Beton- timmerlieden Machiel van Dijk weekrëdame f GARTA DE GEBOORTE VAN EEN DORP - X - 15 ct. GOEDKOPER REUZE RIJST gratis wmmmmMmmmmmm EN BETERE WAAR ÈN 10°/0 KORTING ALLÉÉN DE GRUYTER Liefde kent geen Lichaamsgebrek Contacten met de Vechtstreek De nieuwe Rijnsluis De Grift navigabel! Mit alle grote schepen Samereuzen Reizen naar Vreeland De Wageningse Grift Een vreemde handelwijze Afschieren van landen Vaartmeesters De Grift voltooid! Visitatie N.V. AANNEMERSBEDRIJF Iedere week zo'n vierkante gulden, dat zijn er 52 in 'n jaar! Dat is gèld, véél geld. Want op elk tientje boodschappen bij De Gruyter een gulden krijgen, dat telt vlotjes aan! Honderddui zenden huisvrouwen verdienen zelf zo véél geld, en makkelijk verdiend ook! Niets te betalen niets te plakken niets te knip pen. Kassabons zijn immers gratis, altijd en overal inwisselbaar bij De Gruyter voor stevige ronde guldens! CHOCOLADE HAGEL CHOCOLADE PASTA NASI GORENG-KRUIDEN 15 ct. VOORDELIGER GAAR TARWE-ONTBIJT IN DE ZONNIGE HERFST ENIGE DAGEN WEER VERTOEVEND EN WANDE LEND IN DE ONVOLPREZEN VECHT- EN ANGSTELSTREEK, BEMERKTEN WIJ OPNIEUW, HOE RIJK DIT GEBIED IS, NIET ALLEEN AAN VEELSOORTIG NATUUR- EN LANDSCHAPSSCHOON, MAAR OOK AAN TALRIJKE VOORBEEL DEN VAN BOUWKUNST EN BOVENAL AAN OVERVLOEDIGE HERINNERINGEN AAN HET VERLEDEN: KASTELEN EN RIDDERHOFSTEDEN, STATIGE PATRI CIËRSHUIZEN MET HUN PARKACHTIGE TUINEN UIT DE 17E EN 18E EEUW, OUDE SLUIZEN EN WIPBRUGGEN, FORTEN EN SCHANSEN VAN DE VOORMA LIGE HOLLANDSE WATERLINIE EN DE OUDE INTIEME DORPEN, WIER KERN GELUKKIG GESPAARD BLEEF. ALS EEN SNOER VAN EDELSTENEN LIGGEN ZE DAAR: HET LIEFLIJKE ZUILEN, MAARSEN MET ZIJN GRACHT, WAARIN DE OUDE GEVELS ZICH SPIEGELEN, HET SCHILDERACHTIGE BREUKELEN EN LOENEN MET HUN SMALLE STRAATJES, HET LANDELIJKE LOENER- SLOOT IN DE SCHADUW VAN HET MACHTIGE KASTEEL MET ZIJN INDRUK WEKKENDE RONDE GEKANTEELDE TOREN, HET RUSTIEKE STILLE BAAM- BRUGGE MET ZIJN KLEURRIJKE TUINEN AAN HET WATER, HET PITTORES KE ABCOUDE IN DE OMARMING VAN DE SLINGERENDE WATEREN ANGSTEL, GEIN EN KOLENDRECHT. OM NOG MAAR TE ZWIJGEN VAN DE OVERWEL DIGENDE SCHOONHEID VAN DE PLASSEN, OOSTELIJK EN WESTELIJK VAN VECHT EN ANGSTEL, DIE ZEKER NIET ONDERDOET VOOR DIE VAN DE ITALIAANSE MEREN. Een gevoel van jaloezie bekruipt ons, denkend aan ons eigen goede Veenendaal, waar vele sporen van wat karakteristiek, merkwaardig, historisch en schoon was, werden uitgewist om redenen van hy giëne of verkeer. Men mene niet, dat wij voor de eisen hierdoor gesteld blind zou den zijn, maar wel vragen wij ons af of men in het verleden niet te haastig was met dempen, slopen en normaliseren. Zouden er geen andere oplossingen te vinden zijn geweest, die onze plaats niet zo ontluisterd zouden hebben? In Har- lingen bijvoorbeeld dempt men thans het schilderachtige Franekereind niet, maar maakt men het smaller ter verbreding van de rijweg er lang. Zo voert men nu de „strijd om schoonheid". Uit de Vechtstreek en het plassenge- bied zijn de aannemers van de Grift, haar bruggen en schutten, haar wegen en dij ken afkomstig. Ook de aannemer van het laatste grote werk, de bouw van de nieuwe sluis in de bandijk langs de Rijn „om aldair mit zameruesen duer te moegen vaere n." Een be stek werd gemaakt, waarbij Bruno van Cuyck en Jacob die Edel elk een kan wijn dronken! Mr. Ghylam (Guillaume) Schrijvers, griffier in het Hof van Utrecht werd verzocht twee bestekken te passeren en te grosseren, een voor de veengenoten en een voor de aannemer en zijn bor gen, weer zoals bij alle contracten met vrijwillige condemnatie van het Hof. Op 9 maart 1551 had de aanbesteding plaats De cameraar nam een buidel met geld mee, dienend voor mijngeld bij de afslag. Met inzetgeld en verteringen beliep het 37 5 st. Het werk werd gegund aan Cornelis Reyersz. uit Vreeland, „suvel- coper". Vermoedelijk is dat een toevoe ging aan de naam van zijn vader Reyer geweest, want Cornelis was timmerman aannemer. Hij had een knecht in dienst, GerriJ Hugen. Als borgen traden op Willem de Wit en Jan Damen. Zijn loon zou 1440 bedragen. Dit waren platboomde schuiten. Het Nieuw Woordenboek der Nederlandsche en Hoogduitsche Taal van Matthias Kra mer uit 1768 noemt ze „e i n e Art plat te Fahrzeuge, die auf dem Rhei- n e f a h r e n". Deel XIV van het Woor denboek der Nederlandsche Taal zegt: zeker soort lang vrachtschip voor de bin nenvaart, naar men wil ontleend aan een verbinding van Sambre et Meuse, Sambre en Maas. In zijn zeemanswoordenboek laat J. van Lennep zich in dezelfde geest uit, alleen wat stelliger. Cornelis Reyersz. zette de sluis in zijn woonplaats in elkaar, waar de veen hoofden zijn werk herhaaldelijk kwamen bekijken. Een „wagenman" Pauwel Jansz. reed in de zomer van 1551 Jacob die Edel, Frans en Jan Bogaert en de cameraar Jan van Leeuwen Azn. naar Vreeland om de bodem van de sluis te bezichtigen. Men overnachtte er en deed er ver teringen. Vervolgens werden Jan Bogaert, Floris Foeyt en de timmerman Corn. Claisz. naar Vreeland gebracht met het zelfde doel. Twee timmerlieden Evert Wijersz. en de reeds genoemde Corn. Claisz. werden ook door een „karman" naar Vreeland vervoerd. Andermaal bracht een schipper dezelfde timmerlieden naar Vreeland. Des avonds en op de morgen daaropvolgend aten en dronken zij daar met de schipper en de werkmeester van de sluis. Hoeveel waarde het geld toen had, blijkt uit het bedrag voor de reis en het „logies met ontbijt", dat slechts 31 stuivers bedroeg. In augustus 1551 was het timmerwerk gereed en werd de sluis naar de Grebbe vervoerd en in de Grift geplaatst, waar bij eerst de bodem gelegd werd. Eind sep tember was het werk gereed. Toen „b e- gonsten die groete schepen eerst in 't veen te vare n." Bij die sluis waren ook Wageningen, Ede Ben- nekom, Veldhuizen, Doesburg en Manen geinteresseerd. Want zij konden nu beter op de Grift uitwateren en wilden wel subsidie voor de sluisbouw geven. Reeds in augustus 1550 reden Floris Foeyt en Jacob die Edel naar Wageningen „om te zien ende horen waer die van Wageningen haar nieu Grift souden willen maken ende of die veengenoten enich hijnder, letsel ofte interest (d.i. schade) daer do er crijgen mochten. Voorts om hemluyden te in formeren (in te lichten) optie nieuwe sluyse in der Grebbe te doen maecken om mit sam- moreusen daer deur te vae- r e n". Er was altijd wrijving met de Wa- geningers en de hunnen over de water lozing. Die nieuwe Wageningse Grift is het nieuwe Kanaal, dat van de Kruipon- der naar de Rijnsteeg loopt, „tot het steenen brugsken leggende naest boven die steenen brugge aen die Rijnsteghe" waar thans café Smit ligt. In 1556 kwam het eerst tot een accoord tussen landgenoten van Wa geningen en veenraden door Philip Coe- bel, doctor in beide rechten, lid van de Geheime Raad en gemachtigde van Phi lips II, over het openen en sluiten van de stutten. De veenraden beloofden op hun kosten het Nieuwe Kanaal, de „behoe r- licken olden gebrulcten wa ter g a n c k" van Wageningen te her graven, die dan in het vervolg door Wa geningen onderhouden zou worden. Op 17 januari 1551 kwamen ten huize van Balthasar Vosch heer Charles de Ruyter, Ceelman van Ommeren en andere gedeputeerden van Wageningen en Ede bijeen om over de bijdragen aan de sluis bouw te spreken. De veengenoten ont haalden de Geldersen op wijn en „m ond- cos t". Ten huize van Jan de Keyzer te Rhenen kwamen op 8 april 1551 de landrentmeester van Gelderland mr. Dirk van Lawijck de Lawickallee te Wage ningen herinnert aan hem de timmer man Gerrit Hugen als deskundige, met de gecommitteerden van de veengenoten samen om een geschikte plaats voor de sluit aan te wijzen. Toen 't werk begon nen was, werden de Wageningers geinvi- teerd te komen zien. Onze cameraar Jan van Leeuwen liet de gedeputeerden „kos teloos en schadeloos van en naar huis brengen en betaalde wagen- en schuit- huur, maaltijden, wijn en bier, tezamen de flinke som van 23 9 st. Bij het opleveren van de sluis werd zij door de hoofden der veen- en landgenoten in tegenwoordigheid van dijkgraaf en heemraden van Wageningen en Rhenen bezichtigd. In ons vorig hoofdstuk bespraken wij de klachten van de aannemer Jan Roeck en zijn borgen. Welke reactie verwekten zij? Een week na hun doleantie 23 maart 1551 begaf een klerk van de veengenoten Jan van der Heijde zich met Joachim van Huemen naar de venen om de Grift te inspecteren. Jacob Lam en Cornelis van Leeuwen, de borgstellers, gaven aanwij zingen. Van de Grebbe bij Mulertswijk naar de Swaluwesteert bleek de Grift vol doende diep en wijd, namelijk ander halve roede d.i. 5,65 m breed en zo diep als de bodem van het Santfoortse schut. Tot het Zand was de Grift ook breed en diep genoeg, uitgezonderd zes of 8 roeden, circa 26 meter bij het Bre- velts schut, waar de breedte iets minder was. De diepte was voldoende. Van de Swaluwesteert tot het schut bij de Abts- grave, waar Jacob Lams huis stond, wa ren wijdte en diepte ook goed. Het einde van de Grift in de Zwarte Edervenen echter achter die „grote santvlage", dit is nabij De Klomp, waar een zandrug naar de Nieuweweg of Veltgensgraaf voert, was de Grift niet gereinigd, maar lag zij „twee speten diep" vol vuiligheid. De veenwijken waren van behoorlijke breedte en hoogte, behoudens op één plaats. Veengenoten en aannemer ontsloegen elkaar van wederzijdse beloften: het con tract werd dus beëindigd. De aannemer moest slechts zijn turf van de veenwijken laten halen en in het veld kruien, opdat zij niet in de weg zouden staan. De aannemer kon tevreden zijn: hij zou met de uitvoer van zijn turf niet te laat komen! Het doet vreemd aan dat een klerk, een ondeskundige, gezonden werd ter vi sitatie. Zijn rapport lijkt ons geflatteerd, vooral na de ernstige klachten van de aannemer een week eer geuit. Dat de aannemer ontslagen werd van zijn ver plichtingen, was toch strijdig met het be stek. Het feit dat Jan Roeck zowel als zijn borgen veengenoten, de laatste twee zelfs hoofden waren, kan wellicht de vreemde handelwijze verklaren, die ons onwille keurig doet denken aan vriendjespolitiek De veenhoofden Cornelis Thin en Bru- ninck van Cuyck ondertekenden de stuk ken en Willem van Diemen gaf zijn fiat. Met dat al was de Grift nog niet ge reed: ze was te smal, te bochtig en te on diep. Oeverlanden moesten weggegraven worden ter verbreding van het water. Bij de Bottercamp nabij de Grebbe moest dat gebeuren, waar Marten Tulmans tuin het moest ontgelden. Ook van Bernt van Wijcks land werd een deel vergraven bij het rechttrekken van de Grift. Daarnaast lagen landerijen van de weduwe Jan Mertensz. en van Janna en Cunera Lijsters, die ook een veer moesten laten. Vervolgens kwamen landerijen van Joachim van Huemen en Dyrick die Bruin aan de beurt, evenals terreinen van Goert Lijster. Domeinlanden van de Kei zer en van het Duitse Huis te Rhenen, de commandeurslanden, moesten ook de len afstaan. Inmiddels werd op 19 oktober 1551 een vaartmeester benoemd, die de schutten, van sloten voorzien, moest openen. De eerste was Aernt Joosten met twee ad juncten Hans Beyer en Goesen Gerritsz. De laatste twee werden later vaart- meester. In 't najaar van 1552 werd met de kei zerlijke commissarissen mr. Adriaen Ni- colaï en mr. Willem van Diemen een dag vastgesteld om hun te tonen dat de Grift tot beide einden toe „volmaict ende navigabel" was. Zij kozen 17 oktober voor de reis. Per wagen werden de heren uit Arnhem en Utrecht gehaald. De ca meraar betaalde alles: wagenhuur, mond kost, wijn en bier, haver en rauw voeder voor de paarden. 1-Iet zaaien van stop pelvruchten zoals knollen op graanakkers, of van dubbelvruchten, zoals voederwor telen of spurrie, werd van de 16e eeuw af vrij algemeen gedaan. De volgende dag 18 oktober 1551 gingen Nicolaï en van Diemen met mr. Peter de Clerck, landrentmeester van Utrecht, ver gezeld van vele veenhoofden, de venen in om de Grift te visiteren, waarvan een ver baal werd opgemaakt. De heren bevon den de Grift zo breed en diep, dat zij naast een samereus, die daar met turf geladen lag, gemakkelijk konden passe ren. Zij vroegen de schipper, hoe breed zijn schip was en hoe diep het lag, nu het geladen was. Hij antwoordde: 14 voeten breed en ongeveer 3'/2 voet diep d.i. res pectievelijk 4.39 m. en 1.09 m. Het waren dus vrij brede schepen. Op verschillende plaatsen werd de diepte van de Grift ge peild, voorgaans 4 6 voeten d.i. 1,50 m. bedragend. De breedte bleek zodanig, dat twee samereuzen elkander konden pas seren. Het hoge gezelschap voer de Grift af, gevolgd door vele andere schepen. Bij de Swaluwesteert voer men naar het zand en terug en vervolgens naar de Zwarte Edervenen. Overal waren breedte en diepte volgens het bestek. De terugreis ging weer door de Grift naar de Grebbe- sluis. De Grift was navigabel, bevaarbaar! D. Philips Gevraagd: voor werk stuwcomplex te Amerongen. Aanmelden dagelijks op het werk. Telefoon 03435-226, na 17 uur 03434-928. Haarweg 2 - Gorkum Alle artikelen van De Gruyter gebruiken is verdienen op alles wat in 't huishouden nodig is! Iedere week van alle weekaanbiedingen profiteren betekent wekelijks nog 'n gulden of meer verdienen bovendien! Elk pak of pot Geldig van 1 t/m 7 november 1961 Elk 3e pak Elk pakje fijne Goed gevoed de dag begonnen pak voor 12 borden jam met 10°/o korting Ct. 611102 Winkelt U graag bij De Gruyter? Bent U tevreden over de .bediening? Geef dan blijk van Uw waardering door de kassabon uit deze advertentie te knippen en in Uw De Gruyler-winkel af te geven. DEZE KASSABON HEEFT WAARDE VOOR ONS WINKELPERSONEEL! door MAARTJE ZELDENRIJK. (9) De oorlogsomstandigheden veroorzaken andere toestanden. En voor Berend be tekenen die, dat hij in enkele maanden de sprong neemt van knaap tot man. Op zeventienjarige leeftijd is hij een ge routineerde en geraffineerde koopman in alles, wat los en vast zit. Zijn han delskapitaal, dat aanvankelijk bestond uit één briefje van 25, dat hij van Tinus gekregen had, en één briefje van 25, dat hij verdiend had met zijn eerste tran sport naar Monnikendam, is binnen een jaar uitgegroeid tot enkele honderden guldens. In het voorjaar van 1941 komt hij met een partijtje hout thuis en begint te timmeren. Tegen de schuur maakt hij een klein gebouwtje. Hij is er de hele week mee bezig, maar zaterdag is het dan ook kant en klaar, netjes geverfd en met een asbest dak. Hij heeft er een stevig slot op gemaakt en de sleutels houdt hij bij zich. Alleen in het donker scharrelt hij er wel eens rond en de huisgenoten begrijpen al spoedig, dat dit een soort magazijn is, waarin Be rend de goederen opslaat, die hij ver handelt. Daar is vader Bongert maar allesbehalve over tevreden. En onder vier ogen vertelt hij dat aan zijn zoon. Berend knikt en begrijpt. „Goed", zegt hij, „ik zal jullie niet in moeilijk heden brengen. Heb een paar weken geduld." Twee weken later wordt het maga- zijntje weer ontruimd. Berend heeft ergens anders een opslagplaats. Maar thuis weten ze niet, dat het aan de Beemsterdijk ligt, een leegstaande schuur, die ze van een boer hebben ge huurd, diep verborgen achter enkele bomen, onzichtbaar van de dijk af. Een betere opslagplaats kun je niet beden ken. Dat is ook de mening van Tinus, zijn compagnon in de zwarte zaken en die verhuisd zijn voorraad op de fiets van Berend. Naarmate de oorlog langer duurt, is Berend steeds minder thuis. Hij heeft zijn klompen verwisseld voor behoor lijke schoenen. Schoenen, waar geen mens aan kan komen zonder bon. Maar Berend heeft geen bonnen nodig. Die heeft zijn relaties. Aanvankelijk alleen in Purmerend op de markt. Later in de omliggende plaat sen. Nog later in Amsterdam. Berend is een vaste klant in de tram naar de hoofdstad geworden. Daar doet hij zaken, steeds grotere zaken. En nu profiteert hij van z'n misvormd lichaam. Het bocheltje wordt door vrijwel ieder een, die niet in de zwarthandel zit, met meewarige ogen aangekeken. En Berend vindt dat uitstekend. Dat brengt hem veel profijt, want er is geen mens, die hem verdenkt van verboden handel. Natuurlijk wordt hij wel eens aange houden. Door Duitsers en Nederlanders. Maar Berend is overal op voorbereid. In het derde oorlogsjaar doet hij grote zaken met Monnikendammers. Daar voor moet hij meermalen per week naar het stadje. Dat kan met de tram tot Het Schouw en in het Sectorpark over stappen op de tram naar Edam. Maar dat is mijl op zeven. Op de fiets is het een klein uurtje, dwars door de Pur- mer. Maar de Purmer is gevaarlijk ter rein. De boeren zijn berucht vanwege hun ontduiking van diverse voorschrif ten omtrent het aanhouden van vee en het slachten. Een legertje ambtenaren zwerft door de polder. Dat weet Berend misschien nog beter dan de boeren. En dagelijks fietst hij met een pak achter op heen en weer tussen Pui-merend en Monnikendam. Dat kan een poosje goedgaan, maar eens zal hij worden aangehouden. Daar speculeert hij op. En het gebeurt. Op een mistige no vemberavond in 1942. Twee mannen van de C.C.D. Ze beschijnen zijn ge zicht met een zaklamp en daarna heb ben ze interesse voor het pak, dat ach terop de rammelkast zit. „Wat is dat?" vragen ze bars. „Wasgoed", antwoordt Berend met een stalen gezicht. „M'n moe wast voor mensen in Monnikendam en dan moet ik het schone goed erheen brengen en het vuile weerom halen." De mannen grinniken. „Ja, dat zal wel. Maak maar eens open. Vooruit, bochel, schiet op." Zwijgend maakt Berend de leren rie men los en opent het papier. Er zit was goed in het pak, netjes gestreken en gevouwen. Een der ambtenaren graait er in bij het licht van de lamp van zijn collega. „Je hewwe toch geen vuile pote, heej?" vraagt Berend gemoedelijk. „Want dan krijg ik van me moe De mannen grinniken en halen alle stukken uit elkaar, op zoek naar con trabande. Maar ze worden teleurge steld. Het pak bevat inderdaad niets anders dan wasgoed. „Pak maar weer in", zeggen ze ont stemd, omdat ze misgegrepen hebben. „En donder maar weer op Mopperend vouwt Berend de stukken wasgoed één voor één op, vouwt het papier weer dicht en trekt de riemen strak. „Nou, gedag hoor", zegt hij op vriendelijke toon. „En wel thuis." „De moordmompelt een der ambtenaren. Enkele dagen later herhaalt zich deze comedie, nu in de andere richting. Eén van de ambtenaren is dezelfde van de vorige maal. De ander is nieuw. Berend kent hem niet. Het pak gaat weer los en de ambte naren graaien - ditmaal in het vuile wasgoed -. Natuurlijk vangen ze bot. En Berend mag weer verder gaan, als hij het pak dichtgemaakt heeft. Nog een derde keer houden ze hem aan. Op de avond voor Kerstmis. Weer niets anders dan wasgoed. Nu krijgt hij een sigaret van een der ambtenaren, die met het misvormde kereltje te doen heeft. En daarna heeft Berend nooit meer last, als hij met een pak, waarvan altijd één of twee stukken wasgoed in de wind wapperen, langs hen heen heen fietst. Ook niet als er twintig pond goeie tabak tussen het wasgoed zit. Want Berend is een uitgekookte. Als hij werkelijk gevaarlijke transporten moet vervoeren, doet hij dat op tijd stippen, dat geen ambtenaar het in zijn hoofd zal halen de gebochelde aan te houden. Namelijk op klaarlichte dag. In 1943 behoort Berend tot de groten in de zwarthandel. Hij is zijn compag non Tinus voorbijgestreefd. De rollen zijn omgekeerd. Tinus mag een harde zijn, hard als steen, Berend is van dia mant. Hij blijkt in de oorlogsjaren een geboren koopman te zijn. Misschien komt dat, omdat de grootvader van zijn moeder in de negotie goede zaken deed? Wie zal het zeggen. Intussen heeft Berend zoveel geld, dat hij niet meer weet, waar hij het moet laten. Alles bij zich houden is ook riskant. En de schuur aan de dijk is al even gevaarlijk. Hij krijgt een tip van een collega en daar handelt hij naar. In Purmerend stort hij wat geld op een rekeningcourant. In Amsterdam even eens. Als hij op een dag in Alkmaar komt, zoekt hij daar een bank en stort er eveneens wat. Zo heeft hij overal plukjes geld staan, maar nog steeds be schikt hij over veel contanten. Hij weet er geen raad mee, temeer daar zijn geldbezit zich nog steeds uitbreidt. In die dagen komt hij ook in contact met de illegaliteit. Berend is nu bijna twintig jaar en hij snapt best, dat de oorlog niet eeuwig duren zal. Eens komt er een einde aan en dan is het met de zwarte handel ook gauw afgelopen. En wat had de Engelse zender ook weer gezegd: De landverraders en de colla borateurs, alsmede zij, die van de oor log geprofiteerd hadden, zullen terecht moeten staan. Voor een bijzondere rechtbank. Berend is niet bang uitge vallen, maar met het toenemen van de activiteit der illegalen neemt zijn ge voel van onbehagen eveneens toe. Een buurjongen, Piet Dogger, zit in de een of andere verzetsgroep. Berend weet het. Op een avond fietsen ze sa men van Purmerend huiswaarts. Piet is voorzichtig en polst de gebochelde. Of hij niet eens een boodschap voor Piet wil doen. Maar natuurlijk, waarom niet? Be rend is altijd bereid iemand te helpen. Piet denkt na. Er moeten bonnen naar de Noordbeemster. Maar hun koe rierster is ziek en Piet weet niemand, die het gevaarlijke karwei zal kunnen uitvoeren. Hij zegt tenslotte, dat Berend er nog wel meer van zal horen. Piet bespreekt het met de leider en deze knikt. „Laat hem maar eens een pakje waardeloze papieren wegbrengen. (Wordt vervolgd)

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1961 | | pagina 4