DE VALLEI
deGruyter
2 blikjes Oploskoffie
van 1.4,40 voor ff. 3,00
2 doosjes Supertheezakjes
van f. 1,96 voor ff. 1,50
2 blikjes Koffiemelk
1 poije Soepballetjes
AUTORIJLES
DE KOFFIE- EN THEEZAAK
ADVERTEREN DOET VERKOPEN
Een vrouw met twee
linkerhanden
Voor de Jeugd
van f. 1,28 voor f. 1,10
van 85 voor 75 ct.
TWEEDE BLAD „DE VALLEI"
VRIJDAG 24 JULI 1959
Nr. 58
Beide V.Z.C. reserve teams
hebben
prachtige kampioenskansen
Evers en kevers
Jaap en Joop gingen
zwemmen
Voor de boer
Hoe koelen we de melk?
Cursus Schoonheidsspecialiste
(Vakdiploma A)
Geldig tol en met 28 juli 1959
BIO RHENEN
FEUILLETON
DOOR TOM LODEWIJK
„O."
Maandagavond j.l. speelde het derde
herenzevental de beslissende wedstrijd
tegen Duinkikkers II uit Soest. Mede
doordat men ditmaal volledig was,
werd het na een goede en snelle wed
strijd een prachtige 40 overwinning.
Jaques Suydendorp wist zich gesteund
door een ditmaal goed ingrijpende ach
terhoede, waarin Van der Veen zelfs
nog eenmaal de kans zag door snel
opzwemmen een doelpunt te maken.
De andere drie doelpunten kwamen
van Bert Steffers, die zich ontpopte
als een gevaarlijke twee-meter mid
denvoor.
A.s. maandag speelt dit team haar
laatste wedstrijd tegen het Rhenense
Forellen. De thuiswedstrijd werd des
tijds een zeer gemakkelijke 80 over
winning voor de V.Z.C.'ers, zodat men
in deze wedstrijd het kampioenschap
en daarmede promotie naar de eerste
klasse hoopt te veroveren.
V.Z.C. III
Woestduin II
Duinkikkers II
Forellen I
Doordat de Waterkip woensdag vol
gens de verwachtingen van Vahalis
won (41) zijn de V.Z.C.-junioren dit
jaar op de tweede plaats geëindigd.
Vrijdagavond wordt in Zeist de laatste
wedstrijd gespeeld, doch deze is van
geen belang meer voor de rangschik
king. Het was bijzonder jammer, dat
Wim van der Meer en Cel Slotboom
die beiden ook voor V.Z.C. I uitkomen
door ziekte verhinderd waren de
wedstrijd tegen de Waterkip mee te
spelen. De daar geleden 31 nederlaag
was dan beslist voorkomen. De stand
luidt momenteel:
Verschijnt als bijlage van
het streekblad „De Vallei"
onder redactie v. tante Jos
Correspondentie te richten
aan tante Jos, per adres:
Parallelweg 10 Veenendaal
D.W.K. adsp.
6
5
1
0
11
V.Z.C. adsp.
5
3
1
1
7
Vahalis adsp.
5
2
0
3
4
Z.C. Zeist adsp.
5
0
0
5
0
De V.Z.C.-dames kregen woensdag
avond wederom een nederlaag te ver
werken. Nu in de thuiswedstrijd tegen
Woelwaters: 12. De laatste wedstrijd
tegen het nog ongeslagen A.Z. P.C. II
wordt nu van groot belang.
A.Z. P.C. II
Wilskracht
Woelwaters
V.Z.C.
Duinkikkers
Beter deed het V.Z.C. II. In de Tielse
haven stelde deze sterke ploeg nadruk
kelijk haar kandidatuur voor het kam
pioenschap door met 42 van Vahalis I
te winnen. Hein van Schuppen en Ton
van Dijk scoorden beiden twee goals.
Van de twee adspiranten-invallers
speelde Henny van Schuppen weder
om een prima partij, terwijl keeper
Sipkema eveneens een goede wedstrijd
speelde. De beslissing voor het kam
pioenschap zal waarschijnlijk vallen in
de thuiswedstrijd tegen Steenvliet op
4 augustus.
V.Z.C. II
6
5
0
1
10
Steenvliet I
5
3
1
1
7
Vahalis I
6
2
1
3
5
A.Z P.C. IV
4
1
1
2
3
Woestduin I
5
0
1
4
4
Elkeen kent wel het everzwijn
Weet ook, dat er coloradokevers zijn
Ze betekenen beiden een gevaar
De ever met zijn borstelig haar
Is niet betrouwbaar in het wild
Maar toch is dat oordeel nog erg mild
Vergeleken bij dat van 't klein insekt
Dat reeds zoveel schade heeft verwekt
Op dat klein insekt, met mooie strepen
Heeft denkelijk niemand het begrepen
'k Weet niet, of er veel of weinig zijn
Doch ze doen meer scha dan 't everzwijn
Gij nietig maar vraatzuchtig beest
Wat al een schade, naar men leest
Is door uw soort reeds aangericht
Denk vooral daarover niet te licht
Aan 't aardappellof eet gij je dik
Doch de boer is minder in z'n schik
Wanneer hij weer eens constateert
Wat gij op 't land zoal ruïneert
En denk nu niet, 't loopt niet zo'n vaart
Want dan loopt 't vast fout uiteraard
Bestrijd die kevers, als je ze ziet
Voor de oorlog kenden wij ze niet
Maar nu zit men met het probleem
Uit zichzelven gaan zij niet weer heen
Zo is het doopceel dan gelicht
Van de kever, die veel onheil sticht
De ever is meer dan tevree
Die definitie viel hem mee
Veel meer kritiek had hij verwacht
Schoon hij die kevers ook veracht
WIE ZIJN ER JARIG?
23 juli Bert v. d. Heuvel
27 juli Ria Roodbeen
28 juli Gert Heikamp
Wel gefeliciteerd!
OPLOSSING RAADSELS
I. Geldrop, Marum, Steenwijk, Vaals,
Brielle.
II. Een bijenkoningin.
III. Mees, dolk, neef, vals, kwam, Erna,
nier, rest,ster. Edelweiss.
I. Pelikaan.
II. Een schaar.
III. Haring, baars, zalm, snoek, voorn.
NIEUWE RAADSELS
Voor onderen:
I. Met G kan ik hoog in de lucht,
Met B kan 'k in een glas,
Met M leef ik meest in de grond,
Met W ben 'k in een plas,
Met V ben 'k twee meer dan een paar,
Met H ben ik niet ginds of daar,
Zeg nu eens: waar?
II.
X - -
- X -
hoogste punt van het dak;
kleefstof;
- - X mannetjesschaap;
- X verbinding tussen hoofd en
romp;
X - - bitter als
X rivier in ons land;
- - X kloosterzuster;
Op de kruisjeslijn komt de naam van
een plaats in Gelderland.
III. Verborgen plaatsnamen (Nederland):
1. Het was tien straten verder
2. Heb je het vergiet en de trechter ge
vonden? (2)
3. Op geleend goed moet je erg zuinig
zijn
4. Wil en Tine gaan kamperen
5. Werd die kraal telkens beschoten?
Voor jongeren:
I. Hij is geen vogel of geen vis,
Geen tijger, hond of paard.
Hij is zelfs helemaal geen dier,
En toch heeft hij een staart.
Nu vraag ik je: „Wie weet
Hoe deze rare heet?"
II.
X X
Op
X een medeklinker;
X - speelgoed v. meisjes;
X X X *t gevraagde woord;
X - niet droog;
X een medeklinker;
de beide kruisjeslijnen komt e
jongensnaam.
1
2
3
4
2
3
4
III. Vul in deze 16 vakjes in van boven
naar beneden en van links naar rechts:
1. kleine vrucht;
2. niet lang;
3. jongensnaam;
4. vlug.
Op een mooie vakantiedag gingen Jaap
en Joop op de fiets de Veluwe op. Het
weer was prachtig met weinig wind, zo
dat het heerlijk rijden was in de mooie
natuur. Ze waren vroeg van huis gegaan
en ze hadden een dik pak boterhammen,
een grote fles prikkellimonade en ieder
een gekookt ei, met een beetje zout in
een lucifersdoosje meegekregen.
Ze reden wel drie uur achter elkaar
rustig door en tegen de middag waren
ze een heel eind op de Veluwe. Ze reden
over een smal rijwielpad en ineens kwa
men ze bij een aardig, klein meertje, zo
maar midden op de hei. Dat was een
prachtig plekje. Hier zouden ze hun bo
terhammen opeten. Er stond een enkele
boom en in de schaduw van één van deze
bomen hielden ze hun openluchtmaaltijd.
Het was er verrukkelijk. In heel de om-
J. M. trek waren geen mensen te zien, want
het meertje lag goed verscholen in de
heide. Toen het laatste stukje brood naar
binnen was gewerkt en de fles limonade
leeg was, groeven de jongens een gat in
de grond en alle vette papieren en eier-
doppen werden netjes weggestopt. Tussen
het groen horen geen boterhampapieren
te liggen. Daarna gingen de jongens bij
het meertje staan. Het was wel erg klein
en ook niet diep, maar het water zag er
helder uit .Jaap stak zijn hand in het
water en zei:„Zeg Joop het water is heer
lijk, zouden we niet even een bad kunnen
nemen, dan gaan we lekker opgefrist
weer op de fiets." „Och vent", zei Joop,
„dat kan toch niet, we hebben de zwem
broek niet eens bij ons, wist ik dat we
zo'n leuk meertje zouden vinden." „Wat
geeft dat nou", antwoordde Jaap, „we
houden onze onderbroekjes aan en ver
der is in de hele buurt geen kip te zien."
„Nou", zei Joop, „ik heb er wel zin in,
laten we dan maar een duik nemen in
het meertje."
DE ZWEMPARTIJ
Achter een bosje deden de beide jon
gens de kleren uit. Heerlijk scheen de
warme zon op hun blote ruggen. Toen
doken de jongens het water in. Dat kwam
niet hoger dan tot hun middel. Het was
zo fijn, dat ze van geen ophouden wisten,
maar ineens zei Joop: „We moeten er
uit jóh, want we hebben nog een hele
fietstocht voor de boeg voor we weer
thuis zijn en die onderbroeken moeten
ook nog een beetje drogen voor we ze in
de fietstas stoppen."
De jongens kropen tegen de wal op en
gingen naar de struiken om zich weer
aan te kleden. En wat schrokken ze toen
verschrikkelijk. Alle kleren waren ver
dwenen. „Jaap", schreeuwde Joop, „hier
zijn gemene dieven geweest, die al onze
kleren hebben meegenomen, wat moeten
we doen?" Jaap stond ook beteuterd te
kijken. „Dat is ook wat lekkers", zei hij,
wat een tuig. Hoe moet dat nu? We kun
nen toch niet in onze natte onderbroeken
op de fiets, we worden van alle kanten
uitgelachen en we krijgen een hele op
tocht achter ons aan." „Ik ga zo niet naar
huis", jammerde Joop. „Dat zul je toch
wel moeten", zei Jaap, „we kunnen hier
niet blijven staan."
JAAP KEEK NAAR DE ZON
Wanhopig liepen de beide jongens door
de hei, in de hoop dat hun kleren nog
ergens anders zouden liggen, maar hoe
ze ook speurden, ze vonden niets. „Weet
je wat", zei Joop, „we moesten maar
proberen ergens een huis of een boer
derij te vinden en dan vragen we of ze
wat kleren voor ons hebben om thuis te
komen en dan sturen we die kleren mor
gen wel terug.
„En als ze dan geen jongens van onze
leeftijd hebben", vroeg Jaap. „Nou", zei
Joop, dan trek ik de zondagse jas van de
boer aan en jij krijgt een jurk van de
boerin, kerel wat zul je er piekfijn uit
zien." „Spot er maar niet mee", zei Jaap,
„maar wij zitten er mee, kijk eens naar
de zon, die gaat al aardig zakken." Jaap
keek wanhopig naar de zon en toen gaf
hij ineens een schreeuw van plezier. „Kijk
eens Joop, daar hangt het hele zaakje
van ons in een boom." Joop keek en wer
kelijk, daar hingen hun kleren. De hem
den waaiden als vlaggen in de wind en
de schoenen bungelden aan de veters. De
boom was laag en staande op een fiets
konden de jongens de kleren uit de boom
halen. „Wie zou ons dat geleverd hebben"
zei Jaap. „Nou in elk geval heeft die
grappenmaker eer van zijn werk gehad,
wat zat jij in de knijp, Joop." „Nee, jij
keek beslist vrolijk", zei Joop.
DE DADERS
Jaap en Joop schoten haastig hun kle
ren aan en ze voelden zich heel wat pret
tiger dan in de kletsnatte onderbroekjes,
die gauw in de fietstas verdwenen. En
toen klonk er uit een kuil in het heide
veld een vrolijk gelach. Over de rand van
de kuil gluurden twee paar vrolijke
meisjesogen naar de verbaasde jongens.
„Ha-ha", 4 riep een jolige meisjesstem,
„onze buren zien er weer toonbaar uit."
De beide jongens liepen naar de kuil.
Toen zagen ze twee bekende meisjesge
zichten. Het waren Truus en Mies, die
in dezelfde straat woonden en die ook
samen een fietstochtje hadden gemaakt.
„Zo", zei Jaap, „waren jullie zo leuk."
„Ja", lachte Mies, „we hebben jullie fijn
te pakken gehad, wat zaten jullie in de
piepzak, we hebben ons tranen gelachen."
„Niks hoor", zei Jaap, „we zaten hele
maal niet in de rats." „Ga weg jongen",
zei Mies, „we zagen best dat jullie 't
huilen nader stond dan 't lachen." „Laat
ze toch kletsen", fluisterde Joop. Toen
haalde Truus vier gevulde koeken voor
de dag en nog na-lachend om de geslaag
de grap stapten ze al peuzelend op hun
fietsen en reden ze gezellig samen naar
huis.
Het is nu noodzakelijk rekening te hou
den met de invloed, die warmte kan uit
oefenen op de kwaliteit van de melk,
aldus Ir. H. J. Huisman, rijksconsulent
voor de consumptiemelk, onlangs voor
de radio. Dit is van des te meer belang
nu er zo langzamerhand in het gehele
land wordt begonnen met betaling van
de melk naar kwaliteit met behoorlijke
prijsverschillen tussen eerste en derde
klasse. Dit heeft tot gevolg, dat het leve
ren van andere dan eerste klasse melk
geld gaat kosten.
Melk bevat, hoe zindelijk ze ook is ge
wonnen en hoe goed het melkgerei en de
bussen ook zijn schoongemaakt, altijd een
zeker aantal bacteriën en deze vermenig
vuldigen zich veel sneller in warme melk
dan in koude. Het is daarom noodzakelijk
om daar, waar mogelijk, de melk direct
na de winning zo snel en diep mogelijk
te koelen.
Dit koelen is vooral van belang voor
de avondmelk, die tot de volgende mor
gen op de boerderij moet worden be
waard. Waar gedurende de zomermaan
den de melk tweemaal per dag door de
fabriek wordt opgehaald, is er veelal on
voldoende tijd om te koelen, doordat de
melkwagen er al heel kort né het mel
ken is. Toch komt het nog veel voor, dat
de melkwagen vrij laat komt. In zulke
gevallen is er dus wél tijd om de melk,
althans nog gedeeltelijk te koelen en is
het van groot belang, dat men van die
omstandigheden ook gebruik maakt. Men
moet beseffen, dat elke graad warmte, die
men aan de melk kan onttrekken, de
kwaliteit ten goede komt. Het lang aan
de weg staan van ongekoelde melk kan
de kwaliteit zeer nadelig beïnvloeden,
vooral als de bussen niet in de schaduw
worden geplaatst.
Op welke manier kunnen we de melk
op eenvoudige en doeltreffende wijze
koelen?
In de eerste plaats door gebruik te ma
ken van een koelbak en leidingwater,
maar bij warm weer stijgt ook de tempe
ratuur van leidingwater. Wie over nor-
tonwater kan beschikken, dat in het al
gemeen het gehele jaar door een con
stante temperatuur bezit van 11 12 gra
den Celsius, verkeert in een bevoorrechte
positie. Men dient er echter wel op te
letten, dat het water tenminste één keer,
liever nog tweemaal wordt ververst. Wie
een eigen nortonwatervoorziening bezit
met een z.g. drukketel, is in de gelegen
heid het water langzaam door de bak te
laten stromen, zodat regelmatige ver
versing plaats heeft. In zo'n geval koelt
de melk zeer snel, vooropgesteld, dat ze
af en toe even in de bus wordt doorge
roerd. Voor het roeren dient een goede
en gave metalen roerder te worden ge
bruikt, goed vertind, liever nog van roest
vrij staal.
Naast koelbakken kan men ook gebruik
maken van koelringen. De aanschaffings
prijs daarvan is heel laag, maar het koel-
effect is minder groot, terwijl voor een
voldoende koeling vrij veel water nodig
is. Ook in dit geval is nortonwater te
verkiezen boven leidingwater.
Een zeer snelle koeling kan worden
verkregen met behulp van z.g. roterende
koelers, die op en in de bus worden ge
plaatst. Het koelen heeft plaats door holle
buizen, die in de melk steken, tevens de
melk roeren en vervolgens door het wa
ter, dat langs de buitenzijde van de bus
wordt afgevoerd. Deze apparaten komen
in verschillende uitvoeringen in de han
del. Bij aankoop dient men er op te let
ten, dat vooral de koelhuizen glad en
naadloos zijn en gemakkelijk te reinigen.
De prijs, ongeveer 60 70 gulden, ligt
aanzienlijk boven die van koelringen,
doch naast het voordeel van een zeer
snelle koeling moet niet uit het oog wor
den verloren, dat ze heel weinig water
gebruiken. Ongeveer tweemaal de hoe
veelheid melk kan er mee worden ge
koeld.
In de laatste plaats willen we nog wij
zen op de mogelijkheid de melk te koe
len in een koelbak, waarop een kleine
koelmachine is geplaatst, die het water
automatisch houdt op een zelf in te stel
len lage temperatuur. Deze methode kan
men beschouwen, als de meest ideale.
De prijs van koelmachine plus koelbak
ligt vrij hoog, n.l. op tenminste 1500.—.
Toepassing daarvan, vooral op kleine
bedrijven zal wel afstuiten op financiële
overwegingen. De koelkosten omgere
kend per liter melk zullen op die bedrij
ven in het algemeen groter zijn dan de
voordelen.
Voor
naar
Garage firma
J. Hogendoorn Zn
Telefoon 2454
Nieuweweg 151-155
Duur der cursus 9 maanden
Aanvang 15 september
Mevr. C. v. GELDER-v. OPIJNEN
Oude Arnhemseweg 17 - Ede - Tel. 08380-9654
vakantie
ureek
f90722
Zaterdag 25 juli, 7.30 u.
Zondag 26 juli, 3 u., ver
toning van de span
nende, sensationele film
Het legioen van Zorro
met Reed Hadley en
Sheila Darcy.
De sfeer van het wilde
westen, de spanning van
een Zuidamerikaanse
revolutie, de sensatie
van een misdadigers-
jacht.
Toegang 14 jaar.
Zondag 26 juli, 7.30 u.
en maandag 27 juli, 8 u.,
vertoning van de sen
sationele film
Het meisje Rosemarie
met Nad ja Tiller en
Peter van Eyck.
Onthullend, realistisch
en verbijsterend. De film
die heel Duitsland in
opschudding bracht.
Toegang 18 jaar.
Dinsdag 30 juli, 8 u.,
vertoning van de dol
komische film
George wint op alle Fronten
met de grote komiek
George Formby.
Alle leeftijden.
Donderdag 30 juli, 8 u.,
vertoning van de Ne
derlandse film
Ciske de Rat
met Kees Brusse, Johan
Kaart, Cees Laseur en
Lies Franken.
Toegang 14 jaar.
(8)
„Heb je soms al iets?" informeerde
meneer Dumont, hem opmerkzaam
aanziende.
„Bij de Agri", zei Jan gemaakt on
verschillig, „daar wordt ik opgeleid tot
vertegenwoordiger."
„Dus je loopt over naar de concur
rentie!" constateerde meneer Dumont
scherp.
„Ik loop niks over", antwoordde Jan
niet minder scherp, „ik heb geen eed
van trouw gezworen aan de Monitor.
Als u me de kansen gegeven had,
was ik net zo lief hier gebleven, als
me in Maarnveld te gaan begraven."
„Je kansen liggen op kantoor",
meende meneer Dumont, „je had met
tertijd Korringa kunnen opvolgen."
„Ja, als boekhouder", stelde Jan vast,
„mij niet gezien, meneer. Ik zei u al,
ik wil de weg op."
„Je komt met hangende pootjes te
rug", voorspelde meneer Dumont
„want voor de weg moet je geschikt
zijn. Ik heb nog aan Van Belkom ge
vraagd hoe je bevallen was op de
Beurs: Nou ja, ronduit gezegd: Van
Belkom zei dat je net zo goed thuis
had kunnen blijven, 't Is niet onvrien
delijk bedoeld", haastte hij zich er ach
ter te voegen, „ik vertel het je alleen
maar, voordat je je hoofd stoot. Het
leven langs de weg lijkt zo aantrekke
lijk", zijn stem was nu een tikje va
derlijk, „maar het valt hard tegen."
„Ja ja", zei Jan smalend, „dat heb ik
wel bij Van Belkom geleerd. Niet al
leen het werk langs de weg valt tegen,
maar ook de mensen langs de weg."
„Wat bedoel je?" informeerde me
neer Dumont.
„Iets dat van geen belang meer is,
nu tenminste niet meer meneer. Al
leen: het oordeel van meneer Van
Belkom, dat lap ik aan m'n zolen. En
op goede gronden. Verder zoek u het
zelf maar met hem uit."
„Je bent niet op je mondje gevallen",
constateerde meneer Dumont knorrig.
De hele zaak beviel hem niet. Die
Belders was 'n prima kracht. Die had
hij willen houden. De weg opna
tuurlijk wou de jongen de weg op.
Maar voor de administratie was hij
geschikt, op de weg moest je het maar
riskeren. Als je die kantoorlui d'r
gang liet gaan, zaten ze morgen alle
maal op de weg. En wat die knul ge
zegd had over Van Belkomd'r
scheen iets gepasseerd te zijn. Meneer
Dumonts humeur verbeterde er niet
op, het werd met de seconde slechter.
„Je snapt zeker wel, dat ik er weinig
voor voel, jou als spion van de Agri
hier te laten zitten?" zei hij scherp te
gen Jan.
„Als u me als spion ziet", antwoord
de de jongen rood wordend tot onder
z'n haren, „dan ga ik liever metéén."
„Je geeft toch toe
„Ik geef niks toe. Ik heb hier ge
werkt voor de Monitor, zo goed als ik
kon. Ik krijg bij een ander aangeboden
wat u me niet wilt geven. Als u me
niet langer houden wilt, akkoord.
Daar kan ik inkomen. Maar ik hoef
me niet voor spion uit te laten maken!
Ook door u niet!"
„Nou nou, een toontje lager is ook
goed", zei meneer Dumont scherp, te
gelijk voelend dat het beter was ge
weest indien hij zelf een toontje lager
had gezongen. Maar hij kon nu niet
meer terug.
„Ik zal het op prijs stellen als je
vandaag, het is toch de laatste, ver
trekt. Jansen kan je werk waarnemen.
Je krijgt natuurlijk nog een maand
salaris. Ik zal je een getuigschrift ge
ven, want daar heb je recht op, trou
wens", hij werd weer wat redelijk,
„over je werk hier heb ik nooit te
klagen gehad."
„Nou ja meneer", zei Jan opeens en
weer bloosde hij, „moeten we dan zó
van mekaar? Ik heb hier m'n werk
met plezier gedaan, ik grijp een kans
die ik niet mag laten lopen, en die u
me niet geeft. Maar er is toch geen
reden mekaar daarom boos aan te kij
ken? Als ikals ik misschien on
beleefd geweest ben, dan vraag ik u
excuus. Ik zou hier graag op een be
hoorlijke manier weggaan, niet met
ruzie."
Dumont keek hem enkele ogenblik
ken oplettend aan.
„Je hebt gelijk", zei hij toen, „het
overviel me een beetje koud. Eerlijk
gezegd, ik had je graag gehouden
op kantoor. Dus neem me maar niet
kwalijk." Hij stond op, stak z'n hand
uit. „Belders, als ik je niet meer zie, 't
goede. Ik zal je salaris en je getuig
schrift thuis laten brengen. Eén ding
wil ik je nog zeggen: als je zo sportief
en behoorlijk daarginds optreedt, kon
ik er nog Wel es spijt van krijgen dat
ik je naar de concurrentie heb laten
gaan."
„Nou dat hoop ik dan maar voor mij
en voor u", lachte Jan, honderd pond
lichter. En meneer Dumont deed wat
hij nog nooit gedaan had, hij bracht
Jan zelf het kantoor uit, schudde hem
nog eens de hand met een „Nou kerel,
het beste dan maar!"
Ziezo, dacht hij, zijn privékantoor
weer binnengaand, 't Moest nou ook
niet schijnen of hij Belders d'r uitge-
gegooid had. Ze kletsen daar op dat
kantoor toch al genoegin de baas
zijn tijd.
HOOFDSTUK VI
„Hier ben jij voortaan koningin"
Het viel wel een beetje afAn-
nelies niet elke dag meer te zien.
Voortaan was er alleen het weekend
en nog niet eens iedere week. De reis
was lang, en meneer Beeremans had
vaak 's zaterdagsmiddags besprekin
gen met de staf. Daar moest Jan bij
zijn, en hij leerde er ontzettend veel
van. Manussen, de oude hoofdverte
genwoordiger, nam hem onder zijn
hoede. Jan merkte dat de oude baas
hoog aangeschreven stond bij de klan
ten. Maar hij was een tikje conserva
tief, en voelde weinig voor experi
menten.
In Maarnveld had hij een goede hos
pita getroffen in juffrouw Wansink,
een weduwe met drie dochters (ge
lukkig niet op huwbare leeftijd, had
hij geruststellend Annelies bericht),
die een degelijke burgerpot kookte en
van oordeel was dat een man, die hard
werkte, voldoende moest eten. Zij
zorgde voor hem als was hij haar
eigen zoon, kortomhij kon het niet
beter treffen. Annelies was een week
end over geweest. Zij had gelogeerd
bij Verleur, een jonggetrouwd collega,
want twee verloofden onder één dak,
daar had juffrouw Wansink het niet
op begrepen. Op een zaterdagavond
waren ze samen door de hoofdstraat
van Maarnveld gewandeld. Het was
er druk en gezellig, de winkels ver
licht, al het volk op straat. Maarn
veld was een flink dorp met enkele
industrieën, mooi gelegen, vlak bij bos
en hei.
„Zou je hier wel willen wonen?"
had Jan schertsend gevraagd.
„Met jou wel", had ze geantwoord,
maar móet je hier wonen?"
„Ja meneer Beeremans wil dat erg
graag."
„Er wonen toch ook vertegenwoor
digers ergens andersin Arnhem
en een in Leeuwarden, heb je me ver
teld?"
„Ja, die hebben daar hun rayon.
Maar meneer Beeremans wil dat ik
dicht bij de fabriek zit, dan heeft ie
me in de buurt. Het is ook beter."
„Meneer Manussen woont toch óók
in Deventer?"
„Daar heeft ie altijd gewoond, vóór
ie hier kwam. En daar krijg je hem
met geen duizend politie-agenten van
daan. Hij is verknocht aan de koek-
stad. Maar het zint meneer Beeremans
niks."
Later zou hij nog aan dit gesprek
terugdenken. Nu liep hij op rozen, ter
wijl hij met Annelies door de hoofd
straat liep. De mensen keken naar
hen: een knap stel. De dorpelingen
hielden Annelies voor een soort gra
vin, en de vrouwen zagen naar haar
om.
Jan zag het en genoot. „Mijn prin
ses", zei hij, en drukte haar arm.
En toen duurde het niet zo lang of
Jan begon over trouwen te praten. Er
kwam een heel aardig huisje leeg aan
de Bosweg, meneer Beeremans had het
gekocht. „Je kunt er in", zei hij tot
Jan, „en als je trouwt krijg je er hon
derd in de maand bij. Hoe eerder je
hier voor vast zit hoe liever." Ja met
die oude heer Beeremans had hij het
wel goed geschoten. Hij kon geen
kwaad bij de „baas" doen. Met An
nelies was hij er op visite geweest, en
de oude heer had zo stilletjes geglim
lacht. „Je doet 't niet minder", had hij
gezegd. (Wordt vervolgd)