, zij heeft haar eigen
mening en zij beklaagt je bijna nooit.
De vrouw, die nu tegenover haar zit,
is goed vijftig. Zij is getrouwd en ver
heugt zich in het bezit van een zoon en
twee dochters. Verheugen, nu ja!
„Ik moet me altijd maar bij hen aan
passen, Lya", zegt ze. „Zij denken nooit
eens aan mij. Ieder van hen leeft zijn
eigen leven naar hun dagindeling, naar
hun uitgaansavonden en naar hun va-
canties.
Het is maar doodgewoon, dat het eten
op tijd op tafel staat en als er één een
half uur later thuis komt, hebben ze
nog wat te zeggen, dat het niet meer zo
lekker is. Zij gaan uit, wanneer hun dat
het beste uitkomt met hun werk of hun
school; zij regelen hun vacanties met
hun collega's en dan is het heel natuur
lijk, dat ik er die dagen ook uit wil, dat
ik niet vroeger of later eens een poosje
naar buiten zou willen gaan of een reis
wil maken. Zij leven, maar ik word ge
leefd.
De vrouw zwijgt. Haar mondhoeken
hangen ontevreden en verbitterd naar
beneden.
„Tja", zegt Lya en schuift nog eens
een warm kopje koffie naar haar be
zoekster toe, „ik geloof eigenlijk, dat je
het een beetje verkeerd ziet. Ze moeten
zich een hele dag aanpassen aan allerlei
mensen, voor wie zij, behalve zakelijke
belangstelling, eigenlijk verder niets
voelen. Als zij dan thuis komen, verlan
gen zij naar jouw koestering en naar
jouw zorg. Eindelijk dan eens iemand,
die zich om hen bekommert en nog
graag ook. Want, zie je, zij rekenen op
jouw genegenheid en op jouw liefde. Zij
hebben een arbeidscontract getekend,
waarin staat, wanneer zij moeten be
ginnen en wanneer zij ophouden, hoe
lang zij vacantie hebben en allerlei mo
gelijke dingen meer. Maar jij hebt ook
een arbeidscontract getekend, toen je
trouwde, vijfentwintig jaar geleden,
Jij bent toen ineens directrice gewor
den, directrice van je eigen huishou
ding. En het is je wens toen geweest er
een bloeiend bedrijf van te maken. Dat
bedrijf kan alleen maar bloeien, als de
mensen, met wie je moet samenwerken,
plezier er in hebben, bij je te zijn. Zij
aanvaarden jouw inschikkelijkheid als
iets natuurlijks. Wat moet jij je geluk
kig voelen, dat je al die jaren lang vier
mensen tevreden hebt kunnen maken.
En wat moet het prettig zijn voor je
te weten, dat je dit geluk zelf hebt
verdiend. Het is je niet zo maar
komen toewaaien, neen, je hebt er zelf
voor moeten werken, zelf voor moeten
offeren, zoals bijvoorbeeld een vacantie,
die je liever anders had gewild of het
etensuur, dat je je eigenlijk vroeger had
gedacht. Ik vind het heerlijk voor je,
dat je dat hebt weten te bereiken."
KOOKPRAATJE.
«Ik Heb U tocH uitdrukkelijk
gezegd „Voor goede bak-
resultaten neme mende
ge|oasteunseende Cemia!
Het is even stil, dan zegt de bezoek
ster verlegen: „Ja, dat is ook zo, het is
ook prettig".
Tc bleke lippen staan saai, te rode
lippen ordinair. Weest zorgvuldig in het
kiezen van de kleur rood, welke op de
lippen zal worden aangebracht, maar
tracht er eerst voor te zorgen, dat de
mond niet vertrokken is.
Monden zeggen in het algemeen meer,
dan hun eigenaars vermoeden. Zelfs de
vastberadenst-gesloten lippen vertellen
een eigen verhaal aan elke willekeurige
voorbijganger. Wie wil, dat het een
aardige geschiedenis is, welke van zijn
lippen komt, dient alle aandacht te be
steden aan de gedragingen van de
mond.
De lippen behoren eigenlijk losjes ge
sloten te zijn, maar hoe vaak ziet men
ze niet krampachtig op elkaar gedrukt,
ontevreden uitstekend, naar links of
rechts scheefgetrokken, de bovenlip tot
aan de neus opgehaald en dergelijke
fraaie standen meer. Al deze verdraai
ingen en vertrekkingen wijzen op inner
lijke spanningen en nervositeit.
Nu begrijpt iedereen, dat men die ge
spannenheid en die zenuwachtigheid
maar niet kwijt kan, op het tijdstip, dat
men daarvoor heeft uitgezocht, teneinde
wederom in het bezit te komen van een
fraaie mond. Wel zal men tot de ont
dekking komen, als men geregeld aan
dacht aan het gezicht besteedt en dit zo
rustig mogelijk tracht te houden, dat de
innerlijke onrust ook afneemt.
Eigenlijk gaat het omgekeerd: om
een kalm gezicht te krijgen, voelt men,
dat men zich zoveel mogelijk moet ont
spannen.
Om „de door de lippen omsloten in
gang van het spijsverteringskanaal",
zoals het woordenboek de mond om
schrijft, naar buiten zo gaaf en fris mo
gelijk te doen schijnen, maakt men ge
bruik van de lippenstift: het is alleen
zo spijtig, dat velen maar raak klodde
ren, zodat men de vreemdsoortigste
schilderingen ontwaart, als men eens
rondkijkt.
De basisregels voor de lippenstift
zijn bijzonder eenvoudig: in de sombere
winterdagen kiest men een donkerder
stift dan in de lente of de zomer, hoe
wel men er voor moet oppassen, dat de
huid, die thans zoveel bleker is dan in
het warme jaargetijde, niet al te vaal
gaat afsteken, of dat de lippen niet al
te bloederig worden.
Wie zo kapitaalkrachtig is, dat er vier
verschillende stiften op kunnen over
schieten, doet er goed aan ze te kopen
in de tinten scharlaken, helderrood,
licht rood en rose, waardoor men zoveel
variaties kan bereiken als men zelf wil,
en men bij elke japon de goede klem-
kan kiezen.
Sommige vrouwen hebben de gewoon
te, om hun lippen eens even flink bij te
werken, als er nog resten van de eerder
aangebrachte schmink aanwezig zijn. Het
resultaat is, dat de lippen bedekt wor
den met een ongelijke, korrelige laag,
zodat de mond er verre van aantrek
kelijk uitziet.
Erger nog staat het lippenrood, dat
wordt aangebracht zonder spiegel,
waardoor men de wonderlijkste con
touren krijgt. Neen, die spiegel is brood
nodig, niet alleen om de lippen zuiver
na te trekken, maar ook om na te gaan,
dat er geen rood op de tanden terecht is
gekomen. Dit laatste kan men voor
komen, door na het schminken even in
een papiertje te happen, waardoor men
bovendien het voordeel heeft, dat bij het
snuiten van de neus de zakdoek niet
rood zal worden of dat het randje van
het kopje versierd is met onsmakelijke
vlekken, als we op thee- en koffievisite
zijn.
MARIANNE VAN LOON
Verschijnt als bijlage van het
streekblad DE VALLEI
Onder redactie van TANTE JOB
Correspondentie te richten
aan Tante Jos, p/a Parallel
weg 10, Veenendaal.
Wat was dat leuk zeg al die Sinter
klaas-opstellen. Het was een heel werk
om ze allemaal te lezen. Er waren heel
mooie opstellen bij. Mooi en goed ge
schreven en zelfs versierd met Sinter
klaastekeningen. Juist daarom was het
zo moeilijk om de drie mooiste er uit te
kiezen voor de prijzen.
Zo moeilijk vond ik het, dat ik twee
vriendinnen van mij heb gevraagd om
me te helpen. Toen ook zij de opstellen
hadden uitgezocht bleek dat het er wel
vijftien waren. Toen hebben we afge
sproken dat we maar moesten loten. We
deden de opstellen in een grote bus en
om beurten hebben we een hand in de
bus gestoken en er een opstel uitge
haald.
En wie kwamen er achtereenvolgens
als prijswinnaars uit de bus?
Maartje van Eden, Middellaan 138,
Veenendaai;
Tera Sukkel, Nieuweweg 194, Vee
nendaal;
Fia van de Haar, Boslaan 103, Vee
nendaal.
Deze drie prijswinnaars van harte ge
feliciteerd hoor.
En wat betreft de prijzen, deze kun
nen Zaterdagmorgen 12 December aan
de drukkerij van „DE VALLEI" op
Parallelweg 10, worden afgehaald.
Voor Maartje is er een mooi boek;
»OOi ■Tera en Mia 'n doosje zakdoekjes.
In onze vorige krantjes hebben we
beloofd dat we misschien één of twee
van de opstellen in ons krantje van van
daag zouden opnemen. Om hiervoor een
keuze te maken hebben we nog eens ge
loot, en dan zo, dat we één opstel zouden
trekken van de drie prijswinnaars, en
één van de opstellen die nog in de bus
waren over gebleven.
Zo komt het dus dat we het opstel
van Maartje van Eden, ook nog het op
stel van Gerrie Leppers, Groenelaan 10,
Veenendaal in dit krantje zien afge
drukt.
TANTE JOS
CORRESPONDENTIE
Roosje Voorsluis, Veenendaal. Wel
kom, in onze kring Roosje. Ja je schuil
naam vind ik erg leuk gekozen hoor, en
ik heb je onder deze naam in ons fa
milieboek ingeschreven. Heeft Gerrit
een leuke verjaardag gehad? Wil je hem
nog feliciteren van mij? Nu heb je me
wel geschreven wanneer Gerrit jarig is,
maar vertel me ook nog even jouw ver
jaardag. Je opstel was ook erg leuk
hoor. Jammer dat je niet tot de geluk
kige prijswinnaars behoorde. Een vol
gende keer beter moet je maar denken.
Fijn dat je het zo goed naar je zin hebt
op school. Schrijf je me nog eens Roos
je? Echt doen hoor. Tot de volgende
keer dan maar. Hartelijk gegroet van
T. J.
ONZE JARIGEN
13 Dec.: Eefje Diepeveen, Veenendaal;
20 Dec.: Gysbertus Blankestijn, Eist;
20 Dec.: Peter de Ruiter, Veenendaal;
21 Dec.: Gelia v. d. Brink, Veenendaal;
24 Dec.: Riekje van Ingen, Eist;
27 Dec.: Ina Vink, Veenendaal;
28 Dec.: Nellie van Dijk, Veenendaal;
30 Dec.: Marietje v. d. Kraats, V'daal.
SINTERKLAAS-AVOND
Er zat een klein meisje aan tafel. Met
een blij gezicht. Die heette Toosje. Want
Sinterklaas was er net geweest. Ze had
een hele grote pop gekregen en twee
letters en pepernoten. En een wiegje
van chocolade. O, wat was ze blij.
Maar zo had een vriendinnetje, die
heel arm was. Ze had tegen Toosje ge
zegd, dat zij niks van haar moeder en
vader kreeg.
Daarom ging Toosjes moeder en va
der even naar Toosjes vriendinnetje
toe. Om allemaal een cadeautje te ge
ven. Daarom was Toosje alleen thuis
met het dienstmeisje.
De moeder en vader van Toosje kwa
men daar binnen. Ze zaten allemaal om
de tafel te huilen. De moeder van Toos
zei: Niet huilen, want ik heb voor alle
maal wat mee gebracht. En ook een
speculaaspop. De moeder van Toosje
zei: nu gaan we allemaal Sinterklaas
versjes zingen. Zo brachten zij de
avond door. Toen was het negen uur en
de kleintjes moesten naar bed. En de
vader en moeder van Toosje gingen
naar huis.
(Van MAARTJE VAN EDEN)
DE SINT IN AANTOCHT!
Hij is al wel in Veenendaal geweest
hoor, maar het was nog niet op z'n ver
jaardag. Dus heeft hij nog geen ca
deautjes door de schoorsteen gegooid.
Dat zeg ik zo gauw, maar dat is niet
helemaal waar, want bij sommigen
heeft Piet al wat bezorgd; bij heel zoete
kinderen. Mijn zusje en ik zijn ook al
naar het Sint Nicolaasfeest van de Rit
meester-fabrieken geweest. Dat vonden
we erg fijn er was ook een poppenkast
bij.
Toen dat afgelopen was kregen ze
allemaal een tractatie. Niet allemaal,
dat is waar ook, alleen de kinderen van
4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 jaar. Dus ik kreeg
niets, want ik ben 11 jaar.
Maar ik ging met mijn zusje mee.
Ze had een heleboel gekregen, een
buil met pepernoten, een kikker en eer.
reep van gevulde chocolade, en een
taai-taai pop met nog een speelgoed
dingetje. Maar die reep had ze voor het
zingen gekregen ze had een versje
gezongen met nog een meisje samen
Ze wou alleen zingen: Sint-Nicolaas die-
goede heer. Maar toen kwam er nog een
meisje bij staan, dus waren ze gelijk en
moesten ze samen zingen: Sinterklaas
kapoentje. Nou en daarvoor kreeg z»
die reep.
Toen gingen we naar huis. O nee,
toch niet, we gingen eerst Vader van de
zaal af halen en gingen we naar huis
Maar nou komt het echte feest nog
Bij mijn zusje in de kleuterklas is
zwarte Piet ook al geweest, maar Sint-
Nicolaas niet.
„Piet heeft veel pepernootjes ge
strooid," zei mijn zusje Saartje. Maar
ze had er toch maar geen een, maar
wel een snoepje. Dat zeg ik zo gauw
maar dat is niet waar, want ze had
twee pepernootjes van Anneke Baars
gekregen.
Maar nu wat anders, mijn Oma is ge
lijk met de Sint jarig, die zal wel vee!
krijgen. Mijn zusje en ik hebben ook ai
wat gekregen, een chocolade-letter,
maar niet in de klomp, dat hebben we
van Moeder gekregen.
Vele kinderen zullen wel niet vee!
krijgen, ik bedoel degenen die in een
tehuis wonen, die geen Vader en Moe
der meer hebben.
Daarom mogen wij wel blij zijn als
wij nog een Vader en Moeder hebben
Daarvoor moeten wij God danken. Die
kinderen die in een weeshuis wonen
hopen net zo goed op een prettig Sint-
Nicolaasfeest.
Maar ik denk wel, dat de Sint aan ze
denken zal, zo goed is hij wel. Dat L
hij altijd geweest, dus zal hij het nou
ook wel zijn.
(Van GERRIE LEPPERS:
5)
Maak je er niet zo druk over kind
suste hij. Het geeft immers niks.
Maar nu keerde haar ontstemming
zich tegen haar vader.
Het geeft immers niks. Dat zegt u
altijd. U hebt zich nooit ergens iets van
aangetrokken. Hoe vaak heb ik niet
gezegd dat we met onze tijd mee moes
ten, dat als er concurrentie kwam, we
te ver achterop zouden liggen. Maar u
hebt er u nooit iets van aangetrokken.
En nu is het dan zover. Nu krijgen we
een moderne tent hier vlak tegenover,
en wij moeten met dat oude kavalje
maar probere te concurreren. Met een
houten vloer en die halfvergane serre,
die ouwe zaal, die niet meer is dan een
pijpenla, logeerkamers zonder stromend
water, nooit muziek. Sartorius heeft ge
lijk als hij zegt dat het hier een museum
is.
Een openluchtmuseum zei hij,
kindje.en jij moet niet aan de deur
staan luisteren wees Korstiaan haar
rustig terecht.
En waarom zou ik niet luisteren?
Heb ik er soms geen belang bij? Of kan
mijn toekomst u ook al niets schelen?
't Helpt immers toch niks herhaalde
ze smalend.
Hoor eens Marian, je hebt nou wel
allerlei grote plannen, maar waar moe
ten we het geld vandaan halen? Ik heb
het niet.
De brouwerij
Ik ben niet van plan onder de brou
werij te gaan zitten, ik blijf gaag eigen
baas.
Hm, dat kon anders wel eens de
langste tijd geduurd hebben.
Ze had er spijt van, zodra ze het ge
zegd had.
In ieder geval antwoordde Kor
stiaan met een klank in z'n stem die
Marian maar al te goed kende ben ik
hier op 't ogenblik nog baas. Ik en nie
mand anders. Wanneer ik je advies no
dig heb, zal ik er wel om vragen.
Hij stond op en ging naar de gelag
kamer.
Daar stond hij, Korstiaan van Vue-
ren, de waard van Het Wapen van
Breeck, zoals altijd achter zijn tap
kast, starend als in het niets.
Maar door zijn hoofd maalden de ge
dachten.
Wanneer hij door de glazen van de
serre keek, zag hij de schutting, die voor
het huis van Bonnerman stond. Dat
huis ging verdwijnen. Daar zou weldra
een moderne zaak verrijzen. Zou hij
't daartegen kunnen bolwerken? Ja, de
oudjes zouden wel blijven, hij zou altijd
z'n klanten houden. Maar de verenigin
gen? Het bestuur van Amicitia had al
zo vaak gemopperd over de toneel-acco-
modatie. En de jongelui gingen naar
Vierhouten. Hij had zich daar nooit
veel van aangetrokken. Ze kwamen ten
slotte toch bij hem terecht.
En nu?
Zou hij nu gaan moderniseren, ver
bouwen? Zodat alle Breeckenaren zou
den zeggen: Korstiaan van Vueren heeft
er toch wel machtig veel pijn aan, dat
hij concurrentie krijgt. Hij probeert
eindelijk ook eens te moderniseren,
maar hij kan er toch niet tegen op!
Neen, besloot hij koppig. We zullen
zien. Laat die nieuwerwetse windbuil
daar maar een paleis neerzetten. De
mensen in Bi-eeck houden niet van dat
moderne, opschepperige gedoe. Het zijn
maar gewone mensen hier, met een af
keer van flauwe kul. Ze zitten liever op
een stevige stoel met een leren zitting
in Het Wapen dan in een fluwelen fau
teuil in zo'n lichte tent.
Met zulke argumenten trachtte Kor
stiaan van Vueren zichzelf moed in te
praten.
Maar het duurde lang, voor hij die
nacht de slaap kon vatten.
En in het kamertje aan het einde van
de gang woelde Marian om en om.
Toen ze eindelijk in slaap viel, was
haar kussen, nat. Want ze hield erg veel
van haar vader. Zijn zorg was haar zorg
en zijn verdriet haar verdriet.
HOOFDSTUK V
WEDERZIEN
Marian van Vueren zag iedere dag het
werk aan de overkant van het plein
vorderen.
Het oude huis van Bonnerman was
met de grond gelijk gemaakt. Week na
week ging voorbij, en met iedere dag
kwam er iets meer te zien van wat
daarginds werd gebouwd.
Het zou iets groots worden, dat leed
geen twijfel. Twee verdiepingen op z'n
minst.
Ze vermeed het bouwwerk als was
het besmet. Ze liep er in een grote boog
om heen. Ze kon de gedachte niet ver
dragen, dat de mensen haar daar in de
buurt zouden zien. Ze was wat dat be
treft, precies haar vader, die ook nog
nooit een stap in de richting van het
nieuwe huis had gedaan. Wat hem be
treft, bestond het niet, hij negeerde
het eenvoudig. En wanneer de Oude
Garde, verzameld bij de schouw, er
voorzichtig over begon, veinsde hij het
niet te horen of gaf een nietszeggend
antwoord.
Maar op een zonnige morgen in
Maart, toen Marian van een boodschap
terugkwam, bekroop haar opeens de
lust, met eigen ogen te gaan zien wat
daar gebouwd werd.
Dat verstoppertje spelen, bekende ze
zichzelf, hielp toch niks. Je kon beter
't gevaar maar rechtstreeks onder ogen
zien, dan wist je waar je aan toe was.
Ze liep langs de houten schutting, die
er nog steeds stond en waarop nu een
groot biljet vermelde dat hier zou ge
vestigd worden het Hotel-Café-Restau
rant De Gouden Leeuw, Gérant J. A. A.
Vex-donck. Opening in April. Nou, dan
moesten ze hard opschieten.
Maar er werd hard opgeschoten, want
reeds van verre klonk haar 't lawaai
in de oren van hamers en schaven, het
geronk van de machine die de terrazzo-
vloeren maakte en het roepen van de
werklui.
De pooi*t in de schutting stond wijd
open, ieder kon er zó binnenstappen. Er
stond toevallig niemand voor, de oude
mannetjes van Breeck die dit evene
ment van dag tot dag van nabij volg
den, hadden deze morgen blijkbaar een
ander aantrekkingspunt gevonden.
Vóór Marian er zichzelf van bewust
was, stond ze binnen de schutting en
keek rond.
Marian deed nooit iets half.
Het kwam niet in haar op, daar stil
te blijven staan en even een oppervlak
kige blik te slaan op het bouwwerk. Nu
ze binnen was, zou ze ook alles zien.
Ze moest er haring of kuit van hebben.
Vrijmoedig stapte ze naar binnen. De
werklui grinnikten toen ze haar za
gen
Marian van het Wapen kwam zelf
eens kijken wat haar concurrent van
plan was. Ze vonden het helemaal niet
gek, wel bijdehand van zo'n meid. De
aannemers die haar natuurlijk kende,
kwam naar haar toe.
Zo, Marie hij zei altijd Marie en
hield niet van die vreemde namen
kom je es kijken? 't Wordt hier wel
mooi, niet?
De gemakkelijkheid waarmee hij het
toch wel wat nijpende, van de situatie
oploste, gaf ook haar zelfverzekerdheid
terug.
Mag ik eens rondkijken? vroeg
ze.
Je gaat je gang maar, geheimen
zijn d'r niet bij! lachte hij.
Blijf uit de buurt van de stuca-
doors vandaan, anders kom je onder de
witkalk.
Ze maakte een gebaar van „geen
nood!" en waagde zich in de chaos, die
menig buitenstaander zich verbaasd
doet afvragen hoe zoiets ooit nog tot
een fatsoenlijk gebouw kan worden. Ze
zag het brede terras, waarvoor de rode
en witte tegels als netjes lagen opge
stapeld. Door de deurloze opening stap
te ze naar binnen. Hier waren ze al een
heel stuk gevordei-d. Daar kwam het
buffet.... royaal opgezet. Daarachter
de grote zaal natuurlijk.
Daar komen kegelbanen, vertelde
de aannemer, die ongemerkt naast haar
was komen staan. De kleine verga
derzalen komen hierboven, heel werkje
geweest, geluidsisolatie en zo. En hier
naast komt de bioscoopzaal, met afzon
derlijke ingang, dan behoeven de men
sen niet door het café.
En de tuin? vroeg Marian.
Dat wordt een garage wist de
aannemer. Die wordt weer onder-
vei-huurd. Met de uitgang naar de Ko-
renvollerstraat. Handig voor de logeer
gasten.
Er is wel aan alles gedacht
peinsde Marian hardop.
De aannemer deed er het zwijgen toe.
Hij vond het wel een hard gelag, zo'n
flinke meid die hier stond te kijken
eens haar vader ondergang worder
kon. Korstiaan van Vueren had geen
vijanden in Breeck en iedereen mocht
zijn dochter graag.
Nou, ik moet weer aan de gang
brak hij het gesprek af het oog var.
de meester, nietwaar?
O zeker, laat ik u niet ophouden:
stemde Marian toe, en dwaalde op
haar eentje wat vei-der, tot ze stond ir,
de ingang van de ruimte die de kegel
baan worden moest.
En daar stond ze een ogenblik als eer
houten beeld. Van verbazing en schrik.
Want voor haar stond de jongeman ui:
de trein. Ze herkende hem meteen en
hij herkende haar óók.
Wel! riep hij uit en aan zijn ge
zicht was te zien hoeveel genoegen hem
de ontmoeting deed ik heb altijd ge
dacht: we móeten elkaar nog eens zien!
En Ziedaar! Woont u hier?
Ja stemde ze toe ik woon hier.
Maar dat is leuk! Dan zullen wc
elkaar nog wel eens vaker zien. Ik stuur
u vast een uitnodiging voor de opening
U bedoelt.
Ja, als we gaan openen, wordt het
hier een heel feest. En dan komt u toch
zeker ook?
Uit Marian's gezicht trok al het bloed
weg. Haar donkere ogen wei-den groo!
in haar bleek gezicht.
Is ditis deze zaakstamel
de ze.
Hij begreep haar verwondering niet.
Ja, dat wordt onze zaak. Van vader
en mij. Met April openen we.
O.
Meer zei ze niet. De jongen voelde
dat er op dit ogenblik iets gebeurde,
waarvan hij de betekenis niet vatte. Hij
zag dit vrolijke levenslustige plotseling
veranderd in een bijna tragisch figuur
tje.
Wat is er? vroeg hij bezorgd
bent u nietniet goed?
(Wordt vervolgd)