DE VALLEI ZOMERTIJD is SPAARTIJD VERBOUW VAN STOPPELKNOLLEN -de CANADESE ERFENIS- Voor de Jeugd KOLOM VOOR DE VROUW W.A V.V. Stadskanaal 5-1 Tom en de glazen knikker Wie het huishouden doet met verstand, heeft s winters wat achter de hand Rubriek VOOR DE BOER FEUI LLETON Zaterdagavond speelde op Wagenings gemeentelijk sportpark WAVV een wed strijd tegen Stadskanaal, welke de Wa- geningers wisten te winnen met 51. Frisia, WAVV en Stadskanaal moeten een halve competitie spelen voor een plaats in de eerste klasse. WAVV had de ontmoeting tegen Frisia verloren. Door thans te winnen blijven de Wa- geningers een klein kansje behouden, alhoewel Frisia door een gelijk spel te gen Stadskanaal zich eerste klasser kan noemen. Het begin liet zich echter niet hoop vol aanzien voor de groen-roden. Stads kanaal trok direct na de aftrap op do WAW-veste af, waar keeper Jansen al direct zijn talenten moest tonen om een vliegend schot van rechtsbuiten Spierenburg (ex-NEC) uit zijn doel te houden. Steeds weer trokken de gasten ten aanval. Langzaam aan herstelde WAVV zich en golfde het spel op en neer, om beurten waren de partijen in de aanval, doelpunten bleven echter uit. Er was een half uur gespeeld toen Zetter de bal goed opbracht. Zuiver plaatste hij het leer voor de voeten van Van Reemst en met een goed plat schot passeerde deze de keeper (10). Lang kon de WAW- aanhang echter niet juichen; bij een snelle Stadskanaal-aanval kreeg Spie renburg de bal te pakken, hij omspeel de enkele WA W-spelers, keeper Jan sen incluis en bracht de stand op 11. Bij een volgende Stadskanaal-aanval raakte spil Heilegering geblesseerd en verliet het veld. Hij werd vervangen door De Wit. Nauwelijks was het spel weer begonnen, of Van Reemst gaf WAVV opnieuw de leiding. Uit een voorzet van rechtsbuiten Van Ernst schoot hij het leer onhoudbaar langs de Stadskanaaldoelman. Na de rust was het WAVV dat het spel in handen nam. De eerste aanval leverde al direct succes op. Van Reemst afgezwenkt naar de linkerbuitenplaats, loste van de zijlijn een boogschot, wat de keeper blijkbaar verraste. Over zijn handen heen verdween het leer in het doel (3—1). Stadskanaal gaf zich echter niet ge wonnen, vooral Spierenburg bracht nogal eens verrassing in de groenrode achterhoede. Bij een goede aanval van de WAVV-ers werd het leer tot vier maal toe hard ingeschoten, steeds was er weer een been of een paal. Het bleek echter uitstel te zijn want bij een vol gende aanval was het Van de Spaa, die met een hard schot de stand op 41 bracht. Bij een volgende aanval schoot linksbuiten Moller. Buiten bereik van de keeper sprong de bal van de paal het veld weer in. Direct hierop was het rechtsbuiten Van Ernst van WAVV die hard en zuiver inschoot. Op fraaie wij ze wist de Stadskanaalkeeper het leer uit zijn doel te stompen al was het ten koste van een hoekschop. Deze leverde echter niets op. Er waren nog een vijf tal minuten te spelen toen Zeiler de bal goed kreeg aangegeven van De Wit. Hij omspeelde op fraaie wijze de Stads kanaalachterhoede, om daarna met een hard schot de eindstand op 51 te brengen. HUWELIJK IN OUD-HOLLANDSE KLEDERDRACHT. In Monnikendam werd het huwelijk voltrokken tussen de timmerman H. D. P. Stallenberg en Mej. G. A. A. Mooyer. Ter gelegenheid van de Herdenkingsfeesten te Monnikendam waren het bruidspaar, alle gasten, de burgemeester en gemeente-ambtenaren van Monnikendam in Oudhollandse klederdracht gestoken. Foto: Het bruidspaar „klinkt" tüdens de openluchtkoffietafel, die daarna gegeven werd. Links de burgemeester, de heer W. N. Kelder, die het huwciyk voltrok. EEN LOFZANG OP GUAR ANY De Braziliaanse componist Gomez, die in 1896 als directeur van het staats- conservatorium te Para stierf, schreef de opera „II Guarany", die met groot succes in de Scala te Milaan in 1870 Verschijnt als bijlage van het streekblad „De Vallei" Onder redactie v. tante Jos Correspondentie te richten aan tante Jos, per adres Parallelweg 10, Veenendaal ONZE JARIGEN 18 Juli Dinie v. Engelenburg. 18 19 19 20 20 21 21 Dina Hoogendoorn. Roeli en Arie Roelofsen. Jopie Koldewijn (Eist). Lina Roks (Eist). Catharientje Roks (Eist). Truusje Henken. Chris v. Dijk. NIEUWE RAADSELS I. Mijn eerste helft is van steen en mijn tweede ook. Wat voor dubbel we zen zou ik wel zijn? II. 1. Hoe noemt men de maand Juli ook wel? 2. Waarom plant men bij voorkeur helm, duindoorn en gagel in het duinzand? 3. Als we de Mount Everest eens in de diepste zee zouden plaatsen, steekt de top dan nog boven water uit? 4. Wat zijn de twee buitenste kleuren van de regenboog? 5. Waarom is een bosrijke omgeving zo gezond? 6. Hoe heet een groep vliegtuigen die in verband vliegen? III. Ik ben niet veel maar toch wel wat. Zet voor mij de letter F en ik ben een vervoermiddel. Oplossing raadsels 1. 1. De beste stuurlui staan aan wal. 2. De eerste klap is een daalder waard. 3. Hoge bomen vangen veel wind. 4. De laatste loodjes wegen het zwaarst. 5. Zachte heelmeesters maken stinken de wonden. 6. Het oog van de meester maakt het paard vet. II. Sinaasappel. III. Kolf, Aken, Melk, Punt, Eist, Roet, Fuik, Oder, Elia, Luit, Iets, Erwt. Kamperfoelie. Tom is een echte kwajongen, maar iedereen mag hem toch graag, want hij is een eerlijke jongen, die nooit klikt of een ander de schuld geeft. Maar hij mag graag eens een echte streek uithalen. En nu moeten jullie eens horen wat hij verleden week op het schoolreisje uit gehaald heeft. De hoogste klassen wa ren met twee bussen naar Rotterdam geweest en hoewel het weer niet zo erg mooi was, hadden ze toch een prettige dag gehad. Op de terugweg kwamen de bij een groot hotel met een speeltuin, waar men nog een uurtje zou doorbren gen. Alle kinderen gingen in een grote serre zitten, waar ze het brood konden opeten dat ze nog over hadden, want het was nog een hele reis naar huis. Toen Tom ook z'n laatste boterham op had, moest hij iets, dat alle kinderen weieens moeten. „Tom," zei de mees ter, „loop de gang maar door, dan kom je vanzelf wel waar je wezen moet." Tom ging op stap en kwam inderdaad aan het einde van een lange gang. Maar hij zag nergens een deur met „Heren" er op geschilderd. Onze Tom is echter niet verlegen en op goed geluk trok hij maar eens een deur in de gang open. En toen kwarn hij in een soort bijkeuken. Hij zag nog een andere deur en daarachter hoorde hij gerammel met potten en pannen. Daar was de keuken van het hotel, waar de koks bezig waren het eten te koken voor de vele gasten. Tom keek eens rond en op een tafel zag hij wel twintig puddinkjes staan, allemaal ge lijk van vorm en grootte. Ze zagen er lekker uit en de gasten zouden er straks wel van smikkelen. Tom was een echte rakker, zo jullie al weten en ineens voelde hij dat hij een dikke glazen knikker in de zak had. Tom keek even om zich heen, maar er was geen mens. Eli wat deed die kwajongen toen? Hp nam de glazen knikker, veegde hem netjes schoon aan zijn broek en toen drukte hij hem zo maar in een van de twintig puddinkjes. Met z'n vinger streek hij de bovenkant weer glad en toen was er niets van te zien, dat er een glazen knikker in de pudding zat. Maar toen maakte Tom, dat hij weg kwam. Weer in de gang, vond hij de deur, die hij hebben moest. Even later was Tom weer in de serre terug. „Dat duurde nogal even, Tom," zei de meester. „Ja meester," zei Tom net jes, „maar er waren zoveel deuren." Nu gingen alle kinderen fijn schom melen en wippen en van de glijbaan roetsen. Maar eindelijk werd het tijd om naar huis te gaan en allemaal moes ten ze weer in het hotel komen, waar ze tot afscheid nog een groot glas limonade kregen. Tom zat er met kleine teugjes van te genieten, maar opeens viel zijn oog op een meneer en een mevrouw. De mevrouw was zo mager als een lat en de meneer was erg dik, maar je kon wel zien dat ze allebei van lekker eten hielden, want op tafel stonden de scha len, die haast allemaal leeggegeten wa ren. Toen zag Tom dat de meneer tegen een schaal tikte en een kellner kwam aanlopen. „Ober, de pudding," zei de meneer, „we hebben niet veel tijd meer, we moeten verder met de auto." „Een moment," zei de ober. Hij pakte vlug schalen en borden bij elkaar en verdween er mee naar de keuken. Even later kwam hij terug, zette schone bordjes voor het echtpaar neer en twee puddinkjes. Tom zag dadelijk dat het twee van de puddinkjes uit de bijkeu ken waren. „Die zien er lekker uit, vrouw," zei de meneer, „daar heb ik nu net zin in." Mevrouw had al een hapje geproefd. „Mmmm", zei ze, „ananaspudding, daar ben je zo dol op, man." „Heerlijk," gnuifde meneer, „we zullen dat gevalletje eens even soldaat maken" en met zijn lepel nam hij zo wat de halve pudding van zijn bord en het geweldige stuk verdween in zijn mond. „Kostelijk, Arnolda," zei de me neer, „ik zou welbla-bla-bla-boe- boe-brrrr „O man," zei de mevrouw verschrikt, „wat scheelt je?" „Ikprrr, bahbrrrheb een hard stuk in mijn mond," hakkel de de meneer. O, wat schrok die Tom. Daar had die meneer de pudding met de knikker ge kregen en daar zat hij nu vlakbij en de meneer kon haast niet praten. „Dat is een stuk ananas", zei de mevrouw. Maar de meneer schudde zijn hoofd, greep zijn servet en toen kwam de knikker van Tom te voorschijn. Er waren meer kinderen die gezien hadden, dat de meneer van dieirare ge zichten trok en ze moesten allemaal een beetje lachen. „Maar dat is een groot schandaal," zei de mevrouw, „een knikker in 'de pudding, een mens zou er wat van krij gen. Ober!" Daar kwam de ober al. „Nu moet u toch eens zien," zei de meneer, „hoe halen jullie het in je hoofd, een knik ker in de pudding!" „O meneer," zei de ober, „daar be grijp ik niets van, dat is niet mogelijk." „Niet mogelijk?" schetterde mevrouw. „Ik heb het met eigen ogen gezien, zo'n vieze knikker." „Ik begrijp het niet," zei de ober, „ik zal het onderzoeken en ik breng u een andere pudding." „Dat hoeft niet," zei de mevrouw snibbig, „we gaan weg". „Niks er van," antwoordde de me neer, die al weer over de schrik heen was, „ik lust er nog best een," en toen draaide hij zich om en hij zag Tom. „Alsjeblieft jongen, een mooie knik ker, speel er maar fijn mee." „Dank u wel, meneer," zei Tom en stak zijn eigen knikker weer in de zak. De meneer begon aan pudding nummer twee, maar eerst deelde hij de pudding aan kleine stukjes, zo bang was hij dat er weer een stuiter in zou zitten. Meester had alles gezien en ook een beetje gelachten om die meneer, maar trok hij Tom eens even aan zijn oor. toen ze even later weer in de bus zaten, „Zeg Tom, had je die knikker soms al eerder gezien? Was je daarom zo lang in de gang?" En toen zei Tom eerlijk: „Ja, mees ter, hij was van mij, maar als je een verkeerde deur open doet en je ziet twintig puddinkjes staan en je hebt een knikker in je zak En toen lachte de meester, die best tegen een grap kon, zo hard, dat de chauffeur verschrikt omkeek. werd opgevoerd. Daarin speelt de ver broedering tussen de oerbewoners van Brazilië en andere streken van Zuid- Amerika de Guarany met de Por tugezen een belangrijke rol. Inderdaad bestaan in Brazilië geen rassentegen stellingen en rassenvraagstukken. Deze Guarany hebben nooit getracht land te veroveren of andere stammen te onder drukken. Ze waren echter het symbool van gezondheid en volharding, b.v. wat het afleggen van enorme afstanden in hun roeiboten betreft. Hun taal is ook heden ten dage nog de voertaal van bijna alle Indianenstammen van Zuid- Amerika en wordt in Brazilië de „Lin gua Geral", d.w.z. de „algemene taal" genoemd. De zomertijd biedt ons veel heerlijk heden. We kunnen genieten van de zon, van vacantie, en we zetten al die win- terkwaaltjes en verkoudheden voor lopig opzij. De zomer lokt tot uitgaan, tot vrolijkheid en gezellige familie bijeenkomsten, waartoe men 's winters niet gemakkelijk komt, omdat het to koud is om te reizen, maar vooral om dat ons dan de tijd ontbreekt. De meeste vergaderingen, voorlich tingsavonden voor studie of culturele doeleinden worden 's winters gegeven. Het aantal cursussen, dat de poort opent voor het bestijgen van een hogere sport op de maatschappelijke ladder, is legio en wie heeft er tegenwoordig niet op een of andere manier mee te maken? Voor zover de huisvaders zelf niet tol de leerlingen behoren, sturen ze er zoons of dochters heen en al die studie maakt het onmogelijk om familie of kennissen te ontmoeten. Dat wordt dus maar voor de zomer gereserveerd. MET DE R IN DE MAAND In de winter moeten we stoken. De brandstof doet met de dure kolen het huishoudgeld snel slinken. Niet zodra is de R in de maand of we beginnen al weer met het innemen van versterken de middelen. De post kleding vraagt in de winter meer aandacht dan 's zomers, niet alleen omdat de winterkleding duurder is, maar men heeft ook veel meer textiel nodig. En 's zomers laat men de kinderen wel lopen met een Nu de oogsttijd van de granen nadert, lijkt het ons goed iets te. schrijven over de verbouw van stoppelknollen. Op de gemengde bedrijven moet het bouw land zoveel mogelijk in dienst staan van de voederwinning voor het vee, der halve zullen we ook de stoppel zo goed mogelijk moeten benutten. Hiervoor staan ons verschillende gewassen ten dienste, o.a. ook stoppelknollen. Gaan we hierop nu wat nader in dan kunnen we allereerst wel zeggen, dat stoppel knollen voor onze gemengde bedrijven een stoppelgewas bij uitnemendheid is. Geen enkel ander stoppelgewas levert in zo korte tijd een zo grote massa en voederwaarde als deze en heeft boven dien een zeer goede smakelijkheid. Ver der geldt het hier een voor de practijk' zeer bekende teelt, waarmee men zich volkomen vertrouwd heeft gemaakt, m.a.w. men heeft reeds zeer veel erva ring op dit gebied. Het is een gewas met weinig risico, weinig werk, weinig kos ten en vrij oogstzeker. Daar komt nog bij dat het vers zonder verdere ver werking gevoederd kan worden, waar dus ook weinig werk en, wat nog be langrijker is, geen verliezen tegenover staan. Zou men hieruit de conclusie trekken: „Hoe meer stoppelknollen, hoe beter", dan zijn we het daarmee toch niet eens. Waarom niet? We dienen te bedenken dat we dit ge was op stal kunnen voeren van 1 Nov. tot 1 Jan. (langer mogen we toch zeker niet rekenen), dat is dus ongeveer 60 dagen. Verder is door voederproeven bewezen, dat we bij het voederen van stoppelknollen niet hoger mogen gaan dan 50 kg per dier per dag, hetgeen dus neerkomt op maximaal 3000 kg. per koe per periode. Gaan we hoger dan 50 kg per koe per dag (in de practijk soms 80 a 90 kg en nog hoger) dan is het ge volg dat de dieren vermageren, dun op de mest worden, oplopen enz. Brengt een gewas stoppelknollen 35000 kg per ha op, dan zien we dus dat dit verdoen de is voor 11 a 12 stuks grootvee (melk koeien). Een roe brengt dus ongeveer 50 kg stoppelknollen op, d.w.z. dat dus 1 roe per koe per dag voldoende is. Wij adviseren u met het bovenstaande re kening te houden. Ofschoon een schom meling van 10 a 15% in deze opper vlakte alleszins geoorloofd is in ver band met hogere of lagere opbrengsten. Maarhoren we de practijk al zeggen, dan kuilen wij ze in en inge kuilde stoppelknollen worden toch goed gegeten. Ook dat zijn we ons wel dege lijk bewust. Vergeet echter niet, dat de verliezen bij inkuilen van stoppelknoli len enorm hoog liggen en zeker het hoogste bij de in deze streek toegepaste warme methode, waarbij men dus meerdere dagen over een kuil doet. Zo wel kwalitatief als kwantitatief zijn verliezen van de helft daarbij niet vreemd. Gaan we dit in geldswaarde bereke nen, dan komen we tot de conclusie (mits dit mogelijk is) beter te verkopen dan in te kuilen. Vooral in verband met de zaaitijd verleent rogge, eventueel gerst, de beste stoppel. Op tijd gezaaid (eind Juli10 Aug.), bij een goed zaaibed, is I1/» kg zaaizaad voldoende. Het hangt uiter aard ook van het weer af, maar vroeg gezaaide stoppelknollen geven meestal de hoogste opbrengst. Dit gewas is zeer dankbadr voor stalmest en/of gier. Daarnaast is 200 kg super, 200 kg kali- zout 40% en 300 a 400 kg kalkammon- salpeter voldoende. Ook gebruikt men wel fosfaatammonsalpeter in plaats van super en kalkammon. Dit kan ook heel goed. De stikstof geve men liefst in twee keer, n.l. een klein gedeelte bij het zaaien (vlak voor het zaaien men gen) en de rest wanneer de stand goed is. Zowel machinaal als breedwerpig zaaien is mogelijk. Machinaal gezaaid is vooral bij droog weer de opkomst beter en regelmatiger. Verder is hier door ook machinaal schoffelen en pluk ken mogelijk. Vooral het schoffelen is zeer belangrijk. Stoppelknollen zijn hier zeer dankbaar voor, terwijl het tevens een goede onkruidbestrijding is. Ook het plukken van machinaal gezaaide knollen gaat veel vlugger. Een rij afstand van 30 a 40 cm is gewenst, evenals het gebruik van drukrollen aan de pijpen van de machine. Voor vroege oogst komen vooral de rassen Jobe, Halflange Blauwkop C.B., Mommersteegs knolvoetresistente half lang, e.d., in aanmerking. Voor late oogst de Gelria, Siloga en nog enkele andere nieuwe rassen. Het is verstandig van beide groepen, dus zowel voor vroege als late oogst, een gedeelte af zonderlijk uit te zaaien, in verband met het groenblijven van het loof. Die voor late oogst zijn derhalve ook beter tegen nachtvorst bestand. paar oude schoenen of eenvoudige san dalen, want de schooldeuren zijn ge sloten en er is geen sneeuwmodder, die zo gauw natte voeten veroorzaakt, wan neer er geen goede schoenen aan de kindervoeten zitten. Dit alles betekent minder kosten voor de huishouding. De voeding daalt ook al in prijs, want veel mensen eten 's zomers minder en soms ook niet zo gedegen. Men heeft meer weerstand ende prijzen van groenten, fruit en veel an dere voedingsmiddelen zijn 's zomers meestal lager. De lichtrekening daalt, de bedden vragen minder dekens, het zijn stuk voor stuk verminderingen van de kosten van levensonderhoud. Bovendien zijn er 's zomers nog wei eens extra inkomsten. De kinderen wer ken in de vacanties, de vaders houden tuinen bij en veel vrouwen en meisjes helpen wel met schoonmaak- of oogst- werkzaamheden, waardoor nog weieens iets extra's binnenkomt. Gelukkig, dat het zo is, zullen veel vrouwen zeggen. Want het zoontje heeft al zo dikwijls gevraagd om een busreis naar het buitenland. Er komen broers, zusters, opa's en oma's, nichtjes en neefjes logeren en dat alles kost geld. Maar goed, dat andere rekeningen lager zijn! DE VACANTIE VAN PA! En wat denkt u van de vacantie van pa, die toch ook met zijn vrouw op reis wil en liefst een beetje uit de buurt. Daar moet toch ook geld voor zijn. We spreken nu nog niet over het uitgaan op zomeravonden of in week-ends met mooi weer. We nemen dan steeds aller lei heerlijkheden mee, of laten ons in een restaurant eens goed bedienen. Wie spreekt daar van lage kosten in de zomer. Velen zullen behoorlijke re keningen over zomerkosten kunnen voorleggen. We stellen nu even voorop, dat een vacantie voor de meeste mensen thans noodzaak is geworden. Het leven is zo vol van jagen en vliegen en allerlei drukte, dat men nodig eens tot rust moet komen. Niemand zal ook durven ontkennen dat zo'n vacantie geld kost. Er kan ook best eens iets extra's komen in die zo mermaanden en waarom zou men niet een week-end er uit trekken. EEN GRENS Maar toch hebben wij bezwaren te gen die steeds stijgende zomerkosten. Er is een grens aan alles en men kan dus zijn uitgaven met beleid en overleg doen. De fout, die velen nog maken bij het doen van hun uitgaven is, dat men op een bepaald moment een hoeveel heid geld in handen heeft en dat men dat dan geheel kan verteren. Het is best mogelijk, dat u in de zo mermaanden door al die mindere lasten eens ruim in het geld zit. Maar vergeet dan niet, dat na de zomer telkens de winter volgt en dat dan de kosten van het levensonderhoud plotseling weer stijgen. Die stijging kan gemakkelijk de in komsten overtreffen en dan moppert men over het niet uitkomen met het huishoudgeld. Het is nu eenmaal zo, dat elk jaar duurdere perioden kent en goedkopere. Men moet dit door elkaar nemen. Maar dit betekent tevens, dat men reeds in de goedkopere zomer maanden denken moet aan de duurdere winter. Het is dus nodig om niet alle inkom sten 's zomers uit te geven, maar een gedeelte te reserveren voor de winter. Zomertijd is spaartijd. En wie niet spa ren kan, omdat het geld dan op een on gelegen moment toch wordt uitgegeven, zouden wij de raad willen geven om reeds 's zomers wat kolen op te doen, kleding te laten reinigen of andere uit gaven te doen, waarvoor men in de winter dankbaar is. De fantastische reclames voor zomer feesten en vacantiereizen lokken velen. Dit kan men niet veroordelen, maar men zorge er als huisvrouw voor, dat ontspanningskosten en andere zomer- uitgaven geen oorzaken worden voor het missen van dringend nodige artike len en zaken in de wintermaanden. (Nadruk verboden.) (39) „Tegen die tijd kon het weieens rege nen," denkt de toeschouwer. „Jammer van het hooi, het is juist zo mooi droog." Nu schiet het werk minder hard op; het ontbreken van een man vertraagt het tempo ontstellend naar het oordeel van de peinzende man aan de beekrand. Traag trekt Eric zijn schoenen weer aan. Hij moest maar langzamerhand teruggaan, anders zou hij zelf de bui nog krijgen. Reeds weegt de hemel zwaar op de aarde. Als hij opstaat, ziet hij het in de verte weerlichten en vele tellen later dringt een flauwe echo van de donder tot hem door. Het is ver stikkend benauwd. De drukkende lucht doet het bloed door het lichaam vloeien als gloeiende lava. Als gehypnotiseerd zijn planten en dieren en akkers. Alles is verstijfd, ver stild, ontzet. Roerloos en ademloos in een overhete atmosfeer. Slechts de hooiers bewegen bewegen als be zetenen. Dan schiet een windvlaag als een wiekslag langs hem heen en scheurt de beklemming. De eerste dikke droppels vallen, langzaam, zwaar, nadrukkelijk. En het laatste voer hooi is nog maar nauwelijks begonnen Twee tellen later staat Eric naast de wagen en de vork, die hij onderweg heeft opgepikt, steekt verwoed in de ruige lokken hooi. Mannenvrachten beuren zijn gespierde armen naar bo ven en de baas, die nauwelijks ver baasd schijnt, zegt alleen: „Werk no dig? Ga je gang." Zwijgend zwoegen ze gezamenlijk. Na de eerste druppels is de grote bui uit gebleven. Zullen ze het halen? Zweet druipt ia straaltjes langs het gezicht van de „rentenier". Blaadjes, strootjes, zaadjes, stofjes, dwarrelen bij elke prik hooi op zijn verzorgd hoofd neer. Bin nen tien minuten is hij onherkenbaar smoezelig. Maar de nieuwe boeren knecht denkt alleen aan de naderende bui en het mooie, droge hooi. Er is iets van wilde triomf in de wijze waarop hij de laatste opper hooi aan valt. Het kan er nog bij; maar wordt de wagen dan niet te zwaar? Zullen de paarden dit fantastisch hoog opgeladen voer kunnen trekken? „Vooruit maar!" Het wordt een benauwd ogenblik. De gespierde poten strekken zich, ruggen worden gespannen, het tuig kraakt en de wagen steunt, als was de last te groot Hoeven klauwen in de dorre grond. Maar de vracht beweegt nauwe lijks. Handen grijpen aan de spaken van de wielen; verhitte koppen buigen zich naast de deinende last en lang zaam, langzaam rolt de wagen weg, schommelt over de kluiten en gaten en draait de weg op. De boer loopt dood vermoeid achter het voer aan en alsof dat vanzelf sprak Eric voegt zich bij hem. De zware druppels vallen sneller, steeds sneller. Een schichtige vlam doorschiet de he mel om met daverend geweld het eind van de werkdag te bezegelen. Een wind vlaag wervelt nog even over de weg. Dan schuift een regengordijn de wereld dicht. VIII „DAN MAAR ALLEEN" Een frisgroen plantje strekt zijn blaadjes uit. Eerst was het een klein puntje op de rulle aarde. Toen waren er een paar miniatuur blaadjes uitge komen. Dat giLag nog langzaam. Het plantje moest nog heel wat worteltjes krijgen om voedsel in voldoende hoe veelheden naar boven te kunnen stu wen. Maar de zon en de regen hielpen. De aarde was warm en vochtig; levens krachtige sappen stegen omhoog en het plantje gedijde. Er kwam een hartje, dat al maar nieuwe malse blaadjes voortbracht. Zo ontstond er een rozetje, stevig verankerd met een lange pen- wortel en talloze zijworteltjes. Twintig centimeter verder stond nog zo'n plant je en twintig centimeter op zij aan iedere kant eveneens. Elk plantje maak te deel uit van een legertje jonge, frisse, pittige, groene rozetjes, die nergens an ders aan dachten dan aan de heerlijk heid van de zon en de regen en de aar de en de lucht en die door deze vier omgetoverd werden in rijke hartjes, die slechts vroegen steeds meer te mogen geven van het teerste dat het had. Dat is iets, dat een warmgestemd hart nu eenmaal niet kan laten. Evelyn wandelde langs haar sla-bed en keek, met welgevallen naar de krui- vende, kroesende, kroppende blaadjes en het deed haar goed te zien, dat alles stevig groeide. De radijsjes waren al eetbaar, de koolplantjes kwamen op. Als ze even tijd had, zou ze bonen leg gen en tomaten zaaien. Dit jaar was ze van plan heel wat van haar tuintje te oogsten, al was 't een verschrikkelijk onderhoud. Want het onkruid groeide nog harder dan de gezaaide planten en veel tijd schoot er voor werkjes als deze niet over. Het was nog vroeg in de morgen. Al les was nat van de dauw, maar de zon scheen al warm op haar gebogen rug. Het zou een hete dag worden, maar dat was ook wel nodig, want ze waren aan het hooien en daarvoor heb je warmte en droogte nodig. Het zou geen verloren dag zijn. Terwijl Evelyn en Jack het gras maai den en keerden en schudden en harkten, het graan de hoogte in schoot en de planten in de tuin een wedloop hielden met het onkruid, begon er in de aard- kruimeltjes iets te bewegen. Iets zo nietig, dat het welhaast niets was. Het kon schijnen, dat een worm in het voorbij kruipen slechts een korreltje grond verschoven had. Maar er was geen worm in de buurt en het kruimeltje bewoog toch. Het was donker daar in de aarde, het zonlicht kon er niet door dringen en toch was het de zon, die deze korte schokkende beweginkjes van een onaanzienlijk lichtkleurig stipje veroorzaakte. Want de voorjaarswarm- te wekte niet alleen zaden tot leven, ook eitjes van de allerkleinste insecten werden gegrepen door de onweerstaan bare voorjaarskracht. Binnen in die microscopisch kleine dingetjes begon het te leven door hetzelfde vocht en door dezelfde warmte, die de sla zo prachtig hadden doen groeien. Kort daarna zocht een larfje met een graag zuigmondje zijn weg door het donker en vond een dikke wortel. In minder dan geen tijd had het kleine wezentje zich door de buitenwand heen- geboord en was het terechtgekomen in een onuitputtelijke bron van voedsel. Het larfje verloor geen tijd en nam met alle rechten van de vrije natuur zijn rechtmatig aandeel van de overvloed. (40) Dat larfje was niet alleen. De be kende moeder was ondanks haar nie tigheid van een wonderbaarlijke vruchtbaarheid geweest en haar nako melingschap, die zo fortuinlijk was in een slabed te vondeling te zijn gelegd, deed een massaberoep op de sappige wortels, die zo uitstekend wisten, wat larfjes van hun soort nodig hadden. Van alle kanten kwamen ze opdagen. Bij tienen en bij honderden. Zonder twijfel bleven er nog veel meer onder weg in de donkere aarde steken, want waar het onkruid weggehaald was, wa ren de kosthuizen schaars en heel ver konden de larfjes niet reizen. Toen kregen de dikke wortels van de sla het zo druk met het voeden van de insecten, dat ze hun kroon van blaad jes vergaten. En de vergeten hartjes kwijnden, het rozetje hing slap naar beneden, het jonge kropje verwelkte en de zon, die eerst de groei scheen aan te voeren en aan te vuren, werd nu een plaag, die arme dorstige slaplantjes ver schroeide en verdorde. „Is het zó heet geweest vandaag?" dacht Evelyn, toen ze 's avonds nog even door de moestuin liep en drie, vier slaplanten zag, die de «blaadjes lieten hangen. Ja, zij en Jack hadden het ook wel kwaad gehad met de hitte, maar ze was toch verbaasd om te zien, dat het ook de jonge plantjes te machtig was geworden. Hoewel ze doodop was, putte ze nog een paar emmers water uit de wel en gaf het aan de planten. In de nacht zouden ze wel weer bijkomen. Maar de volgende ochtend hingen ze nog slap en 's avonds lagen de begin nende kropjes plat op de grond. Ver schillende van de andere Rjanten ver toonden ook al dezelfde flauwte. Evelyn had genoeg verstand van groenten om te begrijpen, dat hier niet de hitte oor zaak was van het afsterven van de plan ten. Ze trok een dode plant uit en be keek die zorgvuldig, maar er was niets aan te zien. Eerst toen ze de wortel opensneed zag ze bruine vlekken juist onder het begin van de bladrozet. „Vreterij," mompelde ze deskundig, hoewel ze geen wormen of ritnaalden kon ontdekken. Dergelijke dingen had je te verwach ten, dat wist ze; en ze maakte zich er ook niet ongerust over, al was het jam mer van de planten. Je zette toch altijd veel meer planten, dan je ooit gebrui ken kon, juist omdat er onvermijdelijk een aantal wegviel. Als de boeren geen schade hadden van insecten en vogels en droogte of nattigheid, zouden ze gauw binnen zijn. Neen, een boer hield zich aan de vaste regel van de natuur, dat er een overmaat van kansen moet zijn om een minimum aan zekerheid te krijgen. De natuur is niet karig op een eitje of een plantje. Hoeveel zaden van een onkruidplant zouden er eigenlijk kiemen? Bij lange na niet alle! Hoeveel jonge veldmuizen zouden er werkelijk weer nieuwe nestenknagers voortbren gen en hoeveel werden er niet opgege ten, voor ze groot waren? Hoeveel in secten dienden niet tot voedsel aan vo gels? (Wordt vervolgd.)

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1955 | | pagina 4