DE VALLEI 0© MACHINES EN MENSEN VERHUUR Voor de Jeugd U fCQj k Give ren De eerste vismorgen Prijsvraag voor tekenaars nieuwe GELEGENHEIDS KLEDING ^10. ^Qeberge^ Landgoed REMMERSTEIN Bosbessenkaarten Adverteren doet verkopen „De Houtspecialist" Fa. F. E. Vrugte Als 10 weken voldoende zijn, moet het geen 11 duren. Elke week is winst! HENDRIX MESTKALVERENMEEL "HeMeKa" is samengesteld op basis van korte mesttijd lagere mestkosten mooi blank vlees Hendrix Voorlichtingsdienst staat U met raad en daad gaarne terzijde! ooooooooooooooo Het geheim van de stalknecht FEUILLETON Verschijnt als bijlage van het streekblad „De Vallei" onder redactie v. tante Jos Correspondentie te richten aan tante Jos, per adres: Parallelweg 10 Veenendaal Jeugdrubriek ONZE JARIGEN 17 juni Wim v. Dijk 18 Jaantje van Kooten 18 Jannie v. Dijk 18 Bert Klop 19 Marijke Harmsen 20 Truusje Henken 20 Kokkie v. Wakeren 20 Annie v .Amerongen 21 Willy v. Ravenswaay 21 Marietje v. Slooten 21 Nelly Middelman 21 Johan de Bruin 21 Theo Schoonderbeek 22 Fietje Hiensch 23 Adrie Geerenstein 23 Janny Post, Ederveen. Gefeliciteerd allemaal OPLOSSING RAADSELS I. Aardappels. II. Op de klok (moest zijn twaalf on derwijzers) III. drop taart noga flik - koek I. Als het bevroren is. II. Koekoek III. Dokter winkelier onderwij zer timmerman. NIEUWE RAADSELS Voor onderen: Zet de cijfers 1 tot en met 14 op een rij. Hieronder komt een kort spreek woord. 4 2 3 9 dochter v. Jacob. 10 6 3 14 1 3 hoofdstad v. land in Europa. 12 6 11 spiegel van de ziel, 13 5 9 ander woord v. echtgenote. 8 7 lidwoord. II. Wat is goed? A. Een ooievaarsbek is: 1. een dokters instrument; 2. een langwerpig biscuit- je; 3. een plant; 4. een kleine platte schelp. B. Een ortolaan is: 1. een vogel; 2. een kleine passer; 3. r.k. geestelijke; 4. een Braziliaanse strohoed. C. Een hiëroglief is: 1. een loopgraaf in oorlogstijd; 2. een oud muziekinstru ment; 3. een Spaanse munt; 4. beeld schriftteken der oude Egyptenaren. D. Een turkoois is: 1. een inwoner van Turkije; 2. een blauwgroen edelge steente; 3 een zeeschildpad; 4 een zuid vrucht. III. Ik ben een plaats in Friesland. Laat mijn eerste letter weg, dan word ik in de huishouding gebruikt. Voor jongeren: I. Zet de cijfers 1 tot en met 10 op een rij. Hieronder komt de naam van een bloem die nu bloeit. 3 2 2 10 is het vet van de melk. 6 8 4 1 wordt gebruikt op alle scholen. 5 9 7 is een meisjesnaam. 6 4 1 lichaamsdeel van een dier II. Zonder ons zou je geen adem kun nen halen. Als je de eerste letter ver andert worden we vissen. III. Vul in deze 9 vakjes in van links naar rechts en van boven naar beneden: le rij een kleur; 2e rij een meisjes naam; 3e rij deel van een boom. Zilverpapier ontvangen van: Joop Levers, Greetje van Leeuwen, Gerrie v. d. Pest en zusje De Kamper. Allemaal heel hartelijk bedankt! Jan de Koning woonde heel dicht bij een grote kolk. Dat was erg plezierig voor Jan, want hij was een liefhebber van hengelen en nu behoefde hij nooit ver te lopen als hij zin had om te gaan vissen. De hengel had nu een hele tijd in de schuur gestaan, want het was verboden tijd. Maar 1 juni begon het nieuwe vis- seizoen weer en daar had Jan de Ko ning al vele weken met verlangen naar uitgezien. Hij moest die woensdagmor gen wel naar school, maar hij besloot 's morgens heel vroeg op te staan om zijn geluk te beproeven. Jans moeder zei: „Wat zijn jullie toch wonderlijke mensen met je gehen- gel. Je kunt toch de hele woensdag middag vissen en nu ga je er vroeg je warme bed voor uit." Moeder had mis schien wel gelijk, maar Jan kon wer kelijk niet wachten tot woensdagmid dag. Hij moest er woensdagmorgen bij zijn. Dinsdagavond maakte hij alles al klaar. Hij keek zijn hengel na, maak te een paar snoertjes klaar en van een lekker sneetje wittebrood kneedde hij een smakelijk stuk deeg. Als de vissen nu maar goed honger hadden. VROEG NAAR BED Dinsdagavond ging Jan vroeg onder de wol. Hij kreeg van moeder de wek ker mee en Jan zette de wekker op half 5. Dan kon hij om 5 uur bij de kolk zitten en had hij drie uur de tijd om zijn geluk te beproeven. Maar al lag Jan vroeg in bed, van slapen kwam direct niets. In zijn gedachten zag hij een geweldige brasem aan zijn hengel zitten. Als dat eens gebeurde, wat zou den de jongens op school opkijken. Eindelijk sliep hij in en toen was het ook ineens halfvijf. Ratelend liep de wekker af. Meteen wist Jan dat het 1 juni was en het visseizoen was begon nen. Hij sprong uit bed, kleedde zich aan, at vier dikke boterhammen, die moeder al klaar had gezet en precies vijf uur zat Jan aan de kolk. Vijf mi nuten later dreef zijn dobber op het zacht rimpelende water. Als de vissen nu maar bijten wilden. Een uur later zat Jan nog aan de kolk en zijn dobber dreef nog steeds op het water, maar zijn visnet was nog helemaal leeg. Het wilde niet. Geen enkele keer had hij ook maar enige beweging in de dobber gezien. Aan de overkant zaten twee mannen en die hadden al drie dikke voorns ge vangen. Jan was er jaloers op. Om 7 uur had hij nog geen beet gehad en mismoedig haalde hij nog maar weer eens op om een nieuw stukje deeg aan het haakje te doen. Nog een uur en dan moest hij naar huis, want dan werd het schooltijd. Wat zouden ze hem thuis uitlachen als hij met lege handen terugkwam. Jan tuur de naar de dobber ONDER DE DOBBER Onder de dobber van Jan leefden de vissen. Ranke voorns schoten heen en weer en dicht bij de dobber zwom een grote school brasems rond. Allemaal flink uit de kluiten gewassen brasems, maar de aanvoerder van de school was een vis die wel zes pond woog en die al heel oud was. Die morgen had er ineens een heerlijk stukje deeg in het water gedreven. „Kijk eens wat een lekker hapje," zei den de brasems tegen elkaar, „wie van ons mag dat lekkers opeten?" „Vrien den," zei de bejaarde brasem, „blijf met jullie bek van dat lekkers af, dat is geen zuivere koffie, dat is voedsel van de mensen. Verleden jaar zweefde er ook zo iets in het water en toen heb ik met eigen ogen gezien, dat een vriend van mij het voedsel ophapte. En wat gebeurde er toen? Hij vloog met een vaart naar boven. Weg was hij en ik heb hem nooit terug gezien." Daar schrokken de andere brasems toch wel een beetje van. Daarom bleven ze maar om het lek kers rondzwemmen en daarom "kreeg Jan helemaal geen beet. Om zeven urn- zei de oude brasem in de vissentaal: „Ziezo, ik ga lekker een tukje doen in in het riet, maar denk er aan vrienden, blijf van dat lekkers af." Toen de oude brasem tussen het riet verdween, keken de andere brasems elkaar eens aan. Een mooie, dikke vis nam het woord. „Zeg", zei hij, „geloven jullie nu allemaal, wat die oude daar verteld heeft? Ik geloof er niets van. Hij hoopt dat wij weg zullen zwemmen en dan komt hij gauw uit het riet om dat stukje lekkers op te smullen. Ik ken hem langer dan vandaag. Hij slaapt niet eens, hij zit om een stengel te loe ren of we haast weg gaan, dan kan hij HAZEWINDHONDEN OF HONDEWINDHAZEN? Hondemoedertje „Tippy" van de familie De Rijke in Vlissingen is sinds kort het middelpunt van een in gewikkeld voedselvoorzieningsprobleem. Nu eens zijn n.l. haar drie hondekin- dertjes het haasje juist als zij denken een fikse maaltijd te gaan verorberen en dan weer vinden twee jonge haasjes drie (jonge) honden in de pot. Het is allemaal gekomen doordat „Tippy" in haar goedheid, in haar gezin met drie kinderen, twee jonge haasjes heeft opgenomen, die de dertienjarige zoon Frans de Rijke, in het veld heeft gevonden. Ondanks de zorgen handhaaft „Tippy" zich als hoofd van een gelukkige haze-hondenfamilie(foto). De geleerden zijn het er nog niet over eens of hier moet worden gesproken over hazewindhonden of hondewind- hazen gauw dat heerlijke brokje inpikken." „Zou dat waar zijn?" zeiden de andere brasems. „Geloof het maar gex-ust", zei de dikke brasem, „en ik geef hem die kans niet, dat lekkers is voor mij." En toen zwom de dikke brasem naar het deegje van Jan. Hij rook eens aan het lekkere witte brood en toentoen slikte hij het ineens naar binnen. Op dat moment zag Jan zijn dobber ineens met een ruk naar beneden gaan. Hij wachtte nog heel even en hoen sloeg hij en meteen voelde Jan dat hij een beste vis aan zijn hengel had zitten. De hen gel boog helemaal krom. „Ik heb er één", schreeuwde Jan tot de beide man nen aan de overkant, „maar ik heb geen schepnet en het is een dikke." Eén van de mannen holde met zijn schepnet naar Jan en twee tellen later lag een dikke brasem naast Jan in het gras. „Dat is een beste", zei de helper in nood Wat was Jan gelukkig. Ze zouden ook niet kijken thuis. Tegen acht uur wond Jan het snoer om zijn hengel en wandelde naar huis met zijn brasem. En ze keken er thuis inderdaad van op, dat onze Jan zo'n mooie vis had gevangen. Ook de vriend jes op school hoorden natuurlijk dade lijk hoe goed voor Jan het nieuwe vis seizoen was begonnen. Toen hij 's mid dags thuiskwam, stond er naast zijn bord een schotel en daarop lag een bruingebakken brasem. Daar had moe der voor gezorgd. Jan en zijn vader waren dol op vis; de anderen hielden er niet zo erg van en daarom deelde Jan de brasem met zijn vader. Het was wel voorzichtig eten met al die graten, maar de vis smaakte toch heerlijk. 's Middags maakte Jan zijn huiswerk en toen hij klaar was trok hij er weer met zijn hengel op uit. Maar toen Jan aan de kolk kwam, zaten er wel acht vriendjes van school naast elkaar op het plekje van Jan en ze hadden al een voorn en een kleine brasem gevangen. Jan moest een ander plaatsje zoeken en dat kon ook wel aan die grote kolk, maar hij besloot toch niet weer zo gauw van zijn vangst te vertellen want hij was erg aan zijn eigen visplekje ge hecht. Jan had geluk want 's middags ving hij nog drie voorns. De redactie van Hervormd Nederland - tot 1 januari 1958 bekend onder de naam De Hervormde Kerk - maakt te kenaars attent op de door haar uitge schreven prijsvraag voor een omslag tekening voor het op 15 oktober te ver schijnen Gezinsnummer. Dit in verband met het 15-jarig bestaan van haar blad. Gevraagd wordt een full-page teke ning in één of twee kleuren (waarwan 1 zwart). Onderstaande personen wer den bereid gevonden in de jury ter be oordeling zitting te nemen: dr. J. W. Schulte Nordholt te Wassenaar, H. A. Gerretsen te Den Haag, P. J. W. Steinz te Rotterdam, ds. F. H. Landsman te Den Haag. De eerste prijs wordt gehonoreerd met een bedrag van 500, Inlichtingen over voorwaarden etc. worden op aanvraag toegezonden. Het adres van de redactie is: Redactie Her vormd Nederland, Scheveningseweg 72, Den Haag. DUVEEN COLLECTIE WORDT BIJ SOTIIERBY GEVEILD Een belangrijke collectie moderne Fran se en Britse schilderijen die toebehoren aan wijlen de Amerikaanse kunstverzame laar Ernest Duveen, zal op 6 juli a.s. bij Sotheby te Londen worden geveild. Du- veen begon zijn verzameling in het begin der jaren twintig aan te leggen en de schilderijen die onder de hamer komen zijn niet alleen opmerkelijk om het peil van de smaak waarvan zij getuigen, maar ook voor de ontwikkeling van deze smaak over een periode van bijna veertig jaar. Wat de Franse en Britse kunstenaars betreft, omvat de collectie werken van Bonnard, Boudin, Chagall, Degas, Derain, Dufy, Menet, Renoir, Sickert en Suther land. Andere schilderijen zijn o.m. Modi- glani's „Portrait de Jeune Fille", dat kort voor de eerste wereldoorlog werd geschil derd; Albert Marquet's „Notre Dame", Segonzac's „Piste dans la Foret" en Sir Jacob Epstein's „Epping Forest". Ook zijn er werken van Ben Nicholson, Ivon Ni- chens, Graham Sutherlands, Henry Moore, Nicholas de Stael en W. S. Lowry. PATRIMONIUMLAAN 65. TEL 3261 ZANDSTRAAT 57 TELEF 3205 verkoop van uitsluitend op 17 en 18 juni, daar in het bos niet meer ver strekt wordt. Verkrijgbaar bij bosw. J. HAALBOOM Oude Veenendaalse grindweg 13. Rhenen Seizoenkaart f 1.50 Dagkaart f 0.50 Verzoeke geen papier e.d. in de bossen achter te laten. Patrim.laan 55 - Tel. 3520 VEENENDAAL ONDER WETENSCHAPPELIJKE LEIDING IN EIGEN LABORATORIA EN OP DE PROEFBEDRIJVEN TE BOXMEER HOFLEVERANCIER VAN Z.K.H. DE PRINS DER NEDERLANDEN (31) Terwijl Lorca in de grote burchtzaal het ge sprek poogt gaande te houden, dwaalt Presto over het binnenplein. De norse krijger heeft hem een slaapplaats gewezen en daarna niet meer naar hem omgekeken. „Voor een stalknecht houdt hij er een beste burcht op na!" mompelt Presto in zichzelf, terwijl hij hier en daar eens rondkijkt. „Maar ik geloof nooit, dat stalknecht zijn echte beroep was! Alleen, wat zocht hij dan op Barranca en wat was er dan voor gevaar, dat heer Aram zou bedreigen?" Hij haalde zijn schouders op en slenterde verder, terwijl hij voor zichzelf uitmaakte, dat heer Aram dat wel zou uitzoeken. Plotseling, terwijl hij hier en daar eens loopt te kijken, heeft Presto het gevoel, DOOR WESSEL SMITTER 36 „Ga mee" zei ik „in die modder hier doe je ook alleen maar natte voeten en een longontsteking op." Ik pakte hem bij zijn arm, zorgde, dat hij doorliep. Geen van ons sprak een woord tot we van het terrein af waren. Toen sprak ik tegen hem, pro beerde hem op te kikkeren. „Je moet niet meer zulke gekke din gen doen," zei ik. „Je moet je een beet je beheersen. De manier waarop je je in de laatste tijd gedraagt, is een beetje al te kras. Vandaag was het een nare boel op de fabriek, maar morgen zal alles weer gewoon gaan." „Ik moet maken, dat ik wegkom", zei hij. „Weg, hoe zou je wegkomen? Je bent me nog 30 dollar schuldig. Je hebt niets gespaard, alles wat je bezit is een half aandeel in de buitenboordmotor en een oud kreng van een wagen, dat niet kan rijden." „Ga je niet met me mee Benny?" „Ik hoor in Detroit thuis. Ik zeg niet, dat ik wegga, maar ik zeg ook niet dat niet ga. Op het ogenblik heb ik geen lust er over te spreken." „Ik wil niet alleen gaan - niet alleen Benny." „Alleen? en je vrouw en kind dan?" „Eerst zoeken we een plaatsje voor ze en dan laten we ze komen. We bouwen een hut, we wachten niet tot we geld ge noeg hebben voor een aanhangwagen. Ik weet een plekje bij de rivier, waar het gras tot aan Jiet water komt met hoge bomen erachter, waar de wind door heen kan blazen. We maken een laag hekje voor het kind en schilderen het wit. Bij de ramen zal een wilde wingerd groeien en een perk met stokrozen bij het hek. Zie je hoe het wordt, Benny? het zal haar best bevallen. Er zal dan geen reden voor geruzie en gekibbel meer zijn." „En hoe kom je aan je geld Russ, ik weet niet, waarom ik zoveel moeite voor je doe. Ik had thuis moeten blijven. De manier waarop je sprak overal een eind aan te maken ik dacht, dat je in de hoogoven wou springen." „Nee, Benny, nee, dat niet." „Dat durf je niet he Russ?" „Ik moet er niet aan denken," zei hij „bedenk eens wat er daarna gebeurt! Je weet toch, hoe het met Jerry gegaan is." „Ik wou maar," zei ik „dat ik je al leen had laten gaan. Maar nou heb ik ruzie met je vrouw gekregen en ze heeft me het huis uit gezet. Je zal voor ons alletwee excuus moeten vragen En dan be gin je opnieuw. Geef de kroegen en derge lijke dingen eraan werk geregeld en wees behoorlijk tegen Rita." „Ik wil niet naar de fabriek terug," zei hij. „Ik wil nooit meer een moer op een bout zetten." „Dat zal je wel moeten," zei ik. „Je gaat weer terug en je zult er plezier in krijgen dat hij bespied wordt. Zoekend kijkt hij om zich heen, doch hij ziet niemand. Ja, toch! Achter een klein raam van een der torens trekt een hoofd zich haastig terug. Maar toch niet zo gauw, of Presto heeft het gezicht herkend. Het is het gelaat van de minstreel, die op Barranca gezongen heeft! (Wordt vervolgd) ook. Door een kleinigheid als vandaag laat jij je niet afschrikken. Je moet je beheer sen opnieuw beginnen. En dat kan je niet doen door weg te lopen. Dat kan je alleen door met je borst voor uit en je kin in de hoogte, iedereen tot leugenaar te maken, die zegt, dat het werk aan de band teveel voor je is." Toen we thuis kwamen, was het donker. We gingen naar binnen en Russ draaide het licht op. We hingen onze jassen aan de muur achter de kachel. Russ ging naar de slaapkamer en kwam weer terug. „Ze is weg," fluisterde hij. „Het kind ook. Het is mijnd schuld Benny. Wat moet ik beginnen?" Hij keek angstig. „Niets doen," zei ik „ga naar bed." „Dat kan ik niet. Ik moet weten waar ze zijn." „Dat zal ik je zeggen," zei ik. „Ze zijn bij de ouwe heer." „Ik moet ze gaan halen," zei hij, naar zijn jas grijpend. Maar ik hield hem tegen. „Dat laat je," zei ik „als je nou met haar gaat praten, komt er weer ruzie. Laat haar vanavond met rust. Je kunt er dan eens ever denken wat een stakker je bent ge weest. En zij heeft gelegenheid tot rust te komen. Morgenochtend kan je haar zeggen, dat het je spijt haar vragen terug te komen." Ik nam zijn jas en hing hem weer op de spijker. Toen draaide ik het licht uit en we gingen naar onze kamers. Ik hoorde een van zijn schoenen op de grond vallen en nadat ik lang gewacht had en bijna in slaap gevallen was, hoorde ik de andere. DE MACHINE HEEFT HEM GEBROKEN 's Morgens gingen wij vroeg van huis en liepen bij de Rettinelli's aan op weg naar de fabriek. De ouwe was al naar zijn werk, maar mevrouw Rettinelli was er en ze kwam naar buiten, voordat we de kans kregen naar binnen te gaan. We hadden eigenlijk eerst onze hoeden naar binnen moeten gooien, voor we de stoep opgin gen, om eens poolshoogte te nemen in wat voor stemming ze was, want ze was op het oorlogspad. Met haar ellebogen wijd uit stevende ze op ons af met een lawine Italiaans, zo vlug dat we er geen woord van konden verstaan. Maar toch was het duidelijk genoeg wat ze bedoelde, zo in het algemeen tenminste. Rita was nergens te zien, maar haar jongere broer was er wel en die keek met zijn neus om het hoekje van de oudere dame en als ze weer op adem moest ko men legde hij er nog een schepje bovenop. „Zus is razend op jullie," zei hij „en mams zegt dat jullie de stoep afmoeten en we hebben de naam van het kind weer in Tony veranderd net zoals Pa's naam. Benny is veel te zoetsappig." We trokken ons terug op het trottoir. „Wacht effetjes" zei Russ. „Misschien moeten we nog iets doen." „Precies," zei ik. „Wat we moesten doen is dat joch eens manieren leren." Daarop begonnen zei beiden weer opnieuw en er bleef ons niets anders over, dan er maar vandoor te gaan, omdat de buren erg kre gen in de ruzie en het was duidelijk wel ke kant ze zouden kiezen. Russ wist niet wat te beginnen. Hij kon helemaal geen besluit nemen. „Als ik haar maar kon zien" zei hij. „Maar dat kan je niet. Heb je niet ge hoord, wat de ouwe dame zei?" „Als ik maar eens met haar kon praten." „Dat gaat evenmin pas wanneer ze niet meer zo razend op je is." „Zou ik misschien thuis moeten blijven? Wie weet komt ze haar boeltje halen en zie ik haar." Het joch hield van de stoep af een oog je in het zeil en de ouwe dame keek naar ons door het venster. „Neem het niet zo zwaar op" zei ik. „Laat haar de tijd om er over heen te komen laat haar een dag of wat met rust. Als de ouwe baas ongedokt heeft voor z'n blik zuigelingenvoedsel, zal hij blij zijn ze alletwee weer kwijt te raken." We gingen naar de fabriek. Toen we door de poort gingen was hij het nog niet eens met zichzelf of hij de bus had moe ten nemen of had moeten lopen; of hij wel naar de fabriek had moeten gaan of thuis had moeten blijven en of het beter zou zijn, zijn middaghapje buiten de poort of in de kantine te kopen. Ik ergerde me hoe langer hoe meer aan hem. We waren twee minuten te laat. Het was dat jaar voor de eerste keer dat er rode inkt op mijn kaart stond. Russ nam zijn plaats in aan de band; ik ging naast een nieuwe kerel staan die in plaats van Jerry gekomen was en wees hem wat hij moest doen. De vent pakte de zaak goed aan en daar hij een neger was, wist ik dat het hem wel zou afgaan, zonder dat hij het met zichzelf te kwaad kreeg. De band ging langzaam. Heel wat ou dere mensen waren er niet. Er werd nog wel gesproken over wat er gisteren ge beurd was, maar er gingen geen geruchten meer, en de arbeiders verkeerden niet meer in zo'n opgewonden stemming. Tegen 10 uur kwam een stelletje H.P.'s met glimmende schoenen van het kantoor, en stonden op de lege plek op de vloer, waar de machine van Guss had gestaan en keken heel geleerd. Ze spraken met Norm en toen haalden ze een paar mensen van de band weg om hen te ondervragen. Russ en mij lieten ze met rust en ik was blij dat ze weer wegwaren. En toen, niet lang daarna, begon het weer; Russ kon zich niet staande houden en kwam in moeilijkheden. Ik haastte mij naar hem toe, om te zien wat er aan de hand was. Hij worstelde met zijn werk, ging niet rustig en gestadig als de ande ren zijn gang en hoewel de band niet snel ging, zag hij er vermoeid en geprikkeld uit. „Luister eens, Bennie," zei hij toen ik naast hem inviel, „hoor je wel wat hij zegt? Wat de drijfriem zegt daarboven?" „Nee, wat dan?" Eerst nam ik het niet ernstig. „Het blijft maar in mijn kop hameren," zei hij. „Het blijft maar hameren. Im-po- tent; Im-po-tent; Im-po-tent, aldoor maar weer. Het is al zo de hele morgen aan de gang. De hele morgen probeer ik het al uit mijn oren te krijgen, maar het lukt me niet. Heb jij er geen last van?" „Ach, larie, Russ, loop naar de maan." „Maar ik zeg het je toch, Bennie, het is heus zo! Daar is het weer, hoor je het?" „Nee," (Wordt vervolgd)

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1960 | | pagina 6