Het gebeurde
in een Mei-nacht
Terugkeer
van
Morghan
de Magiër
TWEEDE BLAD ,DE VALLEI'
VRIJDAG 6 JUNI 1958
Nr. 41
P. VALKEMA BLOUW
ROMAN UIT DE NAPOLEONTISCHE TIJD
o-o-o-o-o-o-o-o-o
Romy Schneiiler
o-o-o-o-o-o-o-o-o
(35)
Zij schenkt het niet aan de volbloedige
en wel wat egoïstische jongeman, ergens
ver weg in Polen; neen, zij schenkt het
aan een kleine rozige baby in een heng
selmand met vuile blote beentjes en
lachende, lichte ogen
Als de notaris weg is en het gezegelde
document veilig weggeborgen bij allerlei
lieve souvenirs, vallen tranen in de oud-
mahonie ladeAch mademoiselle Sicot
schaamt zich hier niet voorHet is
immers 't heerlijkste in haar levenen
misschien het droevigste.
Zij tobt erover hoe alles na haar dood
moet gaan. Hoe zal men bericht zenden
naar Ostrolenka. Brieven komen vaak in
't geheel niet op hun bestemming of heb
ben weken werk.
Notaris Druot stelt voor, er iemand heen
te zenden, een vertrouwd iemand! Die is
wel te vinden! Die kan Louis Bertrand
inlichten en - als de politieke toestand
het zal toelaten - mee naar Frankrijk
terugnemen, waar toch een rijk bezit hem
wacht.
Want mademoiselle Sicot is inderdaad
rijk. Véél rijker dan men weet.
Zij schudt het hoofd. Zo'n lange reis..!
Maar de notaris lacht de bezwaren
weg. Welk een klein bedrag maken de
onkosten uit op een dergelijke erfenis..!
Hij heeft een neef - een bovenste beste
jongen - rechtsgeleerde, 't Zou voor deze
een kleine - nu ja, betrekkelijk kleine -
moeite zijn de reis te aanvaarden. En de
kostenDaarover behoeft mademoi
selle Sicot zich toch geen zorgen te ma
ken! Zij glimlacht. Misschien heeft nota
ris Druot gelijk en zou zo alles naar beste
moeten geschikt kunnen worden
„Maar 't is gelukkig nog lang niet zo
ver", meent de goedige raadsman, „nog
lang niet. Iemand, die er uitziet als u kan
nog jaren mee. Dat zeg ik!"
De oude dame zwijgt. Ze weet te goed,
hoe 't met haar gezondheid gesteld is.
Hoe haar hart zwakker en zwakker gaat
slaan en spoedig tot stilstand zal komen.
Spoedig
Zij schrijft een lieve brief aan Marian
ne Lagrange. Het is haar ter ore gekomen
- Louis Bertrand heeft het eindelijk, wat
haperend en verontschuldigend geschre
ven - dat haar pleegzoon in Polen in het
huwelijk is getreden
Zij wil dat niet verzwijgen, 't Is in he'
leven nu eenmaal beter, dat men weet,
waaraan men toe is.
Troost wil ze niet b'cden; zij ziel er
Marianne voor aan, dat '"eze in zlrhzel.
de kracht zal vinden cit leed te verwer
ken.
Mademoiselle verdedigt Louis Bertrand
niet. Hoe zou ze dit kunnen? Daartoe zijn
haar teveel bijzonderheden onthouden;
daartoe koestert ze teveel twijfel, of dit
overhaaste huwelijk wel geheel verant
woord was.
Als Marianne de brief krijgt, bevriest
er iets in haar. Het is alsof een koude
hand zich om het dierbaarste bezit legt,
dat zij diep in haar hart verborgen heeft.
Louis Bertrandonbetrouwbaar en
laf!
Laf, omdat hij niet voor de waarheid
durft uit te komen; laf omdat hij zwijgt
en anderen een plicht laat vervullen, die
hemzelf is opgelegd!
Marianne Lagrange laat geen traan.
Een vrouw als zij huilt zelden. Zij geeft
zich er rekenschap van dat alles in haar
leven nu anders is geworden.
Het grote licht, waarbij zij tot in de
toekomst kon zien, is uitgedoofdUit
gedoofdDoor de slapheid en trouwe
loosheid vande ander!
Niet van haar liefde voor Louis Bert
rand. Vreemd genoeg is deze er onaange
tast door gebleven. Misschien komt dit,
omdat deze genegenheid haast iets on
persoonlijks heeft. Wellicht is de ver
schijning van Louis Bertrand slechts een
aanleiding geweest om er haar rijpe lief
desverlangen op te vestigen. Misschien..
Wie zal de ingewikkelde zielsbewegin
gen van een vrouw naspeuren?
Louis Bertrand is laf, onbetrouwbaar,
gebonden aan een andermaar Mari
anne Lagrange is er zich volkomen be
wust van, dat ze nog evenveel van deze
onwaardige houdt, als eertijds. Alleen an
ders, geresigneerd, hopeloos, zonder
vreugde enin 't verborgen.
Zij sluit zich enige tijd in haar kamer
op. Gaat dan als vanouds het huishouden
na en Etiene Duvallois - nog steeds als
onpersoonlijk aanwezig - bemerkt niets.
Dit is dapper. Maar kan harteloos schij
nen.
Hoofdstuk XXIV
Het leven in Ostrolenka gaat zijn sleur.
Louis Bertrand verveelt zich dodelijk.
Ergert zich aan de groteske en belache
lijke gedragingen van monsieur Leszczyn-
ski.
Ergert zich aan de onkunde en de
slechte manieren van Rosette, die lui is
en niets voelt voor welke huishoudelijke
plicht ook.
Louis Bertrand ziet heel goed, hoe ver
vuild en verwaarloosd alles om hem heen
is;-hoe de vloeren in weken niet worden
gereinigd, het beddegoed niet ver
schoond. Hij merkt dat zijn vrouw niet
al te proper is op haar lichaam en daar
bij verslaafd aan allerlei schoonheidsmid
deltjes.
Hij merkt dit alles op en verdringt zijn
ergernis. Een ogenblik schijnt het alsof
de geboorte van een kind het hele leven
zal veranderen. Een miskraam - gevolg
van woest en onbeheerst paardrijden -
maakt een eind aan alle illusies.
Rosette trekt zich van 't geval niet veel
aan. Zij voelt eigenlijk weinig voor 't
moederschap. Al zou ze misschien met
een mooie baby willen pralen. Ook de
grieven van haar man zijn haar vreemd.
Louis Bertrand moet niet zulke hoge
eisen stellen! Hij is toch niet in Frankrijk
Neen, hij, is niet in Frankrijk. Maar
Louis Bertrand begint in stilte steeds
meer te verlangen daar terug te zijn.
Onbewust begint hij te zien naar een ge
legenheid naar het vaderland terug te
keren.
De toestanden zijn immers veranderd.
Napoleon verdwenen, de Bourbon's weer
op de troon hersteld
De Bourbon's! Louis Bertrand lacht
bitter. Zijneigen illuster geslacht
Helaas, een geslacht, waarvan hij tot nu
toe niets dan last en zorg heeft onder
vondenEen naam, die hij niet voeren
mag en die hem telkens weer op 't lijf
wordt gebonden
Als hij er zich maar van kon bevrijden.
Doch dat is juist de vloek van zijn leven,
dat hij er onder gebukt moet gaan als
onder een zwaar gewicht.
Zelfs hier, in dit afgelegen oord! Al
gaat hij zelf in deze niet vrij-uit, bedenkt
hij met ergernis. Als hij wat voorzichti
ger geweest wasMaar dan had men
hem waarschijnlijk als een bedelaar van
de deur gejaagd en de honden tegen hem
opgehitst!
Want zo goed kent Louis Bertrand het
mannetje, dat in huis de scepter zwaait,
wel om te weten, dat bij hem nauwelijks
een spoor menselijk gevoel, laat staan
medelijden te vinden is
Het is de naam - de hem niet toeko
mende naam - die 't wonder gewrocht
heeft
Louis Bertrand is ontevreden. En hij
begint het zich te bekennen. Zijn huwe
lijkbenauwt hem. O, zeker, Rosette
heeft haar aantrekkelijkheden, maar toch.
Misschien ben ik te veeleisend, denkt
de jongeman. Ofschoonin Frankrijk
was alles zo heel anders. Vond de geest
ook zijn voedsel, terwijl hier alles c«p 't
materiële toegespitst is.
Frankrijk't Wordt in zijn herinne
ringen steeds aantrekkelijker. Hij roept
allerlei in de geest terug. Krijgt heimwee.
Als hij eens terugging! Maar't
eerst nodige, 't geld ontbreekt. Wat de
bezittingen van Rosette opleveren - 't zijn
onvruchtbare gronden, die onvoldoende
bebouwd worden.
Geen gelden dus geen mogelijkheid
hoegenaamd tot reizen. Louis Bertrand
weet het maar al te goed. Rosette lacht
hem uit. 't Is hier best uit te houden,
vindt ze. Haar behoeften aan lichaams
beweging en ontspanning worden volko
men gedekt. Al blijft een zekere onbe
vredigdheid - mede in verband met de
benarde financiële omstandigheden - ook
bij haar bestaan. „Natuurlijk zou ik er
óók wel eens uit willen", zegt ze. „Reizen!
Ik heb nog niets van de wereld gezien.
Parijs bijvoorbeeld, of LondenMaar
er is geen kans op voorlopigen dus
denk ik er maar niet over."
Enkele weken later komt er een be
richt uit Warschau, waarin staat, dat een
zekere heer Maurice Bouclé-Druot, uit
Parijs, zich 't genoegen zal gunnen van
een bezoek
Louis Bertrand staat perplex. Wat be
tekent dit? Een Fransman, die hem komt
opzoekenMisschien beduidt het he
lemaal niets. En toch
Rosette vindt het interessant. „Mis
schien komen ze je Wel de kroon van
Frankrijk aanbieden!" zegt ze spottend.
Maar toch neemt zij zich voor haar
beste beentje voor te zetten en die vreem
deling te tonen, dat men ook hier - in
dit verwijderde oord - nog wel weet, hoe
t hoort
Als monsieur Maurice Bouclé-Druot,
een jongmens van circa achtentwintig
jaar - rechtsgeleerde, neef van notaris
Druot - verschijnt, staat deze even ver
baasd.
(Wordt vervolgd).
„Een droom-carrière" „onwaar
schijnlijk geluk" „nou ja, ten slotte
is ze het kind van een actrice" deze
en dergelijke opmerkingen worden
vaak gemaakt naar aanleiding van de
vier-jarige carrière van de nu 19-jarige
Romy Schneider, die in korte tijd de
lieveling werd van het filmpubliek in
geheel Europa.
Reeds na enkele kleinere rollen werd
zij door regisseur Ernst Marischka ge
kozen om de hoofdrol te vertolken in
zijn film „Wien bleibt Wien". Aan het
inslaand succes van de film „Sissi" is
het bekoorlijk optreden van deze onge
kunstelde kleine actrice niet vreemd.
En hoezeer Romy Schneider in haar
creatie als jonge keizerin van Oosten
rijk is gegroeid, dat bewees de tweede,
grote kleurenfilm „Sissi, de jonge kei
zerin", die de eerste jaren van het hu
welijksleven van het jonge paar op het
doek bracht. Daarna volgden „Kitty in
de grote wereld", „Monpti", een film
over de grote liefde van een jong Frans
meisje voor een Hongaarse jongeman
en „Droomeiland". Een verfilming van
het nog altijd boeiende en bekoorlijke
verhaal van Robinson Crusoë was wel
bij uitstek de film om de verrassende
veelzijdigheid van Romy Schneiders
talent tot uitdrukking te brengen. Nu
immers verschijnt zij zonder het aure
ool van de koninklijke glamour, die
haar in haar weergaloos succesrijke
„Sissi"-creatie omgaf; de vertolking
van het weliswaar sprookjesachtige,
maar toch ook sobere realisme bleek
Romy volkomen te liggen. De bekro
ning van haar vertolking van de jonge
Oostenrijkse keizerin Elisabeth, is zon
der twijfel het sluitstuk van de Sissi-
trilogie: „Sissi, keizerin en moeder".
Inderdaad brengt Romy Schneider in
deze 3e Sissi-film niet alleen opnieuw
de nog zo prille maar telkens weer res
pect afdwingende jonge vorstin op het
doek, maar ook de toegewijde moeder
van haar tot een alleraardigste kleuter
opgegroeide dochtertje.
VOOR LANGDURIG ZIEKEN MEER
„ZONNEHUIZEN"
Van 9 juni tot 14 juni 1958 wordt een
collecte gehouden ten bate van de Ver
eniging „Het Zonnehuis", de Vereni
ging die christelijke vèrpleging beoogt
van langdurige zieken van alle gezind
ten in „Zonnehuizen". Deze „Zonnehui
zen" zijn speciale ziekenhuizen voor
chronische patiënten. Thans zijn er
drie. „Het Zonnehuis" te Beekbergen is
het oudste en het grootste. Het verricht
zijn zegenrijk werk reeds bijna 30 jaar
en telt 120 bedden. In 1950 werd te
Schiedam een huis geopend, vooral be
doeld voor patiënten uit Zuid-Holland,
onze dichtst bevolkte provincie. Met
ruim 50 bedden is dit huis veel te klein
om in de behoefte te voorzien. Hier zijn
dan ook plannen voor een grote uitbrei
ding. Dit laatste is eveneens het geval
te Doorn waar het derde „Zonnehuis"
in 1954 werd geopend en dat bedoeld
is voor patiënten uit het centrum van
het land. Met 50 bedden is ook dit reeds
te klein gebleken. Men is thans bezig
aan de inrichting van het vierde „Zon
nehuis" en wel te Roermond, voor Lim
burg en Oost-Brabant. Verwacht wordt
dat dit huis in september a.s. in gebruik
zal kunnen worden genomen. Ten slot
te zijn de plannen voor een huis in het
noorden bijna gereed. Te Zuidhorn
(Gr.) is een zeer geschikt terrein aan
gekocht.
De opbrengsten der collecten worden
aangewend voor de verwezenlijking
van al deze plannen. De behoefte aan
gespecialiseerde verpleging van lang
durig zieken in ons land is zeer groot.
Het grootste deel dezer lijders (meer
dan 20.000!) wordt thans onvoldoende
verpleegd of verzorgd op een onverant
woorde wijze. Er zijn in Nederland te
weinig goed ingerichte en sociaal inge
stelde verpleeggelegenheden voor deze
zieken. Vandaar dat het streven der
Vereniging „Het Zonnehuis" allerwe
gen grote waardering ontmoet en de
Zonnehuis-collecte een bijzondere aan
beveling verdient.
(55) Terwijl rondom hem de muren krakend ineen
storten en de lucht dreunt van de explosies, stormt
Aram de wenteltrap af. Achter hem klinkt een akelige
doordringende gilde doodskreet van Morghan de
Magiër.... Snakkend naar adem en half gestikt door
de dikke rookwolken bereikt Aram de binnenplaats.
Door een waas ziet hij de gestalte van jonker Tobias
die naar de poort strompelt. En nauwelijks is Aram
de poort uit, of met donderend geweld stort de toren
trans ineen. „Dat scheelde niet veel", hoort hij de
jonker naast zich hijgen. „Daar kan zelfs de helden
moed van een jonker van Plauderstein niet tegenop."
„Inderdaad", zegt Aram droogjes, terwijl hij omhoog-
blikt naar de brandende ruïne. „Daar is geen strijden
tegen. Maar er is ook geen strijd meer nodig. Morghan
is aan zijn eigen duivelse uitvinding ten ondergegaan.
Het kwaad straft zichzelf
(Wordt vervolgd).