Levensstrijd
kantoorbediende
LUXOR*THEATER
oFÉ
HUIS
VAN BAMBOE
DE EED AAN DE
BLOEDVLAG
DE ONDERGANG
VAN DE TITANIC
Urker vissers zijn flinke mensen
Aangifte van leerlingen
Ned. Herv. Scholen
Aangifte van nieuwe
leerlingen
MAANDAG 18 JUNI a.s.
ClN
TWEEDE BLAD „DE VALLEI"
VRIJDAG 15 JUNI 1956
No. 47
N.V. KONINKLIJKE
SCHEEPJESWOLFABRIEKEN
Christelijk Nationale School II
VEENENDAAL
Donderdag 21 juni 7.30 uur
Slechts één voorstelling.
KNIPSTER
MAASTER
NAAISTER
STRIJKSTER
DE N.V. NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN
STATIONSASSISTENTEN
en WEGWERKERS
SEIZOENARBEIDERS
FEUILLETON
Vraagt voor
de afdeling loonadministratie een
Leeftijd beneden 20 jaar.
Sollicitaties met opgave van opleiding enz. te
richten aan de Personeelsafdeling van boven
genoemd adres.
DR. SLOTEMAKER DE BRUïNEPLEIN 2
VEENENDAAL
voor de cursus, aanvangende 1 september
a.s. kan geschieden op
van 19.00 uur - 20.30 uur in de school
De kinderen moeten voor 1 oktober a.s. de leeftijd
van 6 jaar hebben bereikt
De school leidt op voor H.B.S., ULO e.d.
Namens het Bestuur,
Het Hoofd der School
C. VISSER
DE FRISIA WOLSPINNERIJ N.V., Veenendaal
VRAAGT
VROUWLIJKE
Leeftyd 16—20 jaar.
Mulo diploma gewenst.
Sollicitaties schriftelijk, of aanmelden bij de
portier.
Van vrijdag 15 juni Le.m. ZONDAG 17 juni
Vrijdag 7.30 uur, zaterdag 7 en 9
uur, zondag 3 en 7.30 uur.
Het sensationele aandeel van een Japans „Kimo
no-meisje" in de ontmaskering van een bende
die Tokio terroriseert!
Opgenomen in Japan met medewerking van de
Amerikaanse troepen, een sectie van de Ameri
kaanse militaire politie en de stadspolitie van
Tokio.
Kleur de Luxe.
Toegang 18 jaar.
Van maandag 18 juni te.m. woensdag 20 juni
Elke avond 7.30 uur
Het. spannende verhaal van de meest kleurrijke
zeerover aller tijden, die met volle zeilen het
avontuur tegemoet stormt! In Cinemascope.
In Eastman Color.
Toegang 14 jaar.
TOEGANG 14 JAAR
Plaatsbespreken dagelijks van 12
u. aan de kassa, 10 ct, ook tel. 2376
Rijwielstalling naast het theater.
VENDELSEWEG - VEENENDAAL - TEL. 2376
„PEHAVEE" GEBREIDE BOVENKLEDING
Voor enkele afdelingen kunnen wij nog
meisjes plaatsen als:
of meisjes die dit willen worden.
Naast een goed loon, prettige werkzalen en leerzaam
werk (geen handwerk) bestaan gunstige sociale voor
zieningen.
Eventuele buskosten worden vergoed.
AANMELDEN: VIJGENDAM 13 TE VEENENDAAL
De aangifte voor de op 1 sept. '56 aanvangende
cursus kan geschieden op woensdag 20 juni a.s.
voor:
BEATRIXSCHOOL
(Hoofd: S. de Man)
PATRIMONIUMSCHOOL
(Hoofd: A. C. Schilperoort)
GROEN VAN PRINSTERERSCHOOL
(Hoofd: E. Ooms)
REHOBOTIISCHOOL
Koninginnelaan (Hoofd: A. P. v. Balen)
's avonds van 7.309.00 uur in de
bovengenoemde scholen.
Trouwboekje meebrengen. De leerlingen moeten
voor 1 oktober '56 de leeftijd van 6 jaar hebben
bereikt. Opleiding voor alle verder onderwijs.
De besturen der voornoemde scholen.
vraagt
Geboden worden s
goed loon
vast werk
bijslag voor nacht- en
zondagsdienst
speciale sociale voorzieningen
voordelige reismogelijkheden
kosthuisvergoeding.
Leeftijd in het algemeen
20 tot 31 jaar.
Tevens kunnen worden geplaatst:
op de stations en
bij het wegonderhoud.
Hiervoor komen ook ouderen
In aanmerking
Sollicitaties en inlichtingen bij
de stationschefs of bij de N.V.
Nederlandsche Spoorwegen,
Dienst van de Exploitatie,
2e Afdeling, Utrecht.
delverij moest opgeven."
Dit heeft Gerrit zijn hele leven zo'n
beetje dwars gezeten. Wij kunnen ons dat
voorstellen, maar toen Gerrit ons zo spij
tig aankeek, dachten wij een ogenblik
aan hetgeen schepelingen van Willem Ba
rents zelf in 1595 was overkomen:
„Eenighe Bootsghesellen waren aent
vaste landt ghegaan om ghesteenten te
soecken, een maniere van Diamanten, doe
opt Staten Eilandt mede seer veel waren.
Int soecken van die steentgens is ge
schiedt alsser twee maets bij malcan-
deren lagen, datter een witten mageren
Beyr is listelyck aangecomen, ende greep
den eenen van dees twee in zyn neck: de
selfde niet wetende wiet was, riep: „Wie
grypt my daer van achteren. Zyn maet,
die by hem in de cuyl lach, lichtte zyn
hooft op om te sien wiet wesen mocht,
ende sach dattet yschelyken Beyr was,
roepende, och maet tis een Beyr, ende
stont midtsdien snel macker op ende liep
wech. De Beyr beet den eenen terstont
het hooft in stucken, ende sooch het
bloedt daer uit".
MAAR ZO
„Dat gaat maar zo niet", zei vader Fi-
guet in het Franse stadje Tain-l'Hermi-
tage. Deze woorden sprak hij toen hij
hoorde dat zijn dochter Danielle (18) in
het geheim in Schotland was getrouwd
met Claude Charrayre (21). Zijn uitspraak
zal van minder historisch gewicht blijken
dan de daad van zijn dochter. Want eens
getrouwd, blijft getrouwd wordt er wel
gezegd, ook als dat in Schotland wordt
bekokstoofd, waar jongelieden beneden
de 21 dat zonder toestemming van de
ouderlijke macht kunnen klaarspelen. En
al is dan vader Figuet een man die ge
wend is in zijn huis de poppen naar zijn
pijpen te laten dansen, het is zeer de
vraag vooral nu geheel Tain-l'Hermi-
tage zich achter het jonge paar heeft ge
plaatst wat hij aan zijn bedekte be
dreiging van „dat gaat maar zo niet" nog
daadwerkelijk kan toevoegen om het hu
welijk van zijn dochter een keer te doen
nemen.
AFGEDWONGEN „JA"
„Doe het zelf" is de nieuwste rage in
Amerika. Iedereen lijdt eraan, zodat zelfs
Jane Russell haar eigen japonnen naait
en de ex-minister van buitenlandse zaken
Dean Acheson zelf zijn slaapkamerameu
blement timmert. Velen is door dit druk
ke zelfdoen een fijn momentje op de te
levisie ontgaan toen de zanger Monty
Norman tussen twee coupletjes door aan
zijn partnerin Diana Coupland vroeg:
„Wil je met me trouwen?" Zij, die het
wel zagen (hoorden) dachten dat het bij
het programma hoorde. Diana (25 jaar)
antwoordde „ja". Na afloop verklaarde ze
dat ze niet „nee" had durven zeggen uit
angst dat Monty tijdens de uitzending iets
geks zou doen. Maar dat laatste meende
ze niet, ze meende echt „ja" en zal nu
met Monty zingend door het leven gaan.
BED
Toen de gouverneur van Aden onlangs
een bezoek bracht aan Saoedi-Arabië,
was er eerst geen bed te vinden voor zijn
adjudant, die 2 meter en 5 centimeter
lang was. Tenslotte diepte men ergens
een bed op, dat in 1949 speciaal was ge
construeerd voor generaal De Galulle en
dat ruimschoots op een dergelijke lengte
bleek berekend.
LOEIENDE WALVISSEN
„Hoe stond het daar toentertijd met de
walvissen?"
Gerrit is somber gestemd als je over de
vangst van deze zoogdieren begint: „Ik
heb ze altijd voorgehouden, dat de wal
vissen worden uitgeroeid, als ze met die
schietwerktuigen gaan beginnen. Toen wij
in de IJszee voeren, beschikten nog maar
heel weinig walvisvaarders over schiet-
harpoenen. Men roeide met een kleine
boot pardoes tegen een walvis op. Een
van de inzittenden, wie ze een lange lijn
om zijn middel hadden gebonden, sprong
boven op het dier, stak vervolgens een
harpoen in de hartstreek en wachtte dan
maar af, hóe het beestje zou reageren.
Gin£Me er van door, dan gingen ze hem
De „Willem Barents", het expeditievaartuig voor waarnemingen op meteorolo
gisch, magnetisch en hydrografisch gebied, waarmee eens oude Gerrit van Urk
zijn avonturen in het barre ysgebied van het hoge noorden beleefde.
Gerrit Westerning, bygenaamd „Ouwe Barents", heeft ons by zijn leven iets
verteld over zyn zwerftocht met het zeilschip „Willem Barents" naar de Noor-
deiyke IJszee. Vrydag 29 april, zes en negentig jaar oud, werd hy op zyn geliefd
eiland begraven, de Urkers zullen zijn bijzondere persoonlijkheid nooit vergeten
en de komende generaties zullen de naam „Ouwe Barents" leren kennen uit de
overlevering: de even talryke als boeiende verhalen die de tegenwoordige be
volking over hem weet te vertellen. Want één ding staat vast: Gerrit Westerning
was een büzonder mens en de laatst overgeblevene van enkele expedities naar
Nova Zembla
Ter inleiding brengen wij het gesprek
met Gerrit, die niettegenstaande zijn hoge
leeftijd nog een uitstekend geheugen
heeft, op de expeditie van onze moderne
Willem Barents.
..Ach", zegt Gerrit terwijl hij eens
extra hard aan zijn pijp trekt het ging
in mijn jeugd onder luitenant Koolemans
Beijnen zo heel anders: ons schip was
nauwelijks 80 ton groot, een schoener van
25 meter lengte was het en 6 meter
breedte!
„Waren jullie niet bang in dat eeuwige
ijs bekneld te raken? En dan met die
primitieve uitrusting van die dagen!"
„Wij bang! Oh, nee. Primitieve midde
len? Tja, wij hadden natuurlijk niet de
beschikking over radio en radar. Onze
enige communicatie was het contact door
middel van postduiven, maar met die
beestjes hebben wij niet bepaald best ge
boerd: in het zicht van de Noorse kust
lieten wij de eerste duif los wij hadden
er van de vereniging „Snelvlieger" elf
meegekregen maar toen wij later bij
Nova Zembla opnieuw duiven naar de
bewoonde wereld wilden zendenble
ken zij haar eigenschap van postduif ge
heel te hebben verloren: ze bleven maar
in en uit vliegen en het liefst in onze
omgeving rondscharrelen."
OP EEN RIF
„Wij hebben heel wat moeten ontberen.
Niet door de vorst, neen, dat was het
ergste niet: maar uren, dagen en weken
bleven wij soms in een dichte nevel va
ren. Die aanhoudende dampmassa door
drong de warmste kleren. Beneden in het
schip was het niet droog te krijgen. De
matrassen van onze bedden zaten onder
de schimmel en dan die verraderlijke
ijsbergen en riffen: bij het Kruiseiland
vlogen wij bovenop een rif. Er kwamen
grote brokken hout van de kiel naar bo
ven drijven. Ik dacht nu zijn wij ver
loren. Onmiddellijk gooiden wij ballast en
steenkolen over boord en wij kregen net
order om ook de winterprovisie in zee
te werpen, toen wij door de toenemende
wind losschoten. Wonder boven wonder
bleven wij drijven, ja, er kwam zelfs geen
spatje water binnen?"
„Die reizen waren allesbehalve van ge
vaar ontbloot!"
„Zeker, maar toch ging ik telkens weer
aanmonsteren. Och, je zag nog eens iets
van de wereld, je leven lang op de Zui
derzee rond te dobberen gaat ook ver
velen!!"
„En er viel natuurlijk een extraatje te
verdienen".
„Ja, wij hadden het best, wij verdien
den zestig gulden per maand en hadden
dan ook nog vrije kost en vrije kleding,
tenminste een deel van de kleren. En vrij
roken! Per man moesten wij vier baaien
hemden meenemen, vier baaien onder
broeken, vier paar sokken, twee duffelse
broeken, een paar wanten, een bouffante,
een muts van bont, een paar zeelaarzen,
een complete kooi."
Er kwamen eens vier kolossale vissen
urenlang rondom ons kleine schip zwem
men. Ze bliezen niet gewoon meer. Ze
floten en loeiden alsof ze een aanval van
zins waren. Nou, wij waren op alles voor
bereidAls ze onderdoken staken ze
hun staart dreigend de lucht in. Op hun
kop droegen ze zware bulten en pukkels,
op de rug een kleine vin. Wij hebben
nooit kunnen uitmaken, wat voor soort
dieren dat is geweest.
Beren hebben wij heel weinig gezien,
op de tweede tocht zelfs maar één enkel
exemplaar. Weet je wat er veel waren?
Zeehonden! We hebben er heel wat ge
schoten. De Eskimo's deden het nog weer
anders dan wij. De jager stond met ge
weer en harpoen in zijn boot. Door flui
ten en schreeuwen lokte hij de robben
naar zich toe. Na het schot ging-ie met
een harpoen er op los. Ja, je moet met^n
harpoeneren, anders raak je ze weer
kwijt. Alleen laat in het seizoen, als ze
Ilink vet zijn, blijven ze drijven."
IK HAD RIJK KUNNEN ZIJN
„Ach ja", zucht Gerrit, „en nou zit ik
hier toch nog maar in zo'n klein huisje!"
„Hoe bedoel je?"
„Nou, ik had best rijk kunnen zijn, ik
had op fluweel kunnen zitten, als
alswij maar wat meer tijd hadden
gekregen om dat goud te bemachtigen!"
„Goud?"
„En of, dat hebben wij op Nova Zembla
gevonden, 't Was niet veel, twee stukjes
van 5 en 6 cm, maar er zat beslist meer,
véél meer. Ik was net goed en wel bezig
om stukken uit een rots te slaan daar
zat het in toen een kanonschot, het
afgesproken sein om dadelijk naar boord
terug te keren, weerklonk en ik mijn
„Je hebt toch geen haast?" vraagt de
96-jarige Urker, als wij hem in zyn
huisje hebb enopgezocht. „Want," zo
vervolgt hij: „als ik je alles van mijn
reizen moet vertellen, hebben wij min
stens een paar dagen werk."
Natuurlijk hebben wij het met vader
Tijd op een accoordje gegooid om Ger
rit volop gelegenheid te geven relaas te
doen, want tegenover ons zit de man,
die van 1875 tot 1885 acht expeditie-
tochten naar de Noordpool heeft ge
maakt. Zyn opdracht bestond in het
doen van de meest uiteenlopende waar
nemingen, zoals het bepalen van de
zeestromingen, meteorologische, mag
netische en hydrografische opmetingen.
opnieuw te lijf, net zolang tot-ie het op
gaf.
Je hebt er merkwaardige soorten onder.
door Ernst Zahn
Vertaling:
H. C. Knappert-Jansen
(4.)
Het uiterlyk van de boer was geheel
veranderd. Zijn gezicht was nu zo wit
en koud als de muur van zijn huis; hij
klemde zijn handen vast aan de leu
ning van de stoel achter hem, alsof hij
zelf bang was, dat hij zich aan zijn
knecht zou vergrijpen.
„Mens, zie je daar het beeld van on
ze Heiland aan de muur?" zei hij hees,
op een klein crucifix wyzend. „Of jij
daar iets voor voelt, weet ik niet, maar
ik hecht er wel aan. En bij Hem zweer
ik je nu, dat ik eerder mijn dochter
met mijn eigen handen zou worgen,
dan dat ik haar met jou laat trouwen."
„Is dat het laatste, wat u mij te zeg
gen hebt?"
„Het allerlaatste."
„Goed, president Furrer, maar ik
heb het laatste woord nog lang niet
gesproken!"
Christen wendde zich met een forse
ruk om en stapte met zware schreden
naar de deur; het geld bleef onaan
geroerd op tafel liggen.
Furrer keek hem met starre ogen na.
totdat hij de' kamer uit was. Hij stond
nog in dezelfde houding en hield de
handen krampachtig om de leuning
van de stoel geklemd. Een huivering
voer door zijn leden, toen herwon hij
met grote inspanning zyn zelfbeheer
sing en deed de deur open. De boerin
kwam er uit gestrompeld en vroeg op
jammerende toon, wat er toch aan de
hand was geweest; zij had niet goed
begrepen, wat de beide mannen met
elkaar gesproken hadden, hoewel zij
aan de deur had geluisterd.
„Ga naar binnen, vrouw,' beet Furrer
haar toe. Zij kromp ineen bij de toon
van zijn stem, en kroop weg als een
opgejaagd konijn.
De boer hief luisterend het hoofd
naar boven. Men hoorde Christen zijn
boeltje bij elkaar zoeken; toen kwam
hij de deel over naar de trap. Op het
zelfde ogenblik sloop Rosi uit het voor
huis naar boven. „Ga naar binnen naar
je moeder," snauwde de president als
tegen een dienstbode. Rosi kwam terug
en sloop haar vader voorby, die spuw
de op zijn eigen vlees en bloed. Daarop
vestigde hij de blik op Christen, die
met een zak op de rug, waarin zijn
goed was geborgen, de trap af kwam
zonder een woord te spreken. Ook hij
keek op. Als honden die elkaar de
tanden laten zien, stonden zij een
ogenblik tegenover elkaar; toen ging
de knecht zwijgend de trap af. De pre
sident keek hem na om te zien of hy
zonder dralen het huis verliet.
DERDE HOOFDSTUK
Als weggescholen, beschut tegen
weer stond de laatste hut van Frut-
nellen in de dalengte. Het was een oud,
bruin houten gebouwtje, met een ruwe
stenen trap die naar een zwartgerookte
vermolmde deur leidde. Boven de
ruimte voor de dieren vond men de
vertrekken voor de mensen: twee ka
mers aan de voorzy, twee keukens en
twee kamertjes achter. In de donkere
muren waren een paar heldere, vrien
delijke vensters, die de indruk maak
ten van een paar trouwhartige ogen in
het gezicht van een braaf mens. Frisse
planten en enkele bloemen prijkten in
al de kozijnen aan de voorkant en het
schuine dak aan weerszijden beschutte
de vensters te weinig, dan dat de zon
er niet toegang vond en, voordat zij
zich des avonds achter de witte glet-
schers verborg, nog eens in de beide
kraakheldere kamers had kunnen
kyken.
houten gebouwtje, naar de bergtop, die
zich steil als een toren hoog boven huis
en woud uit ten hemel verhief en die
een schat van „Strahlen"bergkristallen
in zijn stenen romp verborgen hield. De
steenbrekers brokkelden met hun hou
welen aan alle kanten stukjes van de
top af, als Hans en Grietje van het
huis van de heks, en dat was een ge
vaarlijk werk. Menigeen, die in het
holst van de nacht opstond om de berg,
die zo ryk aan kristallen was, te be
klimmen, kwam de volgende avond'
doodmoe in het dorp teruggestrompeld
met een lege ransel, omdat de weg, die
naar de bergkristallen voerde, niet te
begaan was geweest. Soms bracht er
één wonderschone donkere topazen
mee en wist te vertellen van anderen,
die een nog veel grotere buit beloof
den, maar maar hy vertelde er bij,
terwijl zyn gezicht bleek werd van de
ontzetting dat boven by de berg
spitsen de dood zelf zat, en sneeuw en
stenen wierp naar de vermetele mens
die zich in zyn nabijheid waagde. En
menigeen de laatste zomer waren
het er wel tien geweest was naar
boven geklommen om kort daarna als
een vormloze klomp aan de voeten van
de reus te pletter te vallen.
Onder die laatsten was ook de man
van Kathrine Russi geweest, die de
linkerhelft van de Strahlegghut be
woonde.
De hut was in tweeën verdeeld. Links
woonde Christens moeder. De andere
helft werd ingenomen door de school
meester met zijn enige zoon. Links een
weduwe, rechts een weduwnaar: waar
om die twee het niet eens geworden
waren, hadden de oude vrijsters van
Frutnellen, die alleen bij de gedachte
aan een huwelijk reeds geel van nijd
werden, in den beginne elkaar dikwyls
afgevraagd. En tenslotte hadden zij
wel moeten inzien, dat de scheidsmuur
die midden door de hut liep, nog niets
betekende in vergelyking met die an
dere, die een verlegen, teerhartige arme
schoolmeester scheidde van een weinig
zachtmoedige vrouw wier eerzucht het
was om in de wereld vooruit te komen.
Het begon donker te worden. Ka
thrine Russi stak de lamp aan, die van
de lage houten zoldering afhing. Zy
hield niet van leeg zitten, zoals de
meeste boerenvrouwen doen, die lie
ver licht sparen en het schemeruurtje
gebruiken om een tyd lang met de
handen over elkaar te zitten. Het lam
peglas rinkelde, de blikken schoorsteen
er boven kletterde en slingerde lang
heen en weer; Kathrine had grote
handen en greep alles fors aan. Toen
de lamp aan was, ging de ryzige, fors
gebouwde vrouw naar de vensters en
liet de helderwitte gordijntjes neer
voor de kleine raampjes. Het tweede
en laatste trok zij nog even op om naar
buiten in de toenemende duisternis te
zien. De donkere wolk boven de door
een vaal licht beschenen gletschers,
die zich zó scherp tegen de lichtere
lucht aftekende, alsof de rand met een
mes was gesneden, had haar aandacht
getrokken. Die stond daar nu al twee
dagen lang onbeweeglijk stil het
werd haast benauwend. Maar vrouw
Russi was niet bijgelovig, en zij lachte
de vrome zusters uit, die in de stand
van de zon, sterren en wolken ieder
ogenblik de vinger Gods wilden zien.
Zij liet het gordijn weer vallen en
keerde terug naar haar stoel en haar
breiwerk. Het was een grove manskous
waaraan zij bezig was. In de steken
waren wensen en hoopvolle toekomst
plannen gebreid voor degene, die ze
dragen moest, haar enige zoon. Die
was nu nog maar knecht, maar voor
een man die eerzucht bezit staat de
hele wereld open de jongen was
veel te goed voor knecht, hij verdiende
wat beters te worden, volgens de me
ning van zijn moeder.
Kathrine was niet bemind in Frut
nellen. In de eerste plaats, omdat zij
een vreemdelinge was en zich inbeeld
de heel wat meer te zijn dan de Frut-
nellers, en ten tweede, omdat zij niet
op straat en bij de buren rondliep om
te babbelen, zoals de andere vrouwen.
Wat haar uiterlijk betrof, had zy best
bij de Frutnellers, die zo plomp waren,
alsof zij uit bergsteen waren gehou
wen, kunnen gerekend worden. Als zij
rechtop stond, in haar eenvoudige,
donkere japon, het hoofd met het sterk
grijzende haar fier opgeheven, was zij
een statig evrouw. Haar gelaat was
bleek, zelden vertoonde zich een flauw
blosje op de magere wangen. Christen,
haar zoon, leek sprekend op haar. De
zelfde scherpe, verstandige en bijna
trotse trekken, dezelfde donkere ogen,
fijn getekende wenkbrauwen onder het
hoge, blanke voorhoofd.
Kathrine had geen reden om trots te
zijn. Zij was de vrouw geweest van een
arme gids en bergwerker, die haar uit
huis van een rijke heer uit het dal had
gehaald, waar zij dienstbode was. Deze
heer had voor de bergtochten, die hy
in alle richtingen maakte, af en toe
Leonz Russi laten komen en by die
bezoeken van de gids had hij zyn
vrouw leren kennen. Deze beschouwde
het toen als een uitkomst om van het
dienen ontslagen te zijn, want onder
worpenheid behoorde nu juist niet tot
haar deugden, en met vreugde ging zij
het vrije leven in de bergen tegemoet
(Wordt vervolgd.)