Aanpassen is een taak voor de vrouw DE VALLEI Argg .no KOLOM VOOR DE VROUW Voor de Jeugd apen van ^ireeclz TWEEDE BLAD „DE VALLEI'' VRIJDAG 11 DECEMBER 1953 No. 49 Voorzichtig met de lippenstift DE WINNAARS VAN ONZE OPSTEL-WEDSTRIJD FEUILLETON Als er steeds opnieuw offers worden gevergd van de huisvrouw, als er altijd maar weer een beroep op haar inschik kelijkheid wordt gedaan en als er zo weinig rekening wordt gehouden met haar wensen, dan voelt zij zich achter uitgezet. Maar dan vergeet zij, dat die in schikkelijkheid en toegevendheid onder deel van de taak is, die zij zichzelf op gelegd heeft. Lya is één van die mensen, bij wie ieder zich direct thuis voelt. Tot haar beste eigenschappen en zij heeft er vele behoort het luisteren. De groot ste zwijgers komen er op een gegeven moment toe hun hart uit te storten in de zonnige kamer van het kleine bo venhuis. Lya vindt nooit iets gek, zij lacht je nooit uit, zij heeft haar eigen mening en zij beklaagt je bijna nooit. De vrouw, die nu tegenover haar zit, is goed vijftig. Zij is getrouwd en ver heugt zich in het bezit van een zoon en twee dochters. Verheugen, nu ja! „Ik moet me altijd maar bij hen aan passen, Lya", zegt ze. „Zij denken nooit eens aan mij. Ieder van hen leeft zijn eigen leven naar hun dagindeling, naar hun uitgaansavonden en naar hun va- canties. Het is maar doodgewoon, dat het eten op tijd op tafel staat en als er één een half uur later thuis komt, hebben ze nog wat te zeggen, dat het niet meer zo lekker is. Zij gaan uit, wanneer hun dat het beste uitkomt met hun werk of hun school; zij regelen hun vacanties met hun collega's en dan is het heel natuur lijk, dat ik er die dagen ook uit wil, dat ik niet vroeger of later eens een poosje naar buiten zou willen gaan of een reis wil maken. Zij leven, maar ik word ge leefd. De vrouw zwijgt. Haar mondhoeken hangen ontevreden en verbitterd naar beneden. „Tja", zegt Lya en schuift nog eens een warm kopje koffie naar haar be zoekster toe, „ik geloof eigenlijk, dat je het een beetje verkeerd ziet. Ze moeten zich een hele dag aanpassen aan allerlei mensen, voor wie zij, behalve zakelijke belangstelling, eigenlijk verder niets voelen. Als zij dan thuis komen, verlan gen zij naar jouw koestering en naar jouw zorg. Eindelijk dan eens iemand, die zich om hen bekommert en nog graag ook. Want, zie je, zij rekenen op jouw genegenheid en op jouw liefde. Zij hebben een arbeidscontract getekend, waarin staat, wanneer zij moeten be ginnen en wanneer zij ophouden, hoe lang zij vacantie hebben en allerlei mo gelijke dingen meer. Maar jij hebt ook een arbeidscontract getekend, toen je trouwde, vijfentwintig jaar geleden, Jij bent toen ineens directrice gewor den, directrice van je eigen huishou ding. En het is je wens toen geweest er een bloeiend bedrijf van te maken. Dat bedrijf kan alleen maar bloeien, als de mensen, met wie je moet samenwerken, plezier er in hebben, bij je te zijn. Zij aanvaarden jouw inschikkelijkheid als iets natuurlijks. Wat moet jij je geluk kig voelen, dat je al die jaren lang vier mensen tevreden hebt kunnen maken. En wat moet het prettig zijn voor je te weten, dat je dit geluk zelf hebt verdiend. Het is je niet zo maar komen toewaaien, neen, je hebt er zelf voor moeten werken, zelf voor moeten offeren, zoals bijvoorbeeld een vacantie, die je liever anders had gewild of het etensuur, dat je je eigenlijk vroeger had gedacht. Ik vind het heerlijk voor je, dat je dat hebt weten te bereiken." KOOKPRAATJE. «Ik Heb U tocH uitdrukkelijk gezegd „Voor goede bak- resultaten neme mende ge|oasteunseende Cemia! Het is even stil, dan zegt de bezoek ster verlegen: „Ja, dat is ook zo, het is ook prettig". Tc bleke lippen staan saai, te rode lippen ordinair. Weest zorgvuldig in het kiezen van de kleur rood, welke op de lippen zal worden aangebracht, maar tracht er eerst voor te zorgen, dat de mond niet vertrokken is. Monden zeggen in het algemeen meer, dan hun eigenaars vermoeden. Zelfs de vastberadenst-gesloten lippen vertellen een eigen verhaal aan elke willekeurige voorbijganger. Wie wil, dat het een aardige geschiedenis is, welke van zijn lippen komt, dient alle aandacht te be steden aan de gedragingen van de mond. De lippen behoren eigenlijk losjes ge sloten te zijn, maar hoe vaak ziet men ze niet krampachtig op elkaar gedrukt, ontevreden uitstekend, naar links of rechts scheefgetrokken, de bovenlip tot aan de neus opgehaald en dergelijke fraaie standen meer. Al deze verdraai ingen en vertrekkingen wijzen op inner lijke spanningen en nervositeit. Nu begrijpt iedereen, dat men die ge spannenheid en die zenuwachtigheid maar niet kwijt kan, op het tijdstip, dat men daarvoor heeft uitgezocht, teneinde wederom in het bezit te komen van een fraaie mond. Wel zal men tot de ont dekking komen, als men geregeld aan dacht aan het gezicht besteedt en dit zo rustig mogelijk tracht te houden, dat de innerlijke onrust ook afneemt. Eigenlijk gaat het omgekeerd: om een kalm gezicht te krijgen, voelt men, dat men zich zoveel mogelijk moet ont spannen. Om „de door de lippen omsloten in gang van het spijsverteringskanaal", zoals het woordenboek de mond om schrijft, naar buiten zo gaaf en fris mo gelijk te doen schijnen, maakt men ge bruik van de lippenstift: het is alleen zo spijtig, dat velen maar raak klodde ren, zodat men de vreemdsoortigste schilderingen ontwaart, als men eens rondkijkt. De basisregels voor de lippenstift zijn bijzonder eenvoudig: in de sombere winterdagen kiest men een donkerder stift dan in de lente of de zomer, hoe wel men er voor moet oppassen, dat de huid, die thans zoveel bleker is dan in het warme jaargetijde, niet al te vaal gaat afsteken, of dat de lippen niet al te bloederig worden. Wie zo kapitaalkrachtig is, dat er vier verschillende stiften op kunnen over schieten, doet er goed aan ze te kopen in de tinten scharlaken, helderrood, licht rood en rose, waardoor men zoveel variaties kan bereiken als men zelf wil, en men bij elke japon de goede klem- kan kiezen. Sommige vrouwen hebben de gewoon te, om hun lippen eens even flink bij te werken, als er nog resten van de eerder aangebrachte schmink aanwezig zijn. Het resultaat is, dat de lippen bedekt wor den met een ongelijke, korrelige laag, zodat de mond er verre van aantrek kelijk uitziet. Erger nog staat het lippenrood, dat wordt aangebracht zonder spiegel, waardoor men de wonderlijkste con touren krijgt. Neen, die spiegel is brood nodig, niet alleen om de lippen zuiver na te trekken, maar ook om na te gaan, dat er geen rood op de tanden terecht is gekomen. Dit laatste kan men voor komen, door na het schminken even in een papiertje te happen, waardoor men bovendien het voordeel heeft, dat bij het snuiten van de neus de zakdoek niet rood zal worden of dat het randje van het kopje versierd is met onsmakelijke vlekken, als we op thee- en koffievisite zijn. MARIANNE VAN LOON Verschijnt als bijlage van het streekblad DE VALLEI Onder redactie van TANTE JOB Correspondentie te richten aan Tante Jos, p/a Parallel weg 10, Veenendaal. Wat was dat leuk zeg al die Sinter klaas-opstellen. Het was een heel werk om ze allemaal te lezen. Er waren heel mooie opstellen bij. Mooi en goed ge schreven en zelfs versierd met Sinter klaastekeningen. Juist daarom was het zo moeilijk om de drie mooiste er uit te kiezen voor de prijzen. Zo moeilijk vond ik het, dat ik twee vriendinnen van mij heb gevraagd om me te helpen. Toen ook zij de opstellen hadden uitgezocht bleek dat het er wel vijftien waren. Toen hebben we afge sproken dat we maar moesten loten. We deden de opstellen in een grote bus en om beurten hebben we een hand in de bus gestoken en er een opstel uitge haald. En wie kwamen er achtereenvolgens als prijswinnaars uit de bus? Maartje van Eden, Middellaan 138, Veenendaai; Tera Sukkel, Nieuweweg 194, Vee nendaal; Fia van de Haar, Boslaan 103, Vee nendaal. Deze drie prijswinnaars van harte ge feliciteerd hoor. En wat betreft de prijzen, deze kun nen Zaterdagmorgen 12 December aan de drukkerij van „DE VALLEI" op Parallelweg 10, worden afgehaald. Voor Maartje is er een mooi boek; »OOi ■Tera en Mia 'n doosje zakdoekjes. In onze vorige krantjes hebben we beloofd dat we misschien één of twee van de opstellen in ons krantje van van daag zouden opnemen. Om hiervoor een keuze te maken hebben we nog eens ge loot, en dan zo, dat we één opstel zouden trekken van de drie prijswinnaars, en één van de opstellen die nog in de bus waren over gebleven. Zo komt het dus dat we het opstel van Maartje van Eden, ook nog het op stel van Gerrie Leppers, Groenelaan 10, Veenendaal in dit krantje zien afge drukt. TANTE JOS CORRESPONDENTIE Roosje Voorsluis, Veenendaal. Wel kom, in onze kring Roosje. Ja je schuil naam vind ik erg leuk gekozen hoor, en ik heb je onder deze naam in ons fa milieboek ingeschreven. Heeft Gerrit een leuke verjaardag gehad? Wil je hem nog feliciteren van mij? Nu heb je me wel geschreven wanneer Gerrit jarig is, maar vertel me ook nog even jouw ver jaardag. Je opstel was ook erg leuk hoor. Jammer dat je niet tot de geluk kige prijswinnaars behoorde. Een vol gende keer beter moet je maar denken. Fijn dat je het zo goed naar je zin hebt op school. Schrijf je me nog eens Roos je? Echt doen hoor. Tot de volgende keer dan maar. Hartelijk gegroet van T. J. ONZE JARIGEN 13 Dec.: Eefje Diepeveen, Veenendaal; 20 Dec.: Gysbertus Blankestijn, Eist; 20 Dec.: Peter de Ruiter, Veenendaal; 21 Dec.: Gelia v. d. Brink, Veenendaal; 24 Dec.: Riekje van Ingen, Eist; 27 Dec.: Ina Vink, Veenendaal; 28 Dec.: Nellie van Dijk, Veenendaal; 30 Dec.: Marietje v. d. Kraats, V'daal. SINTERKLAAS-AVOND Er zat een klein meisje aan tafel. Met een blij gezicht. Die heette Toosje. Want Sinterklaas was er net geweest. Ze had een hele grote pop gekregen en twee letters en pepernoten. En een wiegje van chocolade. O, wat was ze blij. Maar zo had een vriendinnetje, die heel arm was. Ze had tegen Toosje ge zegd, dat zij niks van haar moeder en vader kreeg. Daarom ging Toosjes moeder en va der even naar Toosjes vriendinnetje toe. Om allemaal een cadeautje te ge ven. Daarom was Toosje alleen thuis met het dienstmeisje. De moeder en vader van Toosje kwa men daar binnen. Ze zaten allemaal om de tafel te huilen. De moeder van Toos zei: Niet huilen, want ik heb voor alle maal wat mee gebracht. En ook een speculaaspop. De moeder van Toosje zei: nu gaan we allemaal Sinterklaas versjes zingen. Zo brachten zij de avond door. Toen was het negen uur en de kleintjes moesten naar bed. En de vader en moeder van Toosje gingen naar huis. (Van MAARTJE VAN EDEN) DE SINT IN AANTOCHT! Hij is al wel in Veenendaal geweest hoor, maar het was nog niet op z'n ver jaardag. Dus heeft hij nog geen ca deautjes door de schoorsteen gegooid. Dat zeg ik zo gauw, maar dat is niet helemaal waar, want bij sommigen heeft Piet al wat bezorgd; bij heel zoete kinderen. Mijn zusje en ik zijn ook al naar het Sint Nicolaasfeest van de Rit meester-fabrieken geweest. Dat vonden we erg fijn er was ook een poppenkast bij. Toen dat afgelopen was kregen ze allemaal een tractatie. Niet allemaal, dat is waar ook, alleen de kinderen van 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 jaar. Dus ik kreeg niets, want ik ben 11 jaar. Maar ik ging met mijn zusje mee. Ze had een heleboel gekregen, een buil met pepernoten, een kikker en eer. reep van gevulde chocolade, en een taai-taai pop met nog een speelgoed dingetje. Maar die reep had ze voor het zingen gekregen ze had een versje gezongen met nog een meisje samen Ze wou alleen zingen: Sint-Nicolaas die- goede heer. Maar toen kwam er nog een meisje bij staan, dus waren ze gelijk en moesten ze samen zingen: Sinterklaas kapoentje. Nou en daarvoor kreeg z» die reep. Toen gingen we naar huis. O nee, toch niet, we gingen eerst Vader van de zaal af halen en gingen we naar huis Maar nou komt het echte feest nog Bij mijn zusje in de kleuterklas is zwarte Piet ook al geweest, maar Sint- Nicolaas niet. „Piet heeft veel pepernootjes ge strooid," zei mijn zusje Saartje. Maar ze had er toch maar geen een, maar wel een snoepje. Dat zeg ik zo gauw maar dat is niet waar, want ze had twee pepernootjes van Anneke Baars gekregen. Maar nu wat anders, mijn Oma is ge lijk met de Sint jarig, die zal wel vee! krijgen. Mijn zusje en ik hebben ook ai wat gekregen, een chocolade-letter, maar niet in de klomp, dat hebben we van Moeder gekregen. Vele kinderen zullen wel niet vee! krijgen, ik bedoel degenen die in een tehuis wonen, die geen Vader en Moe der meer hebben. Daarom mogen wij wel blij zijn als wij nog een Vader en Moeder hebben Daarvoor moeten wij God danken. Die kinderen die in een weeshuis wonen hopen net zo goed op een prettig Sint- Nicolaasfeest. Maar ik denk wel, dat de Sint aan ze denken zal, zo goed is hij wel. Dat L hij altijd geweest, dus zal hij het nou ook wel zijn. (Van GERRIE LEPPERS: 5) Maak je er niet zo druk over kind suste hij. Het geeft immers niks. Maar nu keerde haar ontstemming zich tegen haar vader. Het geeft immers niks. Dat zegt u altijd. U hebt zich nooit ergens iets van aangetrokken. Hoe vaak heb ik niet gezegd dat we met onze tijd mee moes ten, dat als er concurrentie kwam, we te ver achterop zouden liggen. Maar u hebt er u nooit iets van aangetrokken. En nu is het dan zover. Nu krijgen we een moderne tent hier vlak tegenover, en wij moeten met dat oude kavalje maar probere te concurreren. Met een houten vloer en die halfvergane serre, die ouwe zaal, die niet meer is dan een pijpenla, logeerkamers zonder stromend water, nooit muziek. Sartorius heeft ge lijk als hij zegt dat het hier een museum is. Een openluchtmuseum zei hij, kindje.en jij moet niet aan de deur staan luisteren wees Korstiaan haar rustig terecht. En waarom zou ik niet luisteren? Heb ik er soms geen belang bij? Of kan mijn toekomst u ook al niets schelen? 't Helpt immers toch niks herhaalde ze smalend. Hoor eens Marian, je hebt nou wel allerlei grote plannen, maar waar moe ten we het geld vandaan halen? Ik heb het niet. De brouwerij Ik ben niet van plan onder de brou werij te gaan zitten, ik blijf gaag eigen baas. Hm, dat kon anders wel eens de langste tijd geduurd hebben. Ze had er spijt van, zodra ze het ge zegd had. In ieder geval antwoordde Kor stiaan met een klank in z'n stem die Marian maar al te goed kende ben ik hier op 't ogenblik nog baas. Ik en nie mand anders. Wanneer ik je advies no dig heb, zal ik er wel om vragen. Hij stond op en ging naar de gelag kamer. Daar stond hij, Korstiaan van Vue- ren, de waard van Het Wapen van Breeck, zoals altijd achter zijn tap kast, starend als in het niets. Maar door zijn hoofd maalden de ge dachten. Wanneer hij door de glazen van de serre keek, zag hij de schutting, die voor het huis van Bonnerman stond. Dat huis ging verdwijnen. Daar zou weldra een moderne zaak verrijzen. Zou hij 't daartegen kunnen bolwerken? Ja, de oudjes zouden wel blijven, hij zou altijd z'n klanten houden. Maar de verenigin gen? Het bestuur van Amicitia had al zo vaak gemopperd over de toneel-acco- modatie. En de jongelui gingen naar Vierhouten. Hij had zich daar nooit veel van aangetrokken. Ze kwamen ten slotte toch bij hem terecht. En nu? Zou hij nu gaan moderniseren, ver bouwen? Zodat alle Breeckenaren zou den zeggen: Korstiaan van Vueren heeft er toch wel machtig veel pijn aan, dat hij concurrentie krijgt. Hij probeert eindelijk ook eens te moderniseren, maar hij kan er toch niet tegen op! Neen, besloot hij koppig. We zullen zien. Laat die nieuwerwetse windbuil daar maar een paleis neerzetten. De mensen in Bi-eeck houden niet van dat moderne, opschepperige gedoe. Het zijn maar gewone mensen hier, met een af keer van flauwe kul. Ze zitten liever op een stevige stoel met een leren zitting in Het Wapen dan in een fluwelen fau teuil in zo'n lichte tent. Met zulke argumenten trachtte Kor stiaan van Vueren zichzelf moed in te praten. Maar het duurde lang, voor hij die nacht de slaap kon vatten. En in het kamertje aan het einde van de gang woelde Marian om en om. Toen ze eindelijk in slaap viel, was haar kussen, nat. Want ze hield erg veel van haar vader. Zijn zorg was haar zorg en zijn verdriet haar verdriet. HOOFDSTUK V WEDERZIEN Marian van Vueren zag iedere dag het werk aan de overkant van het plein vorderen. Het oude huis van Bonnerman was met de grond gelijk gemaakt. Week na week ging voorbij, en met iedere dag kwam er iets meer te zien van wat daarginds werd gebouwd. Het zou iets groots worden, dat leed geen twijfel. Twee verdiepingen op z'n minst. Ze vermeed het bouwwerk als was het besmet. Ze liep er in een grote boog om heen. Ze kon de gedachte niet ver dragen, dat de mensen haar daar in de buurt zouden zien. Ze was wat dat be treft, precies haar vader, die ook nog nooit een stap in de richting van het nieuwe huis had gedaan. Wat hem be treft, bestond het niet, hij negeerde het eenvoudig. En wanneer de Oude Garde, verzameld bij de schouw, er voorzichtig over begon, veinsde hij het niet te horen of gaf een nietszeggend antwoord. Maar op een zonnige morgen in Maart, toen Marian van een boodschap terugkwam, bekroop haar opeens de lust, met eigen ogen te gaan zien wat daar gebouwd werd. Dat verstoppertje spelen, bekende ze zichzelf, hielp toch niks. Je kon beter 't gevaar maar rechtstreeks onder ogen zien, dan wist je waar je aan toe was. Ze liep langs de houten schutting, die er nog steeds stond en waarop nu een groot biljet vermelde dat hier zou ge vestigd worden het Hotel-Café-Restau rant De Gouden Leeuw, Gérant J. A. A. Vex-donck. Opening in April. Nou, dan moesten ze hard opschieten. Maar er werd hard opgeschoten, want reeds van verre klonk haar 't lawaai in de oren van hamers en schaven, het geronk van de machine die de terrazzo- vloeren maakte en het roepen van de werklui. De pooi*t in de schutting stond wijd open, ieder kon er zó binnenstappen. Er stond toevallig niemand voor, de oude mannetjes van Breeck die dit evene ment van dag tot dag van nabij volg den, hadden deze morgen blijkbaar een ander aantrekkingspunt gevonden. Vóór Marian er zichzelf van bewust was, stond ze binnen de schutting en keek rond. Marian deed nooit iets half. Het kwam niet in haar op, daar stil te blijven staan en even een oppervlak kige blik te slaan op het bouwwerk. Nu ze binnen was, zou ze ook alles zien. Ze moest er haring of kuit van hebben. Vrijmoedig stapte ze naar binnen. De werklui grinnikten toen ze haar za gen Marian van het Wapen kwam zelf eens kijken wat haar concurrent van plan was. Ze vonden het helemaal niet gek, wel bijdehand van zo'n meid. De aannemers die haar natuurlijk kende, kwam naar haar toe. Zo, Marie hij zei altijd Marie en hield niet van die vreemde namen kom je es kijken? 't Wordt hier wel mooi, niet? De gemakkelijkheid waarmee hij het toch wel wat nijpende, van de situatie oploste, gaf ook haar zelfverzekerdheid terug. Mag ik eens rondkijken? vroeg ze. Je gaat je gang maar, geheimen zijn d'r niet bij! lachte hij. Blijf uit de buurt van de stuca- doors vandaan, anders kom je onder de witkalk. Ze maakte een gebaar van „geen nood!" en waagde zich in de chaos, die menig buitenstaander zich verbaasd doet afvragen hoe zoiets ooit nog tot een fatsoenlijk gebouw kan worden. Ze zag het brede terras, waarvoor de rode en witte tegels als netjes lagen opge stapeld. Door de deurloze opening stap te ze naar binnen. Hier waren ze al een heel stuk gevordei-d. Daar kwam het buffet.... royaal opgezet. Daarachter de grote zaal natuurlijk. Daar komen kegelbanen, vertelde de aannemer, die ongemerkt naast haar was komen staan. De kleine verga derzalen komen hierboven, heel werkje geweest, geluidsisolatie en zo. En hier naast komt de bioscoopzaal, met afzon derlijke ingang, dan behoeven de men sen niet door het café. En de tuin? vroeg Marian. Dat wordt een garage wist de aannemer. Die wordt weer onder- vei-huurd. Met de uitgang naar de Ko- renvollerstraat. Handig voor de logeer gasten. Er is wel aan alles gedacht peinsde Marian hardop. De aannemer deed er het zwijgen toe. Hij vond het wel een hard gelag, zo'n flinke meid die hier stond te kijken eens haar vader ondergang worder kon. Korstiaan van Vueren had geen vijanden in Breeck en iedereen mocht zijn dochter graag. Nou, ik moet weer aan de gang brak hij het gesprek af het oog var. de meester, nietwaar? O zeker, laat ik u niet ophouden: stemde Marian toe, en dwaalde op haar eentje wat vei-der, tot ze stond ir, de ingang van de ruimte die de kegel baan worden moest. En daar stond ze een ogenblik als eer houten beeld. Van verbazing en schrik. Want voor haar stond de jongeman ui: de trein. Ze herkende hem meteen en hij herkende haar óók. Wel! riep hij uit en aan zijn ge zicht was te zien hoeveel genoegen hem de ontmoeting deed ik heb altijd ge dacht: we móeten elkaar nog eens zien! En Ziedaar! Woont u hier? Ja stemde ze toe ik woon hier. Maar dat is leuk! Dan zullen wc elkaar nog wel eens vaker zien. Ik stuur u vast een uitnodiging voor de opening U bedoelt. Ja, als we gaan openen, wordt het hier een heel feest. En dan komt u toch zeker ook? Uit Marian's gezicht trok al het bloed weg. Haar donkere ogen wei-den groo! in haar bleek gezicht. Is ditis deze zaakstamel de ze. Hij begreep haar verwondering niet. Ja, dat wordt onze zaak. Van vader en mij. Met April openen we. O. Meer zei ze niet. De jongen voelde dat er op dit ogenblik iets gebeurde, waarvan hij de betekenis niet vatte. Hij zag dit vrolijke levenslustige plotseling veranderd in een bijna tragisch figuur tje. Wat is er? vroeg hij bezorgd bent u nietniet goed? (Wordt vervolgd)

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1953 | | pagina 3