DE VALLEI
ZOMERTIJD is
SPAARTIJD
VERBOUW VAN
STOPPELKNOLLEN
-de CANADESE ERFENIS-
Voor de Jeugd
KOLOM VOOR DE VROUW
W.A V.V. Stadskanaal 5-1
Tom en de glazen
knikker
Wie het huishouden doet met verstand,
heeft s winters wat achter de hand
Rubriek VOOR DE BOER
FEUI LLETON
Zaterdagavond speelde op Wagenings
gemeentelijk sportpark WAVV een wed
strijd tegen Stadskanaal, welke de Wa-
geningers wisten te winnen met 51.
Frisia, WAVV en Stadskanaal moeten
een halve competitie spelen voor een
plaats in de eerste klasse. WAVV had
de ontmoeting tegen Frisia verloren.
Door thans te winnen blijven de Wa-
geningers een klein kansje behouden,
alhoewel Frisia door een gelijk spel te
gen Stadskanaal zich eerste klasser kan
noemen.
Het begin liet zich echter niet hoop
vol aanzien voor de groen-roden. Stads
kanaal trok direct na de aftrap op do
WAW-veste af, waar keeper Jansen
al direct zijn talenten moest tonen om
een vliegend schot van rechtsbuiten
Spierenburg (ex-NEC) uit zijn doel te
houden. Steeds weer trokken de gasten
ten aanval. Langzaam aan herstelde
WAVV zich en golfde het spel op en
neer, om beurten waren de partijen in
de aanval, doelpunten bleven echter
uit.
Er was een half uur gespeeld toen
Zetter de bal goed opbracht.
Zuiver plaatste hij het leer voor de
voeten van Van Reemst en met een
goed plat schot passeerde deze de
keeper (10). Lang kon de WAW-
aanhang echter niet juichen; bij een
snelle Stadskanaal-aanval kreeg Spie
renburg de bal te pakken, hij omspeel
de enkele WA W-spelers, keeper Jan
sen incluis en bracht de stand op 11.
Bij een volgende Stadskanaal-aanval
raakte spil Heilegering geblesseerd en
verliet het veld. Hij werd vervangen
door De Wit. Nauwelijks was het spel
weer begonnen, of Van Reemst gaf
WAVV opnieuw de leiding. Uit een
voorzet van rechtsbuiten Van Ernst
schoot hij het leer onhoudbaar langs de
Stadskanaaldoelman.
Na de rust was het WAVV dat het
spel in handen nam. De eerste aanval
leverde al direct succes op. Van Reemst
afgezwenkt naar de linkerbuitenplaats,
loste van de zijlijn een boogschot, wat
de keeper blijkbaar verraste. Over zijn
handen heen verdween het leer in het
doel (3—1).
Stadskanaal gaf zich echter niet ge
wonnen, vooral Spierenburg bracht
nogal eens verrassing in de groenrode
achterhoede. Bij een goede aanval van
de WAVV-ers werd het leer tot vier
maal toe hard ingeschoten, steeds was
er weer een been of een paal. Het bleek
echter uitstel te zijn want bij een vol
gende aanval was het Van de Spaa, die
met een hard schot de stand op 41
bracht. Bij een volgende aanval schoot
linksbuiten Moller. Buiten bereik van
de keeper sprong de bal van de paal
het veld weer in. Direct hierop was het
rechtsbuiten Van Ernst van WAVV die
hard en zuiver inschoot. Op fraaie wij
ze wist de Stadskanaalkeeper het leer
uit zijn doel te stompen al was het ten
koste van een hoekschop. Deze leverde
echter niets op. Er waren nog een vijf
tal minuten te spelen toen Zeiler de
bal goed kreeg aangegeven van De Wit.
Hij omspeelde op fraaie wijze de Stads
kanaalachterhoede, om daarna met een
hard schot de eindstand op 51 te
brengen.
HUWELIJK IN OUD-HOLLANDSE KLEDERDRACHT. In Monnikendam
werd het huwelijk voltrokken tussen de timmerman H. D. P. Stallenberg en Mej.
G. A. A. Mooyer. Ter gelegenheid van de Herdenkingsfeesten te Monnikendam
waren het bruidspaar, alle gasten, de burgemeester en gemeente-ambtenaren van
Monnikendam in Oudhollandse klederdracht gestoken. Foto: Het bruidspaar
„klinkt" tüdens de openluchtkoffietafel, die daarna gegeven werd. Links de
burgemeester, de heer W. N. Kelder, die het huwciyk voltrok.
EEN LOFZANG OP GUAR ANY
De Braziliaanse componist Gomez, die
in 1896 als directeur van het staats-
conservatorium te Para stierf, schreef
de opera „II Guarany", die met groot
succes in de Scala te Milaan in 1870
Verschijnt als bijlage van
het streekblad „De Vallei"
Onder redactie v. tante Jos
Correspondentie te richten
aan tante Jos, per adres
Parallelweg 10, Veenendaal
ONZE JARIGEN
18 Juli Dinie v. Engelenburg.
18
19
19
20
20
21
21
Dina Hoogendoorn.
Roeli en Arie Roelofsen.
Jopie Koldewijn (Eist).
Lina Roks (Eist).
Catharientje Roks (Eist).
Truusje Henken.
Chris v. Dijk.
NIEUWE RAADSELS
I. Mijn eerste helft is van steen en
mijn tweede ook. Wat voor dubbel we
zen zou ik wel zijn?
II. 1. Hoe noemt men de maand Juli
ook wel?
2. Waarom plant men bij voorkeur
helm, duindoorn en gagel in het
duinzand?
3. Als we de Mount Everest eens in de
diepste zee zouden plaatsen, steekt
de top dan nog boven water uit?
4. Wat zijn de twee buitenste kleuren
van de regenboog?
5. Waarom is een bosrijke omgeving zo
gezond?
6. Hoe heet een groep vliegtuigen die in
verband vliegen?
III. Ik ben niet veel maar toch wel
wat. Zet voor mij de letter F en ik ben
een vervoermiddel.
Oplossing raadsels
1. 1. De beste stuurlui staan aan wal.
2. De eerste klap is een daalder waard.
3. Hoge bomen vangen veel wind.
4. De laatste loodjes wegen het zwaarst.
5. Zachte heelmeesters maken stinken
de wonden.
6. Het oog van de meester maakt het
paard vet.
II. Sinaasappel.
III. Kolf, Aken, Melk, Punt, Eist, Roet,
Fuik, Oder, Elia, Luit, Iets, Erwt.
Kamperfoelie.
Tom is een echte kwajongen, maar
iedereen mag hem toch graag, want hij
is een eerlijke jongen, die nooit klikt of
een ander de schuld geeft. Maar hij mag
graag eens een echte streek uithalen.
En nu moeten jullie eens horen wat hij
verleden week op het schoolreisje uit
gehaald heeft. De hoogste klassen wa
ren met twee bussen naar Rotterdam
geweest en hoewel het weer niet zo erg
mooi was, hadden ze toch een prettige
dag gehad. Op de terugweg kwamen de
bij een groot hotel met een speeltuin,
waar men nog een uurtje zou doorbren
gen. Alle kinderen gingen in een grote
serre zitten, waar ze het brood konden
opeten dat ze nog over hadden, want
het was nog een hele reis naar huis.
Toen Tom ook z'n laatste boterham op
had, moest hij iets, dat alle kinderen
weieens moeten. „Tom," zei de mees
ter, „loop de gang maar door, dan kom
je vanzelf wel waar je wezen moet."
Tom ging op stap en kwam inderdaad
aan het einde van een lange gang. Maar
hij zag nergens een deur met „Heren"
er op geschilderd.
Onze Tom is echter niet verlegen en
op goed geluk trok hij maar eens een
deur in de gang open. En toen kwarn
hij in een soort bijkeuken. Hij zag nog
een andere deur en daarachter hoorde
hij gerammel met potten en pannen.
Daar was de keuken van het hotel,
waar de koks bezig waren het eten te
koken voor de vele gasten. Tom keek
eens rond en op een tafel zag hij wel
twintig puddinkjes staan, allemaal ge
lijk van vorm en grootte. Ze zagen er
lekker uit en de gasten zouden er straks
wel van smikkelen. Tom was een echte
rakker, zo jullie al weten en ineens
voelde hij dat hij een dikke glazen
knikker in de zak had. Tom keek even
om zich heen, maar er was geen mens.
Eli wat deed die kwajongen toen? Hp
nam de glazen knikker, veegde hem
netjes schoon aan zijn broek en toen
drukte hij hem zo maar in een van de
twintig puddinkjes. Met z'n vinger
streek hij de bovenkant weer glad en
toen was er niets van te zien, dat er
een glazen knikker in de pudding zat.
Maar toen maakte Tom, dat hij weg
kwam. Weer in de gang, vond hij de
deur, die hij hebben moest. Even later
was Tom weer in de serre terug.
„Dat duurde nogal even, Tom," zei
de meester. „Ja meester," zei Tom net
jes, „maar er waren zoveel deuren."
Nu gingen alle kinderen fijn schom
melen en wippen en van de glijbaan
roetsen. Maar eindelijk werd het tijd
om naar huis te gaan en allemaal moes
ten ze weer in het hotel komen, waar ze
tot afscheid nog een groot glas limonade
kregen. Tom zat er met kleine teugjes
van te genieten, maar opeens viel zijn
oog op een meneer en een mevrouw. De
mevrouw was zo mager als een lat en
de meneer was erg dik, maar je kon
wel zien dat ze allebei van lekker eten
hielden, want op tafel stonden de scha
len, die haast allemaal leeggegeten wa
ren. Toen zag Tom dat de meneer tegen
een schaal tikte en een kellner kwam
aanlopen. „Ober, de pudding," zei de
meneer, „we hebben niet veel tijd meer,
we moeten verder met de auto."
„Een moment," zei de ober. Hij pakte
vlug schalen en borden bij elkaar en
verdween er mee naar de keuken. Even
later kwam hij terug, zette schone
bordjes voor het echtpaar neer en twee
puddinkjes. Tom zag dadelijk dat het
twee van de puddinkjes uit de bijkeu
ken waren. „Die zien er lekker uit,
vrouw," zei de meneer, „daar heb ik nu
net zin in."
Mevrouw had al een hapje geproefd.
„Mmmm", zei ze, „ananaspudding, daar
ben je zo dol op, man."
„Heerlijk," gnuifde meneer, „we
zullen dat gevalletje eens even soldaat
maken" en met zijn lepel nam hij zo
wat de halve pudding van zijn bord en
het geweldige stuk verdween in zijn
mond. „Kostelijk, Arnolda," zei de me
neer, „ik zou welbla-bla-bla-boe-
boe-brrrr
„O man," zei de mevrouw verschrikt,
„wat scheelt je?"
„Ikprrr, bahbrrrheb
een hard stuk in mijn mond," hakkel
de de meneer.
O, wat schrok die Tom. Daar had die
meneer de pudding met de knikker ge
kregen en daar zat hij nu vlakbij en de
meneer kon haast niet praten. „Dat is
een stuk ananas", zei de mevrouw. Maar
de meneer schudde zijn hoofd, greep
zijn servet en toen kwam de knikker
van Tom te voorschijn.
Er waren meer kinderen die gezien
hadden, dat de meneer van dieirare ge
zichten trok en ze moesten allemaal een
beetje lachen.
„Maar dat is een groot schandaal,"
zei de mevrouw, „een knikker in 'de
pudding, een mens zou er wat van krij
gen. Ober!"
Daar kwam de ober al. „Nu moet u
toch eens zien," zei de meneer, „hoe
halen jullie het in je hoofd, een knik
ker in de pudding!"
„O meneer," zei de ober, „daar be
grijp ik niets van, dat is niet mogelijk."
„Niet mogelijk?" schetterde mevrouw.
„Ik heb het met eigen ogen gezien, zo'n
vieze knikker."
„Ik begrijp het niet," zei de ober, „ik
zal het onderzoeken en ik breng u een
andere pudding." „Dat hoeft niet," zei
de mevrouw snibbig, „we gaan weg".
„Niks er van," antwoordde de me
neer, die al weer over de schrik heen
was, „ik lust er nog best een," en toen
draaide hij zich om en hij zag Tom.
„Alsjeblieft jongen, een mooie knik
ker, speel er maar fijn mee."
„Dank u wel, meneer," zei Tom en
stak zijn eigen knikker weer in de zak.
De meneer begon aan pudding nummer
twee, maar eerst deelde hij de pudding
aan kleine stukjes, zo bang was hij dat
er weer een stuiter in zou zitten.
Meester had alles gezien en ook een
beetje gelachten om die meneer, maar
trok hij Tom eens even aan zijn oor.
toen ze even later weer in de bus zaten,
„Zeg Tom, had je die knikker soms
al eerder gezien? Was je daarom zo
lang in de gang?"
En toen zei Tom eerlijk: „Ja, mees
ter, hij was van mij, maar als je een
verkeerde deur open doet en je ziet
twintig puddinkjes staan en je hebt een
knikker in je zak
En toen lachte de meester, die best
tegen een grap kon, zo hard, dat de
chauffeur verschrikt omkeek.
werd opgevoerd. Daarin speelt de ver
broedering tussen de oerbewoners van
Brazilië en andere streken van Zuid-
Amerika de Guarany met de Por
tugezen een belangrijke rol. Inderdaad
bestaan in Brazilië geen rassentegen
stellingen en rassenvraagstukken. Deze
Guarany hebben nooit getracht land te
veroveren of andere stammen te onder
drukken. Ze waren echter het symbool
van gezondheid en volharding, b.v. wat
het afleggen van enorme afstanden in
hun roeiboten betreft. Hun taal is ook
heden ten dage nog de voertaal van
bijna alle Indianenstammen van Zuid-
Amerika en wordt in Brazilië de „Lin
gua Geral", d.w.z. de „algemene taal"
genoemd.
De zomertijd biedt ons veel heerlijk
heden. We kunnen genieten van de zon,
van vacantie, en we zetten al die win-
terkwaaltjes en verkoudheden voor
lopig opzij. De zomer lokt tot uitgaan,
tot vrolijkheid en gezellige familie
bijeenkomsten, waartoe men 's winters
niet gemakkelijk komt, omdat het to
koud is om te reizen, maar vooral om
dat ons dan de tijd ontbreekt.
De meeste vergaderingen, voorlich
tingsavonden voor studie of culturele
doeleinden worden 's winters gegeven.
Het aantal cursussen, dat de poort
opent voor het bestijgen van een hogere
sport op de maatschappelijke ladder, is
legio en wie heeft er tegenwoordig niet
op een of andere manier mee te maken?
Voor zover de huisvaders zelf niet tol
de leerlingen behoren, sturen ze er
zoons of dochters heen en al die studie
maakt het onmogelijk om familie of
kennissen te ontmoeten. Dat wordt dus
maar voor de zomer gereserveerd.
MET DE R IN DE MAAND
In de winter moeten we stoken. De
brandstof doet met de dure kolen het
huishoudgeld snel slinken. Niet zodra is
de R in de maand of we beginnen al
weer met het innemen van versterken
de middelen. De post kleding vraagt in
de winter meer aandacht dan 's zomers,
niet alleen omdat de winterkleding
duurder is, maar men heeft ook veel
meer textiel nodig. En 's zomers laat
men de kinderen wel lopen met een
Nu de oogsttijd van de granen nadert,
lijkt het ons goed iets te. schrijven over
de verbouw van stoppelknollen. Op de
gemengde bedrijven moet het bouw
land zoveel mogelijk in dienst staan van
de voederwinning voor het vee, der
halve zullen we ook de stoppel zo goed
mogelijk moeten benutten. Hiervoor
staan ons verschillende gewassen ten
dienste, o.a. ook stoppelknollen. Gaan
we hierop nu wat nader in dan kunnen
we allereerst wel zeggen, dat stoppel
knollen voor onze gemengde bedrijven
een stoppelgewas bij uitnemendheid is.
Geen enkel ander stoppelgewas levert
in zo korte tijd een zo grote massa en
voederwaarde als deze en heeft boven
dien een zeer goede smakelijkheid. Ver
der geldt het hier een voor de practijk'
zeer bekende teelt, waarmee men zich
volkomen vertrouwd heeft gemaakt,
m.a.w. men heeft reeds zeer veel erva
ring op dit gebied. Het is een gewas met
weinig risico, weinig werk, weinig kos
ten en vrij oogstzeker. Daar komt nog
bij dat het vers zonder verdere ver
werking gevoederd kan worden, waar
dus ook weinig werk en, wat nog be
langrijker is, geen verliezen tegenover
staan.
Zou men hieruit de conclusie trekken:
„Hoe meer stoppelknollen, hoe beter",
dan zijn we het daarmee toch niet eens.
Waarom niet?
We dienen te bedenken dat we dit ge
was op stal kunnen voeren van 1 Nov.
tot 1 Jan. (langer mogen we toch zeker
niet rekenen), dat is dus ongeveer 60
dagen. Verder is door voederproeven
bewezen, dat we bij het voederen van
stoppelknollen niet hoger mogen gaan
dan 50 kg per dier per dag, hetgeen dus
neerkomt op maximaal 3000 kg. per
koe per periode. Gaan we hoger dan 50
kg per koe per dag (in de practijk soms
80 a 90 kg en nog hoger) dan is het ge
volg dat de dieren vermageren, dun op
de mest worden, oplopen enz. Brengt
een gewas stoppelknollen 35000 kg per
ha op, dan zien we dus dat dit verdoen
de is voor 11 a 12 stuks grootvee (melk
koeien). Een roe brengt dus ongeveer
50 kg stoppelknollen op, d.w.z. dat dus
1 roe per koe per dag voldoende is. Wij
adviseren u met het bovenstaande re
kening te houden. Ofschoon een schom
meling van 10 a 15% in deze opper
vlakte alleszins geoorloofd is in ver
band met hogere of lagere opbrengsten.
Maarhoren we de practijk al
zeggen, dan kuilen wij ze in en inge
kuilde stoppelknollen worden toch goed
gegeten. Ook dat zijn we ons wel dege
lijk bewust. Vergeet echter niet, dat de
verliezen bij inkuilen van stoppelknoli
len enorm hoog liggen en zeker het
hoogste bij de in deze streek toegepaste
warme methode, waarbij men dus
meerdere dagen over een kuil doet. Zo
wel kwalitatief als kwantitatief zijn
verliezen van de helft daarbij niet
vreemd.
Gaan we dit in geldswaarde bereke
nen, dan komen we tot de conclusie
(mits dit mogelijk is) beter te verkopen
dan in te kuilen.
Vooral in verband met de zaaitijd
verleent rogge, eventueel gerst, de beste
stoppel. Op tijd gezaaid (eind Juli10
Aug.), bij een goed zaaibed, is I1/» kg
zaaizaad voldoende. Het hangt uiter
aard ook van het weer af, maar vroeg
gezaaide stoppelknollen geven meestal
de hoogste opbrengst. Dit gewas is zeer
dankbadr voor stalmest en/of gier.
Daarnaast is 200 kg super, 200 kg kali-
zout 40% en 300 a 400 kg kalkammon-
salpeter voldoende. Ook gebruikt men
wel fosfaatammonsalpeter in plaats
van super en kalkammon. Dit kan ook
heel goed. De stikstof geve men liefst
in twee keer, n.l. een klein gedeelte bij
het zaaien (vlak voor het zaaien men
gen) en de rest wanneer de stand
goed is.
Zowel machinaal als breedwerpig
zaaien is mogelijk. Machinaal gezaaid
is vooral bij droog weer de opkomst
beter en regelmatiger. Verder is hier
door ook machinaal schoffelen en pluk
ken mogelijk. Vooral het schoffelen is
zeer belangrijk. Stoppelknollen zijn hier
zeer dankbaar voor, terwijl het tevens
een goede onkruidbestrijding is. Ook
het plukken van machinaal gezaaide
knollen gaat veel vlugger. Een rij
afstand van 30 a 40 cm is gewenst,
evenals het gebruik van drukrollen aan
de pijpen van de machine.
Voor vroege oogst komen vooral de
rassen Jobe, Halflange Blauwkop C.B.,
Mommersteegs knolvoetresistente half
lang, e.d., in aanmerking. Voor late
oogst de Gelria, Siloga en nog enkele
andere nieuwe rassen. Het is verstandig
van beide groepen, dus zowel voor
vroege als late oogst, een gedeelte af
zonderlijk uit te zaaien, in verband met
het groenblijven van het loof. Die voor
late oogst zijn derhalve ook beter tegen
nachtvorst bestand.
paar oude schoenen of eenvoudige san
dalen, want de schooldeuren zijn ge
sloten en er is geen sneeuwmodder, die
zo gauw natte voeten veroorzaakt, wan
neer er geen goede schoenen aan de
kindervoeten zitten. Dit alles betekent
minder kosten voor de huishouding. De
voeding daalt ook al in prijs, want veel
mensen eten 's zomers minder en soms
ook niet zo gedegen.
Men heeft meer weerstand ende
prijzen van groenten, fruit en veel an
dere voedingsmiddelen zijn 's zomers
meestal lager. De lichtrekening daalt,
de bedden vragen minder dekens, het
zijn stuk voor stuk verminderingen van
de kosten van levensonderhoud.
Bovendien zijn er 's zomers nog wei
eens extra inkomsten. De kinderen wer
ken in de vacanties, de vaders houden
tuinen bij en veel vrouwen en meisjes
helpen wel met schoonmaak- of oogst-
werkzaamheden, waardoor nog weieens
iets extra's binnenkomt.
Gelukkig, dat het zo is, zullen veel
vrouwen zeggen. Want het zoontje heeft
al zo dikwijls gevraagd om een busreis
naar het buitenland. Er komen broers,
zusters, opa's en oma's, nichtjes en
neefjes logeren en dat alles kost geld.
Maar goed, dat andere rekeningen lager
zijn!
DE VACANTIE VAN PA!
En wat denkt u van de vacantie van
pa, die toch ook met zijn vrouw op reis
wil en liefst een beetje uit de buurt.
Daar moet toch ook geld voor zijn. We
spreken nu nog niet over het uitgaan
op zomeravonden of in week-ends met
mooi weer. We nemen dan steeds aller
lei heerlijkheden mee, of laten ons in
een restaurant eens goed bedienen.
Wie spreekt daar van lage kosten in
de zomer. Velen zullen behoorlijke re
keningen over zomerkosten kunnen
voorleggen.
We stellen nu even voorop, dat een
vacantie voor de meeste mensen thans
noodzaak is geworden. Het leven is zo
vol van jagen en vliegen en allerlei
drukte, dat men nodig eens tot rust
moet komen.
Niemand zal ook durven ontkennen
dat zo'n vacantie geld kost. Er kan ook
best eens iets extra's komen in die zo
mermaanden en waarom zou men niet
een week-end er uit trekken.
EEN GRENS
Maar toch hebben wij bezwaren te
gen die steeds stijgende zomerkosten.
Er is een grens aan alles en men kan
dus zijn uitgaven met beleid en overleg
doen. De fout, die velen nog maken bij
het doen van hun uitgaven is, dat men
op een bepaald moment een hoeveel
heid geld in handen heeft en dat men
dat dan geheel kan verteren.
Het is best mogelijk, dat u in de zo
mermaanden door al die mindere lasten
eens ruim in het geld zit. Maar vergeet
dan niet, dat na de zomer telkens de
winter volgt en dat dan de kosten van
het levensonderhoud plotseling weer
stijgen.
Die stijging kan gemakkelijk de in
komsten overtreffen en dan moppert
men over het niet uitkomen met het
huishoudgeld. Het is nu eenmaal zo,
dat elk jaar duurdere perioden kent en
goedkopere. Men moet dit door elkaar
nemen. Maar dit betekent tevens, dat
men reeds in de goedkopere zomer
maanden denken moet aan de duurdere
winter.
Het is dus nodig om niet alle inkom
sten 's zomers uit te geven, maar een
gedeelte te reserveren voor de winter.
Zomertijd is spaartijd. En wie niet spa
ren kan, omdat het geld dan op een on
gelegen moment toch wordt uitgegeven,
zouden wij de raad willen geven om
reeds 's zomers wat kolen op te doen,
kleding te laten reinigen of andere uit
gaven te doen, waarvoor men in de
winter dankbaar is.
De fantastische reclames voor zomer
feesten en vacantiereizen lokken velen.
Dit kan men niet veroordelen, maar
men zorge er als huisvrouw voor, dat
ontspanningskosten en andere zomer-
uitgaven geen oorzaken worden voor
het missen van dringend nodige artike
len en zaken in de wintermaanden.
(Nadruk verboden.)
(39)
„Tegen die tijd kon het weieens rege
nen," denkt de toeschouwer. „Jammer
van het hooi, het is juist zo mooi droog."
Nu schiet het werk minder hard op;
het ontbreken van een man vertraagt
het tempo ontstellend naar het oordeel
van de peinzende man aan de beekrand.
Traag trekt Eric zijn schoenen weer
aan. Hij moest maar langzamerhand
teruggaan, anders zou hij zelf de bui
nog krijgen. Reeds weegt de hemel
zwaar op de aarde. Als hij opstaat, ziet
hij het in de verte weerlichten en vele
tellen later dringt een flauwe echo van
de donder tot hem door. Het is ver
stikkend benauwd. De drukkende lucht
doet het bloed door het lichaam vloeien
als gloeiende lava.
Als gehypnotiseerd zijn planten en
dieren en akkers. Alles is verstijfd, ver
stild, ontzet. Roerloos en ademloos in
een overhete atmosfeer. Slechts de
hooiers bewegen bewegen als be
zetenen.
Dan schiet een windvlaag als een
wiekslag langs hem heen en scheurt de
beklemming. De eerste dikke droppels
vallen, langzaam, zwaar, nadrukkelijk.
En het laatste voer hooi is nog maar
nauwelijks begonnen
Twee tellen later staat Eric naast de
wagen en de vork, die hij onderweg
heeft opgepikt, steekt verwoed in de
ruige lokken hooi. Mannenvrachten
beuren zijn gespierde armen naar bo
ven en de baas, die nauwelijks ver
baasd schijnt, zegt alleen: „Werk no
dig? Ga je gang."
Zwijgend zwoegen ze gezamenlijk. Na
de eerste druppels is de grote bui uit
gebleven. Zullen ze het halen? Zweet
druipt ia straaltjes langs het gezicht
van de „rentenier". Blaadjes, strootjes,
zaadjes, stofjes, dwarrelen bij elke prik
hooi op zijn verzorgd hoofd neer. Bin
nen tien minuten is hij onherkenbaar
smoezelig. Maar de nieuwe boeren
knecht denkt alleen aan de naderende
bui en het mooie, droge hooi.
Er is iets van wilde triomf in de wijze
waarop hij de laatste opper hooi aan
valt. Het kan er nog bij; maar wordt
de wagen dan niet te zwaar? Zullen de
paarden dit fantastisch hoog opgeladen
voer kunnen trekken? „Vooruit maar!"
Het wordt een benauwd ogenblik. De
gespierde poten strekken zich, ruggen
worden gespannen, het tuig kraakt en
de wagen steunt, als was de last te
groot Hoeven klauwen in de dorre
grond. Maar de vracht beweegt nauwe
lijks. Handen grijpen aan de spaken
van de wielen; verhitte koppen buigen
zich naast de deinende last en lang
zaam, langzaam rolt de wagen weg,
schommelt over de kluiten en gaten en
draait de weg op. De boer loopt dood
vermoeid achter het voer aan en
alsof dat vanzelf sprak Eric voegt
zich bij hem.
De zware druppels vallen sneller,
steeds sneller.
Een schichtige vlam doorschiet de he
mel om met daverend geweld het eind
van de werkdag te bezegelen. Een wind
vlaag wervelt nog even over de weg.
Dan schuift een regengordijn de wereld
dicht.
VIII
„DAN MAAR ALLEEN"
Een frisgroen plantje strekt zijn
blaadjes uit. Eerst was het een klein
puntje op de rulle aarde. Toen waren
er een paar miniatuur blaadjes uitge
komen. Dat giLag nog langzaam. Het
plantje moest nog heel wat worteltjes
krijgen om voedsel in voldoende hoe
veelheden naar boven te kunnen stu
wen. Maar de zon en de regen hielpen.
De aarde was warm en vochtig; levens
krachtige sappen stegen omhoog en het
plantje gedijde. Er kwam een hartje,
dat al maar nieuwe malse blaadjes
voortbracht. Zo ontstond er een rozetje,
stevig verankerd met een lange pen-
wortel en talloze zijworteltjes. Twintig
centimeter verder stond nog zo'n plant
je en twintig centimeter op zij aan
iedere kant eveneens. Elk plantje maak
te deel uit van een legertje jonge, frisse,
pittige, groene rozetjes, die nergens an
ders aan dachten dan aan de heerlijk
heid van de zon en de regen en de aar
de en de lucht en die door deze vier
omgetoverd werden in rijke hartjes, die
slechts vroegen steeds meer te mogen
geven van het teerste dat het had. Dat
is iets, dat een warmgestemd hart nu
eenmaal niet kan laten.
Evelyn wandelde langs haar sla-bed
en keek, met welgevallen naar de krui-
vende, kroesende, kroppende blaadjes
en het deed haar goed te zien, dat alles
stevig groeide. De radijsjes waren al
eetbaar, de koolplantjes kwamen op.
Als ze even tijd had, zou ze bonen leg
gen en tomaten zaaien. Dit jaar was ze
van plan heel wat van haar tuintje te
oogsten, al was 't een verschrikkelijk
onderhoud. Want het onkruid groeide
nog harder dan de gezaaide planten en
veel tijd schoot er voor werkjes als deze
niet over.
Het was nog vroeg in de morgen. Al
les was nat van de dauw, maar de zon
scheen al warm op haar gebogen rug.
Het zou een hete dag worden, maar dat
was ook wel nodig, want ze waren aan
het hooien en daarvoor heb je warmte
en droogte nodig. Het zou geen verloren
dag zijn.
Terwijl Evelyn en Jack het gras maai
den en keerden en schudden en harkten,
het graan de hoogte in schoot en de
planten in de tuin een wedloop hielden
met het onkruid, begon er in de aard-
kruimeltjes iets te bewegen. Iets zo
nietig, dat het welhaast niets was. Het
kon schijnen, dat een worm in het
voorbij kruipen slechts een korreltje
grond verschoven had. Maar er was geen
worm in de buurt en het kruimeltje
bewoog toch. Het was donker daar in
de aarde, het zonlicht kon er niet door
dringen en toch was het de zon, die
deze korte schokkende beweginkjes van
een onaanzienlijk lichtkleurig stipje
veroorzaakte. Want de voorjaarswarm-
te wekte niet alleen zaden tot leven,
ook eitjes van de allerkleinste insecten
werden gegrepen door de onweerstaan
bare voorjaarskracht. Binnen in die
microscopisch kleine dingetjes begon
het te leven door hetzelfde vocht en
door dezelfde warmte, die de sla zo
prachtig hadden doen groeien.
Kort daarna zocht een larfje met een
graag zuigmondje zijn weg door het
donker en vond een dikke wortel. In
minder dan geen tijd had het kleine
wezentje zich door de buitenwand heen-
geboord en was het terechtgekomen in
een onuitputtelijke bron van voedsel.
Het larfje verloor geen tijd en nam met
alle rechten van de vrije natuur zijn
rechtmatig aandeel van de overvloed.
(40)
Dat larfje was niet alleen. De be
kende moeder was ondanks haar nie
tigheid van een wonderbaarlijke
vruchtbaarheid geweest en haar nako
melingschap, die zo fortuinlijk was in
een slabed te vondeling te zijn gelegd,
deed een massaberoep op de sappige
wortels, die zo uitstekend wisten, wat
larfjes van hun soort nodig hadden.
Van alle kanten kwamen ze opdagen.
Bij tienen en bij honderden. Zonder
twijfel bleven er nog veel meer onder
weg in de donkere aarde steken, want
waar het onkruid weggehaald was, wa
ren de kosthuizen schaars en heel ver
konden de larfjes niet reizen.
Toen kregen de dikke wortels van de
sla het zo druk met het voeden van de
insecten, dat ze hun kroon van blaad
jes vergaten. En de vergeten hartjes
kwijnden, het rozetje hing slap naar
beneden, het jonge kropje verwelkte en
de zon, die eerst de groei scheen aan te
voeren en aan te vuren, werd nu een
plaag, die arme dorstige slaplantjes ver
schroeide en verdorde.
„Is het zó heet geweest vandaag?"
dacht Evelyn, toen ze 's avonds nog
even door de moestuin liep en drie,
vier slaplanten zag, die de «blaadjes
lieten hangen. Ja, zij en Jack hadden
het ook wel kwaad gehad met de hitte,
maar ze was toch verbaasd om te zien,
dat het ook de jonge plantjes te machtig
was geworden. Hoewel ze doodop was,
putte ze nog een paar emmers water uit
de wel en gaf het aan de planten. In de
nacht zouden ze wel weer bijkomen.
Maar de volgende ochtend hingen ze
nog slap en 's avonds lagen de begin
nende kropjes plat op de grond. Ver
schillende van de andere Rjanten ver
toonden ook al dezelfde flauwte. Evelyn
had genoeg verstand van groenten om
te begrijpen, dat hier niet de hitte oor
zaak was van het afsterven van de plan
ten. Ze trok een dode plant uit en be
keek die zorgvuldig, maar er was niets
aan te zien. Eerst toen ze de wortel
opensneed zag ze bruine vlekken juist
onder het begin van de bladrozet.
„Vreterij," mompelde ze deskundig,
hoewel ze geen wormen of ritnaalden
kon ontdekken.
Dergelijke dingen had je te verwach
ten, dat wist ze; en ze maakte zich er
ook niet ongerust over, al was het jam
mer van de planten. Je zette toch altijd
veel meer planten, dan je ooit gebrui
ken kon, juist omdat er onvermijdelijk
een aantal wegviel. Als de boeren geen
schade hadden van insecten en vogels
en droogte of nattigheid, zouden ze
gauw binnen zijn. Neen, een boer hield
zich aan de vaste regel van de natuur,
dat er een overmaat van kansen moet
zijn om een minimum aan zekerheid te
krijgen. De natuur is niet karig op een
eitje of een plantje. Hoeveel zaden van
een onkruidplant zouden er eigenlijk
kiemen? Bij lange na niet alle! Hoeveel
jonge veldmuizen zouden er werkelijk
weer nieuwe nestenknagers voortbren
gen en hoeveel werden er niet opgege
ten, voor ze groot waren? Hoeveel in
secten dienden niet tot voedsel aan vo
gels?
(Wordt vervolgd.)