DE VALLEI
0©
MACHINES EN
MENSEN
VERHUUR
Voor de Jeugd U
fCQj
k Give ren
De eerste vismorgen
Prijsvraag voor tekenaars
nieuwe
GELEGENHEIDS
KLEDING
^10. ^Qeberge^
Landgoed
REMMERSTEIN
Bosbessenkaarten
Adverteren doet verkopen
„De Houtspecialist"
Fa. F. E. Vrugte
Als 10 weken voldoende zijn, moet
het geen 11 duren. Elke week is winst!
HENDRIX MESTKALVERENMEEL
"HeMeKa"
is samengesteld op basis van
korte mesttijd
lagere mestkosten
mooi blank vlees
Hendrix Voorlichtingsdienst staat U
met raad en daad gaarne terzijde!
ooooooooooooooo
Het geheim
van de
stalknecht
FEUILLETON
Verschijnt als bijlage van
het streekblad „De Vallei"
onder redactie v. tante Jos
Correspondentie te richten
aan tante Jos, per adres:
Parallelweg 10 Veenendaal
Jeugdrubriek
ONZE JARIGEN
17 juni Wim v. Dijk
18 Jaantje van Kooten
18 Jannie v. Dijk
18 Bert Klop
19 Marijke Harmsen
20 Truusje Henken
20 Kokkie v. Wakeren
20 Annie v .Amerongen
21 Willy v. Ravenswaay
21 Marietje v. Slooten
21 Nelly Middelman
21 Johan de Bruin
21 Theo Schoonderbeek
22 Fietje Hiensch
23 Adrie Geerenstein
23 Janny Post, Ederveen.
Gefeliciteerd allemaal
OPLOSSING RAADSELS
I. Aardappels.
II. Op de klok (moest zijn twaalf on
derwijzers)
III. drop taart noga flik - koek
I. Als het bevroren is.
II. Koekoek
III. Dokter winkelier onderwij
zer timmerman.
NIEUWE RAADSELS
Voor onderen:
Zet de cijfers 1 tot en met 14 op een
rij. Hieronder komt een kort spreek
woord.
4 2 3 9 dochter v. Jacob.
10 6 3 14 1 3 hoofdstad v. land
in Europa.
12 6 11 spiegel van de ziel,
13 5 9 ander woord v. echtgenote.
8 7 lidwoord.
II. Wat is goed?
A. Een ooievaarsbek is: 1. een dokters
instrument; 2. een langwerpig biscuit-
je; 3. een plant; 4. een kleine platte
schelp.
B. Een ortolaan is: 1. een vogel; 2. een
kleine passer; 3. r.k. geestelijke; 4. een
Braziliaanse strohoed.
C. Een hiëroglief is: 1. een loopgraaf in
oorlogstijd; 2. een oud muziekinstru
ment; 3. een Spaanse munt; 4. beeld
schriftteken der oude Egyptenaren.
D. Een turkoois is: 1. een inwoner van
Turkije; 2. een blauwgroen edelge
steente; 3 een zeeschildpad; 4 een zuid
vrucht.
III. Ik ben een plaats in Friesland.
Laat mijn eerste letter weg, dan word
ik in de huishouding gebruikt.
Voor jongeren:
I. Zet de cijfers 1 tot en met 10 op een
rij. Hieronder komt de naam van een
bloem die nu bloeit.
3 2 2 10 is het vet van de melk.
6 8 4 1 wordt gebruikt op alle
scholen.
5 9 7 is een meisjesnaam.
6 4 1 lichaamsdeel van een dier
II. Zonder ons zou je geen adem kun
nen halen. Als je de eerste letter ver
andert worden we vissen.
III.
Vul in deze 9 vakjes in van links naar
rechts en van boven naar beneden:
le rij een kleur; 2e rij een meisjes
naam; 3e rij deel van een boom.
Zilverpapier ontvangen van:
Joop Levers, Greetje van Leeuwen,
Gerrie v. d. Pest en zusje De Kamper.
Allemaal heel hartelijk
bedankt!
Jan de Koning woonde heel dicht bij
een grote kolk. Dat was erg plezierig
voor Jan, want hij was een liefhebber
van hengelen en nu behoefde hij nooit
ver te lopen als hij zin had om te gaan
vissen. De hengel had nu een hele tijd
in de schuur gestaan, want het was
verboden tijd.
Maar 1 juni begon het nieuwe vis-
seizoen weer en daar had Jan de Ko
ning al vele weken met verlangen naar
uitgezien. Hij moest die woensdagmor
gen wel naar school, maar hij besloot
's morgens heel vroeg op te staan om
zijn geluk te beproeven.
Jans moeder zei: „Wat zijn jullie
toch wonderlijke mensen met je gehen-
gel. Je kunt toch de hele woensdag
middag vissen en nu ga je er vroeg je
warme bed voor uit." Moeder had mis
schien wel gelijk, maar Jan kon wer
kelijk niet wachten tot woensdagmid
dag. Hij moest er woensdagmorgen bij
zijn.
Dinsdagavond maakte hij alles al
klaar. Hij keek zijn hengel na, maak
te een paar snoertjes klaar en van een
lekker sneetje wittebrood kneedde hij
een smakelijk stuk deeg. Als de vissen
nu maar goed honger hadden.
VROEG NAAR BED
Dinsdagavond ging Jan vroeg onder
de wol. Hij kreeg van moeder de wek
ker mee en Jan zette de wekker op half
5. Dan kon hij om 5 uur bij de kolk
zitten en had hij drie uur de tijd om
zijn geluk te beproeven. Maar al lag
Jan vroeg in bed, van slapen kwam
direct niets. In zijn gedachten zag hij
een geweldige brasem aan zijn hengel
zitten. Als dat eens gebeurde, wat zou
den de jongens op school opkijken.
Eindelijk sliep hij in en toen was het
ook ineens halfvijf. Ratelend liep de
wekker af. Meteen wist Jan dat het 1
juni was en het visseizoen was begon
nen. Hij sprong uit bed, kleedde zich
aan, at vier dikke boterhammen, die
moeder al klaar had gezet en precies
vijf uur zat Jan aan de kolk. Vijf mi
nuten later dreef zijn dobber op het
zacht rimpelende water. Als de vissen
nu maar bijten wilden.
Een uur later zat Jan nog aan de
kolk en zijn dobber dreef nog steeds
op het water, maar zijn visnet was nog
helemaal leeg. Het wilde niet.
Geen enkele keer had hij ook maar
enige beweging in de dobber gezien.
Aan de overkant zaten twee mannen
en die hadden al drie dikke voorns ge
vangen. Jan was er jaloers op. Om 7
uur had hij nog geen beet gehad en
mismoedig haalde hij nog maar weer
eens op om een nieuw stukje deeg aan
het haakje te doen.
Nog een uur en dan moest hij naar
huis, want dan werd het schooltijd. Wat
zouden ze hem thuis uitlachen als hij
met lege handen terugkwam. Jan tuur
de naar de dobber
ONDER DE DOBBER
Onder de dobber van Jan leefden de
vissen. Ranke voorns schoten heen en
weer en dicht bij de dobber zwom een
grote school brasems rond. Allemaal
flink uit de kluiten gewassen brasems,
maar de aanvoerder van de school was
een vis die wel zes pond woog en die
al heel oud was. Die morgen had er
ineens een heerlijk stukje deeg in het
water gedreven.
„Kijk eens wat een lekker hapje," zei
den de brasems tegen elkaar, „wie van
ons mag dat lekkers opeten?" „Vrien
den," zei de bejaarde brasem, „blijf met
jullie bek van dat lekkers af, dat is
geen zuivere koffie, dat is voedsel van
de mensen. Verleden jaar zweefde er
ook zo iets in het water en toen heb
ik met eigen ogen gezien, dat een
vriend van mij het voedsel ophapte. En
wat gebeurde er toen? Hij vloog met
een vaart naar boven. Weg was hij en
ik heb hem nooit terug gezien." Daar
schrokken de andere brasems toch wel
een beetje van.
Daarom bleven ze maar om het lek
kers rondzwemmen en daarom "kreeg
Jan helemaal geen beet. Om zeven urn-
zei de oude brasem in de vissentaal:
„Ziezo, ik ga lekker een tukje doen in
in het riet, maar denk er aan vrienden,
blijf van dat lekkers af."
Toen de oude brasem tussen het riet
verdween, keken de andere brasems
elkaar eens aan. Een mooie, dikke vis
nam het woord. „Zeg", zei hij, „geloven
jullie nu allemaal, wat die oude daar
verteld heeft? Ik geloof er niets van.
Hij hoopt dat wij weg zullen zwemmen
en dan komt hij gauw uit het riet om
dat stukje lekkers op te smullen. Ik
ken hem langer dan vandaag. Hij slaapt
niet eens, hij zit om een stengel te loe
ren of we haast weg gaan, dan kan hij
HAZEWINDHONDEN OF HONDEWINDHAZEN? Hondemoedertje „Tippy"
van de familie De Rijke in Vlissingen is sinds kort het middelpunt van een in
gewikkeld voedselvoorzieningsprobleem. Nu eens zijn n.l. haar drie hondekin-
dertjes het haasje juist als zij denken een fikse maaltijd te gaan verorberen en
dan weer vinden twee jonge haasjes drie (jonge) honden in de pot. Het is allemaal
gekomen doordat „Tippy" in haar goedheid, in haar gezin met drie kinderen, twee
jonge haasjes heeft opgenomen, die de dertienjarige zoon Frans de Rijke, in het
veld heeft gevonden. Ondanks de zorgen handhaaft „Tippy" zich als hoofd van
een gelukkige haze-hondenfamilie(foto). De geleerden zijn het er nog niet
over eens of hier moet worden gesproken over hazewindhonden of hondewind-
hazen
gauw dat heerlijke brokje inpikken."
„Zou dat waar zijn?" zeiden de andere
brasems. „Geloof het maar gex-ust", zei
de dikke brasem, „en ik geef hem die
kans niet, dat lekkers is voor mij." En
toen zwom de dikke brasem naar het
deegje van Jan. Hij rook eens aan het
lekkere witte brood en toentoen
slikte hij het ineens naar binnen. Op
dat moment zag Jan zijn dobber ineens
met een ruk naar beneden gaan. Hij
wachtte nog heel even en hoen sloeg hij
en meteen voelde Jan dat hij een beste
vis aan zijn hengel had zitten. De hen
gel boog helemaal krom. „Ik heb er
één", schreeuwde Jan tot de beide man
nen aan de overkant, „maar ik heb
geen schepnet en het is een dikke." Eén
van de mannen holde met zijn schepnet
naar Jan en twee tellen later lag een
dikke brasem naast Jan in het gras.
„Dat is een beste", zei de helper in nood
Wat was Jan gelukkig. Ze zouden ook
niet kijken thuis.
Tegen acht uur wond Jan het snoer
om zijn hengel en wandelde naar huis
met zijn brasem. En ze keken er thuis
inderdaad van op, dat onze Jan zo'n
mooie vis had gevangen. Ook de vriend
jes op school hoorden natuurlijk dade
lijk hoe goed voor Jan het nieuwe vis
seizoen was begonnen. Toen hij 's mid
dags thuiskwam, stond er naast zijn
bord een schotel en daarop lag een
bruingebakken brasem. Daar had moe
der voor gezorgd.
Jan en zijn vader waren dol op vis;
de anderen hielden er niet zo erg van
en daarom deelde Jan de brasem met
zijn vader. Het was wel voorzichtig
eten met al die graten, maar de vis
smaakte toch heerlijk.
's Middags maakte Jan zijn huiswerk
en toen hij klaar was trok hij er weer
met zijn hengel op uit. Maar toen Jan
aan de kolk kwam, zaten er wel acht
vriendjes van school naast elkaar op het
plekje van Jan en ze hadden al een
voorn en een kleine brasem gevangen.
Jan moest een ander plaatsje zoeken en
dat kon ook wel aan die grote kolk,
maar hij besloot toch niet weer zo gauw
van zijn vangst te vertellen want hij
was erg aan zijn eigen visplekje ge
hecht. Jan had geluk want 's middags
ving hij nog drie voorns.
De redactie van Hervormd Nederland
- tot 1 januari 1958 bekend onder de
naam De Hervormde Kerk - maakt te
kenaars attent op de door haar uitge
schreven prijsvraag voor een omslag
tekening voor het op 15 oktober te ver
schijnen Gezinsnummer. Dit in verband
met het 15-jarig bestaan van haar blad.
Gevraagd wordt een full-page teke
ning in één of twee kleuren (waarwan
1 zwart). Onderstaande personen wer
den bereid gevonden in de jury ter be
oordeling zitting te nemen: dr. J. W.
Schulte Nordholt te Wassenaar, H. A.
Gerretsen te Den Haag, P. J. W. Steinz
te Rotterdam, ds. F. H. Landsman te
Den Haag.
De eerste prijs wordt gehonoreerd
met een bedrag van 500,
Inlichtingen over voorwaarden etc.
worden op aanvraag toegezonden. Het
adres van de redactie is: Redactie Her
vormd Nederland, Scheveningseweg 72,
Den Haag.
DUVEEN COLLECTIE WORDT BIJ
SOTIIERBY GEVEILD
Een belangrijke collectie moderne Fran
se en Britse schilderijen die toebehoren
aan wijlen de Amerikaanse kunstverzame
laar Ernest Duveen, zal op 6 juli a.s. bij
Sotheby te Londen worden geveild. Du-
veen begon zijn verzameling in het begin
der jaren twintig aan te leggen en de
schilderijen die onder de hamer komen
zijn niet alleen opmerkelijk om het peil
van de smaak waarvan zij getuigen, maar
ook voor de ontwikkeling van deze smaak
over een periode van bijna veertig jaar.
Wat de Franse en Britse kunstenaars
betreft, omvat de collectie werken van
Bonnard, Boudin, Chagall, Degas, Derain,
Dufy, Menet, Renoir, Sickert en Suther
land. Andere schilderijen zijn o.m. Modi-
glani's „Portrait de Jeune Fille", dat kort
voor de eerste wereldoorlog werd geschil
derd; Albert Marquet's „Notre Dame",
Segonzac's „Piste dans la Foret" en Sir
Jacob Epstein's „Epping Forest". Ook zijn
er werken van Ben Nicholson, Ivon Ni-
chens, Graham Sutherlands, Henry Moore,
Nicholas de Stael en W. S. Lowry.
PATRIMONIUMLAAN 65. TEL 3261
ZANDSTRAAT 57 TELEF 3205
verkoop van
uitsluitend op 17 en
18 juni, daar in het
bos niet meer ver
strekt wordt.
Verkrijgbaar bij bosw.
J. HAALBOOM
Oude Veenendaalse grindweg
13. Rhenen
Seizoenkaart f 1.50
Dagkaart f 0.50
Verzoeke geen papier e.d. in
de bossen achter te laten.
Patrim.laan 55 - Tel. 3520
VEENENDAAL
ONDER WETENSCHAPPELIJKE LEIDING IN EIGEN
LABORATORIA EN OP DE PROEFBEDRIJVEN TE BOXMEER
HOFLEVERANCIER VAN Z.K.H.
DE PRINS DER NEDERLANDEN
(31) Terwijl Lorca in de grote burchtzaal het ge
sprek poogt gaande te houden, dwaalt Presto over
het binnenplein. De norse krijger heeft hem een
slaapplaats gewezen en daarna niet meer naar hem
omgekeken. „Voor een stalknecht houdt hij er een
beste burcht op na!" mompelt Presto in zichzelf,
terwijl hij hier en daar eens rondkijkt. „Maar ik
geloof nooit, dat stalknecht zijn echte beroep was!
Alleen, wat zocht hij dan op Barranca en wat was
er dan voor gevaar, dat heer Aram zou bedreigen?"
Hij haalde zijn schouders op en slenterde verder,
terwijl hij voor zichzelf uitmaakte, dat heer Aram
dat wel zou uitzoeken. Plotseling, terwijl hij hier
en daar eens loopt te kijken, heeft Presto het gevoel,
DOOR WESSEL SMITTER
36
„Ga mee" zei ik „in die modder hier
doe je ook alleen maar natte voeten en
een longontsteking op."
Ik pakte hem bij zijn arm, zorgde,
dat hij doorliep. Geen van ons sprak
een woord tot we van het terrein af
waren. Toen sprak ik tegen hem, pro
beerde hem op te kikkeren.
„Je moet niet meer zulke gekke din
gen doen," zei ik. „Je moet je een beet
je beheersen. De manier waarop je je
in de laatste tijd gedraagt, is een beetje
al te kras. Vandaag was het een nare
boel op de fabriek, maar morgen zal
alles weer gewoon gaan."
„Ik moet maken, dat ik wegkom",
zei hij. „Weg, hoe zou je wegkomen? Je
bent me nog 30 dollar schuldig. Je hebt
niets gespaard, alles wat je bezit is een
half aandeel in de buitenboordmotor en
een oud kreng van een wagen, dat niet
kan rijden."
„Ga je niet met me mee Benny?" „Ik
hoor in Detroit thuis. Ik zeg niet, dat ik
wegga, maar ik zeg ook niet dat niet
ga. Op het ogenblik heb ik geen lust er
over te spreken."
„Ik wil niet alleen gaan - niet alleen
Benny."
„Alleen? en je vrouw en kind dan?"
„Eerst zoeken we een plaatsje voor ze
en dan laten we ze komen. We bouwen
een hut, we wachten niet tot we geld ge
noeg hebben voor een aanhangwagen. Ik
weet een plekje bij de rivier, waar het
gras tot aan Jiet water komt met hoge
bomen erachter, waar de wind door heen
kan blazen. We maken een laag hekje
voor het kind en schilderen het wit. Bij de
ramen zal een wilde wingerd groeien en
een perk met stokrozen bij het hek. Zie
je hoe het wordt, Benny? het zal haar
best bevallen. Er zal dan geen reden voor
geruzie en gekibbel meer zijn."
„En hoe kom je aan je geld Russ, ik
weet niet, waarom ik zoveel moeite voor
je doe. Ik had thuis moeten blijven. De
manier waarop je sprak overal een eind
aan te maken ik dacht, dat je in de
hoogoven wou springen."
„Nee, Benny, nee, dat niet."
„Dat durf je niet he Russ?"
„Ik moet er niet aan denken," zei hij
„bedenk eens wat er daarna gebeurt! Je
weet toch, hoe het met Jerry gegaan is."
„Ik wou maar," zei ik „dat ik je al
leen had laten gaan. Maar nou heb ik
ruzie met je vrouw gekregen en ze heeft
me het huis uit gezet. Je zal voor ons
alletwee excuus moeten vragen En dan be
gin je opnieuw. Geef de kroegen en derge
lijke dingen eraan werk geregeld en
wees behoorlijk tegen Rita."
„Ik wil niet naar de fabriek terug," zei
hij. „Ik wil nooit meer een moer op een
bout zetten."
„Dat zal je wel moeten," zei ik. „Je gaat
weer terug en je zult er plezier in krijgen
dat hij bespied wordt. Zoekend kijkt hij om zich
heen, doch hij ziet niemand. Ja, toch! Achter een
klein raam van een der torens trekt een hoofd zich
haastig terug. Maar toch niet zo gauw, of Presto
heeft het gezicht herkend. Het is het gelaat van de
minstreel, die op Barranca gezongen heeft!
(Wordt vervolgd)
ook. Door een kleinigheid als vandaag laat
jij je niet afschrikken. Je moet je beheer
sen opnieuw beginnen. En dat kan je
niet doen door weg te lopen. Dat kan je
alleen door met je borst voor uit en je
kin in de hoogte, iedereen tot leugenaar te
maken, die zegt, dat het werk aan de band
teveel voor je is."
Toen we thuis kwamen, was het donker.
We gingen naar binnen en Russ draaide
het licht op. We hingen onze jassen aan
de muur achter de kachel. Russ ging naar
de slaapkamer en kwam weer terug.
„Ze is weg," fluisterde hij. „Het kind
ook. Het is mijnd schuld Benny. Wat moet
ik beginnen?"
Hij keek angstig.
„Niets doen," zei ik „ga naar bed."
„Dat kan ik niet. Ik moet weten waar
ze zijn."
„Dat zal ik je zeggen," zei ik. „Ze zijn
bij de ouwe heer."
„Ik moet ze gaan halen," zei hij, naar
zijn jas grijpend.
Maar ik hield hem tegen.
„Dat laat je," zei ik „als je nou met haar
gaat praten, komt er weer ruzie. Laat haar
vanavond met rust. Je kunt er dan eens
ever denken wat een stakker je bent ge
weest. En zij heeft gelegenheid tot rust
te komen. Morgenochtend kan je haar
zeggen, dat het je spijt haar vragen
terug te komen."
Ik nam zijn jas en hing hem weer op de
spijker. Toen draaide ik het licht uit en
we gingen naar onze kamers. Ik hoorde
een van zijn schoenen op de grond vallen
en nadat ik lang gewacht had en bijna in
slaap gevallen was, hoorde ik de andere.
DE MACHINE HEEFT HEM GEBROKEN
's Morgens gingen wij vroeg van huis en
liepen bij de Rettinelli's aan op weg naar
de fabriek. De ouwe was al naar zijn werk,
maar mevrouw Rettinelli was er en ze
kwam naar buiten, voordat we de kans
kregen naar binnen te gaan. We hadden
eigenlijk eerst onze hoeden naar binnen
moeten gooien, voor we de stoep opgin
gen, om eens poolshoogte te nemen in wat
voor stemming ze was, want ze was op
het oorlogspad. Met haar ellebogen wijd
uit stevende ze op ons af met een lawine
Italiaans, zo vlug dat we er geen woord
van konden verstaan. Maar toch was het
duidelijk genoeg wat ze bedoelde, zo in
het algemeen tenminste.
Rita was nergens te zien, maar haar
jongere broer was er wel en die keek met
zijn neus om het hoekje van de oudere
dame en als ze weer op adem moest ko
men legde hij er nog een schepje bovenop.
„Zus is razend op jullie," zei hij „en
mams zegt dat jullie de stoep afmoeten
en we hebben de naam van het kind weer
in Tony veranderd net zoals Pa's naam.
Benny is veel te zoetsappig." We trokken
ons terug op het trottoir.
„Wacht effetjes" zei Russ. „Misschien
moeten we nog iets doen."
„Precies," zei ik. „Wat we moesten doen
is dat joch eens manieren leren." Daarop
begonnen zei beiden weer opnieuw en er
bleef ons niets anders over, dan er maar
vandoor te gaan, omdat de buren erg kre
gen in de ruzie en het was duidelijk wel
ke kant ze zouden kiezen. Russ wist niet
wat te beginnen. Hij kon helemaal geen
besluit nemen.
„Als ik haar maar kon zien" zei hij.
„Maar dat kan je niet. Heb je niet ge
hoord, wat de ouwe dame zei?"
„Als ik maar eens met haar kon praten."
„Dat gaat evenmin pas wanneer ze
niet meer zo razend op je is."
„Zou ik misschien thuis moeten blijven?
Wie weet komt ze haar boeltje halen en
zie ik haar."
Het joch hield van de stoep af een oog
je in het zeil en de ouwe dame keek naar
ons door het venster.
„Neem het niet zo zwaar op" zei ik.
„Laat haar de tijd om er over heen te
komen laat haar een dag of wat met rust.
Als de ouwe baas ongedokt heeft voor z'n
blik zuigelingenvoedsel, zal hij blij zijn ze
alletwee weer kwijt te raken."
We gingen naar de fabriek. Toen we
door de poort gingen was hij het nog niet
eens met zichzelf of hij de bus had moe
ten nemen of had moeten lopen; of hij wel
naar de fabriek had moeten gaan of thuis
had moeten blijven en of het beter zou
zijn, zijn middaghapje buiten de poort of
in de kantine te kopen. Ik ergerde me hoe
langer hoe meer aan hem.
We waren twee minuten te laat. Het
was dat jaar voor de eerste keer dat er
rode inkt op mijn kaart stond.
Russ nam zijn plaats in aan de band; ik
ging naast een nieuwe kerel staan die in
plaats van Jerry gekomen was en wees
hem wat hij moest doen.
De vent pakte de zaak goed aan en daar
hij een neger was, wist ik dat het hem
wel zou afgaan, zonder dat hij het met
zichzelf te kwaad kreeg.
De band ging langzaam. Heel wat ou
dere mensen waren er niet. Er werd nog
wel gesproken over wat er gisteren ge
beurd was, maar er gingen geen geruchten
meer, en de arbeiders verkeerden niet
meer in zo'n opgewonden stemming.
Tegen 10 uur kwam een stelletje H.P.'s
met glimmende schoenen van het kantoor,
en stonden op de lege plek op de vloer,
waar de machine van Guss had gestaan en
keken heel geleerd. Ze spraken met Norm
en toen haalden ze een paar mensen van
de band weg om hen te ondervragen. Russ
en mij lieten ze met rust en ik was blij
dat ze weer wegwaren.
En toen, niet lang daarna, begon het
weer; Russ kon zich niet staande houden
en kwam in moeilijkheden. Ik haastte mij
naar hem toe, om te zien wat er aan de
hand was. Hij worstelde met zijn werk,
ging niet rustig en gestadig als de ande
ren zijn gang en hoewel de band niet snel
ging, zag hij er vermoeid en geprikkeld
uit.
„Luister eens, Bennie," zei hij toen ik
naast hem inviel, „hoor je wel wat hij
zegt? Wat de drijfriem zegt daarboven?"
„Nee, wat dan?" Eerst nam ik het niet
ernstig.
„Het blijft maar in mijn kop hameren,"
zei hij. „Het blijft maar hameren. Im-po-
tent; Im-po-tent; Im-po-tent, aldoor maar
weer. Het is al zo de hele morgen aan de
gang. De hele morgen probeer ik het al
uit mijn oren te krijgen, maar het lukt
me niet. Heb jij er geen last van?"
„Ach, larie, Russ, loop naar de maan."
„Maar ik zeg het je toch, Bennie, het
is heus zo! Daar is het weer, hoor je het?"
„Nee," (Wordt vervolgd)