nieuwe
manier van theerzetten!
MME
theezakjes1
Melkvervoer van boerderij naar fabriek
SCHERPENZEEL
Douwe Egberts
TWEEDE BLAD „DE VALLEI"
VRIJDAG 28 AUGUSTUS 1959
Nr. 68
Amerikaanse tentoonstelling
in Moskou
Voor de vrouw
De school begint weer
°,f *'In <fe Vor>
ür
ea ct
Jeugdverhaal
MIJNHEER LANGNEUS
MOEST FIETSEN
Op het gebied van het vervoer van melk van de boerderij naar de fabriek heeft zich
vooral in de na-oorlogse jaren buiten onze landsgrenzen een ontwikkeling voltrokken,
die aller aandacht verdient.
Deze ontwikkeling is begonnen in Amerika, waarna Nieuw-Zeeland en Australië
volgden, terwijl op beperkte schaal ook in Engeland met een nieuwe wijze van tran
sport proeven zijn genomen. Sinds betrekkelijk korte tijd heeft men eveneens kunnen
waarnemen, dat in Duitsland gebruik wordt gemaakt van dit systeem, zij het dan in
enigszins andere vorm.
De melk wordt niet meer in bussen
naar de fabriek vervoerd maar per tank
auto. In Amerika, waar men vele grote
tot zeer grote boerderijen aantreft en
waar hoofdzakelijk machinaal wordt ge
molken, gaat de melk direct van de koe
via een melkleiding naar een grote roest
vrij stalen tank. In de tank wordt de
melk onmiddellijk diep gekoeld met een
klein koelaggregaat. Eén keer per dag,
soms ook wel om de andere dag komt de
tankauto van de fabriek langs, die de
melk uit de bewaartank van de boerderij
oppompt. Dit geschied eerst, nadat de
hoeveelheid melk is vastgesteld en mon
sters zijn genomen voor de bepaling van
vetgehalte en kwaliteit.
De melkvervoerder is hier een belang
rijk persoon met grote verantwoordelijk
heid, mede omdat hij moet beslissen of
hij melk met niet geheel normale geur,
zal accepteren.
Uitschakeling van bussen levert ener
zijds zowel voor de boer als voor de fa
briek verschillende voordelen op. Ander
zijds moet niet uit het oog worden verlo
ren, dat met aanschaffing van een roest
vrij stalen tank voorzien van koelaggre
gaat op de boerderij vrij grote kapitaal
investeringen zijn gemoeid. De fabrieken
verlenen de boeren daarbij heel vaak
financiële hulp. Daarenboven moet men
bedenken, dat de prijs, die daar de boer
voor de melk ontvangt, een dergelijke
uitgaaf meestal beter toelaat dan in vele
anderen landen het geval is.
Het voordeel voor de boer bestaat voor
al hieruit, dat hijzelf geen bussen en
melkgerei meer hoeft schoon te maken,
op te slaan, en te vervoeren en dat de
zeer snelle koeling hem in staat stelt,
praktisch altijd eerste kwaliteit melk te
leveren.
Ook voor de fabriek zijn er niet onbe
langrijke, financiële voordelen aan te
wijzen, vooral als deze in de gelegenheid
is geheel op tankmelkvervoer over te
schakelen. Een vrij grote melkontvangst
met rolbanen en kannenwasmachines is
niet meer nodig, terwijl ook het koelen
van de aangevoerde melk komt te ver
vallen. Zodoende kan men bij de bouw
van een nieuwe fabriek met veel minder
investeringskosten volstaan. Een belang
rijk winstpunt is tevens, dat het lawaai
van bussen geheel verdwijnt. Het wordt
in de fabriek uitermate rustig.
Hoe er voor de fabriek werkelijk finan
ciële voordelen uit voortvloeien, bewijst
de aandrang op de veehouders om over
te schakelen op tankmelk door het ver
strekken van een extra premie per liter.
Dit maakt het ook voor de boer aan
trekkelijk.
IN DUITSLAND
Het spreekt vanzelf, dat investeringen
op de boerderij alleen mogelijk en ver
antwoord zijn, als de melkveestapel een
bepaalden omvang heeft. Op kleine be
drijven zouden de kosten relatief te hoog
worden en dat is dan ook de reden, waar
om men in Duitsland naar een soortge
lijke wijze van melktransport heeft ge
zocht, zonder investeringskosten. Deze
gedachte heeft bij enkele fabrieken in
Duitsland tot een systeem van afvoer van
van melk geleid, zonder dat men op de
boerderij iets behoeft te veranderen.
Hierbij wordt de melk dan ook, als bij
ons, op de boerderij in bussen bewaard.
De tankwagen van de fabriek komt
tweemaal daags bij elke boerderij, of wel
op de z.g. verzamelplaatsen, de melk uit
de bussen halen. Zo'n tankwagen kan
men eigenlijk beschouwen als een rijden
de melkontvangst. De Duitsers spreken
dan ook van „fahrbare Milchannahme".
Dit soort wagens is als regel voorzien van
een tank van 4000 liter plus één of twee
kleinere tanks, waarin ondermerk en
karnemelk van de fabriek mee wordt te
ruggegeven naar de boerderij. De bussen
melk, die de boer buiten heeft neerge
zet bij de boerderij of op een verzamel
plaats, zoals men die in Duitsland veel
kent, worden leeggestort in een kleine
ontvangbak of leeggezogen, waarna ze
via een melkmeter in de tank wordt ge
pompt. De melk wordt dus niet, als bij
ons gewogen, maar gemeten.
Met het oog op de bemonstering voor
vaststelling van vetgehalte en kwaliteit
bleek het aanvankelijk nodig, steeds een
controleur met de wagens mee te laten
rijden. Dit is vrij kostbaar en daarom
heeft men naar een minder kostbare me
thode gezocht. Naar verluidt is men daar
in geslaagd, door de wagen te voorzien
van een automatisch werkend monster-
name-apparaat, dat ontwikkeld is door
het zuivelproefstation te Weihen Stephan.
Kortgeleden werd daar een demonstratie
gegeven met een tankwagen, die daar
mede was uitgerust en het schijnt, dat
deze zeer goed is verlopen. Als bezwaar
tegen dit systeem van melkvervoer wordt
wel aangevoerd, dat de boer precies weet,
wanneer er een kwaliteitsmonster is ge
nomen, hetgeen tot gevolg zou kunnen
hebben, dat hij in het verdere verloop
van de uitbetalingsperiode minder aan
dacht besteedt aan de melkwinning.. Van
overwegende betekenis hoeft dit bezwaar
toch ook weer niet te zijn.
Een ander bezwaar is, dat de fabriek
niet meer in staat is, goede kwaliteit melk
van minder goede gescheiden te houden,
tenzij men op grond van kwaliteitsuitsla
gen van voorgaande uitbetalingsperioden
goede en minder goede melk afzonderlijk
ophaalt.
In het algemeen wordt er van uitge
gaan, dat zo'n tankwagen geen ritten moet
maken, die langer dan 2>/i uur duren, om
dat anders het gevaar bestaat, dat de
kwaliteit van de melk achteruitgaat. De
ervaring heeft nl. geleerd, dat binnen dat
tijdsbestek geen kwaliteitsmindering is te
vrezen, vooropgesteld, dat aan de melk
winning voldoende zorg is besteed. Som
mige wagens zijn echter reeds voorzien
van een koelaggregaat, waardoor het tijd-
bezwaar vervalt.
De resultaten, die men in Duitsland met
dit systeem van melkophalen heeft ver
kregen wijzen er op, dat de fabriek een
betere kwaliteit melk ontvangt dan bij
aanvoer in bussen mogelijk is.
De vraag in hoeverre deze methode ook
in ons land nut zou kunnen opleveren,
valt moeilijk te beantwoorden, doordat de
omstandigheden in ons land met die in
Duitsland niet zonder meer kunnen wor
den vergeleken. Bovendien moet er op
worden gewezen, dat in het warme jaar
getijde in ons land vele fabrieken toch
reeds tweemaal per dag de melk ophalen,
zodat het min of meer twijfelachtig is of
in dergelijke gevallen nog een kwaliteits
verbetering van betekenis kan worden
verkregen, speciaal als de melk vroeg-
bij de fabriek aankomt.
In ieder geval is het vraagstuk van
melkaanvoer op deze wijze belangrijk ge
noeg om de verdere ontwikkeling met de
nodige aandacht te volgen. Wellicht blijkt
het toch mogelijk, dat ook wij t.z.t. van
de opgedane ervaring profijt kunnen
trekken.
SCHERPENZEEL SCHOOT ZICH NAAR
TWEEDE PLAATS
De leden van de schietvereniging
„Scherpenzeel" namen dinsdag deel aan
de schietwedstrijden die ieder jaar aan
het einde van het zomerseizoen worden
georganiseerd door de Schietkring Gel
derse Vallei. Ditmaal namen dertien ver
enigingen deel aan de wedstrijd die te
Baarn werd gehouden. Bij het geweer-
schieten klasse A wist Scherpenzeel zich
met 220 punten als tweede te klasseren.
In klasse C werd met 208 punten de eer
ste prijs behaald. De verdere uitslagen
waren als volgt: kampioenschutter klasse
B met 46 punten de heer H. Veldhuizen.
Personeel geweer klasse A met 46 punten
de heer A. van Dusschoten en G. van Eist
tweede met 47 punten in klasse B.
H. Methorst tweede in klasse C met 45
punten. Buksschieten R. van Eist in de B-
klasse de derde prijs, J. van Eist vierde
en H. Berendse negende. Bij de onderlin
ge wedstrijden werden deze week de vol
gende resultaten behaald: geweer: G. van
Eist 92, H. Valkenburg en A. Valkenburg
90, G. J. de Joode 89, A. van Dusschoten
88, G. van Spankeren en M. Berendse 86,
J. Overeem en P. Engelenburg 84, A. Wit
tenberg 83 en H. Hoytema van Konijnen
burg 82. Buks 12 m: R. van Eist 48, M.
Berendse 46, G. van Spankeren 44. A. van
Dusschoten en H. Methorst 42, H. Berend
se en J. van Eist 39, A. Valkenburg en P.
Engelenburg 38 en A. Wittenberg 37.
(Vervolg van pagina 1)
Naast een schrale reclame door middel
van aanplakbiljetten is er weinig propa
ganda voor de tentoonstelling gemaakt.
In de Russische nieuwsbladen en tijd
schriften was het grootste nieuws: het
Weense Jeugd Festival. Maar waar het
nieuws wordt beperkt en gecontroleerd
is het gerucht goed ontwikkeld; de Ame
rikaanse tentoonstelling is het allerbe
langrijkste in de stad.
Ongetwijfeld staan de „gidsen", die in
elke stand dienst doen, het dichts bij de
Russische reactie op deze tentoonstelling.
Dat zijn over het algemeen jonge mensen,
die Russisch gestudeerd hebben op Ame
rikaanse universiteiten, of die taal heb
ben geleerd van hun naar Amerika ge-
emigreerde ouders.
Als het type van de gidsen, zien we
Andrew Swatkovsky, 27 jaar oud, een
vrolijke, kortgeknipte, afgestudeerde jon
geman van de Columbia Universiteit in
New York, die de Chrysler-stand leidt.
Andy is thuis Russisch sprekend opge
groeid en spreekt de taal als een geboren
Rus. De hele dag lang staat hij daar en
beantwoord een spervuur van vragen.
Vanzelfsprekend beantwoordt hij een
massa vragen over de auto's. De Chrysler-
fabrieken hebben nl. van al hun particu
liere auto's er één tentoongesteld. En An
dy beantwoordt geduldig steeds maar
weer dezelfde vragen: vragen over paar-
dekracht, benzineverbruik, maximum
snelheid en prijs.
Vele mensen vragen Andy hoe men
wagens koopt en zijn geïntigeerd door
zulke nieuwtjes als afbetaling en bank-
crediet. De Russen zijn bepaald gefasci
neerd door de uitrusting welke men bij de
wagens kan uitkiezen. Draaibare zittin
gen, automatische dimmers, drukknoppen
en zelfs autoradio's zijn alle nieuw voor
hen. Voor Andy's toehoorders is het vaak
moeilijk het gebruik van de diverse knop
pen te begrijpen, in het bijzonder van die,
welke de radiostations selecteert, daar de
meeste van de radio's die zij kennen, al
leen maar één knop hebben om het enige
Moskouse station op te vangen of om het
af te zetten.
Velen vragen of de wagens speciaal
voor de tentoonstelling zijn gemakt en
schijnen het beslist niet te geloven, wan
neer hun wordt verteld, dat zij aan de
lopende band gemaakt worden. De „Prav-
da" gaf op zekere dag commentaar op de
dwaasheid van de Amerikanen om elk
jaar een nieuw model te brengen en de
volgende dag werd Andy overstelpt met
vragen over het „hoe" en „waarom" van
die nieuwe modellen.
Over het algemeen vinden de Russen de
auto's goed, maar volgens hen zijn ze te
laag voor de ruwe Russische wegen. Na
de autotentoonstelling te hebben bezocht,
erkende een Rus, een communist: „Hierin
zijn jullie ons voor."
De meeste mensen zijn evenzeer ge
ïnteresseerd in de gidsen als in het ten
toongestelde. Aan Andy wordt gevraagd
hoeveel hij verdient, hoe zijn woning er
uit ziet, hoeveel huur hij betaalt, hoeveel
zijn pak kost en andere persoonlijke vra
gen.
De Russen zijn ook nieuwsgierig naar
de Amerikaanse levenswijze en stellen
vragen over de prijs van brood, over
werkloosheid (vreemd genoeg denken de
meeste mensen dat technici in Amerika
geen werk kunnen vinden), over Ameri
kaanse literatuur, over vrijheid van rei
zen, over hoe men chaufferen leert, over
God en kerken en honderden dingen
meer.
Over het algemeen is de menigte be
leefd en wordt aan spotters het zwijgen
opgelegd door de anderen in de menigte,
die serieuze vragen hebben, maar toch
wordt Andy af en toe gevraagd: „Geloof
je werkelijk wat je zegt?"
Andy heeft een filosofie over het be
antwoorden van alle vragen. „Als je ern
stig en oprecht bent, zit het wel goed."
Dat is dan ook de manier waarop Andy
vragen beantwoordt en hij voelt, dat door
het zo te doen, hij zijn steentje bijdraagt
voor een beter begrip in de wereld.
De andere gidsen voelen het zoals Andy
en ieder heeft zijn verhaal te vertellen.
De gids voor het Amerikaanse model-huis
vertelt bijvoorbeeld over een* man, die
een lange tijd op deze tentoonstelling
doorbracht en wachtte tot de menigte
kleiner werd, vóórdat hij zijn vragen stel
de. „Hoeveel gezinnen zouden er in dit
huis moeten leven?", zo vroeg hij. En
toen hem werd geantwoord, „slechts één",
vroeg hij, hoeveel mensen dat gezin dan
wel zou tellen. „Van twee tot vijf per
sonen", zei de gids. Peinzend in de kin
derkamer vol speelgoed kijkend, zei de
Rus eenvoudig: „Wat een gelukkig ge
zin."
(Nadruk verboden)
Het begin van het schooljaar wordt
zowel door de kinderen als door de
ouders met verschillende gevoelens
begroet Voor de oudere kinderen, die
naar een nieuwe school gaan, kan het
een even grote onderneming zijn als
voor de kleintjes, die voor het eerst
met het schoolleven kennis maken.
Het kan een opwindende belevenis zijn
of een benauwend avontuur. Het is
bekend, dat vooral de kleintjes, die
voor het eerst na hun kleuterperiode -
waarin zij met veel beschermende
zorg en in een „veilige" omgeving op
groeiden - naar de grote school gaan,
in het eerste schooljaar moeite onder
vinden bij de aanpassing aan de nieuwe
omgeving en dagindeling.
Maar ook oudere schoolkinderen, die
na de lagere school een nieuw school
leven beginnen, zullen veel nieuwe in
drukken te verwerken krijgen. Boven
dien zullen zij niet zelden grotere af
standen van en naar school moeten af
leggen en een zwaarder dagprogramma
hebben.
Zouden de kinderen door genoemde
omstandigheen weinig eetlust vertonen
dan kunt u daar het best weinig of
geen opvallende notitie van nemen en
er niet op aandringen, dat zij even
veel of meer eten dan anders.
In het algemeen zal een aantal pun
ten met betrekking tot de voeding bij
het begin van de schooltijd, vernieuw
de aandacht verdienen.
Het is van belang, dat er voldoende
tijd beschikbaar is voor de kinderen om
rustig te eten, zowel vóór schooltijd als
tussen de middag. Het ontbijt is steeds
een belangrijke maaltijd, die niet in alle
gezinnen voldoende verzorgd wordt. Laat
ook dit ontbijt alle aandacht krijgen en
denk eraan, dat melk of pap naast een
goed belegde boterham en wat fruit beter
REUZEN-TANKER PASSEERT KONIN-
GINNEBRUG IN ROTTERDAM Het
grootste schip, dat ooit boven de Maas
bruggen in Rotterdam is gebouwd, de
36.000 ton metende turbine-tanker „Esso
Rotterdam", welke bij C.V.D. Giessen en
Zonens Scheepwerven N.V. te Krimpen
aan de IJssel is gebouwd voor rekening
van de Esso Tankvaart Maatschappij
Den Haag, is maandagochtend, op weg
van de werf naar Rotterdam, de Konin-
ginnebrug gepasseerd. Het schip zal za
terdag 29 augustus a.s. voor een zesdaagse
proefvaart naar zee vertrekken.
is dan thee met brood of beschuit.
Is de tijd tussen de middag krap, pro
beert u er dan voor te zorgen dat het
eten klaar en de tafel gedekt is wanneer
de kinderen uit school komen. Is er ruim
voldoende tijd voor de middagmaaltijd,
dan is het daarentegen wel eens beter de
kinderen eerst tot rust te laten komen
vóór ze aan tafel gaan. Wordt de middag
maaltijd een en al gehaast en gevlieg,
dan verdient het misschien aanbeveling
de kinderen te laten „overblijven" wan
neer daar op school een goede gelegen
heid voor is.
Geeft u brood mee naar school voor
tussen de middag, druk de kinderen dan
op het hart, dat dit brood werkelijk voor
die tijd bestemd is en niet voor het speel
kwartier. Hebben zij om half elf zoveel
trek, dat ze hun middagboterham niet
met rust kunnen laten, dan kunt u ze
beter wat steviger laten ontbijten (als dat
tenminste lukt) of speciaal iets voor des
ochtends meegeven - een snee brood
of een stukje kaas of een vrucht en een
flesje melk als ze niet kunnen profiteren
van de schoolmelkvoorziening.
Kinderen vergelijken graag met el
kaar wat er in de diverse broodtrommel
tjes zit. De uwe zullen zeker wel eens
aankomen met het verzoek of ze dit of
dat ook op de boterham of „mee" kunnen
krijgen. Probeer standvastig te blijven
wanneer ze om veel zoet beleg of veel
snoep zeuren. Zoals u weet, is dit niet
bevorderlijk voor de toestand van het
gebit en heeft weinig of geen waarde
voor de gezondheid. Wnneer u de kinde
ren regelmatig fruit of een tomaat mee
geeft zal dit voor de anderen misschien
een goed voorbeeld zijn.
Probeer zoveel mogelijk te voor
komen, dat de kinderen een groot deel
van hun zakgeld versnoepen. Zoetigheid,
ijs, maar ook hartige hapjes, kort voor
de maaltijd, benemen de eetlust.
Tracht de maaltijden zó te verzorgen,
dat ze door gezelligheid tot de plezierig
ste momenten van de dag behoren.
nu thee op de nieuwe
manier... met Pickwick
Theezakjes groot formaat,
de dubbele zakjes, die snel
een maximum aan smaak
en geur geven.
Het staat bovendien zo
keurig en verzorgd.
Vraagt uw
winkelier!
Gee/? theeblad rc,e,©m
erjem eer nodb
0 .Het 'W,.
m
per doosje ven 20 Jtufc»
H - nodig, X
nee't steeds the! n P^cles arBa ee ^er af
2f*. »n hckwkk n
In de vakantie gingen Piet, Rob en
Hans, drie dikke vrienden een fietstocht
maken. Ze peddelden de stad uit en kwa
men in de polder. Alle drie hielden ze
veel van de natuur en in het bijzonder
van vogels. Nu vogels zagen ze genoeg
onderweg. Jonge kieviten, een roerdomp
die, om zich onzichtbaar te maken, de
paalhouding had aangenomen en er wer
kelijk net uit zag als een stuk hout. Ze
gingen de dijk over en langs een heel
smal paadje fietsten ze achter elkaar een
moerasgebied in. Daar zouden ze zeker
nog wel meer vogels en dieren zien. Ze
kwamen bij een kanaal, reden over een
brug en toen werd het paadje hoe langer
hoe smaller. Toch was het een prachtige
tocht. Mensen zagen de jongens niet,
maar wel allerlei vogels. Rob ontdekte
een sperwer, die het moeras tot zijn
jachtterrein had gekozen en Piet wees
zijn vrienden op een wezeltje dat vlie
gensvlug het smalle paadje overstak.
Toen ze een uurtje gefietst hadden, za
ten ze midden in het moeras. Ze kwamen
bij een brede sloot, waarover een plank
lag. De fietsen werden aan de kant ge
legd onder een paar bosjes en de drie
jongens gingen de plank over. Toen kwa
men ze bij een hoog, zanderig gedeelte
van het moeras en daar stond een oranje
kampeertent. Die mensen hebben de een
zaamheid ook wel op gezocht, dachten
de jongens.
Ineens riep Hans: „Kijk eens jongens,
wat doet die vogel gek." Inderdaad, een
grijze vogel deed heel raar. Het dier liep
voor de jongens uit en liet de vleugels
hangen. „Dat is een vogel met een ge
broken vleugel", zei Rob. Maar Hans
schudde het hoofd. Zijn vader was jacht
opziener en Hans wist heel veel van de
dierenwereld.,, Die vogel mankeert niets"
zei hij, „het is een patrijs die jongen heeft
Het beest is bang dat wij de jongen
zullen vinden en daarom sleept ze met de
vleugels over de grond. Ze wil ons uit de
buurt van de jongen lokken." Rob en Piet
hadden dit nog nooit gezien en ze vonden
het prachtig. Zo'n slimme moeder toch,
dachten de jongens. „Laten we maar eens
gaan kijken" zei Hans. Ze zochten even
in het gras en ja hoor, al gauw zagen ze
op een kluitje in het hoge gras een kop
peltje jonge patrijzen zitten. De beestjes
waren wel wat angstig en de moeder-vo
gel draaide nog steeds om de jongens
heen. „Kom", zei Hans, „laten we maar
weggaan, we hebben het nu gezien en we
maken de oude vogel maar steeds angsti-
MENEER LANGNEUS
Net toen de jongens weg wilden gaan
kwam er een man met een rood gezicht
en een lange neus uit de tent. „Dag me
neer Langneus", zei Hans zacht.
De meneer was echter helemaal niet
vriendelijk, want meteen zette hij een
grote mond op. „Wat moet dat daar,"
schreeuwde hij, „opgemarcheerd, wij
kamperen hier." „Dat zien we", zei Piet,
maar wij staan hier maar even te kijken,
dat mag toch zeker wel". „Ik wil hier
niemand hebben", zei de meneer woe
dend, „vort, weg of ik zal jullie eens
leren lopen." Wat een nare vent, dachten
de jongens. „Och meneer", zei Rob, „we
doen geen kwaad, we kijken maar even
naar een patrijs met jongen, we gaan zo
„Waar is die vogel", schetterde de me
neer, „die vieze beesten bij de deur" en
hij greep een stuk hout om naar de pa
trijs te gooien. Maar net zagen de jongens
dat de patrijs met de jongen in het
struikgewas verdween. „Gooi maar niet",
riep Hans, „de patrijs is al weg." „En
jullie ook weg", bulderde de meneer,
„anders kunnen jullie het stuk hout op
je dak krijgen."
De jongens draaiden zich om en liepen
in de richting van de sloot met de plank,
ze wilden geen ruzie maken met de
schreeuwerd. Maar toen ze de plank over
waren zeiden ze tegen elkaar: „Wat zijn
er toch vervelende mensen in de wereld.
Hij zag toch dat we geen kwaad deden
en dan zo'n patrijs met een stuk hout
willen gooien, zo'n vent is dit mooie
plekje natuur niet waard." „Hij is er an
ders wel bij geweest toen de neuzen uit
gedeeld werden", lachte Piet, „alle men
sen wat een kokkert."
Meneer Langneus stond nog steeds voor
de tent en hij stak nog eens dreigend zijn
vuist op tegen de jongens.
PLANK WEG
Toen ons drietal op de fietsen wilde
stappen zei Hans ineens: „Wacht even.
we zullen hem die onhebbelijkheid wel
eens afleren" en Hans trok de plank over
de sloot weg. De sloot was diep en breed.
Wat hadden de jongens een schik. „O",
zei Rob, „ik had er een maand zakgeld
voor over om te zien hoe hij te keer gaat
als hij merkt dat de plank weg is, maar
dat heeft hij verdiend, dat was geen op
treden." De jongens moesten naar huis,
maar als ze gewacht hadden, dan hadden
ze wat moois beleefd. In de tent zat ook
de vrouw van de bullebak en die zei een
uur later: „Herman, nu moet je direct
naar de stad gaan, want ik moet melk en
kaas en wat kruidenierswaren hebben."
Meneer Herman pakte de fiets achter de
tent weg, deed de tas aan het stuur en
wilde de plank over. Maar de plank was
weg. En toen ging het haar hem recht
op zijn hoofd staan van woede. „Dat
hebben die kwajongens mij gelapt", brul
de hij. „Je eigen schuld", zei zijn vrouw,
„die jongens deden niets en je hebt ze
met een stuk hout gedreigd en ze hadden
hier net zoveel rechten als wij, want wij
kamperen hier ook maar zonder vergun
ning." „Houd je stil", schreeuwde meneer
Langneus, „ik wil geen vreemd volk bij
de tent, de bandieten om zo maar de
plank weg te halen." Maar hij moest naar
het dorp en nu de plank verdwenen was.
moest hij wel een uur door het moeras
fietsen over het smalle paadje, voor hij
de vaste brug kon bereiken. En de hele
weg schold hij in zichzelf op de drie
jongens.
's Avonds vertelde Hans aan zijn vader
wat er gebeurd was. „Wacht eens even",
zei de jachtopziener, „ik ken dat hoge
plekje wel en daar mag niet eens gekam
peerd worden. Wat een ongemanierd op
treden, ik zal mijn collega-jachtopziener
eens bellen, dan is hij morgen met zijn
tent vertrokken."
„Doe het maar niet vader", zei Hans.
„hij heeft zijn straf al te pakken, want
we hebben de plank over de sloot ge
trokken en nu moet hij wel een uur om
rijden als hij boodschappen wil doen in
de stad." Toen moest de jachtopziener
erg lachen. „Jullie zijn me een mooi stel",
zei hij. „Nou vooruit laat hem daar dan
maar zitten, dan is hij de bewoonde
wereld ook niet tot last met z'n slechte
humeur.