Nieuwsblad voor Veenendaal Omstreken
K E R S T N
ACHT
i -
(Aan S£#Aa tfJUfixwAfoa
KERSTFEEST
ïtinb &necf)t hebber
34 jaargang
VRIJDAG 23 DECEMBER 1960
Nr. 102
Uitgave: drukkerij „De Gelderse Vallei" Veenendaal
Verschijnt tweemaal per week in: Veenendaal Amerongen Eist Rhenen Achterberg Overberg De Haar Ede Kade Maandcrhuurt Ederveen Renswoude Scherpenzeel
KERSTVERHAAL
3<£erótochtend
aan
het
meer
motel** DAMIS-
Assurantie-, Hypotheek- en
Woningbureau BROUWER
Hoe de wereld
viert
Redaktie en administratie:
Parallelweg 10 - Veenendaal
Tel. 0 8385-2022 (2 tynen) - Giro 563427
Redaktie: W. F. ter Hoeven
Advertenties en abonnementen
kunnen ook worden opgegeven by
de agentschappen van „De Vallei" in
plaatsen van verschijning
VALLEI
ADVERTENTIES
Advertentieprijs per mm 15 cent
Speciale kontraktprijzen op aanvraag
Minimum per advertentie 4,50
Rubriek Vraag en Aanbod 1-10
woorden 1,elk woord meer
10 cent
Abonnementsprijs 1,65 per kwartaal
Losse nummers 15 cent
GEORG STEPANSKA liep haastig de trap op van het gebouw van de
Geheime Staatspolitie. Op de derde verdieping ging hij de lege wachtkamer
binnen, waarvan hij de deur met een smak achter zich dicht gooide. Ruste
loos in het vertrek ijsberend, bleef hij staan voor het portret van Eugen
Rokitzan, aanvoerder van de democratische oppostitie. Een miljoen kronen
was op zijn hoofd gezet, maar geen mens was het tot dusverre gelukt om
die geweldige premie in de wacht te slepen.
Eugen Rokitzan, de man met het bleke verbeten gezicht, die vlugschriften
deed verspreiden, manifesten aanplakken, die op geheime vergaderingen
het woord voerde, tot verzet aanspoorde, waar hij kon, maar die juist, als
ze dachten hem in de val te hebben, altijd weer als in de lucht was opgelost,
Rokitzan, wien gevaarlijke activiteit reeds maandenlang als een koorts door
het leven van hem en zijn kameraden was gevaren en in een nimmer af
latende jacht hen dag en nacht op de been hield.
Georg zuchtte zjvaar en stak een si
garet op. Zijn mager, ascetisch gezicht,
met de gespannen spieren om neus en
mond, stond strak en somber. Het was
nu ruim twee jaar geleden, dat zijn
vaderland in de greep van de dictatuur
was gekomen. Hij, die door zijn vrien
den de Ethicus werd genoemd, omdat
hij sober leefde en hoge idealen na
streefde en die reeds lange tijd was
aangesloten bij een partij, die werk en
brood voor een ieder beloofde, had men
bij de politieke militie ingedeeld. Een
ijverige intelligente kracht, die zijn op
drachten stipt uitvoerde, al had dan
geen mens nog opgemerkt, dat er de
laatste maanden een kentering in zijn
enthousiasme was gekomen.
Nu de grote heren van het oude re
gime geliquideerd waren, was een
nieuwe reeks slachtoffers aan de beurt
gekomen: intellectuelen, middenstan
ders, renteniertjes, mensen allemaal,
wier enige zonde hierin bestond, dat ze
weinig voor de dictatuur voelden. En
dan die steeds toenemende geldsmij
terij onder de partijgenoten, die heb
zucht en corruptieEen stem in hem
begon hem te waarschuwen, dat het
dit niet was, waarvoor hij gestreden
had en tot dusverre was hij er niet in
„Vrienden", besloot zij haar rede,
„wanneer wij de huidige dictatuur be
strijden willen, moeten we er een be
tere ideologie voor in de plaats stellen.
Onder de vorige regeringen is er veel
voor het algemeen belang gedaan, na
tuurlijk zijn er fouten gemaakt, maar
in iedere samenleving zijn er nu een
maal onverschilligen en egoïsten, die
hun plicht verzaken. Maar wij, die bou
wers zijn en geen slopers, die niet met
het zwaard strijden, maar met de wa
penen van de geest, wij willen ons nu
reeds paraat maken om de grondslag
te leggen voor een nog betere maat
schappij, waartoe de inzet van onze ge
hele persoonlijkheid gevraagd zal wor
den. Eens toch zal de dag komen, waar
op er weer vrijheid en recht in ons ge
knechte vaderland zal zijn, al kunnen
we die goede tijd bij geen benadering
voorspellen."
Toen hij weer op straat stond, voelde
hij, dat er in zijn tot de kern verkleum
de hart iets aan het ontdooien was. Hij
dacht aan zijn moeder, die van zoiets
als politiek niets begrepen zou hebben.
„Georg, jongen, vraag je altijd af of
Toen na dien nacht de storm had uitgewoed
En 't woelig meer zijn wateren nedervlijde,
Kwam er een stilte, plots en onvermoed,
Van vreemde vrede over snel besneeuwde weiden.
Die onze trots tot deemoed wist te breken,
Zó schenkt Gij, Heer, na iedre strijd,
Het wond re weten van Uw Aanwezigheid
Na ieder duister dat ons dolen deed, Uw teken:
D. Philips.
geslaagd die hinderlijke stem tot zwij
gen te brengen met het argument, dat
iedere revolutie veel onschuldige
slachtoffers eiste en alle excessen eerst
uit moesten zieken, toen er plotseling
iets was gebeurd, dat hem in rep en
roer had gebracht. In verband met de
jacht op Rokitzan was hij naar een bij
eenkomst gestuurd, die als verdacht
was opgegeven. Toen hij met zijn ver
valste papieren zich toegang tot de
kelder had weten te verschaffen, stond
er een vrouw op het podium, die een
rede hield over de jammerlijke toestan
den in het verdrukte vaderland: een
kleine, grijzende vrouw met een bewo
gen stem en donzige zwarte ogen, waar
van hij met een schok ervoer, dat ze
een wonderlijke gelijkenis vertoonden
met die van zijn moeder, die hij enkele
jaren geleden verloren had. Zij ge
bruikte geen grote leuzen, zij dreigde
of schreeuwde niet, maar van heel haar
vurig betoog ging een overtuiging uit,
die diepe indruk maakte op haar ge
hoor.
In de aanvang had Georg geprobeerd
zich innerlijk schrap te zetten. Immers
was dit een lid van de door hem zo
verachte Christen-democratische oppo
sitie, maar gaandeweg was hij in de
ban geraakt van die fascinerende per
soonlijkheid, wier woorden datgene in
de roos schoten, waarmee hij zo moei
lijk tot klaarheid met zichzelf had we
ten te komen.
voor betere uurwerken
H00FD5TP 91 VEENENDAAL
Alle verzekeringen
Hypotheken
Verkoop vaste goederen
Woningbeheer
Taxaties
beëdigd als makelaar en taxateur
Veenendaal - Kanaalweg 2 - Tel. 2918
jij zou willen, dat ze het jou aandeden",
was ze gewoon te zeggen, als hij de een
of andere kwajongensstreek had uitge
voerd. „Weet goed, dat je bij alle leed,
dat je anderen aandoet, altijd de meeste
schade doet aan je eigen ziel. Een zui
ver hart, dat is de grootste schat in het
leven." Dat zuivere hart, dat had zij
zeker bezeten, die als weduwe met hard
werken het geld had verdiend om hem
te laten leren. Het had uit haar ogen
gestraald, als ze 's middags de soep
voor hem opschepte of in de avond zich
koesterend over hem boog om hem nog
eens toe te dekkenMaar hoe wei
nig had hij de laatste maanden aan
haar gedacht en toch was het de her
innering aan haar vereelte handen, aan
haar doorschijnend witte wangen, die
hem de zijde van armen en misdeelden
had doen kiezen
De halve nacht had hij rusteloos pie
kerend in bed liggen omwoelen, maar
toen hij in het nuchtere daglicht ont
waakte, was die hele ervaring hem als
vreemd en onwezenlijk voorgekomen.
Allemaal onzin, sentimenteel gebazel,
dat de Nieuwe Orde alleen maar in ge
vaar kon brengen en als hij die vrouw
weer tegenkwam, zou hij haar vast en
zeker laten arresteren. En toch wist hij
in zijn rapport niets anders te melden
dan „Niets' bijzonders op de Kool-
markt" en toen hij die middag huiszoe
king moest doen bij een winkelier, was
hij woedend uitgevaren om het onbe
schofte optreden van zijn mannen.
Er rinkelde een waarschuwend bel
letje. Zijn pet grijpend, begaf hij zich
naar het vertrek van zijn superieur.
Achter een enorm bureau was Hannak,
zijn nieuwe chef, gezeten: een kaal-
schedelige man met een plomp profiel
en onrustige grauwe ogen. Het had niet
veel moeite gekost om het vertrek be
haaglijk in te richten. De Perzische ta
pijten waren uit de inboedel van een
gevluchte fabrikant, de Empire meu
belen hadden in een kasteel gestaan,
terwijl aan de imponerende schrijf
tafel een generaal eens zijn krijgs
plannen had uitgebroed. Met weerzin
rondkijkend, dacht Georg aan zijn
eigen kamer, waarin geen stuk, dat aan
een ander had toebehoord.
Zijn chef leunde vadsig in zijn stoel
achterover. Zijn kwabbige witte han
den over zijn vest vouwend, vroeg hij
op laatdunkende toon: „En vertel eens,
Rokitzan nog niet gearresteerd?"
Het bloed vloog naar Georgs hoofd.
Dat hij ook rekening en verantwoor
ding had af te leggen aan Wilhelm
Hannak, niet zo lang geleden zijn kap
per en die hem nog slecht geknipt had
ook!
„Rokitzan is een levend wezen en
geen machine, waarvan je de reacties
precies kunt berekenen", antwoordde
hij kortaf.
„Dan zou het volgens jou nog jaren
kunnen duren, eer hij gearresteerd
wordt"
„Niemand, die het weet."
„Jullie zijn me kranige lui, dat moet
ik zeggen", hoonde Hannak. „Dat jullie
het met je allen nog niet klaar hebt ge
speeld om die ene man te pakken. Ik
verzeker je, dat het geduld hogerhand
begint op te raken. Ik heb al heel wat
onaangenaams over die zaak moeten
aanhoren, lang moet dat geklungel niet
meer duren, begrepen?"
„Ga dan zelf mee op jacht", ant
woordde Georg brutaal.
„Zeg es even, een toontje lager. Weet
je wel wie je voor hebt?"
„Dat hoef je my niet te vragen."
Hannak keek zijn mindere dreigend
aan, maar toen deze zijn vernietigende
blik weerstond, greep hij naar een rap
port, dat hij gewichtig de wenkbrau
wen fronsend doorkeek.
„Die bijeenkomst op de Koolmarkt
niets bijzonders?"
„Een dozijn vrouwspersonen, die
godsdienstige redevoeringen hielden."
„Moet de godsdienst dan niet uitge
roeid worden?"
„Momenteel is er wel wat anders te
doen."
Hannak haalde de schouders op. Al
zijn vertoon van zelfverzekerdheid ten
spijt, voelde hij zich nog allerminst
thuis in zijn nieuwbakken positie en
op Georg, die vroeger onder het knip
pen nooit een stom woord gezegd had,
had hij het allerminst begrepen. Dat
hij met zo één moest samenwerken.
„Enfin, maar ga vanavond zo tegen
half negen eens naar dit adres. Er
schijnen in dat huis nogal veel mensen
binnen te gaan, maar niemand, die er
het rechte van weet. En al is het niets
bijzonders, leg toch je oor te luisteren,
geef je ogen de kost, want overal kun
je iets opsteken".
„Alsof ik dat niet allang weet", dacht
Georg, de trap weer afstommelend.
„Dat ik ook naar de pijpen moet dan
sen van zo een, die door zijn intriges in
enkele maanden bereikt heeft, waar
over een ander jaren doet
Het was 24 december, Heilige avond,
maar twee jaar dictatuur waren vol
doende geweest om elk spoor van
vreugde om dat blijde feest grondig te
liquideren. Geen verlichte winkels,
geen opgewekte voorbijgangers, geen
jubelende kerkklokken, enkel duister
nis en ijzige koude. En in plotseling
heimwee dacht hij am vroeger, toen
hij met zijn moeder n^-ar de kerstmarkt
ging, waar in de met tparretakken ver
sierde kramen alles lag uitgestald, wat
een kinderhart in verrukking kon bren
gen: in zilverpapier verpakte koeken,
bontgekleurd speelgoed en mysterieus
als een geschenk uit de hemel, de
kleine kribbe met het Christuskindje
en op Heilige avond de Kerstboom
thuis, waarvan de stralende kaarsen
ook aan de schamelste geschenken zo'n
wonderbare glans verleenden
Hij zuchtte zwaar, maar wrevelig;
toen vroeg hij zich af of het niet goed
was, dat het gedaan was met die pop-
pekast. „Godsdienst is opium voor het
volk", had immers Lenin gezegd en
reeds lang vóór de revolutie had hij in
Kerstmis niet veel meer gezien dan een
heidens feest, waarop overmatig werd
gegeten en gedronken en de winkels
vol hingen met gevilde dieren, voor het
festijn afgeslacht
Hij ging een bar binnen. Aan de tap
kast was de eigenaar doende met fles
sen spoelen. Achterin zaten enkele
mannen te praten. Ze spraken op fluis
terende toon en keken wantrouwend op
toen hij binnenkwam. Er was echter
geen aanleiding om op hen af te stui
ven en inzage van hun identiteitskaar
ten te vragen. Geen mens, of hij fluis
terde en deed schichtig in de nieuwe
Heilstaat.
„Een wodka", zei hij tot de waard en
nadat hij het glas naar binnen had ge
wipt, met een zuur gezicht: „Als dat
wodka verbeelden moet
De eigenaar schudde meewarig het
hoofd. „Ach ja, wat wil je, vroeger,
toen
Zichzelf in de rede "allend, verbeter
de hij haastig: „Vroeger was het ge
makkelijk genoeg om goede wodka te
schenken, maar nu r M" "-«n ieder er
zijn deel van hebben, dat is niet meer
dan rechtvaardig, maar u begrijpt, dat
ze aan de stokerijen dan ook wat water
in hun wijn doen." Hij lachte uitbundig
om die kostelijke woordspeling, maar
Georg dacht: Lelijke huichelaar, ik zal
je in de gaten houden met je bocht!
De deur werd geopend en twee vrou
wen, die gepofte kastanjes aan een stal
letje verkochten, kwamen binnen en
bestelden een bord erwtensoep. Ze
droegen warme mantels en hadden ste
vige schoenen aan de voeten, terwijl
het hondje, dat om hen dartelde, er
vrolijk en gezond uitzag en Georg dacht
in triomf: vroeger liepen dergelijke
vrouwen armoedig gekleed rond, ter
wijl hun dieren scharminkels waren en
kijk dat nu eens aan! Ach wat, het kon
allemaal terechtkomen, als ze maar een
flinke zuivering hielden in de eigen
partij. Er zouden altijd nog genoeg ka
meraden met hoge idealen overblijven.
Hij keek op zijn horloge. Het werd
tijd om naar dat adres te gaan. Niet dat
hij veel bijzonders verwachtte. Een ver-
jaarsfeestje met 20 mensen was al vol
doende om door een hysterisch vrouws
persoon als verdacht te worden gesig
naleerd. Wat ze in dat opzicht aldoor
meemaakten, was niet mooi meer. Hij
had het huizenblok spoedig bereikt en
merkte op, dat de situatie zodanig was,
dat men er, zolang er niet werd ge-
spionneerd, vrijwel onopgemerkt naar
binnen kon gaan. Langs de achtertrap
liep hij naar boven, stak een portaal
over en klopte op een deur, die behoed
zaam geopend werd. Het dienstdoende
jongemens gaf hem met een glimlach
zijn papieren terug. „Ik heb het al ge
zien. U bent een vriend van Joseph
Martini. Hoe maakt hij het?" „Best, hij
werkt weer in de kwekerij", antwoord
de Georg huichelachtig. Dat er in de
kleine ruimte geregeld bijeenkomsten
plaats moesten vinden, zag hij in een
enkele oogopslag. Het podium was met
sparregroen versierd, op de tafel stond
een crucifix, terwijl de stoelen dicht
bezet waren door mannen en vrouwen
met zorgelijke gezichten: het hem be
kende gezelschap. Om zich een houding
te geven, maakte hij een praatje met
een jongmeisje, dat vlugschriften uit
deelde. „Moeilijke tijden" begon hij met
een zucht. „Ja, ontzettend moeilijk,
maar toch zijn er ook prachtige dingen,
die er vroeger, toen alles zo'n sleur-
gangetje ging, niet waren", antwoordde
ze op ernstige toon. „Zeker, moed, zelf
opoffering, maar of de godsdienst niet
op den duur uitgeroeid zal worden?"
„Nooit, zolang we mensen in ons mid
den hebben als Zofia Karlova, ah, daar
is ze
Georg keek op en daar stond waar
achtig weer zij op het podium, de vrouw
met de ogen van zijn moederHet
geroezemoes verstomde. Een ieder keek
vol spanning naar haar, met wie ze
zich als met duizenden draden van hoop
en verlangen verbonden voelden. Na
haar gehoor even te hebben opgenomen
met haar kalme, doordringende blik,
begon ze: „Vrienden! Of ge katholiek
of protestant zijt of welke godsdienst ge
anders moogt belijden, wij allen zijn
hier tezamen gekomen om ons te be
zinnen op de geboorte van Hem, die de
wereld de blijde boodschap van de lief
de heeft gebracht!"
Ootmoedig vouwde ze de handen en
terwijl zij het grijzende hoofd boog,
werd het als hield ze een samenspraak
met een uit een onzienlijke wereld. In
verslonden aandacht keek Georg naar
de verzonkenheid van dat nobele gelaat.
Om zo te kunnen biddenToen ze
eindelijk weer opkeek, begon ze te spre
ken. Ze sprak over het droeve jaar, dat
achter hen lag en waarin vele kame
raden waren terechtgesteld, over het
komende, waarin zij allen het kruis
weer moesten opnemen, zoals Christus
het Zijne had opgenomen, omdat men
selijke waardigheid en waarachtig
Godsgeloof slechts met de inzet van de
gehele persoon veroverd kunnen wor
den. Zij beschreef in tedere bewoordin
gen het wonder van het Kerstfeest en
wijdde lang uit over de diepe betekenis
van de Christusfiguur voor de wereld,
maar ofschoon ze tot allen sprak, had
hij toch het gevoel, als richtte ze haar
bewogen woorden tot hem alleen, als
werden haar, nu als zwarte diamanten
flonkerende ogen tot zoeklichten, waar
mee ze de diepste geheimen van zijn
ziel afzocht, als legde ze in de korte
stilten het oor te luisteren aan zijn ver
ontruste hartHet „Vrede op aarde,
in de mensen een welbehagen', waar
mede ze haartoespraak besloten had,
klonk als een hoon in hem na, toen hij
weer alleen in zijn kamer zat. „Vrede
op aarde", zo had hij het ook gedroomd,
als hij aan de hand van zijn moeder
naar de Kerstdienst in de dorpskerk
was gegaan, maar wat was er van ge
bleven? Hij had het goede gewild en om
dat te bereiken het slechte gedaan. Hij
had mannen en vrouwen van hun vrij-
(Zie verder pagina 4)
Onder ITALIE'S zonnige hemel wordt het Kerstfeest
met praal en louter vrolijkheid gevierd. Op de avond
van de eerste kerstdag en de er op volgende Sint
Stefanusdag veranderen de kerken in kijktonelen van
luister en pracht. De Sint Pieterskerk te Rome biedt
als grootste kerkgebouw ter wereld plaats aan tach
tigduizend gelovigen en pelgrims uit alle oorden. Al
zeer plechtig wordt het Kerstfeest gevierd in de kerk
Santa Maria Maggiore, waar men resten van de krib
van Bethlehem toont.
„Merry Christmas" in ENGELAND: de kinderen han
gen kousen aan schoorsteenmantel en deurknoppen,
bestemd voor het ontvangen van hun kerstgeschenken.
De klokken van Sint Pauls Cathedral beieren plechtig.
Het feestelijk hoogtepunt van de kerstmaaltijd is de
„Christmas-pudding", de aloude plumpudding. Weken
lang tevoren is dit gerecht al met de grootste zorg en
liefde bereid. Op de feestavond wordt de blauwachtig
glanzende pudding, overgoten met de aangestoken rum
of cognac, brandend binnengebracht.
Ook in AMERIKA kroont de kalkoen de feestdis. Kin
deren zetten veelal hun schoenen buiten de deur, zo
dat „Santa Claus" hen met geschenken en lekkers kan
bedenken. Om hem welwillend te stemmen wordt de
schoen gewoonlijk gevuld met wat hooi en haver voor
het paard. Te New York is Kerstfeest niets dan een
soort publieke vermakelijkheid. In de wolkenkrabbers-
wijk Manhattan richten vierentwintig gigantische
lichtfonteinen in het Rockefeller Centre zich op ,,'s we
relds grootste kerstboom".
Het Kerstfeest van de ZWEEDSE kinderen staat in
het teken van de kobolden, de kabouters en de an
dere zonderlinge gedrochten uit hun sprookjesboeken.
Bij de feestelijke „julklapp", de pakjesuitdeling op de
avond van de eerste kerstdag, laten jonge huwelijks
kandidaten zich dikwijls in kleurige verpakking het
huis van hun aangebedene binnendragen. De verloving
vindt dan gewoonlijk dadelijk daarna onder de kerst
boom plaats. Jaarlijks wordt in elke plaats een meisje
tot „Santa Lucia" gekozen. Deze lichtkoningin draagt
een kroon met brandende kaarsjes op het blonde haar.
Te PARIJS duurt op de avond voor Kerstmis de
maaltijd vaak tot laat in de nacht. Bij dit „réveillon"
komen er op de feestelijk gedekte tafels kalkoenen,
oesters, truffels, wijngaardslakken, ganzelevers uit de
Elzas en de befaamde „poulardes" voor.
In OOSTENRIJK zwaait de wilde knecht Ruprecht de
scepter. Op zoek naar de „hemelse herberg" dragen
kinderen met lantarens en onder vrolijk gezang een
Mariabeeld of een Kindeke Jezus langs de huizen. Op
Kerstavond drinkt men warme most, die het bloed
moet vernieuwen en de winterse kwalen verdrijven.
Met brandende kaarsen trekt 's nachts de plaatselijke
bevolking naar Wagrain in het Zillerdal en brengt de
dorpsonderwijzer Franz Gruber en de pastoor Josef
Mohr dank voor het mooiste en tederste kerstlied, dat
de wereld geschonken werd. In dit kleine Oostenrijkse
Alpendorp klonk in 1818 tijdens de Kerstmis voor het
eerst het ontroerende lied, dat de aarde veroverde:
„Stille nacht, heilige nacht
ZIET, MIJN KNECHT Jesaja 42 la.
Het Kerstfeest is het feest door en om de Knecht des Heeren. Gods knechten in
de hof van Eden hebben het er slecht afgebracht.
Neen, dat was niet omdat de Heere voor hen een wreed en hard Meester was,
een dwingeland, die hen uitbuitte. Integendeel. De Schepper zette zijn knechten
in Zijn lusthof. Daar mochten ze leven en werken in Zijn gemeenschap. Ze
mochten er koningen zijn over de werken van Gods handen.
Maardeze knechten willen heren zijn. Deze knechten zijn niet tevreden met
de koninklijke plaats, welke God hen geeft. Ze zeggen God de Heere de gehoor
zaamheid op. Nu zal, naar satans influistering, dan het tijdperk van hun macht
en wijsheid aanbreken. Als God zullen ze zijn
Maar helaas, wat bittere ontgoocheling. Wat blijkt het rampzalig te zijn
om het dienstwerk Gods te verachten, zijn liefdedienst te versmaden en het juk
van de duivel te verkiezen. Want nu wordt het echt slavernij, gebondenheid met
banden der hel, verdorvenheid des harten, knechtschap der zonde. Israël in
ballingschap is een droevig beeld van de verworden toestand van ons leven.
Zoals wij van nature zijn heeft God de Heere geen knechten meer in deze
wereld. Een ieder bedankt voor Zijn dienst, heeft Hem de gehoorzaamheid op
gezegd, wil van Hem niet weten, ja is geneigd Hem te haten en openbaart
dit menigmaal in woorden en daden.
Wat een lust is er om de wereld te dienen, omzichzelf een naam te maken, om
eigen verlangens te bevredigen, om het oog met welgevallen te slaan naar de
ijdelheden dezer wereld. Wat een vermaak hebben we in wat we zelf graag doen,
in onze liefhebberijen, schuldige en onschuldige, wat zijn we meesters in het
uitwissen der grenzen van goed en kwaad, wat zijn we blind voor het hellend
vlak, waarop jong en oud afglijden, de duisternis steeds verder in.
En wat wordt de dienst des Heeren, het wandelen in Zijn geboden, het buigen
onder Zijn Woord, het liefhebben van Zijn getuigenissen als een ondragelijk juk
geschuwd. Bespottelijk wordt het zelfs voorgesteld als achterlijk en bekrompen
en dom-ouderwets.
Maar, zal er dan niemand meer zijn, die de Heere in liefde dient? Die Hem
vreest met kinderlijke vreze om Zijns zelfs wil? Die het diensthuis der zonde
ontvliedt en gaarne een dorpelwachter wil zijn in het Huis des Heeren? Die
instemt van harte met de zaligspreking: Zalig zijn uw dienstknechten die voor
uw aangezicht staan? Als het onder ons dan één diensthuis der zonde is, waar
een ieder en alles samenspant om de touwen Gods af te werpen en Gods banden
te verscheuren, dan 'zal God Zelf zorgen voor een knecht, ja voor DE Knecht
bij uitnemendheid.
Ziet, Mijn Knecht
De Heere Zelf gaat Zich een Knecht verschaffen, Die Hem vrijwillig dienen zal,
in wiens hart Gods wet geschreven is. De Knecht, die het belijdt: Zie Ik kom
om Uw wil te doen, in de rol des boeks is van Mij geschreven. Ziet, daar ligt deze
Knecht in de volheid des tijds in de kribbe van Bethlehem.
Dat kind? Ja, dat Kind, bij welks geboorte de hemelen opengaan en de Engel
de blijde boodschap verkondigen gaat, terwijl menigten des hemelsen heerlegers
het „Ere zij God" aanheffen.
Dat is de Knecht Gods.Christ us, de Heere. Hij komt ook inderdaad in dienst
knechtsgestalte. Aan Hem is geen gedaante noch heerlijkheid dat we Hem zou
den begeerd hebben. Straks hangt dit Kind aan het slachthout des kruizes, uit
geworpen door het volk met zijn leidslieden, uitgeworpen als een vloekwaaardig
slaaf der zonde. In deze weg is Hij echter juist Gods Knecht, Die zwoegt, die de
arbeid Zijner ziel kent, die de toorn Gods op Zich neemt en de vloek tegen de
ongerechtigheid van een volk dat vrijwillig en moedwillig zich in slavendienst
der zonde begeven heeft. Hij wil er voor afdalen tot in de godverlatenheid toe.
Deze knecht brengt het offer, dat God behaagt. Op deze Knecht heeft de Heere
nu niets aan te merken. In deze Knecht is er verzoening met God en eeuwig
leven in Zijn gemeenschap.
Want deze Knecht, dit Kind, komt voor Anderen. Om anderer schuld te ver
zoenen en de Heilige Geest te verwerven, die zondaarsharten vernieuwt en de
voeten richt op de weg des vredes. Deze Knecht komt om anderen te dienen en
Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen. Daartoe nam Gods Zoon vlees en
bloed aan uit de maagd Maria en ging hij de slavendienst in van het kruis.
Maardeze knecht is overwinnaar. Hij verbreekt de kluisters van het graf en
overwint de macht der hel. Hij vaart op ten hemel en wordt gezet aan Gods
rechterhand. Deze Knecht ontvangt alle macht in hemel en op aarde. Deze
Knecht regeert alle dingen. Deze Knecht vergadert Zijn kerk en houdt die kerk
in stand. Deze Knecht komt weer en dan is Hem al het oordeel overgegeven. Al
Zijn vijanden en de vijanden Zijns volks verwerpt Hij al de Zijnen neemt Hij
op in Zijn eeuwige heerlijkheid.
Hebt gij u door Gods Knecht al laten dienen? Zo niet, dan zijt ge nog bezig uzelf
te helpen. Ge leeft dan nog in de waan dat ge vrij zijt en dat ge uzelf wel redden
kunt. Ziet, ge zijt nog een slaaf der zonde, een gebondene door de ongerechtig
heid. Ge dient nog in de gelederen van de satan en ge weet niet hoe hulpeloos
en arm en schuldig ge wel zijt! Want als daarvoor door Gods genade uw oog
opengaat, als ge u leert kennen als gebondene door de macht der ongerechtigheid,
als gevangene van uw eigen verdorven hart - wat krijgt ge dan behoefte aan
deze Knecht Gods. Wat wordt Hij, die ge eertijds verwierp, u dan begerens
waardig. Als die Knecht Gods ook u eens wilde dienen en verlossen, zo leeft dan
de verzuchting in uw hart.
Welnu, weet het, Ziet, mijn Knecht, zegt God, die uw Knecht wil zijn, wiens lust
het is om u te dienen, om u als hulpeloze en gebondene uw gevangenis te openen,
uw banden los te maken, u te bevrijden uit het diensthuis der zonde en u aan
Zich te verbinden met koorden der barmhartigheid.
De waarheid van dit Schriftwoord \vordt ondervonden door allen, die als ge
bondene tot de Heere leerden roepen: Och, Heere, red mijn ziel! Dan mag op
Gods tijd de lofpsalm gehoord worden: Toen hoorde God, Hij is mijn liefde
waardig, de Heer' is groot, genadig en rechtvaardig, en onze God ontfermt Zich
op 't gebed.
Maar dan kan het niet anders of, wanneer God Zijn liefde aldus in ons hart uit
stort, de wederliefde wordt geboren waardoor de eertijds gebonden en vijandige
mens leert vragen: Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal? God maakt Zich weer
een volk, dat gewillig wordt, al is het dan hier slechts in beginsel, om in Zijn
wegen te wandelen. Een volk, waarvoor de zonde een last wordt en dat lust gaat
krijgen in de dienst des Heeren.
Een volk dat door de Geest van Christus Jezus, de strijd leert kennen tegen alles
wat van God en Zijn Knecht aftrekt. Een volk, dat leven mag uit de Knecht-
Overwinnaar. Een volk, dat er zich over verwondert in onuitsprekelijke aan
bidding, dat God de Heere hen als knecht wilde hebben, meer nog, hen als Kind
wilde aannemen. En dit alles in en door het Kind in de kribbe van Bethlehem,
Christus de Heere.
Daarom leert dat volk van 's Heeren knechten dit Kind, deze Knecht, deze Chris
tus toebrengen de lof, de eer en de dankzegging.
En wie 't meest knecht wil zijn, diens lof zal het hoogst en het diepst klinken.
Lof zij de God van Israël,
De Heer, Die aan Zijn erfvolk dacht,
En door Zijn liefderijk bestel
Verlossing heeft teweeg gebracht.
Ds J. Veemaas