ALBERT HEIJN
Slaap lekker zonder pillen
-Burgerlijke Stand-
de ^Blauwe sSluier^
KOLOM VOOR DE VROUW
fftaate- H ket teve+t,
Ds Overduin in Z.-Afrika
Wat zou er nu weer
uitkomen?
Het gruwelijke lot van
Olivier du Couedic
FEUILLETON
Nr 37
De spiegel der ziel is omfloerst
Choc. Pralines
Zaanse Beschuit
Grote Snijkoek
Boterhamkorrels
Chocolade Pasta
Fijne Snijworst.
Huishoudzeep
Ook op weg naar
ALBERT HEIJN?
Ja hoor... er is geen
beter adres voor mijn
boodschappen
FONDANT
BORSTPLAAT
GRATIS!
Zeepfabriek „De Klok"- Heerde
58 Jaren onnodig in krankzinnigengesticht
Jongeman kon niet met stiefmoeder over weg
door FRANCOIS CAMP AU X
VRIJDAG 17 SuilUiViDER 1954
Slaap is een van de grootste levensbe
hoeften, die de mens kent, maar helaas,
er klagen maar al te veel mensen te
genwoordig, dat zij met geen mogelijk
heid de slaap meer kunnen vatten.
Deze aarde kent nog enkele gezegen-
den, die hun kussen maar behoeven te
ruiken om in slaap te vallen. Maar een
groot deel, een beangstigend groot deel
van de mensheid, zoekt zijn toevlucht
tot pillen en poeders om enkele uren te
kunnen vertoeven in het land van het
onbewuste. Pillen en poeders, die in den
beginne goed hun werk doen, maar
waarvoor de gebruiker al spoedig im
muun raakt. En dan begint de ellende
pas goed! Draaien en woelen, piekeren
en denken, hoofdpijn en zenuwachtig
heid aan de lopende band.
Kort geleden is in Londen een con
gres van medici gehouden, die het slaap
probleem eens ernstig hebben besproken
en gekeken, of er aan deze overgrote
slapeloosheid iets te doen is.
Als belangrijkste factor bepaalden de
artsen, dat de mensen verkeerd leven.
Men is zichzelf de laatste jaren gaan
zien als een soort machine, die je kunt
stopzetten, als je dat wilt en waaraan je
maar behoeft te roepen, om haar weer
in werking te stellen. De mens sjouwt en
ploetert, draaft en jaagt, een hele dag
door, daarna gaat hij liggen en ver
wacht, dat hij nu ook onmiddellijk zal
slapen, want tenslotte is hij doodmoe.
Maar niets is minder waar. Want het
menselijk lichaam mag dan weliswaar
een mechanisme bij uitnemendheid zijn,
het is geen mechanisme, omdat het be
gunstigd is met een geest. En die geest
dient tot rust te komen, alvorens men in
slaap kan vallen.
Voor een gezonde slaap zijn geen
regels aan te geven; dat is voor ieder
mens een te persoonlijke zaak. Maar een
paar zaken gelden voor vrijwel ieder
mens: het inslapen wordt tegegehouden
door muffe of kille slaapkamers, lege en
overbelaste magen, boosheid, angst en
andere soorten van opwinding. Daaren
tegen wordt het inslapen bevorderd
door lichamelijke inspanning, al moet
ook die niet overdreven worden. Gym
nastiek bij het opstaan is uitstekend,
maar lichamelijke oefeningen voor het
naar bed gaan zijn ten minste even
goed. Bovendien heeft deze gymnastiek
het buitengewoon grote voordeel, dat
de gedachtengang op iets totaal anders
wordt geconcentreerd en men dus ook
geestelijk afreageert.
Snurkers slapen zelf gewoonlijk uit
stekend, maar houden anderen even pri
ma uit hun slaap. Het is vastgesteld, dat
mannen hierin de grootste zondaars zijn
en ook, dat vrouwen veel lijdzamer zijn
onder dit lawaai, dan hun egaas. Dit
schijnt nog te stammen van een vroeger
bijgeloof, dat de man door zijn snurken
de boze geesten bij de vrouw verjoeg,
hetgeen dus wees op een tedere liefde
voor de vrouw, omdat de man zelfs in
zijn slaap nog aan haar dacht. (Hetgeen
allemaal waar mag zijn, maar uw Ma
rianne van Loon in het minst niet over
tuigt van de noodzaak van al dit ge
snurk.)
De medici hebben voorts geconclu
deerd, dat koffie, thee en alcohol slaap-
verdrijvers zijn bij sommigen, maar niet
bij allen en dat men vooral niet onder
de indruk moet komen van de bewe
ringen, dat men alleen op dit of dat bed
een perfecte slaap kan genieten, omdat
de gezondste en beste slapers nog steeds
degenen zijn, die het doen op de naakte
grond of op een simpel matje.
Aan het einde van het congres werd
de slapelozen de troost verstrekt, dat zij
zich vooral niet ongerust moesten ma
ken, omdat nog nooit is vastgesteld, dat
iemand aan slapeloosheid is gestorven.
Gevoel is een ding, dat je moet uit
schakelen, wil je in deze tijd een beetje
kunnen meedoen. En daarom zet je een
zonnebril op.
Wij zijn wel volkomen tegengesteld
aan de Oosterse vrouwen. Daar sluieren
en bedekken ze alles, behalve de ogen;
wij sluieren en bedekken de ogen en
tonen verder alles. Wie van de twee het
meeste gevoel voor beschaving heeft,
zeg ik tóch niet.
Maar ook mannen hebben het druk
met hun zonnebril. Er zijn er bij, die
daarmee zakelijke tegenstanders on
zeker trachten te maken en er zijn er
ook, die om precies dezelfde redenen
als de vrouwen, hun donkere glazen
opzetten: om vooral niet te laten mer
ken, wat je nu eigenlijk denkt en om
toch maar een beetje interessant te lij
ken. Al met al een arremoejige verto
ning en hebt u er ook zotr hekel aan
om te praten tegen iemand met twee
donkere gaten in zijn hoofd?
MARIANNE VAN LOON
Het dragen van zonnebrillen is een
mode geworden, die echter een diepere
ondergrond heeft, dan menigeen zou
vermoeden.
Als men vroeger de ogen neersloeg,
was dat een teken van bescheidenheid
en als men ze opsloeg betekende dat een
aanmoediging. Maar tegenwoordig is
dat anders.
Je zet een grote zonnebril op je neus
en je hebt niets geen gezeur meer met
al dat op- en neerslaan van je oogleden.
Je kunt gewoon alles begluren en be
turen, zonder dat iemand je onbeschei
den of aanmoedigend vindt. Bovendien
krijgt je uiterlijk iets boeiends, je ver
andert op slag in een interessante
vrouw met een geheimzinnig waas, die
ietsnu ja, iéts heeft.
Dat klopt dan ook volkomen: je hebt
een zonnebril. En daarmee is je gezicht
tot een masker geworden, waarachter
niemand enige gemoedsaandoening kan
constateren, sterker nog, ooit op de ge
dachte zou komen er een te vermoeden.
w//////////mM///////m//////////ff,
2 dubbele stukken
Neem b.v. nu eens die
borstplaatjes. 'n Gezellig
gezicht, die 10 kleurtjes.
10 kleuren, die elk een aparte,
zuivere smaak hebben.
Lekker! Je begrijpt gewoon
niet, hoe Albert Heijn dat
kan leveren voor 45 ct
per 200 gram.
200 gram 45
Een van de goede dingen
in het leven.
Sportinstructeur J. Vlugh
zegt
Tien tot twaalf
trainingsuren
op één dag is
vooral in de zo
mer geen uit
zondering. Na
een dergelijke
geestelijke en
lichamelijke inspanning
komt er een ogenblik dat
je werkelijk óp bent. Dèt is
dan het moment voor zo'n
heerlijk verkwikkend
kopje Boffle koffie.
BOFFIE, het woord voor
de lekkerste KOFFIE.
(Vervolg van pag. 1.)
gelse kerk en de Rooms-Katholieke
kerk. Laatstgenoemde kerk in snelle op
komst.
RASSENVRAAGSTUK
LEVENSKWESTIE
De zwarte bevolking van Afrika ver
meerdert zich enorc. Veel sterker dan de
blanken. Dit feit vormt voor de blanke
bevolking een wezenlijke, ernstige be
dreiging. Ook het samenleven van de
zwarten en blanken geeft onoverkome
lijke moeilijkheden. De naturellen, die
vaak wel een Europees pakje dragen,
zijn veelal nog in geen jaren aan de
Westerse beschaving toe. De negers zijn
zeer kinderlijk ingesteld.
Blanken en negers begrijpen elkaar
niet. Als voorbeeld noemde ds Overduin
de geschiedenis van de man die een
dochter van een neger in zijn wagen had
laten meerijden om haar een dienst te
bewijzen. De dochter overkwam onder
weg een dodelijk ongeval. De neger-
vader vond het verschrikkelijk. Niet zo
zeer om het verlies van zijn dochter als
wel om het feit dat die dochter vijf
koeien waard was. De Europeaan vond
het gebeurde zo erg dat hij om hem te
troosten vijf koeien cadeau gaf. De vol
gende dag werd de Europeaan ver
moord. De negers redeneerden: hij heeft
de dochter van het leven beroofd. An
ders zou hij niet zo gek zijn om die
koeien te gevenOok kunnen negers
meestal niet lezen of schrijven. Een an
der voorbeeld door ds C-verduin gegeven
voor de kinderlijke instelling van de na
turellen is de reactie op een loonsver
hoging. Als men een neger opslag geeft
omdat hij zo z'n best gedaan heeft, wordt
hij boos en, zegt, dat hij zich tekort ge
daan voelt omdat hij nu ineens meer
krijgt. Dat hogere loon had hij in het
verleden ook moeten hebben.
Niet alle zwarten zijn zo maar wel de
meeste. Het evangelisatiewerk is ook
zeer moeilijk onder de negers. Ze wor
den vaak Christen met bijoogmerken.
Om een mooi pakje of iets dergelijks.
Ook zijn er zwarten met een geestelijk
leven dat voor menig blanke bescha
mend is.
De negers die zich boven hun volk
hebben weten uit te werken voelen er
echter meestal niet voor om hun rasge
noten te helpen. Zij gaan liever naar de
stad en spreken graag Engels omdat het
zo deftig staat. De regering biedt aan
om scholen en universiteiten voor ne
gers te bouwen maar er komt weinig of
niets van terecht.
HET KERKELIJK LEVEN
Het kerkelijk leven in Zuid-Afrika
wordt gekenmerkt door een verregaan
de verslapping. Men kent er niet de felle
anti-these van kerk en wereld. Iedereen
is lid. Iedereen draagt bij, ook al komt
hij nooit in de kerk. Het zou hoogst on
fatsoenlijk zijn als men geen lid was
van een kerk. De dominé komt veel op
bezoek, maar heeft het zo druk met die
vriendelij kheidsbezoeken dat hij geen
tijd heeft voor een geestelijk gesprek. De
Afrikaner is hoogst vriendelijk, gastvrij
en attent. Daarbij zijn wij Hollanders
bepaald lomp. Men is echter ook bang
elkaar zeer te doen en daardoor blijven
zeer ongewenste toestanden voortduren.
De dominé is de man voor de sociale
behoeften geworden en de werkelijke
taak, de pastorale zorg, is er gevaarlijk
in het gedrang gekomen. De geestelijken
hebben geen tijd voor studie of voor het
maken van een goede preek. Men komt
niet toe aan het zoeken naar de gees
telijke schatten van Gods woord.
Ds Overduin zei tenslotte dankbaar te
zijn dat hij in dat land heeft mogen zijn.
Dankbaar is hij ook door de vele zegen
die God heeft gegeven, door de vele
Christenen die bekeerd werden uit hun
staat van dorheid en door de predikan
ten die weer geleerd hebben wat pre
ken is.
Na zijn lezing vertelde ds Overduin
nog van zijn bezoek aan het Krugerpark,
het grote wildreservaat in Afrika, er
dat aan de hand van lichtbeelden van
door hem genomen kleurenfoto's. De
avond werd besloten met de vertoning
van een film over dit natuurreservaat.
VEENENDAAL
Geboren: Aartje Martina, d. v. Evert
Veenhuis en Heintje Duits; Rijntje, d. v.
Dirk van de Scheur en Rijntje Roelofs;
Celia, d. v. Jan Davelaar en Cornelia v.
Leeuwen; Willem, z. v. Gijsbert Jan Bos
en van Dirkje Bolderman.
Ondertrouwd: Hendrik Gijsbert
Boers, 23 j en Dirkje Elizabeth Gaas
beek, 21 j; Marinus Schreuders, 23 j en
Hendrika Wilhelmina van Zanten, 27 j;
Anton van Essen, 26 j en Jannetje van
Dijk, 24 j; Windelt Bunschoten, 25 j en
Cornelia de Gooijer, 26 j.
Getrouwd: Dirk Jan van de Pest, 26 j
en Willemina Spies, 22 j; Willem van den
Dikkenberg, 32 j en Wilhelmina van der
Weijden, 27 j; Marinus Drost, 25 j en
Arrisina Jansen, 22 j.
Overleden: Cornelia van Asselt, 49 j,
echtgenote van Gerrit Septer.
RHENEN
Geboren: Maria Petronella Carolina,
d. v. Anton van Baaren en Heintje van
de Kolk, Zuidwal 18; Aaltje Cornelia, d.
v. Johannes Beekman en Berendina
Dora v. Esseveld, Cuneralaan 56; Adria-
nus Hubrtus, z. v. Gerardus Johannes
Oeben en Antonia Albrdina Engelaar,
Cuneraweg 413; Antje Cornelia Geer-
truida, d. v. Arie de Wit en Gerritje van
Ommeren, Cuneraweg 402; Christiaan
Johbn, z. v. Egbert Timmerman en Jo
hanna Philippina Baars, Oude Dijkse-
straat 4.
Ondertrouwd: Teunis Prins, Veenen-
daal en Sophia Verwoert; Wouter van
Santen, Wageningen en Catharina Phi
lippina Ursinus.
Gehhwd: Hendrik van Goudoever en
Nelly Ouwehand; Jacob van Dijk en
Anna van den Berg; Hendrik Haalboom
en Jannigje Kleijer.
Overleden: Charles Frangois Testas,
89 j, wed. v. Maria Anna Lans, Utrecht
sestraatweg 7; Antonia Maria Verhoef,
44 jaar, wed. v. Coenraad van Voorthuy-
sen, Burg. Schimmelpennincsktraat
Voverl. te Utrecht); Vera Hortense Tege
laar, 54 j, wed. v. Julius Cesar Jacobsz.,
Utrechtsestraatweg 3; Gerrit Jan van
Voorst, 9 j, Ede.
GELDERS VEENENDAAL EN
EDERVEEN
Geboren: Reindert, z. v. D. Donkelaar
en C. van den Dikkenberg; an, z. v. H.
van Manen en W. Sukkel; Abram, z. v.
H. van Keulen en J. van Schuppen;
Henny A., d. v. H. M. Rippe en G. Bou-
man.
Ondertrouwd: Hendrik D. J. van Silf-
hout en Geertruida van de Weerd.
AMERONGEN
Geboren: Elisabeth, d. v. J. van Vee-
nendaal en van Ewijk.
Moeder weet, dat er in elk
geval vier prima wasmiddelen
uitkomen: Snelwerkend
Sneeuwwit (2 pak), Klokzeep
en Klik. Die heeft ze toch
nodig. En dan komt er nog
iets uit: een cadeautje. Dat
kost haar geen cent. De was
middelen zijn ook niet duur
der. En de Klok-Wasmidde-
len zijn gegarandeerd! Niet
goed - geld terug! Dus... waar
om koopt U ook Uw wasmid
delen niet hij elkaar? Zo'n
pakket kost maar f 1.42!
Het cadeau is dus geheel
MAAK ZELF
JE HALSKETTINS
KIJK 'M SPRINGEN
EN NU MAAR KLEUREN
WAT 'N MOOIE ZAKDOEK
F 1.42
Vp 2054
(Van onze Parijse correspondent)
Het talengenie van Frankrijk, de thans 76-jarige Olivier du Couedic, is er na
58 jaren strgd in geslaagd te ontkomen aan de greep van een Frans krankzinni
gengesticht. Op 17-jarige leeftijd simuleerde hg geestesziek te zijn, daar hg zgn
stiefmoeder haatte en opgesloten wenste te worden om van haar aanwezigheid
verlost te zijn. Maar de administratie! vergat hem. Pas dezer dagen ging de poort
weer voor hem open
STIEFMOEDER VOND KNAAP
LASTIG
De prille jeugd van Olivier was heer
lijk. Vader en moeder fceminden elkaar
en hem. Er heerste vrede en geluk in
hun huis. Met hun drieën gingen ze op
vacanties en Olivier bracht prettige her
inneringen mee terug. Maar toen hij
vijftien was werd zijn moeder ziek. De
artsen stonden machteloos. Na korte tijd
van vreselijk lijden overleed de goede
vrouw. Olivier had geen moeder meer.
Zijn vader was eveneens zeer bedroefd,
doch huwde niettemin vrij kort nadien
opnieuw. Toen werd het leven van de
jongen een hel. Het deed hem pijn deze
vrouw aan de zijde van zijn vader te
zien. De stiefmoeder op haar beurt hield
niet van de jongen. Ze vond hem lastig,
vervelend en arrogant. Langzaam rijpte
zich in Olivier de gedachte weg te gaan.
Hij was zeventien jaar. Hij zou dus wel
voor zichzelf kunnen zorgen. Maar zijn
vader verzette zich tegen zijn plan. Toen
ontdekte de knaap een betere oplossing.
Hij zou krankzinnigheid simuleren, op
gesloten worden en op deze wijze van
zijn stiefmoeder verlost zijn. Straks als
de artsen te hebben bedrogen. Hij zou
later de verplegingskosten terug beta
len en vrij en gelukkig leven. Hij be
sloot tevens zijn tijd goed te gebruiken
en talen te leren.
Voor hij aan zijn besluit uitvoering
gaf ging hij naar het graf van zijn
moeder.
„LANG LEVE DE DUIVEL"
Op een Zondagmorgen ging de jonge
Olivier in nachtgoed over de markt
plaats wandelen. De veldwachter kwam
er bij te pas. De jongeman sloeg wat
wartaal uit en werd prompt voor gek
verklaard. Nauwelijks opgenomen in
een inrichting begon een jonge psychia
ter niettemin te twijfelen, weshalve hij
al een maand later werd ontslagen.
Olivier had het de vier weken uitste
kend naar zijn zin gehad. Hij besloot
dus een nieuwe poging aan te wenden.
Deze maal koos hij beter „bewijs". Enige
weken later legde hij briefjes op het al
taar van de dorpskerk, waarop te lezen
stond: Leve de duivel. En op een Zon
dagmorgen tijdens de preek stond Oli
vier op en schreeuwde: „Vive le Dieble".
Nu was iedereen het er mee eens: de
jongeman was volslagen gek. Hij werd
opgesloten in een inrichting in Dinan.
Zijn stiefmoeder straalde van vreugde.
ERNSTIGE STUDIE
Nauwelijks was de jongen opgesloten
of hij verdiepte zich in studie. Hij leerde
Duits en Engels, daarna Chinees. Op
zijn 21ste verjaardag vroeg hij een on
derhoud aan met de directeur-genees
heer. Pas drie jaar later vond het uit
eindelijk plaats. Rustig vertelde hij zijn
verhaal, waaruit de directeur opmaakte,
dat deze knaap wel een heel zware pa
tiënt was en nog steeds hallucineerde.
Inmiddels had Olivier maar één ver
langen: de inrichting te verlaten. Hij
deed enige ontvluchtingspogingen, ging
een arts te lijf en verwondde een ver
pleger. Zodoende werd hij als „zeer ge
vaarlijk" geboekt en geïsoleerd. Acht
lange jaren zuchtte hij alleen in een
cel. En ook daarna mocht hij vele lange
jaren niet in de tuinen wandelen. Olivier
vroeg en kreeg weer andere boeken. Hij
leerde Russisch, Hebreeuws, Italiaans,
Spaans en Turks. Twee wereldoorlogen
gingen over hem heen. Beide malen
meldde hij zich als vrijwilliger. Beide
malen werd hij slechts uitgelachen: zelfs
het leger had hem niet nodig. De we
reld was gesloten. Zijn wereldje bestond
uit gekken, oppassers en vier muren.
En hij studeerde. Hij werd een talen
wonder. Een psychiater zei over zijn ge
val: „Alleen genieën kunnen talen leren,
gelijk hij. Maar genieën zijn gek. Vaak
nog gevaarlijk gek. Sluit hem op."
PAARDEN BRACHTEN DE
VRIJHEID
Ook op de tweede wereldoorlog volg
de een wapenstilstand. De tijd draaide
door. Frankrijk kreeg een vierde repu
bliek, er kwam een Atlantisch Pact. Er
werd gesproken over een Europees leger,
maar Olivier zat nog steeds in de in
richting. Inmiddels was hij een rustige
grijsaard geworden, een genoeglijke oude
baas. Hij kreeg zodoende wat meer vrij
heid, maar toch duurde het nog tot 2
Augustus van dit jaar voor hij zijn kans
schoon zag. Tijdens de paardenrennen
in Dinan zag hij kans voor korte tijd
te ontsnappen en een tevoren geschreven
brief te posten aan een Parijs' weekblad.
„Help mij," smeekte hij, „om Gods wil,
help mij." Pas hierna kwam zijn zaak
aan het rollen en op 76-jarige leeftijd
werd Olivier tenslotte vrij gelaten.
Toen hij de nieuwe wereld van nabij
had bekeken zei hij: „Ik geloof, dat de
vrijheid me in het echte gekkenhuis
heeft gebracht."
(6)
Hoofdstuk 3.
Ruim vier jaren waren voorbijgegaan
en nog steeds nam Louise in het huis
van Mr. Beckley de plaats van moeder
voor Billy in.
Billy was een flinke, stevige jongen
geworden. Hij was voorspoedig opge
groeid, had natuurlijk op zijn tijd met
de gebruikelijke kinderziekten te kam
pen gehad, maar ernstige gevallen had
den zich nimmer voorgedaan. Louise
hield van hem, of hij haar eigen kind
was en ook hij beschouwde haar vrij
wel geheel als zijn moeder. Mr. Beckley
was weduwnaar gebleveneen staat,
waarin hij zich tot op heden blijkbaar
wonderwel had weten te schikken.
Wanneer hij 's middags tegen dinertijd
thuis kwam, was hij opgeruimd en vro
lijk en zijn hele goedige gezicht straal
de, wanneer hij Louise en Billy bij de
deur op hem zag staan wachten, of, wat
vaak gebeurde, wanneer zij hem samen
een eindje tegemoet liepen. Hij aanbad
zijn zoon en kon Louise nooit genoeg
zijn dankbaarheid tonen voor alles, wat
zij voor Billy deed.
De oorlog was intussen voorbij en één
van de eerste dingen, die Louise na de
wapenstilstand had gedaan, was naar de
speelgoedwinkel gaan om bij Mildred te
informeren, wanneer Fred zou thuis
komen. In de laatste vier jaar was zij er
regelmatig heen gegaan om een praatje
met Mildred te maken en tegelijkertijd
nieuws over Fred te horen. Zo was ze
van alles, wat Fred betrof, goed op de
hoogte gebleven; had in 1917 vernomen
dat hij gewond in het veldhospitaal lag,
doch na twee maanden als volkomen
genezen daaruit was ontslagen.
Toen zij na het einde van de oorlog
van Mildred had vernomen dat Fred
binnen vier weken zou thuis komen,
had zij beloofd hem zo spoedig mogelijk
na zijn thuiskomst te komen opzoeken,
wat zij dan ook prompt had gedaan.
Fred was sterk verouderd en in zijn
haar waren duidelijk reeds enige witte
strepen zichtbaar. Ernstig en blijkbaar
diep bewogen had hij haar handen ge
grepen en zij had duidelijk opgemerkt,
dat zijn ogen bij het zien van haar een
ogenblik hadden gestraald.
„Louise," had hij gezegd, „meisje, wat
heerlijk, dat je, ondanks alles wat je
hebt meegemaakt, een oude vriend niet
hebt vergeten. Hoe gaat het met je en
wat doe je tegenwoordig?"
Daarop had zij hem het hele verhaal
verteld. Niets had zij hem verzwegen,
omdat hij als haar oudste en beste
vriend en ook die van John het recht
had alles te weten. Ze had hem verteld
van haar wanhoop na de dood van John
en ze had gezien dat zijn mond ver
strakte, toen zij dat onderwerp aan
roerde. Daarna vertelde zij hem van
haar vreugde bij de geboorte van kleine
Johnny en van haar oneindige droef
heid, toen ook deze haar ontnomen
werd. Hoe ze daarna weken lang als in
coma had verkeerd, vrijwel dood voor
alles, wat de buitenwereld betrof, tot zij
opeens de nodige kracht had gekregen
om opnieuw te beginnen. Tenslotte had
ze hem verteld van haar aanvankelijke
tegenzin om als verzorgster van Billy
op te treden en hoe zij, wonder boven
wonder, zo spoedig van die tegenzin
was genezen en nu reeds meer dan vier
jaar de plaats van moeder bij hem in
nam en dat zij Billy was gaan lief heb
ben of hij haar eigen kind was.
Zonder haar ook maar een enkele
maal in de rede te vallen, had Fred het
lange verhaal aangehoord. Hij begreep,
hoezeer zij er behoefte aan had, dit alles
eenmaal in haar leven tegen iemand uit
te spreken en hij voelde zich wonderlijk
bevoorrecht, dat juist hij die iemand
had mogen zijn. Toen zij klaar was met
haar verhaal, had hij haar hand in de
zijne genomen en die lang en zwijgend
gedrukt.
„Dank je, Louise," had hij heel een
voudig gezegd. „Je had het niet beter
kunnen doen. Ik hoop, dat ik je vriend
schap zal mogen blijven behouden. We
bezitten één band, die ons bindt: ons
beider genegenheid voor John en onze
herinnering aan hem!" Verder had hij
geen woord meer gesproken, doch zij
hadden zeker nog wel een half uur
daarna zwijgend bij elkaar gezeten, tot
het haar tijd was geweest om heen te
gaan.
Nadien ging er geen maand voorbij of
zij liep even bij Fred aan. Meestal nam
zij dan meteen uit de winkel een of an
der stukje speelgoed voor Billy mee.
Mildred was intussen weer naar hahr
dorp teruggekeerd en Fred dreef de zaak
geheel alleen en zorgde zelf ook voor
zijn maaltijden. Eén keer had Louise
hem, half ernstig, half plagend ge
vraagd, waarom hij geen goede vrouw
zocht, doch er was bij haar woorden
zo'n eigenaardige, bijna pijnlijke trek
om zijn mond verschenen, dat zij zijn
antwoord niet had afgewacht, doch vlug
op een ander onderwerp was overge
gaan, omdat zij had gevoeld, dat haar
vraag hem niet welkom was geweest.
Zij had dan ook het besluit genomen
daarover nimmer meer tegen hem te
beginnen.
Op een stralende Zondagochtend in
Mei vond zij dat het weer eens tijd werd
een praatje bij hem te maken. Zij had
het de laatste weken met diverse aan
gelegenheden erg druk gehad en had
hem zeker in een week of vijf niet meer
opgezocht. Terwijl ze zo voor het ven
ster in de huiskamer stond te peinzen,
waarbij ze genoot van het zonlicht, dat
juist in brede banen de kamer binnen
stroomde, vroeg Mr. Beckley, die bezig
was geweest zijn ochtendcourant te
lezen:
„Louise (hij noemde haar nu al sedert
een paar jaar zo), hoe zou je er over
denken, wanneer we eens een wande
lingetje met Billy gingen maken? Het
is zulk heerlijk voorjaarsweer. Het zal
ons allemaal goed doen."
„Uitstekend, Mr. Beckley," antwoord
de Louise en Billy vloog met een uit
roep van vreugde overeind. „Hè ja, naar
het park, Dad. De eendjes voeren!"
Een half uurtje later slenterden Beck
ley en Louise in het milde voorjaars
zonnetje naast elkaar door het park,
terwijl Billy vrolijk voor hen uithup-
pelde. Hij zocht blijkbaar naar een vrij
bankje om daar met Louise en zijn va
der te gaan zitten, maar bij dit heer
lijke voorjaarsweer was geen plaatsje
onbezet. Daar zag hij opeens, dat een
dame en een paar kinderen opstond van
een bank in de nabijheid en dat er al
leen nog maar een heer op achterbleef,
die zijn neus in een courant had verbor
gen. Prompt vloog Billy op de openge-
komen plaatsen af en legde er meteen
beslag op. De heer liet zijn courant
zakken en keek op... het was Fred!
„Wel heb ik van mijn leven!" riep
Louise uit. „Fredü Geen uur geleden
stond ifc nog aan je te denken en dacht
ik er over weer eens naar je toe te ko
men. Maar laat ik de heren eerst even
aan elkaar voorstellen. Dit is Mr. Beck
ley, bij wie ik in betrekking ben... en
dit is Mr. Fred Hutchins."
De beide mannen bogen voor elkaar,
echter zonder'elkaar de hand te reiken.
Toen zei Fred opeens, op onvriendelijke
toon:
„Waarom laat u uw personeel op Zon
dag ook nog werken? Doet u dat ook
met uw fabrieksarbeiders?"
Beckley keek even verbaasd, tot Louise
lachend uitriep:
„Echt weer iets voor Fred! Neemt het
natuurlijk weer op voor de verdrukte
en uitgebuite arbeider! Begin geen dis
puut met hem, Mr. Beckley, want dan
bent u voorlopig niet van hem af. Dat
ken ik nog van vroeger. Het is hem er
om te doen u uit uw tent te lokken."
„Het is mij nergens om te doen,"
protesteerde Fred. „Ik ga naar huis, daar
kan ik tenminste op mijn gemak lezen,
zonder gestoord te worden door men
sen, die zelfs 's Zondags hun personeel
niet met rust kunnen laten." Met een
wat nijdig gezicht stond hij op.
(Wordt vervolgd.)