-Burgerlijke Stand-
»Wat Lezers Schrijven«
DE GRUYTER'S
THEE
Borduursel en Valencienne-
kant zijn in de mode
Vuurbol in bed!
rijn van blad
en mooi gebroken
KOLOM VOOR DE VROUW
VREEMDE VERSCHIJNSELEN
Snuif en wrijf
FEUILLETON
de ^Bl auwe sSluier*
trekt beter af
dan die ik had
Er komt geen einde meer aan
TWEEDE BLAD „DE VALLEI" VRIJDAG 24 SEPTEMBER 1954No 3i
door FRANCOIS CAMPAUX
Ëen beroemde naam. Een grote faam. DE GRUYTER, de Koffie- en Theezaak
Dior met zijn H-lqn mag: dan sensatie
hebben verwekt, er blijven genoeg an
dere ontwerpers over, die minder in
grijpend te werk gaan.
Over de H-lijn van Dior (u weet wel:
uiterst flauwe taille; rokken, beginnend
op de heup; vrijwel geen décolleté's)
heeft men zich in alle delen van de we
reld oprecht boos gemaakt. Er had zich
al zoiets als een front van filmsterren
gevormd, tenminste, in ettelijke couran
ten kon je dagelijks lezen, hoe al deze
dames over de H-lijn en over Dior
dachten en, voorzichtig uitgedrukt, was
dat oordeel niet zo vleiend. En nu komt
het gekke:
van de modellen, zoals bij Dior, maar
in de teen. U hebt er natuurlijk al iets
over gehoord: over die geborduurde
kousen, bedoel ik. Teen, hiel en boord
bestonden bij sommige exemplaren uit
gouddraad van veertien karaats, maar
dat was nog niets vergeleken bij de
prachtige borduursels, die er bij andere
op het been waren aangebracht. En dat
waren niet zo maar vlinders en bloe
men, zoals we die vorige seizoenen ook
al eens hebben aanschouwd, maar sier
lijke patronen, die in ragfijne zwarte
valenciennekant waren uitgevoerd.
Behalve in valenciennekant heeft
Fath veel heil gezien in rijnstenen,
De tegenhanger van Dior in Parijs is! paar!en en grote, ouderwets aandoende
Jacques Fath, een man van buitenge
wone bekwaamheid, met gevoel voor
élégance, getrouwd met de beste man
nequin, die hij ooit heeft gehad, die hem
wel in het rechte spoor zal houden, als
hij vreemde dingen gaat uithalen in zijn
ontwerpen.
De collecties van Fath worden graag
gezien in Parijs en zijn modellen krijgen
ten minste zo'n warm applaus als de
scheppingen van Dior. En toch, de har
telijkheid van het handgeklap was dit
keer niet meer zo overtuigend; eigenlijk
had het meer iets weg van een eresaluut
aan het graf van een overledene. Het
publiek bleek in zijn achterhoofd al te
hebben afgedaan met die heel erg slanke
taille, die juist bij Fath nog eens extra
wordt geaccentueerd door het spel, dat
hij dit keer met de ceintuurs heeft ge
speeld.
Bij Fath lag het merkwaardigste de
tail van zijn ontwerpen niet in de top
gespen. Het resultaat is dan ook, dat de
prijzen van de met kleurige steentjes
versierde gespen op de Vlooienmarkt in
Parijs onmiddellijk zijn gestegen.
Die gespen worden vastgemaakt op
de vele ceintuurs, die Fath zijn japon
nen meegeeft. Het grappige is, dat hier
in ook een tendenz naar een andere mo
de valt te bespeuren. De ceintuurs zak
ken nogal eens tot halverwege de heup
en de lijfjes uit deze collectie zijn bij
voorbeeld ook beslist niet meer zo strak,
als ze zijn geweest, hetgeen voor een
belangrijk deel te danken (of te wijten?)
is aan de plooien en andere ruimtever
werking, die Fath op de rug aanbrengt.
De mantels van deze ontwerper zijn
recht, maar niet zo overdreven nauw.
Ze hebben heel vaak vier zakken, twee
boven en twee onder de ceintuur. Op de
manchetten van de mantelcostuums ziet
men nogal eens grote met juwelen en
rijnstenen bezette schakels, die soms
worden vergezeld of vervangen door sa
tijnen linten.
Borduursel en valenciennekant wor
den door Fath niet alleen voor kousen,
maar ook voor blouses en zeker voor
avondkleding gebruikt. Sommige kle
dingstukken zijn door dit handwerk
ware kunstproducten geworden, maar
het spreekt vanzelf, dat de prijzen al
even fantastisch zijn.
In deze modeshow sprak voorts dui
delijk een voorkeur voor klokrokken,
kragen (van hermelijn heel dikwijls) en
lange paarlen kettingen, in allerlei
kleuren.
Het is gemakkelijk te wassen, het is
ijzcrsterk, het valt als zijde, het glanst
als satqn, het is onkreukbaar als nylon,
het is katoen.
Als u een beetje meer geld wil neer
tellen dan voor het Brabants bontje,
dat op de markt zo erg voordelig is ge
prijsd, dan krijgt u een sto£ in handen,
waarvan de voordelen bijna ongekend
zijn. Ja zeker, ook katoen, dat u zo
graag wilde hebben, maar in een ver
edelde vorm, waarvan je bijna zou zeg
gen, dat er geen andere mogelijkheden
meer bestaan.
Alle modecentra zijn er gek mee en
in Parijs bijvoorbeeld struikel je ge
woon over de zaken, die alleen nog
maar katoen in haar etalages neer
leggen.
Op een of andere manier komt deze
stof de modellen ten goede, want ze
worden al maar eenvoudiger. De blou
ses moeten het van de stof hebben, zo
strak zijn de ontwerpen: hooggesloten
ronde kraagjes, simpele knopen, maar
aardige tinten, welke vooral tot uit
drukking komen in de fijn gestreepte
exemplaren.
En dit nu is een gebied, waarop men
in Nederland niets onder doet voor welk
ander land dan ook, waar de mode
industrie een belangrijke bron van in
komsten vormt. De materialen, welke
in ons land op de markt komen, moeten
voor ieder een mogelijkheid bieden, zo
wel wat prijs als wat kwaliteit betreft
en van de modellen valt precies het
zelfde te zeggen.
Wie werkelijk een stofje zoekt voor
een japon, waarvan zij oneindig veel
plezier wil beleven, moet eens op zoek
gaan naar katoen en liefst naar een
veredelde soort. Het is eenvoudig een
wonder!
MARIANNE VAN LOON
VEEN END A AL
Geboren: Gijsbertus, z. v. Jan von
Maanen en Ottoline Hubertine Bollen;
Piet, z. v. Willem van der Meijden en
Hendrika Hensen; Ida Cornelia Johanna,
d. v. Johannes Heikamp en Cornelia de
Kamper; Elisabeth Theodora, d. v. Hen
drik van Hard en Albertina Louisa Cor
nelia Gottschal; Aart, z. v. Aart van der
Pest en Hendrika van Leijen; Gerardus
Johannes, v. Gijsbcrt Lodder en Man- jnMns ze yuur na(Jer
welina van Legen; Reiniera Wilhelmina onderzoek bleek dat het voorvual
"aMarl Lc?a ^V^WeSpaul^n |aIs ™'*1 had toegedragen.
"e, d v Jacob van de Scïeir mhÏ- X
J '1 n - t~> j j t van de Veen en zijn echtgenote zich
drika Rebergen; Gonda d v. Jan van naar bed zjj s, gewoonlijk in een
wSplïïlnf d''vC^rt ArtS.n en'bedstede. Juist toen het echtpaar zou
VU |inSlaPen' Z3£ de heer Van de Veen b°~
Elizabeth Maria Anna Spies; Hendrik i de dekens zwakRe vuurbal ter
en Johanna Louisa grcoUc v£m een ej ffij verte]t;
„Mijn vrouw, die ik hierop opmerk
zaam maakte, wilde mij niet geloven en
dacht dat ik droomde. Plotseling waren
(Van onze weerkundige medewerker)
Zo af cn toe horen wij van merkwaar
dige natuurverschijnselen. In de regel
zijn dergelijke waarnemingen wel te
verklaren. Het kan bijvoorbeeld zijn, dat
in de avond of nacht ergens een vuur
bol is gezien, die vereenzelvigd kan
worden met een meteoor, een stukje ma
terie uit de wereldruimte, die in de at
mosfeer komend, tengevolge van de
wrijving gloeiend heet wordt en licht
uitstraalt.
Soms heeft een vuurbol iets te ma
ken met electriciteit, in welk geval men
spreekt van een bolbliksem.
Met de waarneming, die eind vorige
week in Zuidlaarderveen is gedaan, zijn
wij zo maar niet klaar.
Mevrouw E. berichtte het volgende:
„Mijn dochter en haar man kwacen
in de nacht van Woensdag op Donder
dag dodelijk verschrikt bij mij thuis,
's Avonds hadden ze op bed gelegen en
z. v. Willem Vink
Christina Brugcan; Janneke Christina
Elisabeth, d. v. Harks Kool en Gijsber-
tha Maria Mulder.
Ondertrouwd: Barend van de Weerd-
hof, 30 j en Evert je Geef shuij sen, 26 j.
Getrouwd: Willem Kroesbergen, 23 j
en Johanna Louisa Bezemer, 23 j; Zeger
van Alphen, 27 j en Jannetje Burggraaf,
24 j; Jan Heikamp, 23 j en Antonetta
Maria van Hensbergen, 20 j; Derk
S'1'
*<-•
I
S§È
S:S
Zwiers, 42 j en Wilhelmina Francisca
ter Hoeven, 29 j.
RHENEN
Geboren: Dirk Adrianus Antonius, z.
v. Jan Oscar Alexander Maassen en Jo
hanna Christina Baars, Meidoornlaan 5;
Franciscus Hendrikus Jozef, z. v. Cor
nells Adrianus Jozef Hoksbergen en
Geertruida Joanna Maria Uphof, Nieu
we Veenendaalseweg 17.
Getrouwd: Cunerus Gijsbertus van
Viegen en Johanna Hendrika van Zan
ten.
Overleden: Agatha Petronella Rams-
peck, 72 j, ongeh., Nieuwe Veenendaal
seweg 51 (overl. te Epe).
GELDERS VEENENDAAL EN
EDERVEEN
Geboren: Cornelia, d. v. C. van der
Poel en C. J. van Maanen; Reindert, z.
v. A. Reuvers en B. H. van Roekei; Ge
rard, z. v. R. van Brummelen en C. van
Schoonhoven.
Ondertrouwd: Aris Mater en Celia J.
Budding.
Overleden: Elizabeth van de Kraats,
73 j, echtg. v. H. Dekker; Wouter v. d.
Vendel, 67 j.
AMERONGEN
Geboren: Arie Jan, z. v. H. Rebergen
en N. van Ginkel.
Gehuwd: W. Pol, oud 24 j en T. Hen-
driksen, 22 j.
er meer vuurballen. Ik sloeg er op om
ze uit te krijgen, maar tot onze grote
schrik zat mijn gehele hand vol vuur.
Gauw er uit", riep ik tegen mijn vrouw
en pak de kleine". Het vuur nam snel
in omvang toe, waarna wij verscheidene
ballen, ter grootte van grote aardappe
len, over de dekens zagen rollen. Wij
waren juist het bed uit, toen het geheel
zich als een dikke vuurslang heen en
weer kronkelde. Wij trokken alles uit de
bedstede vandaan. Toen wij daarna het
licht opstaken, was het verschijnsel ver
dwenen. Een en ander heeft zich afge
speeld in, naar schatting, niet meer dan
twee minuten.
Wij kleedden ons aan en namen de
vlucht naar mijn schoonmoeder, die een
halve kilometer verder woont. Voor
geen geld durfden de echtelieden zich
weer in de bedstede te begeven.
Het gezin van de Veen woont sinds
Maart 1954 in het huis, dat ruim 200
meter van de vaste weg staat, die door
Zuidlaarderveen loopt.
EEN RAADSEL
We hebben getracht een verklaring te
vinden voor dit vreemde lichtverschijn
sel, maar tot dusver is ons pogen niet
met succes bekroond. Wel kan worden
vastgesteld, dat hier geen kortsluiting
in het spel is geweest omdat het huis
niet is aangesloten op het electrisch net.
Het vuurverschijnsel gaf geen hitte, wat
bleek uit het feit, dat de heer Van de
Veen, ondanks de vuurballen in zijn
handen, geen pijngevoel had. Ook wa
ren op de dekens geen schroeivlekken
achtergebleven.
Een bolbliksem is eveneens onwaar
schijnlijk omdat er die bewuste avond
en nacht nergens onweersverschijnselen
zijn waargenomen. De heer Van de Veen
verklaarde nog nimmer iets buitenge
woons in zijn woning te hebben waar
Uw verkoudheid van neus.
keel of borst weg met
Jr A
1 H 1
genomen. De heer des huizes slaapt
normaal, heeft geen grillige dromen en
staat geregeld zonder hoofdpijn op.
Er zijn mensen, die na lezing van het
bovenstaande aan een nachtmerrie den
ken, maar het feit, dat twee personen
het verschijnsel hebben waargenomen,
maakt dit toch ook niet al te aanneme
lijk. De conclusie kan slechts zijn, dat
we hier niet te maken hebben gehad met
een weerkundig verschijnsel. Wat het
dan wel geweest is? Wij geven er de
voorkeur aan ons in een afwachtend
stilzwijgen te hullen.
(Nadruk verboden)
(7)
En toen tot Billy: „Hier, jongmens,
dat lust je wel, denk ik," waarop hij in
zijn zak tasttte en een pepermuntje voor
de dag haalde, dat prompt in Billy's
mond verdween.
„Ik hoop je eens gauw te zien, Louise,"
zei hij, terwijl hij haar de hand reikte.
„Je bent al een week later dan gewoon
lijk." Toen, met een buiging in de rich
ting van Mr. Beckley: „Tot ziens, mijn
heer. De volgende keer hoop ik dat het
in uw tijd zal zijn." Met deze woorden
ging hij heen, zonder nog een enkele
maal om te zien. Tot haar verwondering
bemerkte Louise dat hij onder het heen
gaan iets hinkte, iets, wat zij bij hem
thuis nooit had opgemerkt. Vermoede
lijk een overblijfsel van de verwonding,
die hij tijdens de oorlog had opgelopen.
„Wie is dat?" vorste Mr. Beckley, toen
zij alleen waren achtergebleven. „Een
zuur mannetje, niet? Lijkt me geen aan
genaam mens en zo rood als een kal-
koense haan, geloof ik."
Onmiddellijk nam Louise het voor
Fred op. „O, Mr. Beckley, dat lijkt maar
zo," riep ze verontwaardigd uit. „Hij is
een pracht van een man, een en al eer
lijkheid en betrouwbaarheid en voor
vrienden gaat hij door het vuur. Hij
enkel een idealist, die denkt dat hij
wereld kan verbeteren. Maar in
geval is hij iemand, die bij zichzelf
gint, want hij leeft volkomen naar
principes."
„Waar ken je hem van?" wilde Mr
Beckley weten, hoewel hij tot op
nimmer enige nieuwsgierigheid had ge
toond voor haar persoonlijke omstan
digheden.
„O, ik ken hem al jaren," antwoordde
zij. „We zijn uit hetzelfde dorp afkom
stig en hij was de beste vriend van mijn
man. En van mij," voegde zij er snel aan
toe. „Hij heeft een speelgoedwinkel en
ik koop altijd mijn speelgoed voor Billy
bij hem. Hij is dol op kinderen."
„Ik hoorde dat je hem Fred noemde,
zei hij, en tot haar grote verbazing klonk
er enige jaloezie in zijn stem. „Mij noem
je nog maar altijd heel vormelijk Mr.
Beckley."
„O, ik wil u ook met alle plezier Fred voelen.
noemen, hoor," zei ze, met een ondeu
gende tinteling in haar ogen.
„Je weet heel goed dat ik William
heet en dat mijn goede bekenden mij
Bill noemen. Zo heet ik al langer dan
mij lief is," zei hij en keek peinzend
voor zich uit. „Soms voel ik mij een
oude man, vergeleken bij jou en Billy.
„O, maar u bent nog lang geen oude
man, Mr. Beck... Bill, wil ik zeggen,"
riep Louise spontaan uit.
Even scheen Beckley naar woorden te
zoeken. Toen ging hij verder:
„Hoor eens even, Louise, ik moet je
iets zeggen. Ik heb dit al maanden lang
willen doen, maar ik durfde niet. Je
bent nu al meer dan vier jaar bij ons
en ik geloof, dat dat wel een bewijs is,
het je bij ons goed bevalt."
„Dat doet het zeker, ik vindt het heer
lijk bij u en Billy," zei Louise zachtjes.
Zij begreep nog steeds niet, waar hij
heen wilde.
„Margaret is nu al bijna vijf jaar
dood, en... en niemand zal ooit kunnen
zeggen, dat ik haar nagedachtenis niet
trouw ben gebleven." Even zweeg hij,
blijkbaar niet goed wetend hoe hij ver
der zou gaan.
„Ik ben niet onbemiddeld, ik heb
goede fabriek en kan het best met
mensen vinden. Ik mag, geloof ik,
wel zeggen dat ik niet één van de
sten ben. Ik ken een paar vrouwen,
zich blijkbaar wel tot mij
„Dat kan ik mij best voorstellen,"
hielp Louise hem.
„Wat ik maar wilde zeggen is, dat ik
toch weer een vrouw nodig heb in mijn
leven. Daarom had ik zo gedacht, nu,
hoe zal ik het zeggen? Jij bent toch
ook..."
Op dit moment klonk een wanhopig
hulpgeroep van Billy, die in zijn eentje
in de buurt op verkenning was uitge
gaan. Verschrikt draaiden beiden zich
om en barstten op hetzelfde ogenblik in
een schaterlach uit. Een grote, goedig
uitziende hond had hem ondersteboven
geworpen en wilde blijkbaar met alle
geweld met hem spelen, maar Billy
scheen er helemaal niet van gediend te
zijn en in de mening te verkeren, dat
het dier hem kwaad wilde doen. Louise
vloog op en bevrijdde hem uit zijn be
narde positie. „Malle jongen," spotte zij.
„Je behoeft toch niet bang te zijn. Hij
wil alleen maar wat met je spelen."
Zij wendde zich tot Beckley, die in
tussen ook naderbij gekomen was. „Ik
denk, dat hij moe is," zei ze bezorgd.
„We zullen maar naar huis gaan, dan
kan hij wat uitrusten."
Die avond, toen Billy al sliep en zij
samen in de huiskamer zaten, zette
J het onderbroken gesprek van
ochtend voort.
„Louise, mijn zoon is zeker rustig in
niet?"
een roos," beaamde Louise.
„En er is geen hond in de buurt nu?"
Zij lachte hardop. „Natuurlijk niet."
„Heb je gehoord, Louise, wat ik van
ochtend in het park allemaal tegen je
heb gezegd?"
„Neen. Wat dan?"
„Maar heb je dan niets gehoord van
wat ik tegen je gezegd heb?"
„O, ja. U had het, geloof ik, over uw
omstandigheden, niet?"
,Ik heb aanzoek gedaan, Louise! Ik
had niet gedacht ,dat ooit iemand mijn
vrouw bij mij zou kunnen vervangen,
maar jaLouise, wil je mij de eer
aandoen mijn vrouw te worden? Ik
weet, hoe je van Billy houdt en hij van
jou. Ik voel me eenzaam, Louise. En ik
ben niet geschapen voor eenzaamheid."
„Dat is niemand op deze wereld."
„Juist, Louise. En daarom dacht ik
zo, waar jij toch ook eenzaam bent
Hoe denk je er over?"
Zachtjes legde Louise haar hand op
de zijne.
„Ik weet wat eenzaamheid betekent,
Bill. En ik weet ook, hoe ondragelijk,
hoe afschuwelijk eenzaamheid kan
worden. Maar daarom mag men nog niet
overijld handelen. Dat zou onverant
woordelijk zijn."
„Ik begrijp het al," zei Beckley zacht.
„Het antwoord is: neen."
„Zo moet u het niet zeggen. Ikik
mag u erg graag en ik vind u een goede,
beste man. Maar trouwenEn bo
vendien, ik voel dat mijn plaats bij
kleine Billy is. Grote Bill is mans ge
noeg, die kan heus wel voor zichzelf
zorgen. Maar kleine Billy nog niet.
Daarom kan alles beter zo blijven. Maar
ik ben dankbaar, dat u het mij gevraagd
hebt."
Zes weken later was Alice, de secre
taresse, mevrouw Beckley. 'n Jarenlang
door haar gekoesterde wens was in ver
vulling gegaan. Ze had er trouwens ge
noeg haar best voor gedaan, doch bijna
vijf jaar zonder succes. Pas vijf of zes
weken geleden was de verandering ge
komen en had zij haar levensdoel weten
te bereiken. En zij zou gebruik van haar
nieuwe positie weten te maken!
Het paar was op huwelijksreis naar
Europa geweest en zou deze middag
thuis komen. Louise had dagenlang ge
werkt en geploeterd om er voor te zor
gen, dat alles in orde zou zijn wanneer
zij thuis kwamen. De nieuwe Mevrouw
Beckley zou nergens over te klagen
hebben.
Eindelijk was het ogenblik van de
thuiskomst aangebroken. Louise stond
hen bij de voordeur af te wachten, Billy,
met een grote bos bloemen ter verwel
koming in de hand, naast zich.
Daar kwam een taxi voor het huis tot
stilstand. Louise liep het echtpaar tege
moet en ontlastte Alice van haar tas en
paraplu.
„Welkom thuis, Mevrouw en Mijnheer
Beckley. Hebt u een goede reis gehad?"
„Verrukkelijk!" kirde Mevrouw Beck
ley. „Heb je onze ansichtkaarten ont
vangen? We zijn overal geweest: Rome,
Londen, Parijs! Zalig!"
(Wordt vervolgd.)
dringt, is die van het veranderend ka
rakter van het feest. Men zegt: t Is niet
meer het oude eenvoudige kinderfeest.
Wat hierop te antwoorden? Wel, dat het
feest zich ontwikkelt en andere vormen
aanneemt. Dat is een teken van leven.
Wat leeft, groeit en verandert. En dat is
goed. We kunnen niet kunstmatig ge
bruiken en vormen in leven houden,
waaraan alle inhoud is gaan ontbreken.
Ook de volksgebruiken kennen ont
wikkeling. 't Mooist zou het zijn, als het
feest gevierd werd zónder optocht, zón
der jury, zónder prijzen. De vrees be
kruipt mij wel eens, dat al ons georga
niseer iets bedekt n.l. dat het feest ster
vende is en dat wij het een injectie ge
ven om het leven wat te rekken. Mocht
dit werkelijk zo zijn, dan zou ik bedan
ken voor de functie van jurylid en over
gaan tot de orde van de dag, die andere
feesten kent, b.v. de Vierdaagse, toch
ten in de vrije natuur, excursies, kam
peren e.d. Maar ik geloof, dat het wél
leeft. Het lijkt mij, dat er in de Veenen-
daalse bevolking een onweerstaanbare
drang leeft bij het naderen van de herfst
met zijn mysterieuze schemering, het
scheiden van de zomer, van het licht te
vieren in het ontsteken en dragen van
kaarsen en lichten. Maardit mag
geen publieke vermakelijkheid worden.
Als jurylid voel ik mij daarvoor~vêr-
antwoordelijk. Bedenken wij, wat de
reeds genoemde Schrijnen in zijn baan
brekend werk „Nederlandsche Volks
kunde" in 1915 schreef: „In zijn teerste
uitingen i§ de volksaard zoo vaak het
gevoelige plantje, dat bij de geringste
aanraking de blaadjes dichtplooit."
(Deel I. Ter inleiding IX.)
Ik herhaal: Zijn we in Veenendaal op
de goede weg? D. PHILIPS.
ZIJN WE MET LAMPEGIETERS -
AVOND OP DE GOEDE WEG?
Het feest behoort weer tot het ver
leden en men gaat zich bezinnen, maar
men durft nauwelijks iets toe te voegen
aan hetgeen er gezegd is en geschreven.
Ik moet denken aan de woorden van de
dichter A. Roland Holst, die hij in zijn
jeugd schreef in het overbekende speel
se liedje „Het stille huisje", luidend:
,,'t Is maar beter stille dingen stil te
laten
Als er nu iets is, dat stil gelaten moet
worden, dan is het wel een intiem dorps
feest als Lampegietersavond. Maar he
laas, dagen te voren begint men al te
schrijven en tot overmaat van ramp ko
men de radioreporters ook nog opdagen,
verleden jaar de Wereldomroep, dit jaar
de VARA! Deze „sensatie" doet m.i. ons
intiem dorpsfeest geweld aan. 't Gaat er
mee, als met het kinderspel. Slaat men
dat al te onbescheiden gade, dan ver
liezen de kinderen hun spontaneïteit en
argeloosheid. Ook een volksfeest, spel
van grote en kleine kinderen, verdraagt
al die belangstelling niet. 't Is iets
teers, dat ons heilig moet zijn. Nu maakt
men het in Veenendaal niet zo bont als
in 1919 de organisatoren van het Vader
lands-historisch volksfeest op de Wa
terberg te Arnhem, die de mensen met
hun gebruiken, feesten en kledij zelfs
uit hun milieu haalden en er een pu
blieke vermakelijkheid van maakten,
een soort show, waartegen de folklorist
wijlen prof. dr. Schrijnen in 1921 een
vlammend protest schreef. Neen, zo bar
gaat het in Veenendaal nog niet toe,
maar is ook hier al niet iets te bespeu
ren van een publieke vertoning voor
vreemdelingen, door pers en radio
nieuwsgierig gemaakt?
Een tweede gedachte, die zich op-