ALBERT HEIJN Slaap lekker zonder pillen -Burgerlijke Stand- de ^Blauwe sSluier^ KOLOM VOOR DE VROUW fftaate- H ket teve+t, Ds Overduin in Z.-Afrika Wat zou er nu weer uitkomen? Het gruwelijke lot van Olivier du Couedic FEUILLETON Nr 37 De spiegel der ziel is omfloerst Choc. Pralines Zaanse Beschuit Grote Snijkoek Boterhamkorrels Chocolade Pasta Fijne Snijworst. Huishoudzeep Ook op weg naar ALBERT HEIJN? Ja hoor... er is geen beter adres voor mijn boodschappen FONDANT BORSTPLAAT GRATIS! Zeepfabriek „De Klok"- Heerde 58 Jaren onnodig in krankzinnigengesticht Jongeman kon niet met stiefmoeder over weg door FRANCOIS CAMP AU X VRIJDAG 17 SuilUiViDER 1954 Slaap is een van de grootste levensbe hoeften, die de mens kent, maar helaas, er klagen maar al te veel mensen te genwoordig, dat zij met geen mogelijk heid de slaap meer kunnen vatten. Deze aarde kent nog enkele gezegen- den, die hun kussen maar behoeven te ruiken om in slaap te vallen. Maar een groot deel, een beangstigend groot deel van de mensheid, zoekt zijn toevlucht tot pillen en poeders om enkele uren te kunnen vertoeven in het land van het onbewuste. Pillen en poeders, die in den beginne goed hun werk doen, maar waarvoor de gebruiker al spoedig im muun raakt. En dan begint de ellende pas goed! Draaien en woelen, piekeren en denken, hoofdpijn en zenuwachtig heid aan de lopende band. Kort geleden is in Londen een con gres van medici gehouden, die het slaap probleem eens ernstig hebben besproken en gekeken, of er aan deze overgrote slapeloosheid iets te doen is. Als belangrijkste factor bepaalden de artsen, dat de mensen verkeerd leven. Men is zichzelf de laatste jaren gaan zien als een soort machine, die je kunt stopzetten, als je dat wilt en waaraan je maar behoeft te roepen, om haar weer in werking te stellen. De mens sjouwt en ploetert, draaft en jaagt, een hele dag door, daarna gaat hij liggen en ver wacht, dat hij nu ook onmiddellijk zal slapen, want tenslotte is hij doodmoe. Maar niets is minder waar. Want het menselijk lichaam mag dan weliswaar een mechanisme bij uitnemendheid zijn, het is geen mechanisme, omdat het be gunstigd is met een geest. En die geest dient tot rust te komen, alvorens men in slaap kan vallen. Voor een gezonde slaap zijn geen regels aan te geven; dat is voor ieder mens een te persoonlijke zaak. Maar een paar zaken gelden voor vrijwel ieder mens: het inslapen wordt tegegehouden door muffe of kille slaapkamers, lege en overbelaste magen, boosheid, angst en andere soorten van opwinding. Daaren tegen wordt het inslapen bevorderd door lichamelijke inspanning, al moet ook die niet overdreven worden. Gym nastiek bij het opstaan is uitstekend, maar lichamelijke oefeningen voor het naar bed gaan zijn ten minste even goed. Bovendien heeft deze gymnastiek het buitengewoon grote voordeel, dat de gedachtengang op iets totaal anders wordt geconcentreerd en men dus ook geestelijk afreageert. Snurkers slapen zelf gewoonlijk uit stekend, maar houden anderen even pri ma uit hun slaap. Het is vastgesteld, dat mannen hierin de grootste zondaars zijn en ook, dat vrouwen veel lijdzamer zijn onder dit lawaai, dan hun egaas. Dit schijnt nog te stammen van een vroeger bijgeloof, dat de man door zijn snurken de boze geesten bij de vrouw verjoeg, hetgeen dus wees op een tedere liefde voor de vrouw, omdat de man zelfs in zijn slaap nog aan haar dacht. (Hetgeen allemaal waar mag zijn, maar uw Ma rianne van Loon in het minst niet over tuigt van de noodzaak van al dit ge snurk.) De medici hebben voorts geconclu deerd, dat koffie, thee en alcohol slaap- verdrijvers zijn bij sommigen, maar niet bij allen en dat men vooral niet onder de indruk moet komen van de bewe ringen, dat men alleen op dit of dat bed een perfecte slaap kan genieten, omdat de gezondste en beste slapers nog steeds degenen zijn, die het doen op de naakte grond of op een simpel matje. Aan het einde van het congres werd de slapelozen de troost verstrekt, dat zij zich vooral niet ongerust moesten ma ken, omdat nog nooit is vastgesteld, dat iemand aan slapeloosheid is gestorven. Gevoel is een ding, dat je moet uit schakelen, wil je in deze tijd een beetje kunnen meedoen. En daarom zet je een zonnebril op. Wij zijn wel volkomen tegengesteld aan de Oosterse vrouwen. Daar sluieren en bedekken ze alles, behalve de ogen; wij sluieren en bedekken de ogen en tonen verder alles. Wie van de twee het meeste gevoel voor beschaving heeft, zeg ik tóch niet. Maar ook mannen hebben het druk met hun zonnebril. Er zijn er bij, die daarmee zakelijke tegenstanders on zeker trachten te maken en er zijn er ook, die om precies dezelfde redenen als de vrouwen, hun donkere glazen opzetten: om vooral niet te laten mer ken, wat je nu eigenlijk denkt en om toch maar een beetje interessant te lij ken. Al met al een arremoejige verto ning en hebt u er ook zotr hekel aan om te praten tegen iemand met twee donkere gaten in zijn hoofd? MARIANNE VAN LOON Het dragen van zonnebrillen is een mode geworden, die echter een diepere ondergrond heeft, dan menigeen zou vermoeden. Als men vroeger de ogen neersloeg, was dat een teken van bescheidenheid en als men ze opsloeg betekende dat een aanmoediging. Maar tegenwoordig is dat anders. Je zet een grote zonnebril op je neus en je hebt niets geen gezeur meer met al dat op- en neerslaan van je oogleden. Je kunt gewoon alles begluren en be turen, zonder dat iemand je onbeschei den of aanmoedigend vindt. Bovendien krijgt je uiterlijk iets boeiends, je ver andert op slag in een interessante vrouw met een geheimzinnig waas, die ietsnu ja, iéts heeft. Dat klopt dan ook volkomen: je hebt een zonnebril. En daarmee is je gezicht tot een masker geworden, waarachter niemand enige gemoedsaandoening kan constateren, sterker nog, ooit op de ge dachte zou komen er een te vermoeden. w//////////mM///////m//////////ff, 2 dubbele stukken Neem b.v. nu eens die borstplaatjes. 'n Gezellig gezicht, die 10 kleurtjes. 10 kleuren, die elk een aparte, zuivere smaak hebben. Lekker! Je begrijpt gewoon niet, hoe Albert Heijn dat kan leveren voor 45 ct per 200 gram. 200 gram 45 Een van de goede dingen in het leven. Sportinstructeur J. Vlugh zegt Tien tot twaalf trainingsuren op één dag is vooral in de zo mer geen uit zondering. Na een dergelijke geestelijke en lichamelijke inspanning komt er een ogenblik dat je werkelijk óp bent. Dèt is dan het moment voor zo'n heerlijk verkwikkend kopje Boffle koffie. BOFFIE, het woord voor de lekkerste KOFFIE. (Vervolg van pag. 1.) gelse kerk en de Rooms-Katholieke kerk. Laatstgenoemde kerk in snelle op komst. RASSENVRAAGSTUK LEVENSKWESTIE De zwarte bevolking van Afrika ver meerdert zich enorc. Veel sterker dan de blanken. Dit feit vormt voor de blanke bevolking een wezenlijke, ernstige be dreiging. Ook het samenleven van de zwarten en blanken geeft onoverkome lijke moeilijkheden. De naturellen, die vaak wel een Europees pakje dragen, zijn veelal nog in geen jaren aan de Westerse beschaving toe. De negers zijn zeer kinderlijk ingesteld. Blanken en negers begrijpen elkaar niet. Als voorbeeld noemde ds Overduin de geschiedenis van de man die een dochter van een neger in zijn wagen had laten meerijden om haar een dienst te bewijzen. De dochter overkwam onder weg een dodelijk ongeval. De neger- vader vond het verschrikkelijk. Niet zo zeer om het verlies van zijn dochter als wel om het feit dat die dochter vijf koeien waard was. De Europeaan vond het gebeurde zo erg dat hij om hem te troosten vijf koeien cadeau gaf. De vol gende dag werd de Europeaan ver moord. De negers redeneerden: hij heeft de dochter van het leven beroofd. An ders zou hij niet zo gek zijn om die koeien te gevenOok kunnen negers meestal niet lezen of schrijven. Een an der voorbeeld door ds C-verduin gegeven voor de kinderlijke instelling van de na turellen is de reactie op een loonsver hoging. Als men een neger opslag geeft omdat hij zo z'n best gedaan heeft, wordt hij boos en, zegt, dat hij zich tekort ge daan voelt omdat hij nu ineens meer krijgt. Dat hogere loon had hij in het verleden ook moeten hebben. Niet alle zwarten zijn zo maar wel de meeste. Het evangelisatiewerk is ook zeer moeilijk onder de negers. Ze wor den vaak Christen met bijoogmerken. Om een mooi pakje of iets dergelijks. Ook zijn er zwarten met een geestelijk leven dat voor menig blanke bescha mend is. De negers die zich boven hun volk hebben weten uit te werken voelen er echter meestal niet voor om hun rasge noten te helpen. Zij gaan liever naar de stad en spreken graag Engels omdat het zo deftig staat. De regering biedt aan om scholen en universiteiten voor ne gers te bouwen maar er komt weinig of niets van terecht. HET KERKELIJK LEVEN Het kerkelijk leven in Zuid-Afrika wordt gekenmerkt door een verregaan de verslapping. Men kent er niet de felle anti-these van kerk en wereld. Iedereen is lid. Iedereen draagt bij, ook al komt hij nooit in de kerk. Het zou hoogst on fatsoenlijk zijn als men geen lid was van een kerk. De dominé komt veel op bezoek, maar heeft het zo druk met die vriendelij kheidsbezoeken dat hij geen tijd heeft voor een geestelijk gesprek. De Afrikaner is hoogst vriendelijk, gastvrij en attent. Daarbij zijn wij Hollanders bepaald lomp. Men is echter ook bang elkaar zeer te doen en daardoor blijven zeer ongewenste toestanden voortduren. De dominé is de man voor de sociale behoeften geworden en de werkelijke taak, de pastorale zorg, is er gevaarlijk in het gedrang gekomen. De geestelijken hebben geen tijd voor studie of voor het maken van een goede preek. Men komt niet toe aan het zoeken naar de gees telijke schatten van Gods woord. Ds Overduin zei tenslotte dankbaar te zijn dat hij in dat land heeft mogen zijn. Dankbaar is hij ook door de vele zegen die God heeft gegeven, door de vele Christenen die bekeerd werden uit hun staat van dorheid en door de predikan ten die weer geleerd hebben wat pre ken is. Na zijn lezing vertelde ds Overduin nog van zijn bezoek aan het Krugerpark, het grote wildreservaat in Afrika, er dat aan de hand van lichtbeelden van door hem genomen kleurenfoto's. De avond werd besloten met de vertoning van een film over dit natuurreservaat. VEENENDAAL Geboren: Aartje Martina, d. v. Evert Veenhuis en Heintje Duits; Rijntje, d. v. Dirk van de Scheur en Rijntje Roelofs; Celia, d. v. Jan Davelaar en Cornelia v. Leeuwen; Willem, z. v. Gijsbert Jan Bos en van Dirkje Bolderman. Ondertrouwd: Hendrik Gijsbert Boers, 23 j en Dirkje Elizabeth Gaas beek, 21 j; Marinus Schreuders, 23 j en Hendrika Wilhelmina van Zanten, 27 j; Anton van Essen, 26 j en Jannetje van Dijk, 24 j; Windelt Bunschoten, 25 j en Cornelia de Gooijer, 26 j. Getrouwd: Dirk Jan van de Pest, 26 j en Willemina Spies, 22 j; Willem van den Dikkenberg, 32 j en Wilhelmina van der Weijden, 27 j; Marinus Drost, 25 j en Arrisina Jansen, 22 j. Overleden: Cornelia van Asselt, 49 j, echtgenote van Gerrit Septer. RHENEN Geboren: Maria Petronella Carolina, d. v. Anton van Baaren en Heintje van de Kolk, Zuidwal 18; Aaltje Cornelia, d. v. Johannes Beekman en Berendina Dora v. Esseveld, Cuneralaan 56; Adria- nus Hubrtus, z. v. Gerardus Johannes Oeben en Antonia Albrdina Engelaar, Cuneraweg 413; Antje Cornelia Geer- truida, d. v. Arie de Wit en Gerritje van Ommeren, Cuneraweg 402; Christiaan Johbn, z. v. Egbert Timmerman en Jo hanna Philippina Baars, Oude Dijkse- straat 4. Ondertrouwd: Teunis Prins, Veenen- daal en Sophia Verwoert; Wouter van Santen, Wageningen en Catharina Phi lippina Ursinus. Gehhwd: Hendrik van Goudoever en Nelly Ouwehand; Jacob van Dijk en Anna van den Berg; Hendrik Haalboom en Jannigje Kleijer. Overleden: Charles Frangois Testas, 89 j, wed. v. Maria Anna Lans, Utrecht sestraatweg 7; Antonia Maria Verhoef, 44 jaar, wed. v. Coenraad van Voorthuy- sen, Burg. Schimmelpennincsktraat Voverl. te Utrecht); Vera Hortense Tege laar, 54 j, wed. v. Julius Cesar Jacobsz., Utrechtsestraatweg 3; Gerrit Jan van Voorst, 9 j, Ede. GELDERS VEENENDAAL EN EDERVEEN Geboren: Reindert, z. v. D. Donkelaar en C. van den Dikkenberg; an, z. v. H. van Manen en W. Sukkel; Abram, z. v. H. van Keulen en J. van Schuppen; Henny A., d. v. H. M. Rippe en G. Bou- man. Ondertrouwd: Hendrik D. J. van Silf- hout en Geertruida van de Weerd. AMERONGEN Geboren: Elisabeth, d. v. J. van Vee- nendaal en van Ewijk. Moeder weet, dat er in elk geval vier prima wasmiddelen uitkomen: Snelwerkend Sneeuwwit (2 pak), Klokzeep en Klik. Die heeft ze toch nodig. En dan komt er nog iets uit: een cadeautje. Dat kost haar geen cent. De was middelen zijn ook niet duur der. En de Klok-Wasmidde- len zijn gegarandeerd! Niet goed - geld terug! Dus... waar om koopt U ook Uw wasmid delen niet hij elkaar? Zo'n pakket kost maar f 1.42! Het cadeau is dus geheel MAAK ZELF JE HALSKETTINS KIJK 'M SPRINGEN EN NU MAAR KLEUREN WAT 'N MOOIE ZAKDOEK F 1.42 Vp 2054 (Van onze Parijse correspondent) Het talengenie van Frankrijk, de thans 76-jarige Olivier du Couedic, is er na 58 jaren strgd in geslaagd te ontkomen aan de greep van een Frans krankzinni gengesticht. Op 17-jarige leeftijd simuleerde hg geestesziek te zijn, daar hg zgn stiefmoeder haatte en opgesloten wenste te worden om van haar aanwezigheid verlost te zijn. Maar de administratie! vergat hem. Pas dezer dagen ging de poort weer voor hem open STIEFMOEDER VOND KNAAP LASTIG De prille jeugd van Olivier was heer lijk. Vader en moeder fceminden elkaar en hem. Er heerste vrede en geluk in hun huis. Met hun drieën gingen ze op vacanties en Olivier bracht prettige her inneringen mee terug. Maar toen hij vijftien was werd zijn moeder ziek. De artsen stonden machteloos. Na korte tijd van vreselijk lijden overleed de goede vrouw. Olivier had geen moeder meer. Zijn vader was eveneens zeer bedroefd, doch huwde niettemin vrij kort nadien opnieuw. Toen werd het leven van de jongen een hel. Het deed hem pijn deze vrouw aan de zijde van zijn vader te zien. De stiefmoeder op haar beurt hield niet van de jongen. Ze vond hem lastig, vervelend en arrogant. Langzaam rijpte zich in Olivier de gedachte weg te gaan. Hij was zeventien jaar. Hij zou dus wel voor zichzelf kunnen zorgen. Maar zijn vader verzette zich tegen zijn plan. Toen ontdekte de knaap een betere oplossing. Hij zou krankzinnigheid simuleren, op gesloten worden en op deze wijze van zijn stiefmoeder verlost zijn. Straks als de artsen te hebben bedrogen. Hij zou later de verplegingskosten terug beta len en vrij en gelukkig leven. Hij be sloot tevens zijn tijd goed te gebruiken en talen te leren. Voor hij aan zijn besluit uitvoering gaf ging hij naar het graf van zijn moeder. „LANG LEVE DE DUIVEL" Op een Zondagmorgen ging de jonge Olivier in nachtgoed over de markt plaats wandelen. De veldwachter kwam er bij te pas. De jongeman sloeg wat wartaal uit en werd prompt voor gek verklaard. Nauwelijks opgenomen in een inrichting begon een jonge psychia ter niettemin te twijfelen, weshalve hij al een maand later werd ontslagen. Olivier had het de vier weken uitste kend naar zijn zin gehad. Hij besloot dus een nieuwe poging aan te wenden. Deze maal koos hij beter „bewijs". Enige weken later legde hij briefjes op het al taar van de dorpskerk, waarop te lezen stond: Leve de duivel. En op een Zon dagmorgen tijdens de preek stond Oli vier op en schreeuwde: „Vive le Dieble". Nu was iedereen het er mee eens: de jongeman was volslagen gek. Hij werd opgesloten in een inrichting in Dinan. Zijn stiefmoeder straalde van vreugde. ERNSTIGE STUDIE Nauwelijks was de jongen opgesloten of hij verdiepte zich in studie. Hij leerde Duits en Engels, daarna Chinees. Op zijn 21ste verjaardag vroeg hij een on derhoud aan met de directeur-genees heer. Pas drie jaar later vond het uit eindelijk plaats. Rustig vertelde hij zijn verhaal, waaruit de directeur opmaakte, dat deze knaap wel een heel zware pa tiënt was en nog steeds hallucineerde. Inmiddels had Olivier maar één ver langen: de inrichting te verlaten. Hij deed enige ontvluchtingspogingen, ging een arts te lijf en verwondde een ver pleger. Zodoende werd hij als „zeer ge vaarlijk" geboekt en geïsoleerd. Acht lange jaren zuchtte hij alleen in een cel. En ook daarna mocht hij vele lange jaren niet in de tuinen wandelen. Olivier vroeg en kreeg weer andere boeken. Hij leerde Russisch, Hebreeuws, Italiaans, Spaans en Turks. Twee wereldoorlogen gingen over hem heen. Beide malen meldde hij zich als vrijwilliger. Beide malen werd hij slechts uitgelachen: zelfs het leger had hem niet nodig. De we reld was gesloten. Zijn wereldje bestond uit gekken, oppassers en vier muren. En hij studeerde. Hij werd een talen wonder. Een psychiater zei over zijn ge val: „Alleen genieën kunnen talen leren, gelijk hij. Maar genieën zijn gek. Vaak nog gevaarlijk gek. Sluit hem op." PAARDEN BRACHTEN DE VRIJHEID Ook op de tweede wereldoorlog volg de een wapenstilstand. De tijd draaide door. Frankrijk kreeg een vierde repu bliek, er kwam een Atlantisch Pact. Er werd gesproken over een Europees leger, maar Olivier zat nog steeds in de in richting. Inmiddels was hij een rustige grijsaard geworden, een genoeglijke oude baas. Hij kreeg zodoende wat meer vrij heid, maar toch duurde het nog tot 2 Augustus van dit jaar voor hij zijn kans schoon zag. Tijdens de paardenrennen in Dinan zag hij kans voor korte tijd te ontsnappen en een tevoren geschreven brief te posten aan een Parijs' weekblad. „Help mij," smeekte hij, „om Gods wil, help mij." Pas hierna kwam zijn zaak aan het rollen en op 76-jarige leeftijd werd Olivier tenslotte vrij gelaten. Toen hij de nieuwe wereld van nabij had bekeken zei hij: „Ik geloof, dat de vrijheid me in het echte gekkenhuis heeft gebracht." (6) Hoofdstuk 3. Ruim vier jaren waren voorbijgegaan en nog steeds nam Louise in het huis van Mr. Beckley de plaats van moeder voor Billy in. Billy was een flinke, stevige jongen geworden. Hij was voorspoedig opge groeid, had natuurlijk op zijn tijd met de gebruikelijke kinderziekten te kam pen gehad, maar ernstige gevallen had den zich nimmer voorgedaan. Louise hield van hem, of hij haar eigen kind was en ook hij beschouwde haar vrij wel geheel als zijn moeder. Mr. Beckley was weduwnaar gebleveneen staat, waarin hij zich tot op heden blijkbaar wonderwel had weten te schikken. Wanneer hij 's middags tegen dinertijd thuis kwam, was hij opgeruimd en vro lijk en zijn hele goedige gezicht straal de, wanneer hij Louise en Billy bij de deur op hem zag staan wachten, of, wat vaak gebeurde, wanneer zij hem samen een eindje tegemoet liepen. Hij aanbad zijn zoon en kon Louise nooit genoeg zijn dankbaarheid tonen voor alles, wat zij voor Billy deed. De oorlog was intussen voorbij en één van de eerste dingen, die Louise na de wapenstilstand had gedaan, was naar de speelgoedwinkel gaan om bij Mildred te informeren, wanneer Fred zou thuis komen. In de laatste vier jaar was zij er regelmatig heen gegaan om een praatje met Mildred te maken en tegelijkertijd nieuws over Fred te horen. Zo was ze van alles, wat Fred betrof, goed op de hoogte gebleven; had in 1917 vernomen dat hij gewond in het veldhospitaal lag, doch na twee maanden als volkomen genezen daaruit was ontslagen. Toen zij na het einde van de oorlog van Mildred had vernomen dat Fred binnen vier weken zou thuis komen, had zij beloofd hem zo spoedig mogelijk na zijn thuiskomst te komen opzoeken, wat zij dan ook prompt had gedaan. Fred was sterk verouderd en in zijn haar waren duidelijk reeds enige witte strepen zichtbaar. Ernstig en blijkbaar diep bewogen had hij haar handen ge grepen en zij had duidelijk opgemerkt, dat zijn ogen bij het zien van haar een ogenblik hadden gestraald. „Louise," had hij gezegd, „meisje, wat heerlijk, dat je, ondanks alles wat je hebt meegemaakt, een oude vriend niet hebt vergeten. Hoe gaat het met je en wat doe je tegenwoordig?" Daarop had zij hem het hele verhaal verteld. Niets had zij hem verzwegen, omdat hij als haar oudste en beste vriend en ook die van John het recht had alles te weten. Ze had hem verteld van haar wanhoop na de dood van John en ze had gezien dat zijn mond ver strakte, toen zij dat onderwerp aan roerde. Daarna vertelde zij hem van haar vreugde bij de geboorte van kleine Johnny en van haar oneindige droef heid, toen ook deze haar ontnomen werd. Hoe ze daarna weken lang als in coma had verkeerd, vrijwel dood voor alles, wat de buitenwereld betrof, tot zij opeens de nodige kracht had gekregen om opnieuw te beginnen. Tenslotte had ze hem verteld van haar aanvankelijke tegenzin om als verzorgster van Billy op te treden en hoe zij, wonder boven wonder, zo spoedig van die tegenzin was genezen en nu reeds meer dan vier jaar de plaats van moeder bij hem in nam en dat zij Billy was gaan lief heb ben of hij haar eigen kind was. Zonder haar ook maar een enkele maal in de rede te vallen, had Fred het lange verhaal aangehoord. Hij begreep, hoezeer zij er behoefte aan had, dit alles eenmaal in haar leven tegen iemand uit te spreken en hij voelde zich wonderlijk bevoorrecht, dat juist hij die iemand had mogen zijn. Toen zij klaar was met haar verhaal, had hij haar hand in de zijne genomen en die lang en zwijgend gedrukt. „Dank je, Louise," had hij heel een voudig gezegd. „Je had het niet beter kunnen doen. Ik hoop, dat ik je vriend schap zal mogen blijven behouden. We bezitten één band, die ons bindt: ons beider genegenheid voor John en onze herinnering aan hem!" Verder had hij geen woord meer gesproken, doch zij hadden zeker nog wel een half uur daarna zwijgend bij elkaar gezeten, tot het haar tijd was geweest om heen te gaan. Nadien ging er geen maand voorbij of zij liep even bij Fred aan. Meestal nam zij dan meteen uit de winkel een of an der stukje speelgoed voor Billy mee. Mildred was intussen weer naar hahr dorp teruggekeerd en Fred dreef de zaak geheel alleen en zorgde zelf ook voor zijn maaltijden. Eén keer had Louise hem, half ernstig, half plagend ge vraagd, waarom hij geen goede vrouw zocht, doch er was bij haar woorden zo'n eigenaardige, bijna pijnlijke trek om zijn mond verschenen, dat zij zijn antwoord niet had afgewacht, doch vlug op een ander onderwerp was overge gaan, omdat zij had gevoeld, dat haar vraag hem niet welkom was geweest. Zij had dan ook het besluit genomen daarover nimmer meer tegen hem te beginnen. Op een stralende Zondagochtend in Mei vond zij dat het weer eens tijd werd een praatje bij hem te maken. Zij had het de laatste weken met diverse aan gelegenheden erg druk gehad en had hem zeker in een week of vijf niet meer opgezocht. Terwijl ze zo voor het ven ster in de huiskamer stond te peinzen, waarbij ze genoot van het zonlicht, dat juist in brede banen de kamer binnen stroomde, vroeg Mr. Beckley, die bezig was geweest zijn ochtendcourant te lezen: „Louise (hij noemde haar nu al sedert een paar jaar zo), hoe zou je er over denken, wanneer we eens een wande lingetje met Billy gingen maken? Het is zulk heerlijk voorjaarsweer. Het zal ons allemaal goed doen." „Uitstekend, Mr. Beckley," antwoord de Louise en Billy vloog met een uit roep van vreugde overeind. „Hè ja, naar het park, Dad. De eendjes voeren!" Een half uurtje later slenterden Beck ley en Louise in het milde voorjaars zonnetje naast elkaar door het park, terwijl Billy vrolijk voor hen uithup- pelde. Hij zocht blijkbaar naar een vrij bankje om daar met Louise en zijn va der te gaan zitten, maar bij dit heer lijke voorjaarsweer was geen plaatsje onbezet. Daar zag hij opeens, dat een dame en een paar kinderen opstond van een bank in de nabijheid en dat er al leen nog maar een heer op achterbleef, die zijn neus in een courant had verbor gen. Prompt vloog Billy op de openge- komen plaatsen af en legde er meteen beslag op. De heer liet zijn courant zakken en keek op... het was Fred! „Wel heb ik van mijn leven!" riep Louise uit. „Fredü Geen uur geleden stond ifc nog aan je te denken en dacht ik er over weer eens naar je toe te ko men. Maar laat ik de heren eerst even aan elkaar voorstellen. Dit is Mr. Beck ley, bij wie ik in betrekking ben... en dit is Mr. Fred Hutchins." De beide mannen bogen voor elkaar, echter zonder'elkaar de hand te reiken. Toen zei Fred opeens, op onvriendelijke toon: „Waarom laat u uw personeel op Zon dag ook nog werken? Doet u dat ook met uw fabrieksarbeiders?" Beckley keek even verbaasd, tot Louise lachend uitriep: „Echt weer iets voor Fred! Neemt het natuurlijk weer op voor de verdrukte en uitgebuite arbeider! Begin geen dis puut met hem, Mr. Beckley, want dan bent u voorlopig niet van hem af. Dat ken ik nog van vroeger. Het is hem er om te doen u uit uw tent te lokken." „Het is mij nergens om te doen," protesteerde Fred. „Ik ga naar huis, daar kan ik tenminste op mijn gemak lezen, zonder gestoord te worden door men sen, die zelfs 's Zondags hun personeel niet met rust kunnen laten." Met een wat nijdig gezicht stond hij op. (Wordt vervolgd.)

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1954 | | pagina 3