DE VALLEI ïo (4 Rcné Onproductief V eenendaal met de hakken over de sloot HET LEVEN VAN ROVER RAT Renswoude nam revanche met 4-0 RHENUS wint en ELST verliest W.A.V.V. W.V.V 1-3 Voor de Jeugd RKVUV verliest met 0-2 Officiële Bekendmaking Lachen verboden VERKEERSREGEL Hansje uit het toverland KIESPIJN FEUI LLETON Het heeft Veenendaal in de wedstrijd tegen Quick uit Ntfmegen bepaald niet tegen gezeten. De 2—1 overwinning was wat de kwaliteit van het spel aan ging beslist niet verdiend, ja zelfs moest de objectieve toeschouwer het spel van de gasten iets hoger aanslaan. De Nymeegse ploeg was nadat zy reeds met de rust een 01 voorsprong had ook in de tweede helft niet zwak ker en een doelpunt van de rood zwarten hing als het ware in de lucht. Toen Veenendaal echter tien minuten voor het einde een strafschop kreeg te nemen was Quick een geslagen ploeg. De schotvaardigheid was evenwel by de bezoekers ook niet van grootse allure, anders hadden zij hun veld- meerderheid zeker in enkele goals kun nen uitdrukken. De eerste helft gaf weinig opwindends te zien. Overwegend was Quick sterker. De weinige goede aanvallen van de Veenendalers werden alle slecht afge werkt en keeper Michielsen heeft het dan ook niet druk gehad. Doelman Cornelissen kreeg het aan de andere zijde veel zwaarder; te verduren, vooral ook omdat de verdediging enigszins uit vorm was. Na een half uur spelen nam Quick de leiding. Rechtsbinnen Klein Schiphout kreeg een vrije schietkans en hij faalde in de afwerking niet (01). Deze stand bleef tot aan de rust ge handhaafd en was, gezien het vertoonde spel, redelijk te noemen. Na de thee kreeg Veenendaal iets meer bewegings vrijheid maar in de voorhoede wilde het nog maar niet vlotten. Wel kreeg midvoor Heykamp na enkele minuten een goede kans, toen hij alleen voor doelman Michielsen kwam, doch hij schoot hoog over. Na 22 minuten moest rechtsbuiten A. Rebergen zich door zijn broer G. J. Rebergen laten vervangen. Een verbetering was dit niet, doch het leverde in ieder geval de gelijkmaker op, want nauwelijks was hij in het veld, of hij gaf een goede voorzet aan links buiten Muller, die meteen fraai inkopte (11). Dit doelpunt bracht meer geest in het elftal en ook in de aanvallen kwam wat meer vaart. Tien minuten voor het einde er zat voor beide ploegen nog een goede kans op winst in kwam echter de fatale strafschop. Waarom de arbiter deze penalty toe kende was zeer onduidelijk. Niemand RKVUV heeft op eigen terrein een 03 nederlaag moeten incasseren tegen DWSM. Reeds met de rust hadden de gastheren een 02 achterstand. Het eerste doelpunt viel na een half uur, toen de Unitas-achterhoede voor ver meend buitenspel bleef staan. Tien mi nuten later werd een fout in de achter hoede wederom afgestraft (02). In de tweede helft was de thuisclub overwe gend sterker, maar de voorhoede miste een groot gebrek aan stootkracht. Zelfs werd er nogmaals door de gas ten gescoord, toen de Unitas-spelers allen ver opgedrongen waren. Een spannend moment voor het Quick- doel tydens een felle aanval van „Veenendaal" LEGITIMATIEBEWIJZEN VOOR BLINDENGELEIDEHONDEN- INSTELLINGEN In de loop der laatste jaren zijn bij herhaling ernstige bezwaren gerezen tegen de activiteiten van zekere instel lingen, welke zich bezighouden met de opleiding en verstrekking van geleide honden voor blinden. In bepaalde ge vallen hebben de gestes van dergelijke instellingen zelfs tot politieel ingrijpen geleid. Als middel om aan deze hoogst onge wenste toestand een einde te maken is overgegaan tot uitreiking van legitima tiebewijzen aan die instellingen, die daar qua bonafiditeit en deskundigheid voor in aanmerking komen. Opdat on nodige verspilling van voor een goede zaak bestemde gelden wordt voorkome en een juiste behartiging van de belan gen der blinden wordt gewaarborgd, is het van de grootste betekenis, dat het publiek voortaan uitsluitend zijn gaven schenkt aan die instellingen terzake, welke een legitimatiebewijs hebben verkregen van de stichting „Het Ne derlandse Blindenwezen". Men kan zich van dit laatste overtuigen, door de col porteurs inzage van dit legitimatiebe wijs te vragen of er zich van te ver gewissen dat aan de geplaatste collecte- busjes het daarvoor bestemde legitima tiebewijs is gehecht. Ten einde deze maatregel te doen slagen is het voorts noodzakelijk, dat de winkeliers voortaan geen collectebusjes van geleidehondeninstellingen in hun zaak plaatsen, tenzij deze voorzien zijn van het reeds genoemde legitimatie bewijs. Rhenen, 2 december 1955. Burgemeester en wethouders van Rhenen, L. BOSCH VAN ROSENTHAL. De secretaris, Th. v.d. WILLIK had n.l. een ernstige overtreding ge constateerd. De scheidsrechter was ech ter resoluut. G. v. d. Weerdhof plaatste zich achter het leer en onhoudbaar ver dween de bal in de touwen. Quick moest in de laatste minuten alle zeilen bijzetten om nog niet een grotere ach terstand te krijgen. Al met al een over winning zonder hoerastemming en een les om het de volgende keer beter aan te pakken. Renswoude heeft revanche genomen voor de 43 nederlaag, die de rood- witten in de eerste competitiewedstrijd van Oranje-Wit kregen te incasseren. Tevens is men nu dus aan de tweede helft van de competitie begonnen. Van- af het eerste fluitsignaal is de thuisclub in de aanval geweest en de 40 eind stand is met de regelmaat van de klok bereikt. De eerste helft was nog maar nauwelijks begonnen, of midvoor G. Braak kreeg een kans op de openings treffer. doch hij zag zijn schot door de keeper gestopt. Dat de Renswoudse keeper handelend moest optreden ge beurde maar heel weinig, maar toen in de 22e minuut een keihard schot van de linksbuiten van O.W. via de paal weer in het veld stuitte, had hij bepaald ge luk. In de 29e minuut benutte de deze middag goed spelende G. van der Horst een vrije schietkans en was de stand 1—0. Nog voor het verstrijken van de eerste helft wist G. Braak de score tot 2-r-O op te voeren. Na de hervatting had L. Stutvoet de linksbuitenplaats inge nomen en G. van der Horst de spil- plaats. Later wisselden G. Hardeman (back) en G. van der Horst nogmaals van plaats. Reeds na zeven minuten spelen kon J. de Boer de stand op 30 brengen. G. Braak nam het laatste doel punt voor zijn rekening. Het laatste half uur was er weinig meer te zien. Nog steeds zijn er in de Renswoudse ploeg enige zwak bezette plaatsen aan te wijzen. Deze moeten vervangen worden. Eist is niet in staat geweest wederom een overwinning te behalen. Dit valt trouwens in het geheel niet mee tegen een ploeg als Wijk bij Duurstede. Over wegend zijn de gasten in de meerder heid geweest, hoewel de 26 eind stand wel wat te veel van het goede was. Een 24 eindstand had de ver houdingen beter weergegeven. Rhenus is in de wedstrijd tegen Scherpenzeel met de hakken over de sloot gekomen. De 01 uitslag was echter nog juist voldoende om de eerste plaats te behouden. Beide ploegen toon den deze middag een groot gebrek aan schotvaardigheid. Overwegend is Scher penzeel iets meer in de aanval geweest, maar het was vooral de voorhoede, die vele doelrijpe kansen niet benutte. Na een half uur spelen kon Rhenus een 01 voorsprong nemen. Deze stand on derging geen wijziging meer. Ook na d« thee was van een overwicht van een van beide elftallen geen sprake. Doel punten bleven echter uit. Het elftal met het meeste geluk heeft hier op de pun ten beslag weten te leggen. In een vooral door WAVV wel zeer slecht gespeelde wedstrijd is het WW gelukt de Wageningers een verdiende 13 nederlaag toe te brengen. Bij de WAW-ers lag het misschien aan de feestelijkheden die zij zaterdag gehouden hebben ter gelegenheid van net 30-jarig bestaan der vereniging. Nauwelijks was afgetrapt of de WAW-ers trokken op de WW-veste af. Men kreeg een hoekschop te nemen welke echter niets opleverde. Direct hierop was het Zeiler die overschoot. Bij een Winschoter aanval bracht links buiten Nieuwenhuis de bal goed voor het WAW-doel. Keeper Jansen wist het schot van midvoor Blom ten koste van een hoekschop uit zijn doel te houden. Er was twintig minuten gespeeld toen WW de leiding wist te nemen. Bij eefl vlotte aanval bracht linksbuiten Nieuwenhuizen de bal goed voor het WAW-doel, rechtsbinnen Kuiper ving de bal op en onhoudbaar voor keeper Jansen verdween deze in het net (01). Na de rust pakte WAW de zaken wat beter aan. Direct daarop was het echter rechtsbuiten De Weerd, die onhoudbaar voor keeper Jansen inschoot (02). Na 25 minuten spelen loste Van Reemst onverwachts een harde schui ver. Blijkbaar totaal verrast liet Visser de bal glippen (12). De Winschoters waren echter vast besloten hun voor sprong te behouden, wat, dank zij het wel zeer onbehouwen spel van de WA W-voorhoede lukte. Tien minuten voor het einde viel wel de beslissing. Even buiten het strafschopgebied kre gen de Winschoters een vrije trap te nemen. Lijseman plaatste zich achter de bal en onhoudbaar voor keeper Jan sen verdween de bal in het net (13). Nog trachtte WAVV de nederlaag te ontlopen, de Winschoters wisten echter door goed verdedigen de overwinning veilig te stellen. Verschijnt als bijlage van het streekblad „De Vallei" Onder redactie v. tante Jos Correspondentie te richten aan tante Jos, per adres Parallelweg 10, Veenendaal Zilverpapier ontvangen van: Mevr. Budding, Kerkewijk. Henny v. d. Berg. Kitty v. d. Berg. Aart v. d. Berg. Julianaschool. Juliana v. Stolbergschool. Allen weer hartelijk dank! Op een feestje kun je het volgende spel doen. Je gaat met z'n allen om de tafel zitten. Nummer 1 begint, hij zegt: Ha. Nummer 2 zegt: Haha. Nummer 3 zegt: Hahaha. Zo zegt de hele kring een keer meer „ha" dan zijn voorganger. Als de hele kring een beurt heeft gehad, beginnen jullie opnieuw. En het is verboden te lachen! Je kunt het Hahaha heel vlug achter elkaar zeggen. Zodra er iemand lacht, mag hij niet meer meedoen. Degene die overblijft zonder één keer te hebben gelachen, is de winnaar. Steek altijd recht de straat over. Kijk eerst naar links en dan naar rechts. VERJAARDAGEN 28 Sientje v. d. Haar. 28 Eefje Lansing. 29 Cornelis Vendelo, Eist. 30 Jelis Roodbeen. 4 Dec. Franck Lansing. 6 Berend Huibers. 6 Wim Sipman. 7 Marian v. Dorland. Oplossing raadsels I. Worm - er - veer. Wormerveer. II. Kees likte aan het dubbeltje. III. Asperges groeien onder de grond. NIEUWE RAADSELS 1. Hoe noemt men vogels, die het hele jaar hier blijven? 2. Waar staat het standbeeld van Mi- chiel de Ruyter? 3. Hoe heet een bijenhouder? 4. Hoe noemt men een mannetjesgans? 5. Hoe noemt men de liftkoker, die toe gang geeft tot de ondergrondse mij nen? x fijne vleessoort. x ander woord voor bijt. x groente. x ruimte voor een boerderij, x ander woord voor vod. x rivier. x een der zonen van Noach. Op de kruisjeslijn komt de naam van een stad in Noord-Holland. Hier volgt een verhaaltje dat Repel steeltje maakte. Ik vind het heel mooi, jullie ook? Hansje uit het toverland was een stoute jongen. Hij plaagde altijd dieren en zo gauw hij er de kans toe kreeg, had hij alweer een beestje geplaagd. De ene dag kwam hij thuis met een meikever in een doosje. De andere keer begroef hij een levende vlieg. Weer een andere keer had hij een bij in een doosje gestopt en hem zolang laten zit ten, totdat hij van honger en dorst was omgekomen. Dat vond fee Goedhart wel heel erg. Ze liet al haar raadsleden bij zich komen en vroeg wat ze tegen Hansjes plaaglust moest doen. Deze keken heel ernstig en trokken een diepe rimpel in hun voorhoofd, zo diep dachten ze na. Eindelijk kwam er een heel oud kaboutertje naar voren (hij was vast wel 200 jaar) en fluisterde de fee wat in het oor. De fee knikte glim lachend en zei dat het prachtig bedacht was. De volgende dag kwam Hansje met een verheugd gezicht naar zijn moeder toelopen. „Mama," zei hij, „moet u nu eens kijken. Wat mooi hè?" Zijn moe der keek in het busje dat vol met water zat en bovenop dreef een bij. Bedroefd keek moeder haar jongen aan. Dat hij dat toch niet kon afleren! Maar plotse ling werden haar ogen groot van schrik. Ook Hansje keek verschrikt naar zijn neus. Wat was daar mee gebeurd? Zijn neus groeide en groeide maar. Hij was nu al wel zo groot als een cocosnoot. Hè, gelukkig, daar hield hij op met groeien. Maar, o schrik, iedere keer als Hansje weer een dier plaagde, werd zijn neus weer een stuk groter. Op het laatst was zijn neus zo groot dat kleine kinderen er aan konden schommelen. Wat was Hansje verdrietig! Op een keer was hij weer zo verdrietig naar bed gegaan, toen het opeens heel licht Een rat is, wtf kunnen dat wel zonder meer vaststellen, allerminst een ple zierig dier. Ook al realiseren wy ons, dat hy of zij (ja, ook onder deze lugu bere dieren z(jn natuurlek „zü's") maar een gewoon knaagdier is, precies als een konyntje, of een eekhoorntje, of een lief, wit muisje, de rat houdt nu een maal altyd iets „engs". Geen wonder, want de benaming knaagdier is zeer euphemistisch; men zou hem het knaag dier onder de roofdieren kunnen noe men het roofdier onder de knaag dieren is hy zeker. Wat hier volgt, is het verhaal van zo'n geduchte rover, voor wie men er gens heel achteraf nog een griezelige eerbied moet hebben ook Onder de omvangrijke stronk van een elzenstruik leefde de oude, bruine rat. Stamvader van een talrijk nageslacht, had hij zich, alle gevaren ten spijt, we ten staande te houden en was door de ervaring van vele jaren een geweldig jager en rover geworden. Oude schuren, hooibergen en stallen van koeien, paarden en varkens, waren het terrein, waar hij zijn rooftochten hield. Vandaar sleepte hij zijn buit naar het hol onder de els, waar een labyrinth van gangen hem steeds een kans gaf te ontsnappen als er gevaar dreigde. Als de schemering de boerderij om huifde, kwam hij te voorschijn, sloop langs de diep uitgespoelde slootwal en ging, steeds de schaduwrand van huis tot schuur houdende, naar de hoender hokken, stal de nog in de nesten liggen de eieren of roofde als een kip te broe den zat, de broedeieren. De steeds uitstaande val ontweek hij en het voor hem op verleidelijke wijze klaar liggend giftig aas raakte hij niet aan, nadat hij eens jaren geleden er kennis mee gemaakt had en pijnlijke krampen bijna een einde aan zijn roof zuchtig leven hadden gemaakt. De haverbak van het paard bezocht hij ook dikwijls en zo brutaal was dan zijn optreden, dat hij zich niet ontzag om naar het paard te bijten, wanneer dit wilde mee-eten. Wanneer de winter regeerde en het bestaan moeilijker werd, als er dikwijls gevochten moest worden om een stuk voedsel, dan werd de oude rat een echt roofdier, dan groeide het verlangen naar warm bloed zó sterk in hem, dat hij des nachts de volwassen hoenders in het hok aanviel en de met zaad gevulde kroppen doorbeet. Zijn tochten strekten zich dan ook verder uit en golden dikwijls de rand van het lage struikgewas rond de boom gaard en de hof, waar de boerenkool menig haasje en wild konijntje lokte. In donkere nachten verscheurde dan dikwijls de kreet van een in doodsangst verkerend dier de stilte en als de maan een ogenblik om een zwart wolkje in zijn kamer werd. Daar stond fee Goedhart. Ze had toch wel erg mede lijden met dat arme jongetje. „Hansje," vroeg ze, „wil je graag dat je neus weer normaal wordt?" Hansje knikte snik kend. „Nu," zei ze, „dan moet je ieder dier met rust laten, ik zal je neus nu weer zijn gewone vorm geven, maar dan moet je me beloven, dat je nooit weer dieren zult plagen." Dat beloofde Hansje. En hij heeft zijn woord gehouden. Hij heeft daarna al tijd de dieren met rust gelaten. Pim zit op 't puntje van een stoel, Hij kijkt of hij op spelden zit. Hij heeft een hele dikke wang En ziet een tikje wit. Wat is dat voor geknies? Een zere kies! Pim moet straks naar de tandarts toe, Dat brengt hem zeer in ongerief, O, kon hij er maar tussenuit, Hij knijpt hem „als een ouwe dief". Maar vader neemt hem mee. O wee, o wee! Pim zit al in die nare stoel. De tandarts lacht en zegt: „Komaan, We zullen van dat boze ding Jou eventjes verlossen gaan. Pim ziet een blanke tang, Wat is hij bang! Een, twee, drie hup, daar gaat de kies, Gelukkig hoor, het is gedaan. Het viel toch echt nog wel wat mee, Nu mag hij spelen gaan. De tandarts zegt: „Ging dat niet gauw?" En Pim roept: „Nou!" gluurde, zag men hoe de rat zijn prooi meesleurde naar zijn hol, of indien deze te zwaar was, zich zat at en dronk en de overblijfselen liet liggen voor andere rovers. t Dat leventje zou altijd zo doorgegaan zijn, als er op zekere dag niet een gast op de hoeve was gekomen, die een ge vaar opleverde voor de oude stamvader der bruine ratten. Door honger uit het lage griendland verdreven, had een bunzing het aan de slootoever gegraven diepe hol verlaten en in de hooiberg zijn voorlopig tehuis gebouwd. Dit maakte het bestaan van de rat op de boerderij er niet lichter op en tal rijke vallen en klemmen bemoeilijkten zijn leven niet weinig. Met de dag klom de nood, met elk uur stak de honger pijnlijker en als de sche mering zijn daden verborg, ging de rat op jacht en kwam elke keer tot de er varing, dat de vangst hoe langer hoe minder werd. Ook de bunzing voelde de honger, ook voor hem groeide de ellende bij elke nieuwe levensdag en waar rat en bun zing elkaar tot nog toe hadden geduld en ontweken, groeide nu de haat, en misgunden; zij elkaar elk hapje. Op een stille nacht komt langs het kale hout de haas op bezoek op het boe- renkoolland. Vol waakzaamheid schelp ten zijn oren naar alle richtingen en met diepe teugen snuift hij de lucht in om te proeven of er ook gevaar dreigt. Hij kruipt door de beukenhaag en juist als hij aan de maaltijd wil begin nen, vliegt hem een donkere schaduw naar de keel en grijpt zich vast in de strot. Angstig gilt de haas zijn doodskreet door de donkerte en wekt daarmede de bunzing, die juist op jacht zou gaan. Op de plaats, waar de haas door bloed verlies nederzijgt, ontmoeten zij elkan der, rat en bunzing, en zó fel is .de haat van de rat tegenover de zoveel grotere en sterkere tegenstander, dat hij niet aarzelt om deze onder schel gekrijs aan te vliegen. De strijd is maar kort en terwijl de rat zich dodelijk verwond naar het hol onder de elzestruik sleept, drinkt de bunzing zijn honger weg aan het lauwe bloed van de haas. Als de vale schemering van de dag de nacht terugjaagt in zijn schuilhoek, ko men de bonte kraaien en werpen zich hongerig op het overgebleven voedsel. Zij vechten en kijven om de buit net zo lang, totdat tenslotte slechts enige plokken haar de plaats aanduiden, waar in het nachtelijk duister zich de tragedie afspeelde, waarin aan het roofzuchtig bestaan van de rat een einde werd ge maakt. KOEKHAKKEN WAS VERBODEN Wij „hakken" er tegenwoordig wel eens op, dat we met zo veel verbodsbe palingen hebben te maken, maar in de goede oude tijd was het niet veei beter. Uit oude geschriften blijkt tenminste, dat het in onze ogen zo onschuldige vermaak van koekhakken in verschei dene steden officieel was verboden, waarschijnlijk omdat er nog wel eens ongelukken mee gebeurden. Zo lezen wij in een keur (verorde ning) van 24 Juni 1654, afgekondigd te Amsterdam, dat, teneinde de bijl, welke bij het koekhakken gebezigd werd, te verbieden, maar ook dit vermaak ge heel en al uit te schakelen. En nu mene men niet, dat dit alleen in het openbaar verboden zou zijn, want in de keur stond uitdrukkelijk vermeld, dat het koekhakken verboden was, „op der strate, in huysen, stallen, kramen oft enige ondere plaetsen, op de verbeurte van bijl en block, nevens nog drie gul den daer-en-boven". Ongeveer een eeuw later was het in Wijk bij Duurstede al net zo gesteld. In de Resolutiën der Vroedschap van genoemde gemeente staat: „Ter vergaa- dering van 27 July 1750 werd voorge- bragt off 't niet van de uiterste nood zakelijkheid zoude zijn, men aan de lieden, die met Koek op de Kermis zit ten, liet verbieden, van geen Koek met eene bijl te hakken, doordien er op gisteren een kint 't ongeluk heeft ge had zijn duim daardoor te verliezen; is naar rijpe deliberatie goedgevon den, den bode Van der Snel aan de Koekkraamen te doen aanzeggen, voort aan geen Koek met een bijl te laten hakken, of dat de Magistraat met de contraventeurs na bevind van saaken sullen handelen". door H. We stenberger Vertaling: Minny Musaph Blydenstein (9) „Mijn man is al lang geleden gestorven. Ik heb niemand anders dan mijn jongen." „Des te meer reden voor u om naar uw echte zoon te verlangen." „Joachim IS mijn echte zoon." En op een afwerend gebaar van Leontine: „Joa chim is mijn echte zoon, ik herhaal het! En zelfs als hij indertijd, wat ik niet ge loof, werkelijk geruild zou zijn, dan nog is hij nu mijn echte zoon! Ik heb hem tien jaren lang" en zichzelf haastig verbeterend „dertien jaren lang als het kind van Wilhelm Frank beschouwd en liefgehad! Hoe zou ik dan opeens kunnen ophouden van hem te houden en een ander in zijn plaats zetten! Dat is eenvoudig belachelijk! En als u denkt, dat u dat kunt of van mij verwacht, dat ik het zal kunnen; dan heeft u geen idee wat liefde is, en nog veel minder, wat moederliefde is!" „Maar het is toch juist mijn moeder liefde, het verlangen om werkelijk moe der te zijn, die mij dwingt mijn eigen kind op te eisen!" En Helga, met bittere spot in haar stem: „En dat na dertien jaren! U bent een beetje laat met uw verlangen, zou ik zeggen!" Maar daarom is het niet minder hef tig!" Ook Leontine is nu opgesprongen. Met vlammende ogen gaat zij vlak voor de andere staan, die echter geen schrede terugwijkt. Een stomme vijandschap hangt een poos tussen de twee vrouwen. Eindelijk verbreekt Helga de stilte. „En met al uw verlangen," zegt zij op zeer besliste toon, „zal het u niet lukken, de jongen van mij weg te halen! Zelfs niet als u er in zoudt slagen voldoende materiaal te verzamelen om te bewijzen, dat de kinderen werkelijk verruild zijn! Zelfs dan niet! Want een kind, dat iemand dertien jaren lang verzorgd en vertroeteld heeft, zoals alleen een moeder dat kan doen, en hem daarnaast nog in de plaats van zijn gestorven vader met zorg en moeite heeft groot gebracht, dat kind kan niemand je afnemen, al zouden duizend acten en bewijsstukken het tegendeel willen beweren!" „Is dit uw laatste woord, mevrouw Frank?" Helga werpt haar hoofd achterover. „Ja," en op bijna snijdende toon voegt zij er aan toe: „en probeert u niet nog eens in de nabijheid van mijn jongen te komen! U hebt geen enkel recht hem over zyn geboorte in twijfel te brengen!" En Leontine, eveneens op vlijmscherpe toon: „U zult het helaas niet kunnen ver hinderen, dat ik hem terug zal zien; ik heb niettegenstaande ik niets anders had dan een verouderd adres„mijn weg naar u gevonden; en ik zal de jongen even goed weten op te zoeken." In Helga's gezicht komt plotseling een spottende, ietwat nieuwsgierige uitdruk king: „En die andere jongen, madame? Die tot nu toe uw kind geweest is? Wilt u die naar mij toesturen? Zoiets als een slecht zittend costuum, dat u niet gebrui ken kunt? Bent u dat van plan?" Leontine heeft geen antwoord gereed. Eindelijk zegt ze onzeker: „Zoudt u zelf uw kind niet graag terug willen heb ben?" Maar het klinkt hulpeloos en Helga be grijpt scherp: .hiermee weet zij zelf nog geen raad! Daarover durft zij blijkbaar zelf nog niet te denken.' En zeer uit de hoogte vraagt ze: „Dus blijkbaar hebt u met uw jongen hier al over gesproken? En hem verteld, dat u genoeg van hem hebt en hem een andere moeder hebt toe gedacht? En heeft hij het dadelijk goed gevonden, bij mij, een voor hem wild vreemde te komen?" „Nee," zegt Leontine, en laat de deur knop, die zij al in de hand heeft, weer los, „nee, wat denkt u eigenlijk van mij Na tuurlijk heb ik nog geen woord met hem er over gesproken; evenmin als ik dade lijk met uw zoon er over zou praten. Maar, wat myn zoon betreft ik ben er zeker van dat het hem niets schelen kan of hij bij ons blijft of ergens anders heen zou gaan." Hierop zwijgen zij beide, en Hejga Frank denkt: .Stakkerd!' en voelt haar boosheid in medelijden veranderen. .Stak kerd! Ja als het zo met jou en je zoon staat!' En Leontine schaamt zich plotseling, dat zij zo zeer haar gevoelens heeft prijs gegeven aan deze vreemde vrouw, die blijkbaar zoveel inniger met het kind, dat zij denkt, dat het hare is, leeft dan zy. En onwillekeurig slaat ze haar ogen neer. Helga ziet het en met vrouwelijke in tuïtie begrijpt zij dadelijk wat hiervan de reden is. Spontaan steekt zij haar hand uit. „Vergeet de hele geschiedenis," zegt zij vriendelijk. „Breng niet het levens geluk van vijf mensen in gevaar terwille van een idee fixe! Het lot heeft ons ieder een jongen toebedacht, mij de ene en u de andere; en nu na dertien jaren kunnen wij dat toch niet meer veranderen; of er dan al of niet een vergissing in het spel is geweest. Probeert u niet zelf de Voorzie nigheid te verbeterenZij zal beter weten dan wij, waarom het zo en niet anders ge komen is. Probeert u liever uw jongen voor u zelf te winnen; misschien begrijpt u hem niet en stoot u hem zonder het zelf te weten van u af! U moet mij geloven, een kind is zo fijngevoelig! En iedere vrouw zou een moeder kunnen zijn voor ieder willekeurig kind als ze het ernstig genoeg zou willen. En hebt u dat wel eens geprobeerd? En ik verzoek u nog eens, laat mijn jongen met rust! Hij is zo ge lukkig wij zijn zo gelukkig samen wat zou ik moeten beginnen zonder deze jongen?" Leontine kijkt haar aan en in haar blik is te lezen: ,Ja, ik begrijp het, ik zal jullie niet storen!' Maar dan komt er een bit tere, een jaloerse trek in haar gezicht; ,die andere heeft geen recht op het geluk, dat HAAR toekomt!' En met een onbe nullig woord, dat Helga alles te raden en niet de minste zekerheid geeft omtrent haar plannen, keert zij zich om en gaat de kale houten treden af, die weerklin ken bij iedere stap. Helga staat boven achter de gesloten deur en luistert naar de wegklinkende voetstappen, tot zij ze niet meer horen kanen met hangende armen gaat zij terug naar de kamer waar de twee stoe len, waarop zy gezeten hebben, nog tegenover elkander staan en waar zy de vyandige sfeer nog meent te voelen van de woorden, die er zoeven gesproken zijn. ,Wat nu? Wat nu? Wat moet fcij nu doen? Wie moet zij om hulp vragen?' Zjj gaat op de divan zitten, haar armen gesteund op haar knieën; het hoofd in haar handen geleund. En zij dwingt zich nog nadenken. En langzamerhand wordt zij rustiger. Neen, zij zal niets doen. Zij zal doen alsof er niets gebeurd is. Zij zal voor zich zelf en voor de jongen geen stampen doen, die hun rust zullen ver storen! Hier is zij zeker van, dat dit hier haar jongen is haar jongen Nee, de zoon van Wilhelm Frank. En ook haar zoon. Of heeft zy geen recht op het kind, dat zij vanaf dat het anderhalf jaar was, niet alleen als een moeder heeft verzorgd, maar ook in de plaats van zijn vader heeft opgevoed en groot gebracht? Zy haalt diep adem, en staat vastbesloten op. En als de wereld op haar zou staan Joachcim is haar kind, zij leeft voor hem als een moeder, zij IS zijn moeder! En alsof voor haar hiermee een einde ge maakt wordt aan deze hele geschiedenis, schuift zjj energiek de twee stoelen uit elkaar en zet ze op him gewone plaatsen. IX „Waarom doe je zo zenuwachtig, Mam mie? Je hebt nu al driemaal in die pot daar gekeken en er zit immers niets in! Joachim zit in de vesterbank, zijn benen bengelen omlaag en kykt naar zijn moe der, terwyl zij staat te koken. Maar er is vandaag iets met haar, dat hem ongerust maakt, zy is niet zo vrolijk als gewoonlijk en toen zij daar straks de houten lepel op de grond heeft laten vallen, werd zy boos en vuurrood. Zij geeft hem niet dadelijk antwoord op zijn vraag en hy herhaalt: „wat is er toch met je, waarom ben je zo zenuwachtig?" Nu kijkt zij op en strijkt het haar een beetje paar achter. „Och, er is niets, kerel; ik ben werkelijk een klein beetje nerveus; ik heb me vandaag in de zaak erg boos gemaakt, en dan nog deze vrese lijke hitte die heb ik nog geen enkel jaar zo slecht kunnen verdragen als nu." Joachim ziet zyn moeder onderzoekend aan. Dan springt hy van de vensterbank, haalt borden en ander tafelgerei uit de kast en verdwynt naar de huiskamer. Helga kijkt hemt glimlachend na; ,hij is een schat!' en als hij even later weer terug komt in de keuken, streelt zij hem over het haar. Maar wat heeft hij daar in zijn jaszak zitten? Een vulpenhouder? En warempel geen slechte ook! Die kan hij toch onmogelijk zelf gekocht heb ben? Waar heb je die vandaan, Jo?" Joachim wordt vuurrood. „Die vulpen houder O, dat is een gekke geschie denis. Haast niet te geloven, maar het is toch waar. Ik heb namelijk met iemand kennis gemaakten hij glimlacht ver legen en kijkt zijn moeder van terzyde aan. Maar op Helga's gezicht is geen spoor van een glimlach. Zy weet al precies, wat er komen zal„Zo, en met wie heb je kennis gemaakt?" Maar haar ernstig gezicht wordt door de jongen verkeerd begrepen. „O, heel on schuldig, mammie," zegt hij haastig en tilt het deksel van de soepketel op. „Een paar weken geleden zag ik een dame flauw vallen in het Eskebije-Park en toen heb ik wat water voor haar gehaald. En toen heeft zij gezegd, dat ze me eens zou vragen by haar te komen, uit dankbaar heid, begrijp je en ook omdat zij een jon gen van mijn leeftijd heeft; precies zo oud, als ik ben! Stel je voor, hy is zelfs op dezelfde dag geboren, op de tiende juni heeft hy zijn verjaardag. Maar zij heeft mij natuurlijk niet uitgenodigd, dat wist ik trouwens al vooruit; maar van middag stond zij op eens voor de school; en heeft mij een hele geschiedenis ver teld; dat ze geen tijd had gehad om mij uit te nodigen en dat zy vond, dat ze mij nog eens bedanken moest, en dat ik de vulpenhouder aan moest nemen „Maar, Jo van vreemde mensen neem je toch niet zulke cadeaux aan!" (Wordt vervolgd.)

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1955 | | pagina 4