nieuwe manier van theerzetten! MME theezakjes1 Melkvervoer van boerderij naar fabriek SCHERPENZEEL Douwe Egberts TWEEDE BLAD „DE VALLEI" VRIJDAG 28 AUGUSTUS 1959 Nr. 68 Amerikaanse tentoonstelling in Moskou Voor de vrouw De school begint weer °,f *'In <fe Vor> ür ea ct Jeugdverhaal MIJNHEER LANGNEUS MOEST FIETSEN Op het gebied van het vervoer van melk van de boerderij naar de fabriek heeft zich vooral in de na-oorlogse jaren buiten onze landsgrenzen een ontwikkeling voltrokken, die aller aandacht verdient. Deze ontwikkeling is begonnen in Amerika, waarna Nieuw-Zeeland en Australië volgden, terwijl op beperkte schaal ook in Engeland met een nieuwe wijze van tran sport proeven zijn genomen. Sinds betrekkelijk korte tijd heeft men eveneens kunnen waarnemen, dat in Duitsland gebruik wordt gemaakt van dit systeem, zij het dan in enigszins andere vorm. De melk wordt niet meer in bussen naar de fabriek vervoerd maar per tank auto. In Amerika, waar men vele grote tot zeer grote boerderijen aantreft en waar hoofdzakelijk machinaal wordt ge molken, gaat de melk direct van de koe via een melkleiding naar een grote roest vrij stalen tank. In de tank wordt de melk onmiddellijk diep gekoeld met een klein koelaggregaat. Eén keer per dag, soms ook wel om de andere dag komt de tankauto van de fabriek langs, die de melk uit de bewaartank van de boerderij oppompt. Dit geschied eerst, nadat de hoeveelheid melk is vastgesteld en mon sters zijn genomen voor de bepaling van vetgehalte en kwaliteit. De melkvervoerder is hier een belang rijk persoon met grote verantwoordelijk heid, mede omdat hij moet beslissen of hij melk met niet geheel normale geur, zal accepteren. Uitschakeling van bussen levert ener zijds zowel voor de boer als voor de fa briek verschillende voordelen op. Ander zijds moet niet uit het oog worden verlo ren, dat met aanschaffing van een roest vrij stalen tank voorzien van koelaggre gaat op de boerderij vrij grote kapitaal investeringen zijn gemoeid. De fabrieken verlenen de boeren daarbij heel vaak financiële hulp. Daarenboven moet men bedenken, dat de prijs, die daar de boer voor de melk ontvangt, een dergelijke uitgaaf meestal beter toelaat dan in vele anderen landen het geval is. Het voordeel voor de boer bestaat voor al hieruit, dat hijzelf geen bussen en melkgerei meer hoeft schoon te maken, op te slaan, en te vervoeren en dat de zeer snelle koeling hem in staat stelt, praktisch altijd eerste kwaliteit melk te leveren. Ook voor de fabriek zijn er niet onbe langrijke, financiële voordelen aan te wijzen, vooral als deze in de gelegenheid is geheel op tankmelkvervoer over te schakelen. Een vrij grote melkontvangst met rolbanen en kannenwasmachines is niet meer nodig, terwijl ook het koelen van de aangevoerde melk komt te ver vallen. Zodoende kan men bij de bouw van een nieuwe fabriek met veel minder investeringskosten volstaan. Een belang rijk winstpunt is tevens, dat het lawaai van bussen geheel verdwijnt. Het wordt in de fabriek uitermate rustig. Hoe er voor de fabriek werkelijk finan ciële voordelen uit voortvloeien, bewijst de aandrang op de veehouders om over te schakelen op tankmelk door het ver strekken van een extra premie per liter. Dit maakt het ook voor de boer aan trekkelijk. IN DUITSLAND Het spreekt vanzelf, dat investeringen op de boerderij alleen mogelijk en ver antwoord zijn, als de melkveestapel een bepaalden omvang heeft. Op kleine be drijven zouden de kosten relatief te hoog worden en dat is dan ook de reden, waar om men in Duitsland naar een soortge lijke wijze van melktransport heeft ge zocht, zonder investeringskosten. Deze gedachte heeft bij enkele fabrieken in Duitsland tot een systeem van afvoer van van melk geleid, zonder dat men op de boerderij iets behoeft te veranderen. Hierbij wordt de melk dan ook, als bij ons, op de boerderij in bussen bewaard. De tankwagen van de fabriek komt tweemaal daags bij elke boerderij, of wel op de z.g. verzamelplaatsen, de melk uit de bussen halen. Zo'n tankwagen kan men eigenlijk beschouwen als een rijden de melkontvangst. De Duitsers spreken dan ook van „fahrbare Milchannahme". Dit soort wagens is als regel voorzien van een tank van 4000 liter plus één of twee kleinere tanks, waarin ondermerk en karnemelk van de fabriek mee wordt te ruggegeven naar de boerderij. De bussen melk, die de boer buiten heeft neerge zet bij de boerderij of op een verzamel plaats, zoals men die in Duitsland veel kent, worden leeggestort in een kleine ontvangbak of leeggezogen, waarna ze via een melkmeter in de tank wordt ge pompt. De melk wordt dus niet, als bij ons gewogen, maar gemeten. Met het oog op de bemonstering voor vaststelling van vetgehalte en kwaliteit bleek het aanvankelijk nodig, steeds een controleur met de wagens mee te laten rijden. Dit is vrij kostbaar en daarom heeft men naar een minder kostbare me thode gezocht. Naar verluidt is men daar in geslaagd, door de wagen te voorzien van een automatisch werkend monster- name-apparaat, dat ontwikkeld is door het zuivelproefstation te Weihen Stephan. Kortgeleden werd daar een demonstratie gegeven met een tankwagen, die daar mede was uitgerust en het schijnt, dat deze zeer goed is verlopen. Als bezwaar tegen dit systeem van melkvervoer wordt wel aangevoerd, dat de boer precies weet, wanneer er een kwaliteitsmonster is ge nomen, hetgeen tot gevolg zou kunnen hebben, dat hij in het verdere verloop van de uitbetalingsperiode minder aan dacht besteedt aan de melkwinning.. Van overwegende betekenis hoeft dit bezwaar toch ook weer niet te zijn. Een ander bezwaar is, dat de fabriek niet meer in staat is, goede kwaliteit melk van minder goede gescheiden te houden, tenzij men op grond van kwaliteitsuitsla gen van voorgaande uitbetalingsperioden goede en minder goede melk afzonderlijk ophaalt. In het algemeen wordt er van uitge gaan, dat zo'n tankwagen geen ritten moet maken, die langer dan 2>/i uur duren, om dat anders het gevaar bestaat, dat de kwaliteit van de melk achteruitgaat. De ervaring heeft nl. geleerd, dat binnen dat tijdsbestek geen kwaliteitsmindering is te vrezen, vooropgesteld, dat aan de melk winning voldoende zorg is besteed. Som mige wagens zijn echter reeds voorzien van een koelaggregaat, waardoor het tijd- bezwaar vervalt. De resultaten, die men in Duitsland met dit systeem van melkophalen heeft ver kregen wijzen er op, dat de fabriek een betere kwaliteit melk ontvangt dan bij aanvoer in bussen mogelijk is. De vraag in hoeverre deze methode ook in ons land nut zou kunnen opleveren, valt moeilijk te beantwoorden, doordat de omstandigheden in ons land met die in Duitsland niet zonder meer kunnen wor den vergeleken. Bovendien moet er op worden gewezen, dat in het warme jaar getijde in ons land vele fabrieken toch reeds tweemaal per dag de melk ophalen, zodat het min of meer twijfelachtig is of in dergelijke gevallen nog een kwaliteits verbetering van betekenis kan worden verkregen, speciaal als de melk vroeg- bij de fabriek aankomt. In ieder geval is het vraagstuk van melkaanvoer op deze wijze belangrijk ge noeg om de verdere ontwikkeling met de nodige aandacht te volgen. Wellicht blijkt het toch mogelijk, dat ook wij t.z.t. van de opgedane ervaring profijt kunnen trekken. SCHERPENZEEL SCHOOT ZICH NAAR TWEEDE PLAATS De leden van de schietvereniging „Scherpenzeel" namen dinsdag deel aan de schietwedstrijden die ieder jaar aan het einde van het zomerseizoen worden georganiseerd door de Schietkring Gel derse Vallei. Ditmaal namen dertien ver enigingen deel aan de wedstrijd die te Baarn werd gehouden. Bij het geweer- schieten klasse A wist Scherpenzeel zich met 220 punten als tweede te klasseren. In klasse C werd met 208 punten de eer ste prijs behaald. De verdere uitslagen waren als volgt: kampioenschutter klasse B met 46 punten de heer H. Veldhuizen. Personeel geweer klasse A met 46 punten de heer A. van Dusschoten en G. van Eist tweede met 47 punten in klasse B. H. Methorst tweede in klasse C met 45 punten. Buksschieten R. van Eist in de B- klasse de derde prijs, J. van Eist vierde en H. Berendse negende. Bij de onderlin ge wedstrijden werden deze week de vol gende resultaten behaald: geweer: G. van Eist 92, H. Valkenburg en A. Valkenburg 90, G. J. de Joode 89, A. van Dusschoten 88, G. van Spankeren en M. Berendse 86, J. Overeem en P. Engelenburg 84, A. Wit tenberg 83 en H. Hoytema van Konijnen burg 82. Buks 12 m: R. van Eist 48, M. Berendse 46, G. van Spankeren 44. A. van Dusschoten en H. Methorst 42, H. Berend se en J. van Eist 39, A. Valkenburg en P. Engelenburg 38 en A. Wittenberg 37. (Vervolg van pagina 1) Naast een schrale reclame door middel van aanplakbiljetten is er weinig propa ganda voor de tentoonstelling gemaakt. In de Russische nieuwsbladen en tijd schriften was het grootste nieuws: het Weense Jeugd Festival. Maar waar het nieuws wordt beperkt en gecontroleerd is het gerucht goed ontwikkeld; de Ame rikaanse tentoonstelling is het allerbe langrijkste in de stad. Ongetwijfeld staan de „gidsen", die in elke stand dienst doen, het dichts bij de Russische reactie op deze tentoonstelling. Dat zijn over het algemeen jonge mensen, die Russisch gestudeerd hebben op Ame rikaanse universiteiten, of die taal heb ben geleerd van hun naar Amerika ge- emigreerde ouders. Als het type van de gidsen, zien we Andrew Swatkovsky, 27 jaar oud, een vrolijke, kortgeknipte, afgestudeerde jon geman van de Columbia Universiteit in New York, die de Chrysler-stand leidt. Andy is thuis Russisch sprekend opge groeid en spreekt de taal als een geboren Rus. De hele dag lang staat hij daar en beantwoord een spervuur van vragen. Vanzelfsprekend beantwoordt hij een massa vragen over de auto's. De Chrysler- fabrieken hebben nl. van al hun particu liere auto's er één tentoongesteld. En An dy beantwoordt geduldig steeds maar weer dezelfde vragen: vragen over paar- dekracht, benzineverbruik, maximum snelheid en prijs. Vele mensen vragen Andy hoe men wagens koopt en zijn geïntigeerd door zulke nieuwtjes als afbetaling en bank- crediet. De Russen zijn bepaald gefasci neerd door de uitrusting welke men bij de wagens kan uitkiezen. Draaibare zittin gen, automatische dimmers, drukknoppen en zelfs autoradio's zijn alle nieuw voor hen. Voor Andy's toehoorders is het vaak moeilijk het gebruik van de diverse knop pen te begrijpen, in het bijzonder van die, welke de radiostations selecteert, daar de meeste van de radio's die zij kennen, al leen maar één knop hebben om het enige Moskouse station op te vangen of om het af te zetten. Velen vragen of de wagens speciaal voor de tentoonstelling zijn gemakt en schijnen het beslist niet te geloven, wan neer hun wordt verteld, dat zij aan de lopende band gemaakt worden. De „Prav- da" gaf op zekere dag commentaar op de dwaasheid van de Amerikanen om elk jaar een nieuw model te brengen en de volgende dag werd Andy overstelpt met vragen over het „hoe" en „waarom" van die nieuwe modellen. Over het algemeen vinden de Russen de auto's goed, maar volgens hen zijn ze te laag voor de ruwe Russische wegen. Na de autotentoonstelling te hebben bezocht, erkende een Rus, een communist: „Hierin zijn jullie ons voor." De meeste mensen zijn evenzeer ge ïnteresseerd in de gidsen als in het ten toongestelde. Aan Andy wordt gevraagd hoeveel hij verdient, hoe zijn woning er uit ziet, hoeveel huur hij betaalt, hoeveel zijn pak kost en andere persoonlijke vra gen. De Russen zijn ook nieuwsgierig naar de Amerikaanse levenswijze en stellen vragen over de prijs van brood, over werkloosheid (vreemd genoeg denken de meeste mensen dat technici in Amerika geen werk kunnen vinden), over Ameri kaanse literatuur, over vrijheid van rei zen, over hoe men chaufferen leert, over God en kerken en honderden dingen meer. Over het algemeen is de menigte be leefd en wordt aan spotters het zwijgen opgelegd door de anderen in de menigte, die serieuze vragen hebben, maar toch wordt Andy af en toe gevraagd: „Geloof je werkelijk wat je zegt?" Andy heeft een filosofie over het be antwoorden van alle vragen. „Als je ern stig en oprecht bent, zit het wel goed." Dat is dan ook de manier waarop Andy vragen beantwoordt en hij voelt, dat door het zo te doen, hij zijn steentje bijdraagt voor een beter begrip in de wereld. De andere gidsen voelen het zoals Andy en ieder heeft zijn verhaal te vertellen. De gids voor het Amerikaanse model-huis vertelt bijvoorbeeld over een* man, die een lange tijd op deze tentoonstelling doorbracht en wachtte tot de menigte kleiner werd, vóórdat hij zijn vragen stel de. „Hoeveel gezinnen zouden er in dit huis moeten leven?", zo vroeg hij. En toen hem werd geantwoord, „slechts één", vroeg hij, hoeveel mensen dat gezin dan wel zou tellen. „Van twee tot vijf per sonen", zei de gids. Peinzend in de kin derkamer vol speelgoed kijkend, zei de Rus eenvoudig: „Wat een gelukkig ge zin." (Nadruk verboden) Het begin van het schooljaar wordt zowel door de kinderen als door de ouders met verschillende gevoelens begroet Voor de oudere kinderen, die naar een nieuwe school gaan, kan het een even grote onderneming zijn als voor de kleintjes, die voor het eerst met het schoolleven kennis maken. Het kan een opwindende belevenis zijn of een benauwend avontuur. Het is bekend, dat vooral de kleintjes, die voor het eerst na hun kleuterperiode - waarin zij met veel beschermende zorg en in een „veilige" omgeving op groeiden - naar de grote school gaan, in het eerste schooljaar moeite onder vinden bij de aanpassing aan de nieuwe omgeving en dagindeling. Maar ook oudere schoolkinderen, die na de lagere school een nieuw school leven beginnen, zullen veel nieuwe in drukken te verwerken krijgen. Boven dien zullen zij niet zelden grotere af standen van en naar school moeten af leggen en een zwaarder dagprogramma hebben. Zouden de kinderen door genoemde omstandigheen weinig eetlust vertonen dan kunt u daar het best weinig of geen opvallende notitie van nemen en er niet op aandringen, dat zij even veel of meer eten dan anders. In het algemeen zal een aantal pun ten met betrekking tot de voeding bij het begin van de schooltijd, vernieuw de aandacht verdienen. Het is van belang, dat er voldoende tijd beschikbaar is voor de kinderen om rustig te eten, zowel vóór schooltijd als tussen de middag. Het ontbijt is steeds een belangrijke maaltijd, die niet in alle gezinnen voldoende verzorgd wordt. Laat ook dit ontbijt alle aandacht krijgen en denk eraan, dat melk of pap naast een goed belegde boterham en wat fruit beter REUZEN-TANKER PASSEERT KONIN- GINNEBRUG IN ROTTERDAM Het grootste schip, dat ooit boven de Maas bruggen in Rotterdam is gebouwd, de 36.000 ton metende turbine-tanker „Esso Rotterdam", welke bij C.V.D. Giessen en Zonens Scheepwerven N.V. te Krimpen aan de IJssel is gebouwd voor rekening van de Esso Tankvaart Maatschappij Den Haag, is maandagochtend, op weg van de werf naar Rotterdam, de Konin- ginnebrug gepasseerd. Het schip zal za terdag 29 augustus a.s. voor een zesdaagse proefvaart naar zee vertrekken. is dan thee met brood of beschuit. Is de tijd tussen de middag krap, pro beert u er dan voor te zorgen dat het eten klaar en de tafel gedekt is wanneer de kinderen uit school komen. Is er ruim voldoende tijd voor de middagmaaltijd, dan is het daarentegen wel eens beter de kinderen eerst tot rust te laten komen vóór ze aan tafel gaan. Wordt de middag maaltijd een en al gehaast en gevlieg, dan verdient het misschien aanbeveling de kinderen te laten „overblijven" wan neer daar op school een goede gelegen heid voor is. Geeft u brood mee naar school voor tussen de middag, druk de kinderen dan op het hart, dat dit brood werkelijk voor die tijd bestemd is en niet voor het speel kwartier. Hebben zij om half elf zoveel trek, dat ze hun middagboterham niet met rust kunnen laten, dan kunt u ze beter wat steviger laten ontbijten (als dat tenminste lukt) of speciaal iets voor des ochtends meegeven - een snee brood of een stukje kaas of een vrucht en een flesje melk als ze niet kunnen profiteren van de schoolmelkvoorziening. Kinderen vergelijken graag met el kaar wat er in de diverse broodtrommel tjes zit. De uwe zullen zeker wel eens aankomen met het verzoek of ze dit of dat ook op de boterham of „mee" kunnen krijgen. Probeer standvastig te blijven wanneer ze om veel zoet beleg of veel snoep zeuren. Zoals u weet, is dit niet bevorderlijk voor de toestand van het gebit en heeft weinig of geen waarde voor de gezondheid. Wnneer u de kinde ren regelmatig fruit of een tomaat mee geeft zal dit voor de anderen misschien een goed voorbeeld zijn. Probeer zoveel mogelijk te voor komen, dat de kinderen een groot deel van hun zakgeld versnoepen. Zoetigheid, ijs, maar ook hartige hapjes, kort voor de maaltijd, benemen de eetlust. Tracht de maaltijden zó te verzorgen, dat ze door gezelligheid tot de plezierig ste momenten van de dag behoren. nu thee op de nieuwe manier... met Pickwick Theezakjes groot formaat, de dubbele zakjes, die snel een maximum aan smaak en geur geven. Het staat bovendien zo keurig en verzorgd. Vraagt uw winkelier! Gee/? theeblad rc,e,©m erjem eer nodb 0 .Het 'W,. m per doosje ven 20 Jtufc» H - nodig, X nee't steeds the! n P^cles arBa ee ^er af 2f*. »n hckwkk n In de vakantie gingen Piet, Rob en Hans, drie dikke vrienden een fietstocht maken. Ze peddelden de stad uit en kwa men in de polder. Alle drie hielden ze veel van de natuur en in het bijzonder van vogels. Nu vogels zagen ze genoeg onderweg. Jonge kieviten, een roerdomp die, om zich onzichtbaar te maken, de paalhouding had aangenomen en er wer kelijk net uit zag als een stuk hout. Ze gingen de dijk over en langs een heel smal paadje fietsten ze achter elkaar een moerasgebied in. Daar zouden ze zeker nog wel meer vogels en dieren zien. Ze kwamen bij een kanaal, reden over een brug en toen werd het paadje hoe langer hoe smaller. Toch was het een prachtige tocht. Mensen zagen de jongens niet, maar wel allerlei vogels. Rob ontdekte een sperwer, die het moeras tot zijn jachtterrein had gekozen en Piet wees zijn vrienden op een wezeltje dat vlie gensvlug het smalle paadje overstak. Toen ze een uurtje gefietst hadden, za ten ze midden in het moeras. Ze kwamen bij een brede sloot, waarover een plank lag. De fietsen werden aan de kant ge legd onder een paar bosjes en de drie jongens gingen de plank over. Toen kwa men ze bij een hoog, zanderig gedeelte van het moeras en daar stond een oranje kampeertent. Die mensen hebben de een zaamheid ook wel op gezocht, dachten de jongens. Ineens riep Hans: „Kijk eens jongens, wat doet die vogel gek." Inderdaad, een grijze vogel deed heel raar. Het dier liep voor de jongens uit en liet de vleugels hangen. „Dat is een vogel met een ge broken vleugel", zei Rob. Maar Hans schudde het hoofd. Zijn vader was jacht opziener en Hans wist heel veel van de dierenwereld.,, Die vogel mankeert niets" zei hij, „het is een patrijs die jongen heeft Het beest is bang dat wij de jongen zullen vinden en daarom sleept ze met de vleugels over de grond. Ze wil ons uit de buurt van de jongen lokken." Rob en Piet hadden dit nog nooit gezien en ze vonden het prachtig. Zo'n slimme moeder toch, dachten de jongens. „Laten we maar eens gaan kijken" zei Hans. Ze zochten even in het gras en ja hoor, al gauw zagen ze op een kluitje in het hoge gras een kop peltje jonge patrijzen zitten. De beestjes waren wel wat angstig en de moeder-vo gel draaide nog steeds om de jongens heen. „Kom", zei Hans, „laten we maar weggaan, we hebben het nu gezien en we maken de oude vogel maar steeds angsti- MENEER LANGNEUS Net toen de jongens weg wilden gaan kwam er een man met een rood gezicht en een lange neus uit de tent. „Dag me neer Langneus", zei Hans zacht. De meneer was echter helemaal niet vriendelijk, want meteen zette hij een grote mond op. „Wat moet dat daar," schreeuwde hij, „opgemarcheerd, wij kamperen hier." „Dat zien we", zei Piet, maar wij staan hier maar even te kijken, dat mag toch zeker wel". „Ik wil hier niemand hebben", zei de meneer woe dend, „vort, weg of ik zal jullie eens leren lopen." Wat een nare vent, dachten de jongens. „Och meneer", zei Rob, „we doen geen kwaad, we kijken maar even naar een patrijs met jongen, we gaan zo „Waar is die vogel", schetterde de me neer, „die vieze beesten bij de deur" en hij greep een stuk hout om naar de pa trijs te gooien. Maar net zagen de jongens dat de patrijs met de jongen in het struikgewas verdween. „Gooi maar niet", riep Hans, „de patrijs is al weg." „En jullie ook weg", bulderde de meneer, „anders kunnen jullie het stuk hout op je dak krijgen." De jongens draaiden zich om en liepen in de richting van de sloot met de plank, ze wilden geen ruzie maken met de schreeuwerd. Maar toen ze de plank over waren zeiden ze tegen elkaar: „Wat zijn er toch vervelende mensen in de wereld. Hij zag toch dat we geen kwaad deden en dan zo'n patrijs met een stuk hout willen gooien, zo'n vent is dit mooie plekje natuur niet waard." „Hij is er an ders wel bij geweest toen de neuzen uit gedeeld werden", lachte Piet, „alle men sen wat een kokkert." Meneer Langneus stond nog steeds voor de tent en hij stak nog eens dreigend zijn vuist op tegen de jongens. PLANK WEG Toen ons drietal op de fietsen wilde stappen zei Hans ineens: „Wacht even. we zullen hem die onhebbelijkheid wel eens afleren" en Hans trok de plank over de sloot weg. De sloot was diep en breed. Wat hadden de jongens een schik. „O", zei Rob, „ik had er een maand zakgeld voor over om te zien hoe hij te keer gaat als hij merkt dat de plank weg is, maar dat heeft hij verdiend, dat was geen op treden." De jongens moesten naar huis, maar als ze gewacht hadden, dan hadden ze wat moois beleefd. In de tent zat ook de vrouw van de bullebak en die zei een uur later: „Herman, nu moet je direct naar de stad gaan, want ik moet melk en kaas en wat kruidenierswaren hebben." Meneer Herman pakte de fiets achter de tent weg, deed de tas aan het stuur en wilde de plank over. Maar de plank was weg. En toen ging het haar hem recht op zijn hoofd staan van woede. „Dat hebben die kwajongens mij gelapt", brul de hij. „Je eigen schuld", zei zijn vrouw, „die jongens deden niets en je hebt ze met een stuk hout gedreigd en ze hadden hier net zoveel rechten als wij, want wij kamperen hier ook maar zonder vergun ning." „Houd je stil", schreeuwde meneer Langneus, „ik wil geen vreemd volk bij de tent, de bandieten om zo maar de plank weg te halen." Maar hij moest naar het dorp en nu de plank verdwenen was. moest hij wel een uur door het moeras fietsen over het smalle paadje, voor hij de vaste brug kon bereiken. En de hele weg schold hij in zichzelf op de drie jongens. 's Avonds vertelde Hans aan zijn vader wat er gebeurd was. „Wacht eens even", zei de jachtopziener, „ik ken dat hoge plekje wel en daar mag niet eens gekam peerd worden. Wat een ongemanierd op treden, ik zal mijn collega-jachtopziener eens bellen, dan is hij morgen met zijn tent vertrokken." „Doe het maar niet vader", zei Hans. „hij heeft zijn straf al te pakken, want we hebben de plank over de sloot ge trokken en nu moet hij wel een uur om rijden als hij boodschappen wil doen in de stad." Toen moest de jachtopziener erg lachen. „Jullie zijn me een mooi stel", zei hij. „Nou vooruit laat hem daar dan maar zitten, dan is hij de bewoonde wereld ook niet tot last met z'n slechte humeur.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1959 | | pagina 3