DE VALLEI
ïo (4 Rcné
Onproductief V eenendaal
met de hakken over
de sloot
HET LEVEN VAN
ROVER RAT
Renswoude nam revanche met 4-0
RHENUS wint en ELST verliest
W.A.V.V. W.V.V 1-3
Voor de Jeugd
RKVUV verliest met 0-2
Officiële Bekendmaking
Lachen verboden
VERKEERSREGEL
Hansje uit het toverland
KIESPIJN
FEUI LLETON
Het heeft Veenendaal in de wedstrijd
tegen Quick uit Ntfmegen bepaald niet
tegen gezeten. De 2—1 overwinning
was wat de kwaliteit van het spel aan
ging beslist niet verdiend, ja zelfs
moest de objectieve toeschouwer het
spel van de gasten iets hoger aanslaan.
De Nymeegse ploeg was nadat zy
reeds met de rust een 01 voorsprong
had ook in de tweede helft niet zwak
ker en een doelpunt van de rood
zwarten hing als het ware in de lucht.
Toen Veenendaal echter tien minuten
voor het einde een strafschop kreeg te
nemen was Quick een geslagen ploeg.
De schotvaardigheid was evenwel by
de bezoekers ook niet van grootse
allure, anders hadden zij hun veld-
meerderheid zeker in enkele goals kun
nen uitdrukken.
De eerste helft gaf weinig opwindends
te zien. Overwegend was Quick sterker.
De weinige goede aanvallen van de
Veenendalers werden alle slecht afge
werkt en keeper Michielsen heeft het
dan ook niet druk gehad. Doelman
Cornelissen kreeg het aan de andere
zijde veel zwaarder; te verduren, vooral
ook omdat de verdediging enigszins uit
vorm was. Na een half uur spelen nam
Quick de leiding. Rechtsbinnen Klein
Schiphout kreeg een vrije schietkans
en hij faalde in de afwerking niet (01).
Deze stand bleef tot aan de rust ge
handhaafd en was, gezien het vertoonde
spel, redelijk te noemen. Na de thee
kreeg Veenendaal iets meer bewegings
vrijheid maar in de voorhoede wilde
het nog maar niet vlotten. Wel kreeg
midvoor Heykamp na enkele minuten
een goede kans, toen hij alleen voor
doelman Michielsen kwam, doch hij
schoot hoog over. Na 22 minuten moest
rechtsbuiten A. Rebergen zich door zijn
broer G. J. Rebergen laten vervangen.
Een verbetering was dit niet, doch het
leverde in ieder geval de gelijkmaker
op, want nauwelijks was hij in het veld,
of hij gaf een goede voorzet aan links
buiten Muller, die meteen fraai inkopte
(11). Dit doelpunt bracht meer geest
in het elftal en ook in de aanvallen
kwam wat meer vaart. Tien minuten
voor het einde er zat voor beide
ploegen nog een goede kans op winst
in kwam echter de fatale strafschop.
Waarom de arbiter deze penalty toe
kende was zeer onduidelijk. Niemand
RKVUV heeft op eigen terrein een
03 nederlaag moeten incasseren tegen
DWSM. Reeds met de rust hadden de
gastheren een 02 achterstand. Het
eerste doelpunt viel na een half uur,
toen de Unitas-achterhoede voor ver
meend buitenspel bleef staan. Tien mi
nuten later werd een fout in de achter
hoede wederom afgestraft (02). In de
tweede helft was de thuisclub overwe
gend sterker, maar de voorhoede miste
een groot gebrek aan stootkracht.
Zelfs werd er nogmaals door de gas
ten gescoord, toen de Unitas-spelers
allen ver opgedrongen waren.
Een spannend moment voor het Quick-
doel tydens een felle aanval van
„Veenendaal"
LEGITIMATIEBEWIJZEN VOOR
BLINDENGELEIDEHONDEN-
INSTELLINGEN
In de loop der laatste jaren zijn bij
herhaling ernstige bezwaren gerezen
tegen de activiteiten van zekere instel
lingen, welke zich bezighouden met de
opleiding en verstrekking van geleide
honden voor blinden. In bepaalde ge
vallen hebben de gestes van dergelijke
instellingen zelfs tot politieel ingrijpen
geleid.
Als middel om aan deze hoogst onge
wenste toestand een einde te maken is
overgegaan tot uitreiking van legitima
tiebewijzen aan die instellingen, die
daar qua bonafiditeit en deskundigheid
voor in aanmerking komen. Opdat on
nodige verspilling van voor een goede
zaak bestemde gelden wordt voorkome
en een juiste behartiging van de belan
gen der blinden wordt gewaarborgd, is
het van de grootste betekenis, dat het
publiek voortaan uitsluitend zijn gaven
schenkt aan die instellingen terzake,
welke een legitimatiebewijs hebben
verkregen van de stichting „Het Ne
derlandse Blindenwezen". Men kan zich
van dit laatste overtuigen, door de col
porteurs inzage van dit legitimatiebe
wijs te vragen of er zich van te ver
gewissen dat aan de geplaatste collecte-
busjes het daarvoor bestemde legitima
tiebewijs is gehecht.
Ten einde deze maatregel te doen
slagen is het voorts noodzakelijk, dat de
winkeliers voortaan geen collectebusjes
van geleidehondeninstellingen in hun
zaak plaatsen, tenzij deze voorzien zijn
van het reeds genoemde legitimatie
bewijs.
Rhenen, 2 december 1955.
Burgemeester en wethouders
van Rhenen,
L. BOSCH VAN ROSENTHAL.
De secretaris, Th. v.d. WILLIK
had n.l. een ernstige overtreding ge
constateerd. De scheidsrechter was ech
ter resoluut. G. v. d. Weerdhof plaatste
zich achter het leer en onhoudbaar ver
dween de bal in de touwen. Quick
moest in de laatste minuten alle zeilen
bijzetten om nog niet een grotere ach
terstand te krijgen. Al met al een over
winning zonder hoerastemming en een
les om het de volgende keer beter aan
te pakken.
Renswoude heeft revanche genomen
voor de 43 nederlaag, die de rood-
witten in de eerste competitiewedstrijd
van Oranje-Wit kregen te incasseren.
Tevens is men nu dus aan de tweede
helft van de competitie begonnen. Van-
af het eerste fluitsignaal is de thuisclub
in de aanval geweest en de 40 eind
stand is met de regelmaat van de klok
bereikt. De eerste helft was nog maar
nauwelijks begonnen, of midvoor G.
Braak kreeg een kans op de openings
treffer. doch hij zag zijn schot door de
keeper gestopt. Dat de Renswoudse
keeper handelend moest optreden ge
beurde maar heel weinig, maar toen in
de 22e minuut een keihard schot van de
linksbuiten van O.W. via de paal weer
in het veld stuitte, had hij bepaald ge
luk. In de 29e minuut benutte de deze
middag goed spelende G. van der Horst
een vrije schietkans en was de stand
1—0. Nog voor het verstrijken van de
eerste helft wist G. Braak de score tot
2-r-O op te voeren. Na de hervatting had
L. Stutvoet de linksbuitenplaats inge
nomen en G. van der Horst de spil-
plaats. Later wisselden G. Hardeman
(back) en G. van der Horst nogmaals
van plaats. Reeds na zeven minuten
spelen kon J. de Boer de stand op 30
brengen. G. Braak nam het laatste doel
punt voor zijn rekening. Het laatste
half uur was er weinig meer te zien.
Nog steeds zijn er in de Renswoudse
ploeg enige zwak bezette plaatsen aan
te wijzen. Deze moeten vervangen
worden.
Eist is niet in staat geweest wederom
een overwinning te behalen. Dit valt
trouwens in het geheel niet mee tegen
een ploeg als Wijk bij Duurstede. Over
wegend zijn de gasten in de meerder
heid geweest, hoewel de 26 eind
stand wel wat te veel van het goede
was. Een 24 eindstand had de ver
houdingen beter weergegeven.
Rhenus is in de wedstrijd tegen
Scherpenzeel met de hakken over de
sloot gekomen. De 01 uitslag was
echter nog juist voldoende om de eerste
plaats te behouden. Beide ploegen toon
den deze middag een groot gebrek aan
schotvaardigheid. Overwegend is Scher
penzeel iets meer in de aanval geweest,
maar het was vooral de voorhoede, die
vele doelrijpe kansen niet benutte. Na
een half uur spelen kon Rhenus een
01 voorsprong nemen. Deze stand on
derging geen wijziging meer. Ook na d«
thee was van een overwicht van een
van beide elftallen geen sprake. Doel
punten bleven echter uit. Het elftal met
het meeste geluk heeft hier op de pun
ten beslag weten te leggen.
In een vooral door WAVV wel zeer
slecht gespeelde wedstrijd is het WW
gelukt de Wageningers een verdiende
13 nederlaag toe te brengen.
Bij de WAW-ers lag het misschien
aan de feestelijkheden die zij zaterdag
gehouden hebben ter gelegenheid van
net 30-jarig bestaan der vereniging.
Nauwelijks was afgetrapt of de
WAW-ers trokken op de WW-veste
af. Men kreeg een hoekschop te nemen
welke echter niets opleverde. Direct
hierop was het Zeiler die overschoot.
Bij een Winschoter aanval bracht links
buiten Nieuwenhuis de bal goed voor
het WAW-doel. Keeper Jansen wist
het schot van midvoor Blom ten koste
van een hoekschop uit zijn doel te
houden.
Er was twintig minuten gespeeld
toen WW de leiding wist te nemen. Bij
eefl vlotte aanval bracht linksbuiten
Nieuwenhuizen de bal goed voor het
WAW-doel, rechtsbinnen Kuiper ving
de bal op en onhoudbaar voor keeper
Jansen verdween deze in het net (01).
Na de rust pakte WAW de zaken wat
beter aan. Direct daarop was het echter
rechtsbuiten De Weerd, die onhoudbaar
voor keeper Jansen inschoot (02).
Na 25 minuten spelen loste Van
Reemst onverwachts een harde schui
ver. Blijkbaar totaal verrast liet Visser
de bal glippen (12). De Winschoters
waren echter vast besloten hun voor
sprong te behouden, wat, dank zij het
wel zeer onbehouwen spel van de
WA W-voorhoede lukte. Tien minuten
voor het einde viel wel de beslissing.
Even buiten het strafschopgebied kre
gen de Winschoters een vrije trap te
nemen. Lijseman plaatste zich achter
de bal en onhoudbaar voor keeper Jan
sen verdween de bal in het net (13).
Nog trachtte WAVV de nederlaag te
ontlopen, de Winschoters wisten echter
door goed verdedigen de overwinning
veilig te stellen.
Verschijnt als bijlage van
het streekblad „De Vallei"
Onder redactie v. tante Jos
Correspondentie te richten
aan tante Jos, per adres
Parallelweg 10, Veenendaal
Zilverpapier ontvangen van:
Mevr. Budding, Kerkewijk.
Henny v. d. Berg.
Kitty v. d. Berg.
Aart v. d. Berg.
Julianaschool.
Juliana v. Stolbergschool.
Allen weer hartelijk dank!
Op een feestje kun je het volgende
spel doen. Je gaat met z'n allen om de
tafel zitten.
Nummer 1 begint, hij zegt: Ha.
Nummer 2 zegt: Haha.
Nummer 3 zegt: Hahaha.
Zo zegt de hele kring een keer meer
„ha" dan zijn voorganger. Als de hele
kring een beurt heeft gehad, beginnen
jullie opnieuw. En het is verboden te
lachen!
Je kunt het Hahaha heel vlug achter
elkaar zeggen. Zodra er iemand lacht,
mag hij niet meer meedoen. Degene die
overblijft zonder één keer te hebben
gelachen, is de winnaar.
Steek altijd recht de straat over. Kijk
eerst naar links en dan naar rechts.
VERJAARDAGEN
28 Sientje v. d. Haar.
28 Eefje Lansing.
29 Cornelis Vendelo, Eist.
30 Jelis Roodbeen.
4 Dec. Franck Lansing.
6 Berend Huibers.
6 Wim Sipman.
7 Marian v. Dorland.
Oplossing raadsels
I. Worm - er - veer. Wormerveer.
II. Kees likte aan het dubbeltje.
III. Asperges groeien onder de grond.
NIEUWE RAADSELS
1. Hoe noemt men vogels, die het hele
jaar hier blijven?
2. Waar staat het standbeeld van Mi-
chiel de Ruyter?
3. Hoe heet een bijenhouder?
4. Hoe noemt men een mannetjesgans?
5. Hoe noemt men de liftkoker, die toe
gang geeft tot de ondergrondse mij
nen?
x fijne vleessoort.
x ander woord voor bijt.
x groente.
x ruimte voor een boerderij,
x ander woord voor vod.
x rivier.
x een der zonen van Noach.
Op de kruisjeslijn komt de naam van
een stad in Noord-Holland.
Hier volgt een verhaaltje dat Repel
steeltje maakte. Ik vind het heel mooi,
jullie ook?
Hansje uit het toverland was een
stoute jongen. Hij plaagde altijd dieren
en zo gauw hij er de kans toe kreeg,
had hij alweer een beestje geplaagd.
De ene dag kwam hij thuis met een
meikever in een doosje. De andere keer
begroef hij een levende vlieg. Weer een
andere keer had hij een bij in een
doosje gestopt en hem zolang laten zit
ten, totdat hij van honger en dorst was
omgekomen. Dat vond fee Goedhart
wel heel erg. Ze liet al haar raadsleden
bij zich komen en vroeg wat ze tegen
Hansjes plaaglust moest doen. Deze
keken heel ernstig en trokken een
diepe rimpel in hun voorhoofd, zo diep
dachten ze na. Eindelijk kwam er een
heel oud kaboutertje naar voren (hij
was vast wel 200 jaar) en fluisterde de
fee wat in het oor. De fee knikte glim
lachend en zei dat het prachtig bedacht
was.
De volgende dag kwam Hansje met
een verheugd gezicht naar zijn moeder
toelopen. „Mama," zei hij, „moet u nu
eens kijken. Wat mooi hè?" Zijn moe
der keek in het busje dat vol met water
zat en bovenop dreef een bij. Bedroefd
keek moeder haar jongen aan. Dat hij
dat toch niet kon afleren! Maar plotse
ling werden haar ogen groot van schrik.
Ook Hansje keek verschrikt naar zijn
neus. Wat was daar mee gebeurd? Zijn
neus groeide en groeide maar. Hij was
nu al wel zo groot als een cocosnoot.
Hè, gelukkig, daar hield hij op met
groeien. Maar, o schrik, iedere keer als
Hansje weer een dier plaagde, werd
zijn neus weer een stuk groter. Op het
laatst was zijn neus zo groot dat kleine
kinderen er aan konden schommelen.
Wat was Hansje verdrietig! Op een
keer was hij weer zo verdrietig naar
bed gegaan, toen het opeens heel licht
Een rat is, wtf kunnen dat wel zonder
meer vaststellen, allerminst een ple
zierig dier. Ook al realiseren wy ons,
dat hy of zij (ja, ook onder deze lugu
bere dieren z(jn natuurlek „zü's") maar
een gewoon knaagdier is, precies als
een konyntje, of een eekhoorntje, of een
lief, wit muisje, de rat houdt nu een
maal altyd iets „engs". Geen wonder,
want de benaming knaagdier is zeer
euphemistisch; men zou hem het knaag
dier onder de roofdieren kunnen noe
men het roofdier onder de knaag
dieren is hy zeker.
Wat hier volgt, is het verhaal van
zo'n geduchte rover, voor wie men er
gens heel achteraf nog een griezelige
eerbied moet hebben ook
Onder de omvangrijke stronk van een
elzenstruik leefde de oude, bruine rat.
Stamvader van een talrijk nageslacht,
had hij zich, alle gevaren ten spijt, we
ten staande te houden en was door de
ervaring van vele jaren een geweldig
jager en rover geworden.
Oude schuren, hooibergen en stallen
van koeien, paarden en varkens, waren
het terrein, waar hij zijn rooftochten
hield. Vandaar sleepte hij zijn buit naar
het hol onder de els, waar een labyrinth
van gangen hem steeds een kans gaf te
ontsnappen als er gevaar dreigde.
Als de schemering de boerderij om
huifde, kwam hij te voorschijn, sloop
langs de diep uitgespoelde slootwal en
ging, steeds de schaduwrand van huis
tot schuur houdende, naar de hoender
hokken, stal de nog in de nesten liggen
de eieren of roofde als een kip te broe
den zat, de broedeieren.
De steeds uitstaande val ontweek hij
en het voor hem op verleidelijke wijze
klaar liggend giftig aas raakte hij niet
aan, nadat hij eens jaren geleden er
kennis mee gemaakt had en pijnlijke
krampen bijna een einde aan zijn roof
zuchtig leven hadden gemaakt.
De haverbak van het paard bezocht
hij ook dikwijls en zo brutaal was dan
zijn optreden, dat hij zich niet ontzag
om naar het paard te bijten, wanneer
dit wilde mee-eten.
Wanneer de winter regeerde en het
bestaan moeilijker werd, als er dikwijls
gevochten moest worden om een stuk
voedsel, dan werd de oude rat een echt
roofdier, dan groeide het verlangen naar
warm bloed zó sterk in hem, dat hij des
nachts de volwassen hoenders in het
hok aanviel en de met zaad gevulde
kroppen doorbeet.
Zijn tochten strekten zich dan ook
verder uit en golden dikwijls de rand
van het lage struikgewas rond de boom
gaard en de hof, waar de boerenkool
menig haasje en wild konijntje lokte.
In donkere nachten verscheurde dan
dikwijls de kreet van een in doodsangst
verkerend dier de stilte en als de maan
een ogenblik om een zwart wolkje
in zijn kamer werd. Daar stond fee
Goedhart. Ze had toch wel erg mede
lijden met dat arme jongetje. „Hansje,"
vroeg ze, „wil je graag dat je neus weer
normaal wordt?" Hansje knikte snik
kend. „Nu," zei ze, „dan moet je ieder
dier met rust laten, ik zal je neus nu
weer zijn gewone vorm geven, maar dan
moet je me beloven, dat je nooit weer
dieren zult plagen."
Dat beloofde Hansje. En hij heeft zijn
woord gehouden. Hij heeft daarna al
tijd de dieren met rust gelaten.
Pim zit op 't puntje van een stoel,
Hij kijkt of hij op spelden zit.
Hij heeft een hele dikke wang
En ziet een tikje wit.
Wat is dat voor geknies?
Een zere kies!
Pim moet straks naar de tandarts toe,
Dat brengt hem zeer in ongerief,
O, kon hij er maar tussenuit,
Hij knijpt hem „als een ouwe dief".
Maar vader neemt hem mee.
O wee, o wee!
Pim zit al in die nare stoel.
De tandarts lacht en zegt: „Komaan,
We zullen van dat boze ding
Jou eventjes verlossen gaan.
Pim ziet een blanke tang,
Wat is hij bang!
Een, twee, drie hup, daar gaat de kies,
Gelukkig hoor, het is gedaan.
Het viel toch echt nog wel wat mee,
Nu mag hij spelen gaan.
De tandarts zegt: „Ging dat niet gauw?"
En Pim roept: „Nou!"
gluurde, zag men hoe de rat zijn prooi
meesleurde naar zijn hol, of indien deze
te zwaar was, zich zat at en dronk en de
overblijfselen liet liggen voor andere
rovers. t
Dat leventje zou altijd zo doorgegaan
zijn, als er op zekere dag niet een gast
op de hoeve was gekomen, die een ge
vaar opleverde voor de oude stamvader
der bruine ratten.
Door honger uit het lage griendland
verdreven, had een bunzing het aan de
slootoever gegraven diepe hol verlaten
en in de hooiberg zijn voorlopig tehuis
gebouwd.
Dit maakte het bestaan van de rat op
de boerderij er niet lichter op en tal
rijke vallen en klemmen bemoeilijkten
zijn leven niet weinig.
Met de dag klom de nood, met elk uur
stak de honger pijnlijker en als de sche
mering zijn daden verborg, ging de rat
op jacht en kwam elke keer tot de er
varing, dat de vangst hoe langer hoe
minder werd.
Ook de bunzing voelde de honger, ook
voor hem groeide de ellende bij elke
nieuwe levensdag en waar rat en bun
zing elkaar tot nog toe hadden geduld
en ontweken, groeide nu de haat, en
misgunden; zij elkaar elk hapje.
Op een stille nacht komt langs het
kale hout de haas op bezoek op het boe-
renkoolland. Vol waakzaamheid schelp
ten zijn oren naar alle richtingen en
met diepe teugen snuift hij de lucht in
om te proeven of er ook gevaar dreigt.
Hij kruipt door de beukenhaag en
juist als hij aan de maaltijd wil begin
nen, vliegt hem een donkere schaduw
naar de keel en grijpt zich vast in de
strot.
Angstig gilt de haas zijn doodskreet
door de donkerte en wekt daarmede de
bunzing, die juist op jacht zou gaan.
Op de plaats, waar de haas door bloed
verlies nederzijgt, ontmoeten zij elkan
der, rat en bunzing, en zó fel is .de haat
van de rat tegenover de zoveel grotere
en sterkere tegenstander, dat hij niet
aarzelt om deze onder schel gekrijs aan
te vliegen.
De strijd is maar kort en terwijl de
rat zich dodelijk verwond naar het hol
onder de elzestruik sleept, drinkt de
bunzing zijn honger weg aan het lauwe
bloed van de haas.
Als de vale schemering van de dag de
nacht terugjaagt in zijn schuilhoek, ko
men de bonte kraaien en werpen zich
hongerig op het overgebleven voedsel.
Zij vechten en kijven om de buit net
zo lang, totdat tenslotte slechts enige
plokken haar de plaats aanduiden, waar
in het nachtelijk duister zich de tragedie
afspeelde, waarin aan het roofzuchtig
bestaan van de rat een einde werd ge
maakt.
KOEKHAKKEN WAS VERBODEN
Wij „hakken" er tegenwoordig wel
eens op, dat we met zo veel verbodsbe
palingen hebben te maken, maar in de
goede oude tijd was het niet veei beter.
Uit oude geschriften blijkt tenminste,
dat het in onze ogen zo onschuldige
vermaak van koekhakken in verschei
dene steden officieel was verboden,
waarschijnlijk omdat er nog wel eens
ongelukken mee gebeurden.
Zo lezen wij in een keur (verorde
ning) van 24 Juni 1654, afgekondigd te
Amsterdam, dat, teneinde de bijl, welke
bij het koekhakken gebezigd werd, te
verbieden, maar ook dit vermaak ge
heel en al uit te schakelen. En nu mene
men niet, dat dit alleen in het openbaar
verboden zou zijn, want in de keur
stond uitdrukkelijk vermeld, dat het
koekhakken verboden was, „op der
strate, in huysen, stallen, kramen oft
enige ondere plaetsen, op de verbeurte
van bijl en block, nevens nog drie gul
den daer-en-boven".
Ongeveer een eeuw later was het in
Wijk bij Duurstede al net zo gesteld.
In de Resolutiën der Vroedschap van
genoemde gemeente staat: „Ter vergaa-
dering van 27 July 1750 werd voorge-
bragt off 't niet van de uiterste nood
zakelijkheid zoude zijn, men aan de
lieden, die met Koek op de Kermis zit
ten, liet verbieden, van geen Koek met
eene bijl te hakken, doordien er op
gisteren een kint 't ongeluk heeft ge
had zijn duim daardoor te verliezen;
is naar rijpe deliberatie goedgevon
den, den bode Van der Snel aan de
Koekkraamen te doen aanzeggen, voort
aan geen Koek met een bijl te laten
hakken, of dat de Magistraat met de
contraventeurs na bevind van saaken
sullen handelen".
door H. We stenberger
Vertaling:
Minny Musaph Blydenstein
(9)
„Mijn man is al lang geleden gestorven.
Ik heb niemand anders dan mijn jongen."
„Des te meer reden voor u om naar uw
echte zoon te verlangen."
„Joachim IS mijn echte zoon." En op
een afwerend gebaar van Leontine: „Joa
chim is mijn echte zoon, ik herhaal het!
En zelfs als hij indertijd, wat ik niet ge
loof, werkelijk geruild zou zijn, dan nog
is hij nu mijn echte zoon! Ik heb hem
tien jaren lang" en zichzelf haastig
verbeterend „dertien jaren lang als
het kind van Wilhelm Frank beschouwd
en liefgehad! Hoe zou ik dan opeens
kunnen ophouden van hem te houden en
een ander in zijn plaats zetten! Dat is
eenvoudig belachelijk! En als u denkt,
dat u dat kunt of van mij verwacht, dat
ik het zal kunnen; dan heeft u geen idee
wat liefde is, en nog veel minder, wat
moederliefde is!"
„Maar het is toch juist mijn moeder
liefde, het verlangen om werkelijk moe
der te zijn, die mij dwingt mijn eigen kind
op te eisen!"
En Helga, met bittere spot in haar
stem: „En dat na dertien jaren! U bent
een beetje laat met uw verlangen, zou ik
zeggen!"
Maar daarom is het niet minder hef
tig!" Ook Leontine is nu opgesprongen.
Met vlammende ogen gaat zij vlak voor
de andere staan, die echter geen schrede
terugwijkt.
Een stomme vijandschap hangt een
poos tussen de twee vrouwen.
Eindelijk verbreekt Helga de stilte.
„En met al uw verlangen," zegt zij op
zeer besliste toon, „zal het u niet lukken,
de jongen van mij weg te halen! Zelfs
niet als u er in zoudt slagen voldoende
materiaal te verzamelen om te bewijzen,
dat de kinderen werkelijk verruild zijn!
Zelfs dan niet! Want een kind, dat
iemand dertien jaren lang verzorgd en
vertroeteld heeft, zoals alleen een moeder
dat kan doen, en hem daarnaast nog in
de plaats van zijn gestorven vader met
zorg en moeite heeft groot gebracht, dat
kind kan niemand je afnemen, al zouden
duizend acten en bewijsstukken het
tegendeel willen beweren!"
„Is dit uw laatste woord, mevrouw
Frank?"
Helga werpt haar hoofd achterover.
„Ja," en op bijna snijdende toon voegt zij
er aan toe: „en probeert u niet nog eens
in de nabijheid van mijn jongen te komen!
U hebt geen enkel recht hem over zyn
geboorte in twijfel te brengen!"
En Leontine, eveneens op vlijmscherpe
toon: „U zult het helaas niet kunnen ver
hinderen, dat ik hem terug zal zien; ik
heb niettegenstaande ik niets anders had
dan een verouderd adres„mijn weg naar u
gevonden; en ik zal de jongen even goed
weten op te zoeken."
In Helga's gezicht komt plotseling een
spottende, ietwat nieuwsgierige uitdruk
king: „En die andere jongen, madame?
Die tot nu toe uw kind geweest is? Wilt
u die naar mij toesturen? Zoiets als een
slecht zittend costuum, dat u niet gebrui
ken kunt? Bent u dat van plan?"
Leontine heeft geen antwoord gereed.
Eindelijk zegt ze onzeker: „Zoudt u zelf
uw kind niet graag terug willen heb
ben?"
Maar het klinkt hulpeloos en Helga be
grijpt scherp: .hiermee weet zij zelf nog
geen raad! Daarover durft zij blijkbaar
zelf nog niet te denken.' En zeer uit de
hoogte vraagt ze: „Dus blijkbaar hebt u
met uw jongen hier al over gesproken?
En hem verteld, dat u genoeg van hem
hebt en hem een andere moeder hebt toe
gedacht? En heeft hij het dadelijk goed
gevonden, bij mij, een voor hem wild
vreemde te komen?"
„Nee," zegt Leontine, en laat de deur
knop, die zij al in de hand heeft, weer los,
„nee, wat denkt u eigenlijk van mij Na
tuurlijk heb ik nog geen woord met hem
er over gesproken; evenmin als ik dade
lijk met uw zoon er over zou praten.
Maar, wat myn zoon betreft ik ben er
zeker van dat het hem niets schelen kan
of hij bij ons blijft of ergens anders heen
zou gaan."
Hierop zwijgen zij beide, en Hejga
Frank denkt: .Stakkerd!' en voelt haar
boosheid in medelijden veranderen. .Stak
kerd! Ja als het zo met jou en je zoon
staat!'
En Leontine schaamt zich plotseling,
dat zij zo zeer haar gevoelens heeft prijs
gegeven aan deze vreemde vrouw, die
blijkbaar zoveel inniger met het kind, dat
zij denkt, dat het hare is, leeft dan zy.
En onwillekeurig slaat ze haar ogen neer.
Helga ziet het en met vrouwelijke in
tuïtie begrijpt zij dadelijk wat hiervan de
reden is. Spontaan steekt zij haar hand
uit. „Vergeet de hele geschiedenis," zegt
zij vriendelijk. „Breng niet het levens
geluk van vijf mensen in gevaar terwille
van een idee fixe! Het lot heeft ons ieder
een jongen toebedacht, mij de ene en u de
andere; en nu na dertien jaren kunnen
wij dat toch niet meer veranderen; of er
dan al of niet een vergissing in het spel is
geweest. Probeert u niet zelf de Voorzie
nigheid te verbeterenZij zal beter weten
dan wij, waarom het zo en niet anders ge
komen is. Probeert u liever uw jongen
voor u zelf te winnen; misschien begrijpt
u hem niet en stoot u hem zonder het zelf
te weten van u af! U moet mij geloven,
een kind is zo fijngevoelig! En iedere
vrouw zou een moeder kunnen zijn voor
ieder willekeurig kind als ze het ernstig
genoeg zou willen. En hebt u dat wel eens
geprobeerd? En ik verzoek u nog eens,
laat mijn jongen met rust! Hij is zo ge
lukkig wij zijn zo gelukkig samen
wat zou ik moeten beginnen zonder deze
jongen?"
Leontine kijkt haar aan en in haar blik
is te lezen: ,Ja, ik begrijp het, ik zal jullie
niet storen!' Maar dan komt er een bit
tere, een jaloerse trek in haar gezicht;
,die andere heeft geen recht op het geluk,
dat HAAR toekomt!' En met een onbe
nullig woord, dat Helga alles te raden en
niet de minste zekerheid geeft omtrent
haar plannen, keert zij zich om en gaat
de kale houten treden af, die weerklin
ken bij iedere stap.
Helga staat boven achter de gesloten
deur en luistert naar de wegklinkende
voetstappen, tot zij ze niet meer horen
kanen met hangende armen gaat zij
terug naar de kamer waar de twee stoe
len, waarop zy gezeten hebben, nog
tegenover elkander staan en waar zy de
vyandige sfeer nog meent te voelen van
de woorden, die er zoeven gesproken zijn.
,Wat nu? Wat nu? Wat moet fcij nu
doen? Wie moet zij om hulp vragen?'
Zjj gaat op de divan zitten, haar armen
gesteund op haar knieën; het hoofd in
haar handen geleund. En zij dwingt zich
nog nadenken. En langzamerhand wordt
zij rustiger. Neen, zij zal niets doen. Zij
zal doen alsof er niets gebeurd is. Zij zal
voor zich zelf en voor de jongen geen
stampen doen, die hun rust zullen ver
storen! Hier is zij zeker van, dat dit hier
haar jongen is haar jongen Nee, de
zoon van Wilhelm Frank. En ook haar
zoon. Of heeft zy geen recht op het kind,
dat zij vanaf dat het anderhalf jaar was,
niet alleen als een moeder heeft verzorgd,
maar ook in de plaats van zijn vader
heeft opgevoed en groot gebracht? Zy
haalt diep adem, en staat vastbesloten
op. En als de wereld op haar zou staan
Joachcim is haar kind, zij leeft voor
hem als een moeder, zij IS zijn moeder!
En alsof voor haar hiermee een einde ge
maakt wordt aan deze hele geschiedenis,
schuift zjj energiek de twee stoelen uit
elkaar en zet ze op him gewone plaatsen.
IX
„Waarom doe je zo zenuwachtig, Mam
mie? Je hebt nu al driemaal in die pot
daar gekeken en er zit immers niets in!
Joachim zit in de vesterbank, zijn benen
bengelen omlaag en kykt naar zijn moe
der, terwyl zij staat te koken. Maar er is
vandaag iets met haar, dat hem ongerust
maakt, zy is niet zo vrolijk als gewoonlijk
en toen zij daar straks de houten lepel op
de grond heeft laten vallen, werd zy boos
en vuurrood. Zij geeft hem niet dadelijk
antwoord op zijn vraag en hy herhaalt:
„wat is er toch met je, waarom ben je zo
zenuwachtig?"
Nu kijkt zij op en strijkt het haar een
beetje paar achter. „Och, er is niets,
kerel; ik ben werkelijk een klein beetje
nerveus; ik heb me vandaag in de zaak
erg boos gemaakt, en dan nog deze vrese
lijke hitte die heb ik nog geen enkel
jaar zo slecht kunnen verdragen als nu."
Joachim ziet zyn moeder onderzoekend
aan. Dan springt hy van de vensterbank,
haalt borden en ander tafelgerei uit de
kast en verdwynt naar de huiskamer.
Helga kijkt hemt glimlachend na; ,hij
is een schat!' en als hij even later weer
terug komt in de keuken, streelt zij hem
over het haar. Maar wat heeft hij daar in
zijn jaszak zitten? Een vulpenhouder?
En warempel geen slechte ook! Die kan
hij toch onmogelijk zelf gekocht heb
ben? Waar heb je die vandaan, Jo?"
Joachim wordt vuurrood. „Die vulpen
houder O, dat is een gekke geschie
denis. Haast niet te geloven, maar het is
toch waar. Ik heb namelijk met iemand
kennis gemaakten hij glimlacht ver
legen en kijkt zijn moeder van terzyde
aan.
Maar op Helga's gezicht is geen spoor
van een glimlach. Zy weet al precies, wat
er komen zal„Zo, en met wie heb je
kennis gemaakt?"
Maar haar ernstig gezicht wordt door
de jongen verkeerd begrepen. „O, heel on
schuldig, mammie," zegt hij haastig en
tilt het deksel van de soepketel op. „Een
paar weken geleden zag ik een dame
flauw vallen in het Eskebije-Park en toen
heb ik wat water voor haar gehaald. En
toen heeft zij gezegd, dat ze me eens zou
vragen by haar te komen, uit dankbaar
heid, begrijp je en ook omdat zij een jon
gen van mijn leeftijd heeft; precies zo
oud, als ik ben! Stel je voor, hy is zelfs
op dezelfde dag geboren, op de tiende
juni heeft hy zijn verjaardag. Maar zij
heeft mij natuurlijk niet uitgenodigd, dat
wist ik trouwens al vooruit; maar van
middag stond zij op eens voor de school;
en heeft mij een hele geschiedenis ver
teld; dat ze geen tijd had gehad om mij
uit te nodigen en dat zy vond, dat ze mij
nog eens bedanken moest, en dat ik de
vulpenhouder aan moest nemen
„Maar, Jo van vreemde mensen
neem je toch niet zulke cadeaux aan!"
(Wordt vervolgd.)