Nieuwsblad voor Veenendaal Omstreken K E R S T N ACHT i - (Aan S£#Aa tfJUfixwAfoa KERSTFEEST ïtinb &necf)t hebber 34 jaargang VRIJDAG 23 DECEMBER 1960 Nr. 102 Uitgave: drukkerij „De Gelderse Vallei" Veenendaal Verschijnt tweemaal per week in: Veenendaal Amerongen Eist Rhenen Achterberg Overberg De Haar Ede Kade Maandcrhuurt Ederveen Renswoude Scherpenzeel KERSTVERHAAL 3<£erótochtend aan het meer motel** DAMIS- Assurantie-, Hypotheek- en Woningbureau BROUWER Hoe de wereld viert Redaktie en administratie: Parallelweg 10 - Veenendaal Tel. 0 8385-2022 (2 tynen) - Giro 563427 Redaktie: W. F. ter Hoeven Advertenties en abonnementen kunnen ook worden opgegeven by de agentschappen van „De Vallei" in plaatsen van verschijning VALLEI ADVERTENTIES Advertentieprijs per mm 15 cent Speciale kontraktprijzen op aanvraag Minimum per advertentie 4,50 Rubriek Vraag en Aanbod 1-10 woorden 1,elk woord meer 10 cent Abonnementsprijs 1,65 per kwartaal Losse nummers 15 cent GEORG STEPANSKA liep haastig de trap op van het gebouw van de Geheime Staatspolitie. Op de derde verdieping ging hij de lege wachtkamer binnen, waarvan hij de deur met een smak achter zich dicht gooide. Ruste loos in het vertrek ijsberend, bleef hij staan voor het portret van Eugen Rokitzan, aanvoerder van de democratische oppostitie. Een miljoen kronen was op zijn hoofd gezet, maar geen mens was het tot dusverre gelukt om die geweldige premie in de wacht te slepen. Eugen Rokitzan, de man met het bleke verbeten gezicht, die vlugschriften deed verspreiden, manifesten aanplakken, die op geheime vergaderingen het woord voerde, tot verzet aanspoorde, waar hij kon, maar die juist, als ze dachten hem in de val te hebben, altijd weer als in de lucht was opgelost, Rokitzan, wien gevaarlijke activiteit reeds maandenlang als een koorts door het leven van hem en zijn kameraden was gevaren en in een nimmer af latende jacht hen dag en nacht op de been hield. Georg zuchtte zjvaar en stak een si garet op. Zijn mager, ascetisch gezicht, met de gespannen spieren om neus en mond, stond strak en somber. Het was nu ruim twee jaar geleden, dat zijn vaderland in de greep van de dictatuur was gekomen. Hij, die door zijn vrien den de Ethicus werd genoemd, omdat hij sober leefde en hoge idealen na streefde en die reeds lange tijd was aangesloten bij een partij, die werk en brood voor een ieder beloofde, had men bij de politieke militie ingedeeld. Een ijverige intelligente kracht, die zijn op drachten stipt uitvoerde, al had dan geen mens nog opgemerkt, dat er de laatste maanden een kentering in zijn enthousiasme was gekomen. Nu de grote heren van het oude re gime geliquideerd waren, was een nieuwe reeks slachtoffers aan de beurt gekomen: intellectuelen, middenstan ders, renteniertjes, mensen allemaal, wier enige zonde hierin bestond, dat ze weinig voor de dictatuur voelden. En dan die steeds toenemende geldsmij terij onder de partijgenoten, die heb zucht en corruptieEen stem in hem begon hem te waarschuwen, dat het dit niet was, waarvoor hij gestreden had en tot dusverre was hij er niet in „Vrienden", besloot zij haar rede, „wanneer wij de huidige dictatuur be strijden willen, moeten we er een be tere ideologie voor in de plaats stellen. Onder de vorige regeringen is er veel voor het algemeen belang gedaan, na tuurlijk zijn er fouten gemaakt, maar in iedere samenleving zijn er nu een maal onverschilligen en egoïsten, die hun plicht verzaken. Maar wij, die bou wers zijn en geen slopers, die niet met het zwaard strijden, maar met de wa penen van de geest, wij willen ons nu reeds paraat maken om de grondslag te leggen voor een nog betere maat schappij, waartoe de inzet van onze ge hele persoonlijkheid gevraagd zal wor den. Eens toch zal de dag komen, waar op er weer vrijheid en recht in ons ge knechte vaderland zal zijn, al kunnen we die goede tijd bij geen benadering voorspellen." Toen hij weer op straat stond, voelde hij, dat er in zijn tot de kern verkleum de hart iets aan het ontdooien was. Hij dacht aan zijn moeder, die van zoiets als politiek niets begrepen zou hebben. „Georg, jongen, vraag je altijd af of Toen na dien nacht de storm had uitgewoed En 't woelig meer zijn wateren nedervlijde, Kwam er een stilte, plots en onvermoed, Van vreemde vrede over snel besneeuwde weiden. Die onze trots tot deemoed wist te breken, Zó schenkt Gij, Heer, na iedre strijd, Het wond re weten van Uw Aanwezigheid Na ieder duister dat ons dolen deed, Uw teken: D. Philips. geslaagd die hinderlijke stem tot zwij gen te brengen met het argument, dat iedere revolutie veel onschuldige slachtoffers eiste en alle excessen eerst uit moesten zieken, toen er plotseling iets was gebeurd, dat hem in rep en roer had gebracht. In verband met de jacht op Rokitzan was hij naar een bij eenkomst gestuurd, die als verdacht was opgegeven. Toen hij met zijn ver valste papieren zich toegang tot de kelder had weten te verschaffen, stond er een vrouw op het podium, die een rede hield over de jammerlijke toestan den in het verdrukte vaderland: een kleine, grijzende vrouw met een bewo gen stem en donzige zwarte ogen, waar van hij met een schok ervoer, dat ze een wonderlijke gelijkenis vertoonden met die van zijn moeder, die hij enkele jaren geleden verloren had. Zij ge bruikte geen grote leuzen, zij dreigde of schreeuwde niet, maar van heel haar vurig betoog ging een overtuiging uit, die diepe indruk maakte op haar ge hoor. In de aanvang had Georg geprobeerd zich innerlijk schrap te zetten. Immers was dit een lid van de door hem zo verachte Christen-democratische oppo sitie, maar gaandeweg was hij in de ban geraakt van die fascinerende per soonlijkheid, wier woorden datgene in de roos schoten, waarmee hij zo moei lijk tot klaarheid met zichzelf had we ten te komen. voor betere uurwerken H00FD5TP 91 VEENENDAAL Alle verzekeringen Hypotheken Verkoop vaste goederen Woningbeheer Taxaties beëdigd als makelaar en taxateur Veenendaal - Kanaalweg 2 - Tel. 2918 jij zou willen, dat ze het jou aandeden", was ze gewoon te zeggen, als hij de een of andere kwajongensstreek had uitge voerd. „Weet goed, dat je bij alle leed, dat je anderen aandoet, altijd de meeste schade doet aan je eigen ziel. Een zui ver hart, dat is de grootste schat in het leven." Dat zuivere hart, dat had zij zeker bezeten, die als weduwe met hard werken het geld had verdiend om hem te laten leren. Het had uit haar ogen gestraald, als ze 's middags de soep voor hem opschepte of in de avond zich koesterend over hem boog om hem nog eens toe te dekkenMaar hoe wei nig had hij de laatste maanden aan haar gedacht en toch was het de her innering aan haar vereelte handen, aan haar doorschijnend witte wangen, die hem de zijde van armen en misdeelden had doen kiezen De halve nacht had hij rusteloos pie kerend in bed liggen omwoelen, maar toen hij in het nuchtere daglicht ont waakte, was die hele ervaring hem als vreemd en onwezenlijk voorgekomen. Allemaal onzin, sentimenteel gebazel, dat de Nieuwe Orde alleen maar in ge vaar kon brengen en als hij die vrouw weer tegenkwam, zou hij haar vast en zeker laten arresteren. En toch wist hij in zijn rapport niets anders te melden dan „Niets' bijzonders op de Kool- markt" en toen hij die middag huiszoe king moest doen bij een winkelier, was hij woedend uitgevaren om het onbe schofte optreden van zijn mannen. Er rinkelde een waarschuwend bel letje. Zijn pet grijpend, begaf hij zich naar het vertrek van zijn superieur. Achter een enorm bureau was Hannak, zijn nieuwe chef, gezeten: een kaal- schedelige man met een plomp profiel en onrustige grauwe ogen. Het had niet veel moeite gekost om het vertrek be haaglijk in te richten. De Perzische ta pijten waren uit de inboedel van een gevluchte fabrikant, de Empire meu belen hadden in een kasteel gestaan, terwijl aan de imponerende schrijf tafel een generaal eens zijn krijgs plannen had uitgebroed. Met weerzin rondkijkend, dacht Georg aan zijn eigen kamer, waarin geen stuk, dat aan een ander had toebehoord. Zijn chef leunde vadsig in zijn stoel achterover. Zijn kwabbige witte han den over zijn vest vouwend, vroeg hij op laatdunkende toon: „En vertel eens, Rokitzan nog niet gearresteerd?" Het bloed vloog naar Georgs hoofd. Dat hij ook rekening en verantwoor ding had af te leggen aan Wilhelm Hannak, niet zo lang geleden zijn kap per en die hem nog slecht geknipt had ook! „Rokitzan is een levend wezen en geen machine, waarvan je de reacties precies kunt berekenen", antwoordde hij kortaf. „Dan zou het volgens jou nog jaren kunnen duren, eer hij gearresteerd wordt" „Niemand, die het weet." „Jullie zijn me kranige lui, dat moet ik zeggen", hoonde Hannak. „Dat jullie het met je allen nog niet klaar hebt ge speeld om die ene man te pakken. Ik verzeker je, dat het geduld hogerhand begint op te raken. Ik heb al heel wat onaangenaams over die zaak moeten aanhoren, lang moet dat geklungel niet meer duren, begrepen?" „Ga dan zelf mee op jacht", ant woordde Georg brutaal. „Zeg es even, een toontje lager. Weet je wel wie je voor hebt?" „Dat hoef je my niet te vragen." Hannak keek zijn mindere dreigend aan, maar toen deze zijn vernietigende blik weerstond, greep hij naar een rap port, dat hij gewichtig de wenkbrau wen fronsend doorkeek. „Die bijeenkomst op de Koolmarkt niets bijzonders?" „Een dozijn vrouwspersonen, die godsdienstige redevoeringen hielden." „Moet de godsdienst dan niet uitge roeid worden?" „Momenteel is er wel wat anders te doen." Hannak haalde de schouders op. Al zijn vertoon van zelfverzekerdheid ten spijt, voelde hij zich nog allerminst thuis in zijn nieuwbakken positie en op Georg, die vroeger onder het knip pen nooit een stom woord gezegd had, had hij het allerminst begrepen. Dat hij met zo één moest samenwerken. „Enfin, maar ga vanavond zo tegen half negen eens naar dit adres. Er schijnen in dat huis nogal veel mensen binnen te gaan, maar niemand, die er het rechte van weet. En al is het niets bijzonders, leg toch je oor te luisteren, geef je ogen de kost, want overal kun je iets opsteken". „Alsof ik dat niet allang weet", dacht Georg, de trap weer afstommelend. „Dat ik ook naar de pijpen moet dan sen van zo een, die door zijn intriges in enkele maanden bereikt heeft, waar over een ander jaren doet Het was 24 december, Heilige avond, maar twee jaar dictatuur waren vol doende geweest om elk spoor van vreugde om dat blijde feest grondig te liquideren. Geen verlichte winkels, geen opgewekte voorbijgangers, geen jubelende kerkklokken, enkel duister nis en ijzige koude. En in plotseling heimwee dacht hij am vroeger, toen hij met zijn moeder n^-ar de kerstmarkt ging, waar in de met tparretakken ver sierde kramen alles lag uitgestald, wat een kinderhart in verrukking kon bren gen: in zilverpapier verpakte koeken, bontgekleurd speelgoed en mysterieus als een geschenk uit de hemel, de kleine kribbe met het Christuskindje en op Heilige avond de Kerstboom thuis, waarvan de stralende kaarsen ook aan de schamelste geschenken zo'n wonderbare glans verleenden Hij zuchtte zwaar, maar wrevelig; toen vroeg hij zich af of het niet goed was, dat het gedaan was met die pop- pekast. „Godsdienst is opium voor het volk", had immers Lenin gezegd en reeds lang vóór de revolutie had hij in Kerstmis niet veel meer gezien dan een heidens feest, waarop overmatig werd gegeten en gedronken en de winkels vol hingen met gevilde dieren, voor het festijn afgeslacht Hij ging een bar binnen. Aan de tap kast was de eigenaar doende met fles sen spoelen. Achterin zaten enkele mannen te praten. Ze spraken op fluis terende toon en keken wantrouwend op toen hij binnenkwam. Er was echter geen aanleiding om op hen af te stui ven en inzage van hun identiteitskaar ten te vragen. Geen mens, of hij fluis terde en deed schichtig in de nieuwe Heilstaat. „Een wodka", zei hij tot de waard en nadat hij het glas naar binnen had ge wipt, met een zuur gezicht: „Als dat wodka verbeelden moet De eigenaar schudde meewarig het hoofd. „Ach ja, wat wil je, vroeger, toen Zichzelf in de rede "allend, verbeter de hij haastig: „Vroeger was het ge makkelijk genoeg om goede wodka te schenken, maar nu r M" "-«n ieder er zijn deel van hebben, dat is niet meer dan rechtvaardig, maar u begrijpt, dat ze aan de stokerijen dan ook wat water in hun wijn doen." Hij lachte uitbundig om die kostelijke woordspeling, maar Georg dacht: Lelijke huichelaar, ik zal je in de gaten houden met je bocht! De deur werd geopend en twee vrou wen, die gepofte kastanjes aan een stal letje verkochten, kwamen binnen en bestelden een bord erwtensoep. Ze droegen warme mantels en hadden ste vige schoenen aan de voeten, terwijl het hondje, dat om hen dartelde, er vrolijk en gezond uitzag en Georg dacht in triomf: vroeger liepen dergelijke vrouwen armoedig gekleed rond, ter wijl hun dieren scharminkels waren en kijk dat nu eens aan! Ach wat, het kon allemaal terechtkomen, als ze maar een flinke zuivering hielden in de eigen partij. Er zouden altijd nog genoeg ka meraden met hoge idealen overblijven. Hij keek op zijn horloge. Het werd tijd om naar dat adres te gaan. Niet dat hij veel bijzonders verwachtte. Een ver- jaarsfeestje met 20 mensen was al vol doende om door een hysterisch vrouws persoon als verdacht te worden gesig naleerd. Wat ze in dat opzicht aldoor meemaakten, was niet mooi meer. Hij had het huizenblok spoedig bereikt en merkte op, dat de situatie zodanig was, dat men er, zolang er niet werd ge- spionneerd, vrijwel onopgemerkt naar binnen kon gaan. Langs de achtertrap liep hij naar boven, stak een portaal over en klopte op een deur, die behoed zaam geopend werd. Het dienstdoende jongemens gaf hem met een glimlach zijn papieren terug. „Ik heb het al ge zien. U bent een vriend van Joseph Martini. Hoe maakt hij het?" „Best, hij werkt weer in de kwekerij", antwoord de Georg huichelachtig. Dat er in de kleine ruimte geregeld bijeenkomsten plaats moesten vinden, zag hij in een enkele oogopslag. Het podium was met sparregroen versierd, op de tafel stond een crucifix, terwijl de stoelen dicht bezet waren door mannen en vrouwen met zorgelijke gezichten: het hem be kende gezelschap. Om zich een houding te geven, maakte hij een praatje met een jongmeisje, dat vlugschriften uit deelde. „Moeilijke tijden" begon hij met een zucht. „Ja, ontzettend moeilijk, maar toch zijn er ook prachtige dingen, die er vroeger, toen alles zo'n sleur- gangetje ging, niet waren", antwoordde ze op ernstige toon. „Zeker, moed, zelf opoffering, maar of de godsdienst niet op den duur uitgeroeid zal worden?" „Nooit, zolang we mensen in ons mid den hebben als Zofia Karlova, ah, daar is ze Georg keek op en daar stond waar achtig weer zij op het podium, de vrouw met de ogen van zijn moederHet geroezemoes verstomde. Een ieder keek vol spanning naar haar, met wie ze zich als met duizenden draden van hoop en verlangen verbonden voelden. Na haar gehoor even te hebben opgenomen met haar kalme, doordringende blik, begon ze: „Vrienden! Of ge katholiek of protestant zijt of welke godsdienst ge anders moogt belijden, wij allen zijn hier tezamen gekomen om ons te be zinnen op de geboorte van Hem, die de wereld de blijde boodschap van de lief de heeft gebracht!" Ootmoedig vouwde ze de handen en terwijl zij het grijzende hoofd boog, werd het als hield ze een samenspraak met een uit een onzienlijke wereld. In verslonden aandacht keek Georg naar de verzonkenheid van dat nobele gelaat. Om zo te kunnen biddenToen ze eindelijk weer opkeek, begon ze te spre ken. Ze sprak over het droeve jaar, dat achter hen lag en waarin vele kame raden waren terechtgesteld, over het komende, waarin zij allen het kruis weer moesten opnemen, zoals Christus het Zijne had opgenomen, omdat men selijke waardigheid en waarachtig Godsgeloof slechts met de inzet van de gehele persoon veroverd kunnen wor den. Zij beschreef in tedere bewoordin gen het wonder van het Kerstfeest en wijdde lang uit over de diepe betekenis van de Christusfiguur voor de wereld, maar ofschoon ze tot allen sprak, had hij toch het gevoel, als richtte ze haar bewogen woorden tot hem alleen, als werden haar, nu als zwarte diamanten flonkerende ogen tot zoeklichten, waar mee ze de diepste geheimen van zijn ziel afzocht, als legde ze in de korte stilten het oor te luisteren aan zijn ver ontruste hartHet „Vrede op aarde, in de mensen een welbehagen', waar mede ze haartoespraak besloten had, klonk als een hoon in hem na, toen hij weer alleen in zijn kamer zat. „Vrede op aarde", zo had hij het ook gedroomd, als hij aan de hand van zijn moeder naar de Kerstdienst in de dorpskerk was gegaan, maar wat was er van ge bleven? Hij had het goede gewild en om dat te bereiken het slechte gedaan. Hij had mannen en vrouwen van hun vrij- (Zie verder pagina 4) Onder ITALIE'S zonnige hemel wordt het Kerstfeest met praal en louter vrolijkheid gevierd. Op de avond van de eerste kerstdag en de er op volgende Sint Stefanusdag veranderen de kerken in kijktonelen van luister en pracht. De Sint Pieterskerk te Rome biedt als grootste kerkgebouw ter wereld plaats aan tach tigduizend gelovigen en pelgrims uit alle oorden. Al zeer plechtig wordt het Kerstfeest gevierd in de kerk Santa Maria Maggiore, waar men resten van de krib van Bethlehem toont. „Merry Christmas" in ENGELAND: de kinderen han gen kousen aan schoorsteenmantel en deurknoppen, bestemd voor het ontvangen van hun kerstgeschenken. De klokken van Sint Pauls Cathedral beieren plechtig. Het feestelijk hoogtepunt van de kerstmaaltijd is de „Christmas-pudding", de aloude plumpudding. Weken lang tevoren is dit gerecht al met de grootste zorg en liefde bereid. Op de feestavond wordt de blauwachtig glanzende pudding, overgoten met de aangestoken rum of cognac, brandend binnengebracht. Ook in AMERIKA kroont de kalkoen de feestdis. Kin deren zetten veelal hun schoenen buiten de deur, zo dat „Santa Claus" hen met geschenken en lekkers kan bedenken. Om hem welwillend te stemmen wordt de schoen gewoonlijk gevuld met wat hooi en haver voor het paard. Te New York is Kerstfeest niets dan een soort publieke vermakelijkheid. In de wolkenkrabbers- wijk Manhattan richten vierentwintig gigantische lichtfonteinen in het Rockefeller Centre zich op ,,'s we relds grootste kerstboom". Het Kerstfeest van de ZWEEDSE kinderen staat in het teken van de kobolden, de kabouters en de an dere zonderlinge gedrochten uit hun sprookjesboeken. Bij de feestelijke „julklapp", de pakjesuitdeling op de avond van de eerste kerstdag, laten jonge huwelijks kandidaten zich dikwijls in kleurige verpakking het huis van hun aangebedene binnendragen. De verloving vindt dan gewoonlijk dadelijk daarna onder de kerst boom plaats. Jaarlijks wordt in elke plaats een meisje tot „Santa Lucia" gekozen. Deze lichtkoningin draagt een kroon met brandende kaarsjes op het blonde haar. Te PARIJS duurt op de avond voor Kerstmis de maaltijd vaak tot laat in de nacht. Bij dit „réveillon" komen er op de feestelijk gedekte tafels kalkoenen, oesters, truffels, wijngaardslakken, ganzelevers uit de Elzas en de befaamde „poulardes" voor. In OOSTENRIJK zwaait de wilde knecht Ruprecht de scepter. Op zoek naar de „hemelse herberg" dragen kinderen met lantarens en onder vrolijk gezang een Mariabeeld of een Kindeke Jezus langs de huizen. Op Kerstavond drinkt men warme most, die het bloed moet vernieuwen en de winterse kwalen verdrijven. Met brandende kaarsen trekt 's nachts de plaatselijke bevolking naar Wagrain in het Zillerdal en brengt de dorpsonderwijzer Franz Gruber en de pastoor Josef Mohr dank voor het mooiste en tederste kerstlied, dat de wereld geschonken werd. In dit kleine Oostenrijkse Alpendorp klonk in 1818 tijdens de Kerstmis voor het eerst het ontroerende lied, dat de aarde veroverde: „Stille nacht, heilige nacht ZIET, MIJN KNECHT Jesaja 42 la. Het Kerstfeest is het feest door en om de Knecht des Heeren. Gods knechten in de hof van Eden hebben het er slecht afgebracht. Neen, dat was niet omdat de Heere voor hen een wreed en hard Meester was, een dwingeland, die hen uitbuitte. Integendeel. De Schepper zette zijn knechten in Zijn lusthof. Daar mochten ze leven en werken in Zijn gemeenschap. Ze mochten er koningen zijn over de werken van Gods handen. Maardeze knechten willen heren zijn. Deze knechten zijn niet tevreden met de koninklijke plaats, welke God hen geeft. Ze zeggen God de Heere de gehoor zaamheid op. Nu zal, naar satans influistering, dan het tijdperk van hun macht en wijsheid aanbreken. Als God zullen ze zijn Maar helaas, wat bittere ontgoocheling. Wat blijkt het rampzalig te zijn om het dienstwerk Gods te verachten, zijn liefdedienst te versmaden en het juk van de duivel te verkiezen. Want nu wordt het echt slavernij, gebondenheid met banden der hel, verdorvenheid des harten, knechtschap der zonde. Israël in ballingschap is een droevig beeld van de verworden toestand van ons leven. Zoals wij van nature zijn heeft God de Heere geen knechten meer in deze wereld. Een ieder bedankt voor Zijn dienst, heeft Hem de gehoorzaamheid op gezegd, wil van Hem niet weten, ja is geneigd Hem te haten en openbaart dit menigmaal in woorden en daden. Wat een lust is er om de wereld te dienen, omzichzelf een naam te maken, om eigen verlangens te bevredigen, om het oog met welgevallen te slaan naar de ijdelheden dezer wereld. Wat een vermaak hebben we in wat we zelf graag doen, in onze liefhebberijen, schuldige en onschuldige, wat zijn we meesters in het uitwissen der grenzen van goed en kwaad, wat zijn we blind voor het hellend vlak, waarop jong en oud afglijden, de duisternis steeds verder in. En wat wordt de dienst des Heeren, het wandelen in Zijn geboden, het buigen onder Zijn Woord, het liefhebben van Zijn getuigenissen als een ondragelijk juk geschuwd. Bespottelijk wordt het zelfs voorgesteld als achterlijk en bekrompen en dom-ouderwets. Maar, zal er dan niemand meer zijn, die de Heere in liefde dient? Die Hem vreest met kinderlijke vreze om Zijns zelfs wil? Die het diensthuis der zonde ontvliedt en gaarne een dorpelwachter wil zijn in het Huis des Heeren? Die instemt van harte met de zaligspreking: Zalig zijn uw dienstknechten die voor uw aangezicht staan? Als het onder ons dan één diensthuis der zonde is, waar een ieder en alles samenspant om de touwen Gods af te werpen en Gods banden te verscheuren, dan 'zal God Zelf zorgen voor een knecht, ja voor DE Knecht bij uitnemendheid. Ziet, Mijn Knecht De Heere Zelf gaat Zich een Knecht verschaffen, Die Hem vrijwillig dienen zal, in wiens hart Gods wet geschreven is. De Knecht, die het belijdt: Zie Ik kom om Uw wil te doen, in de rol des boeks is van Mij geschreven. Ziet, daar ligt deze Knecht in de volheid des tijds in de kribbe van Bethlehem. Dat kind? Ja, dat Kind, bij welks geboorte de hemelen opengaan en de Engel de blijde boodschap verkondigen gaat, terwijl menigten des hemelsen heerlegers het „Ere zij God" aanheffen. Dat is de Knecht Gods.Christ us, de Heere. Hij komt ook inderdaad in dienst knechtsgestalte. Aan Hem is geen gedaante noch heerlijkheid dat we Hem zou den begeerd hebben. Straks hangt dit Kind aan het slachthout des kruizes, uit geworpen door het volk met zijn leidslieden, uitgeworpen als een vloekwaaardig slaaf der zonde. In deze weg is Hij echter juist Gods Knecht, Die zwoegt, die de arbeid Zijner ziel kent, die de toorn Gods op Zich neemt en de vloek tegen de ongerechtigheid van een volk dat vrijwillig en moedwillig zich in slavendienst der zonde begeven heeft. Hij wil er voor afdalen tot in de godverlatenheid toe. Deze knecht brengt het offer, dat God behaagt. Op deze Knecht heeft de Heere nu niets aan te merken. In deze Knecht is er verzoening met God en eeuwig leven in Zijn gemeenschap. Want deze Knecht, dit Kind, komt voor Anderen. Om anderer schuld te ver zoenen en de Heilige Geest te verwerven, die zondaarsharten vernieuwt en de voeten richt op de weg des vredes. Deze Knecht komt om anderen te dienen en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen. Daartoe nam Gods Zoon vlees en bloed aan uit de maagd Maria en ging hij de slavendienst in van het kruis. Maardeze knecht is overwinnaar. Hij verbreekt de kluisters van het graf en overwint de macht der hel. Hij vaart op ten hemel en wordt gezet aan Gods rechterhand. Deze Knecht ontvangt alle macht in hemel en op aarde. Deze Knecht regeert alle dingen. Deze Knecht vergadert Zijn kerk en houdt die kerk in stand. Deze Knecht komt weer en dan is Hem al het oordeel overgegeven. Al Zijn vijanden en de vijanden Zijns volks verwerpt Hij al de Zijnen neemt Hij op in Zijn eeuwige heerlijkheid. Hebt gij u door Gods Knecht al laten dienen? Zo niet, dan zijt ge nog bezig uzelf te helpen. Ge leeft dan nog in de waan dat ge vrij zijt en dat ge uzelf wel redden kunt. Ziet, ge zijt nog een slaaf der zonde, een gebondene door de ongerechtig heid. Ge dient nog in de gelederen van de satan en ge weet niet hoe hulpeloos en arm en schuldig ge wel zijt! Want als daarvoor door Gods genade uw oog opengaat, als ge u leert kennen als gebondene door de macht der ongerechtigheid, als gevangene van uw eigen verdorven hart - wat krijgt ge dan behoefte aan deze Knecht Gods. Wat wordt Hij, die ge eertijds verwierp, u dan begerens waardig. Als die Knecht Gods ook u eens wilde dienen en verlossen, zo leeft dan de verzuchting in uw hart. Welnu, weet het, Ziet, mijn Knecht, zegt God, die uw Knecht wil zijn, wiens lust het is om u te dienen, om u als hulpeloze en gebondene uw gevangenis te openen, uw banden los te maken, u te bevrijden uit het diensthuis der zonde en u aan Zich te verbinden met koorden der barmhartigheid. De waarheid van dit Schriftwoord \vordt ondervonden door allen, die als ge bondene tot de Heere leerden roepen: Och, Heere, red mijn ziel! Dan mag op Gods tijd de lofpsalm gehoord worden: Toen hoorde God, Hij is mijn liefde waardig, de Heer' is groot, genadig en rechtvaardig, en onze God ontfermt Zich op 't gebed. Maar dan kan het niet anders of, wanneer God Zijn liefde aldus in ons hart uit stort, de wederliefde wordt geboren waardoor de eertijds gebonden en vijandige mens leert vragen: Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal? God maakt Zich weer een volk, dat gewillig wordt, al is het dan hier slechts in beginsel, om in Zijn wegen te wandelen. Een volk, waarvoor de zonde een last wordt en dat lust gaat krijgen in de dienst des Heeren. Een volk dat door de Geest van Christus Jezus, de strijd leert kennen tegen alles wat van God en Zijn Knecht aftrekt. Een volk, dat leven mag uit de Knecht- Overwinnaar. Een volk, dat er zich over verwondert in onuitsprekelijke aan bidding, dat God de Heere hen als knecht wilde hebben, meer nog, hen als Kind wilde aannemen. En dit alles in en door het Kind in de kribbe van Bethlehem, Christus de Heere. Daarom leert dat volk van 's Heeren knechten dit Kind, deze Knecht, deze Chris tus toebrengen de lof, de eer en de dankzegging. En wie 't meest knecht wil zijn, diens lof zal het hoogst en het diepst klinken. Lof zij de God van Israël, De Heer, Die aan Zijn erfvolk dacht, En door Zijn liefderijk bestel Verlossing heeft teweeg gebracht. Ds J. Veemaas

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1960 | | pagina 1