Beton-
timmerlieden
Machiel van Dijk
weekrëdame
f
GARTA
DE GEBOORTE VAN EEN DORP - X -
15 ct. GOEDKOPER
REUZE RIJST
gratis
wmmmmMmmmmmm
EN BETERE WAAR
ÈN 10°/0 KORTING
ALLÉÉN DE GRUYTER
Liefde kent geen Lichaamsgebrek
Contacten met de Vechtstreek
De nieuwe Rijnsluis
De Grift navigabel!
Mit alle grote schepen
Samereuzen
Reizen naar Vreeland
De Wageningse Grift
Een vreemde handelwijze
Afschieren van landen
Vaartmeesters
De Grift voltooid!
Visitatie
N.V. AANNEMERSBEDRIJF
Iedere week zo'n vierkante gulden, dat zijn
er 52 in 'n jaar!
Dat is gèld, véél geld. Want op elk tientje
boodschappen bij De Gruyter een gulden
krijgen, dat telt vlotjes aan! Honderddui
zenden huisvrouwen verdienen zelf zo véél
geld, en makkelijk verdiend ook! Niets te
betalen niets te plakken niets te knip
pen. Kassabons zijn immers gratis, altijd en
overal inwisselbaar bij De Gruyter voor
stevige ronde guldens!
CHOCOLADE
HAGEL
CHOCOLADE
PASTA
NASI GORENG-KRUIDEN
15 ct. VOORDELIGER
GAAR TARWE-ONTBIJT
IN DE ZONNIGE HERFST ENIGE DAGEN WEER VERTOEVEND EN WANDE
LEND IN DE ONVOLPREZEN VECHT- EN ANGSTELSTREEK, BEMERKTEN WIJ
OPNIEUW, HOE RIJK DIT GEBIED IS, NIET ALLEEN AAN VEELSOORTIG
NATUUR- EN LANDSCHAPSSCHOON, MAAR OOK AAN TALRIJKE VOORBEEL
DEN VAN BOUWKUNST EN BOVENAL AAN OVERVLOEDIGE HERINNERINGEN
AAN HET VERLEDEN: KASTELEN EN RIDDERHOFSTEDEN, STATIGE PATRI
CIËRSHUIZEN MET HUN PARKACHTIGE TUINEN UIT DE 17E EN 18E EEUW,
OUDE SLUIZEN EN WIPBRUGGEN, FORTEN EN SCHANSEN VAN DE VOORMA
LIGE HOLLANDSE WATERLINIE EN DE OUDE INTIEME DORPEN, WIER KERN
GELUKKIG GESPAARD BLEEF. ALS EEN SNOER VAN EDELSTENEN LIGGEN
ZE DAAR: HET LIEFLIJKE ZUILEN, MAARSEN MET ZIJN GRACHT, WAARIN
DE OUDE GEVELS ZICH SPIEGELEN, HET SCHILDERACHTIGE BREUKELEN
EN LOENEN MET HUN SMALLE STRAATJES, HET LANDELIJKE LOENER-
SLOOT IN DE SCHADUW VAN HET MACHTIGE KASTEEL MET ZIJN INDRUK
WEKKENDE RONDE GEKANTEELDE TOREN, HET RUSTIEKE STILLE BAAM-
BRUGGE MET ZIJN KLEURRIJKE TUINEN AAN HET WATER, HET PITTORES
KE ABCOUDE IN DE OMARMING VAN DE SLINGERENDE WATEREN ANGSTEL,
GEIN EN KOLENDRECHT. OM NOG MAAR TE ZWIJGEN VAN DE OVERWEL
DIGENDE SCHOONHEID VAN DE PLASSEN, OOSTELIJK EN WESTELIJK VAN
VECHT EN ANGSTEL, DIE ZEKER NIET ONDERDOET VOOR DIE VAN DE
ITALIAANSE MEREN.
Een gevoel van jaloezie bekruipt ons,
denkend aan ons eigen goede Veenendaal,
waar vele sporen van wat karakteristiek,
merkwaardig, historisch en schoon was,
werden uitgewist om redenen van hy
giëne of verkeer. Men mene niet, dat wij
voor de eisen hierdoor gesteld blind zou
den zijn, maar wel vragen wij ons af of
men in het verleden niet te haastig was
met dempen, slopen en normaliseren.
Zouden er geen andere oplossingen te
vinden zijn geweest, die onze plaats niet
zo ontluisterd zouden hebben? In Har-
lingen bijvoorbeeld dempt men thans het
schilderachtige Franekereind niet, maar
maakt men het smaller ter verbreding
van de rijweg er lang. Zo voert men nu
de „strijd om schoonheid".
Uit de Vechtstreek en het plassenge-
bied zijn de aannemers van de Grift, haar
bruggen en schutten, haar wegen en dij
ken afkomstig. Ook de aannemer van het
laatste grote werk, de bouw van de
nieuwe sluis in de bandijk langs de Rijn
„om aldair mit zameruesen
duer te moegen vaere n." Een be
stek werd gemaakt, waarbij Bruno van
Cuyck en Jacob die Edel elk een kan
wijn dronken! Mr. Ghylam (Guillaume)
Schrijvers, griffier in het Hof van Utrecht
werd verzocht twee bestekken te passeren
en te grosseren, een voor de veengenoten
en een voor de aannemer en zijn bor
gen, weer zoals bij alle contracten met
vrijwillige condemnatie van het Hof. Op
9 maart 1551 had de aanbesteding plaats
De cameraar nam een buidel met geld
mee, dienend voor mijngeld bij de afslag.
Met inzetgeld en verteringen beliep het
37 5 st. Het werk werd gegund aan
Cornelis Reyersz. uit Vreeland, „suvel-
coper". Vermoedelijk is dat een toevoe
ging aan de naam van zijn vader Reyer
geweest, want Cornelis was timmerman
aannemer.
Hij had een knecht in dienst, GerriJ
Hugen. Als borgen traden op Willem de
Wit en Jan Damen. Zijn loon zou 1440
bedragen.
Dit waren platboomde schuiten. Het
Nieuw Woordenboek der Nederlandsche
en Hoogduitsche Taal van Matthias Kra
mer uit 1768 noemt ze „e i n e Art plat
te Fahrzeuge, die auf dem Rhei-
n e f a h r e n". Deel XIV van het Woor
denboek der Nederlandsche Taal zegt:
zeker soort lang vrachtschip voor de bin
nenvaart, naar men wil ontleend aan een
verbinding van Sambre et Meuse, Sambre
en Maas. In zijn zeemanswoordenboek
laat J. van Lennep zich in dezelfde geest
uit, alleen wat stelliger.
Cornelis Reyersz. zette de sluis in zijn
woonplaats in elkaar, waar de veen
hoofden zijn werk herhaaldelijk kwamen
bekijken. Een „wagenman" Pauwel Jansz.
reed in de zomer van 1551 Jacob die Edel,
Frans en Jan Bogaert en de cameraar
Jan van Leeuwen Azn. naar Vreeland om
de bodem van de sluis te bezichtigen.
Men overnachtte er en deed er ver
teringen. Vervolgens werden Jan Bogaert,
Floris Foeyt en de timmerman Corn.
Claisz. naar Vreeland gebracht met het
zelfde doel. Twee timmerlieden Evert
Wijersz. en de reeds genoemde Corn.
Claisz. werden ook door een „karman"
naar Vreeland vervoerd. Andermaal bracht
een schipper dezelfde timmerlieden naar
Vreeland. Des avonds en op de morgen
daaropvolgend aten en dronken zij daar
met de schipper en de werkmeester van
de sluis. Hoeveel waarde het geld toen
had, blijkt uit het bedrag voor de reis en
het „logies met ontbijt", dat slechts 31
stuivers bedroeg.
In augustus 1551 was het timmerwerk
gereed en werd de sluis naar de Grebbe
vervoerd en in de Grift geplaatst, waar
bij eerst de bodem gelegd werd. Eind sep
tember was het werk gereed. Toen „b e-
gonsten die groete schepen
eerst in 't veen te vare n." Bij die
sluis waren ook Wageningen, Ede Ben-
nekom, Veldhuizen, Doesburg en Manen
geinteresseerd. Want zij konden nu beter
op de Grift uitwateren en wilden wel
subsidie voor de sluisbouw geven. Reeds
in augustus 1550 reden Floris Foeyt en
Jacob die Edel naar Wageningen „om te
zien ende horen waer die van
Wageningen haar nieu Grift
souden willen maken ende of
die veengenoten enich hijnder,
letsel ofte interest (d.i. schade)
daer do er crijgen mochten.
Voorts om hemluyden te in
formeren (in te lichten) optie
nieuwe sluyse in der Grebbe
te doen maecken om mit sam-
moreusen daer deur te vae-
r e n". Er was altijd wrijving met de Wa-
geningers en de hunnen over de water
lozing. Die nieuwe Wageningse Grift is
het nieuwe Kanaal, dat van de Kruipon-
der naar de Rijnsteeg loopt, „tot het
steenen brugsken leggende
naest boven die steenen brugge
aen die Rijnsteghe" waar thans
café Smit ligt. In 1556 kwam het eerst tot
een accoord tussen landgenoten van Wa
geningen en veenraden door Philip Coe-
bel, doctor in beide rechten, lid van de
Geheime Raad en gemachtigde van Phi
lips II, over het openen en sluiten van de
stutten. De veenraden beloofden op hun
kosten het Nieuwe Kanaal, de „behoe r-
licken olden gebrulcten wa
ter g a n c k" van Wageningen te her
graven, die dan in het vervolg door Wa
geningen onderhouden zou worden.
Op 17 januari 1551 kwamen ten huize
van Balthasar Vosch heer Charles de
Ruyter, Ceelman van Ommeren en andere
gedeputeerden van Wageningen en Ede
bijeen om over de bijdragen aan de sluis
bouw te spreken. De veengenoten ont
haalden de Geldersen op wijn en „m ond-
cos t". Ten huize van Jan de Keyzer
te Rhenen kwamen op 8 april 1551 de
landrentmeester van Gelderland mr. Dirk
van Lawijck de Lawickallee te Wage
ningen herinnert aan hem de timmer
man Gerrit Hugen als deskundige, met
de gecommitteerden van de veengenoten
samen om een geschikte plaats voor de
sluit aan te wijzen. Toen 't werk begon
nen was, werden de Wageningers geinvi-
teerd te komen zien. Onze cameraar Jan
van Leeuwen liet de gedeputeerden „kos
teloos en schadeloos van en naar huis
brengen en betaalde wagen- en schuit-
huur, maaltijden, wijn en bier, tezamen
de flinke som van 23 9 st.
Bij het opleveren van de sluis werd zij
door de hoofden der veen- en landgenoten
in tegenwoordigheid van dijkgraaf en
heemraden van Wageningen en Rhenen
bezichtigd.
In ons vorig hoofdstuk bespraken wij
de klachten van de aannemer Jan Roeck
en zijn borgen. Welke reactie verwekten
zij? Een week na hun doleantie 23 maart
1551 begaf een klerk van de veengenoten
Jan van der Heijde zich met Joachim van
Huemen naar de venen om de Grift te
inspecteren. Jacob Lam en Cornelis van
Leeuwen, de borgstellers, gaven aanwij
zingen. Van de Grebbe bij Mulertswijk
naar de Swaluwesteert bleek de Grift vol
doende diep en wijd, namelijk ander
halve roede d.i. 5,65 m breed en zo
diep als de bodem van het Santfoortse
schut. Tot het Zand was de Grift ook
breed en diep genoeg, uitgezonderd zes
of 8 roeden, circa 26 meter bij het Bre-
velts schut, waar de breedte iets minder
was. De diepte was voldoende. Van de
Swaluwesteert tot het schut bij de Abts-
grave, waar Jacob Lams huis stond, wa
ren wijdte en diepte ook goed. Het einde
van de Grift in de Zwarte Edervenen
echter achter die „grote santvlage", dit
is nabij De Klomp, waar een zandrug
naar de Nieuweweg of Veltgensgraaf
voert, was de Grift niet gereinigd, maar
lag zij „twee speten diep" vol
vuiligheid.
De veenwijken waren van behoorlijke
breedte en hoogte, behoudens op één
plaats.
Veengenoten en aannemer ontsloegen
elkaar van wederzijdse beloften: het con
tract werd dus beëindigd. De aannemer
moest slechts zijn turf van de veenwijken
laten halen en in het veld kruien, opdat
zij niet in de weg zouden staan.
De aannemer kon tevreden zijn: hij zou
met de uitvoer van zijn turf niet te laat
komen!
Het doet vreemd aan dat een klerk,
een ondeskundige, gezonden werd ter vi
sitatie. Zijn rapport lijkt ons geflatteerd,
vooral na de ernstige klachten van de
aannemer een week eer geuit. Dat de
aannemer ontslagen werd van zijn ver
plichtingen, was toch strijdig met het be
stek. Het feit dat Jan Roeck zowel als zijn
borgen veengenoten, de laatste twee zelfs
hoofden waren, kan wellicht de vreemde
handelwijze verklaren, die ons onwille
keurig doet denken aan vriendjespolitiek
De veenhoofden Cornelis Thin en Bru-
ninck van Cuyck ondertekenden de stuk
ken en Willem van Diemen gaf zijn fiat.
Met dat al was de Grift nog niet ge
reed: ze was te smal, te bochtig en te on
diep. Oeverlanden moesten weggegraven
worden ter verbreding van het water. Bij
de Bottercamp nabij de Grebbe moest dat
gebeuren, waar Marten Tulmans tuin
het moest ontgelden. Ook van Bernt van
Wijcks land werd een deel vergraven bij
het rechttrekken van de Grift.
Daarnaast lagen landerijen van de
weduwe Jan Mertensz. en van Janna en
Cunera Lijsters, die ook een veer moesten
laten. Vervolgens kwamen landerijen van
Joachim van Huemen en Dyrick die
Bruin aan de beurt, evenals terreinen van
Goert Lijster. Domeinlanden van de Kei
zer en van het Duitse Huis te Rhenen,
de commandeurslanden, moesten ook de
len afstaan.
Inmiddels werd op 19 oktober 1551 een
vaartmeester benoemd, die de schutten,
van sloten voorzien, moest openen. De
eerste was Aernt Joosten met twee ad
juncten Hans Beyer en Goesen Gerritsz.
De laatste twee werden later vaart-
meester.
In 't najaar van 1552 werd met de kei
zerlijke commissarissen mr. Adriaen Ni-
colaï en mr. Willem van Diemen een dag
vastgesteld om hun te tonen dat de Grift
tot beide einden toe „volmaict ende
navigabel" was. Zij kozen 17 oktober
voor de reis. Per wagen werden de heren
uit Arnhem en Utrecht gehaald. De ca
meraar betaalde alles: wagenhuur, mond
kost, wijn en bier, haver en rauw voeder
voor de paarden. 1-Iet zaaien van stop
pelvruchten zoals knollen op graanakkers,
of van dubbelvruchten, zoals voederwor
telen of spurrie, werd van de 16e eeuw af
vrij algemeen gedaan.
De volgende dag 18 oktober 1551 gingen
Nicolaï en van Diemen met mr. Peter de
Clerck, landrentmeester van Utrecht, ver
gezeld van vele veenhoofden, de venen in
om de Grift te visiteren, waarvan een ver
baal werd opgemaakt. De heren bevon
den de Grift zo breed en diep, dat zij
naast een samereus, die daar met turf
geladen lag, gemakkelijk konden passe
ren. Zij vroegen de schipper, hoe breed
zijn schip was en hoe diep het lag, nu het
geladen was. Hij antwoordde: 14 voeten
breed en ongeveer 3'/2 voet diep d.i. res
pectievelijk 4.39 m. en 1.09 m. Het waren
dus vrij brede schepen. Op verschillende
plaatsen werd de diepte van de Grift ge
peild, voorgaans 4 6 voeten d.i. 1,50 m.
bedragend. De breedte bleek zodanig, dat
twee samereuzen elkander konden pas
seren.
Het hoge gezelschap voer de Grift af,
gevolgd door vele andere schepen. Bij de
Swaluwesteert voer men naar het zand
en terug en vervolgens naar de Zwarte
Edervenen. Overal waren breedte en
diepte volgens het bestek. De terugreis
ging weer door de Grift naar de Grebbe-
sluis.
De Grift was navigabel, bevaarbaar!
D. Philips
Gevraagd:
voor werk stuwcomplex te Amerongen.
Aanmelden dagelijks op het werk.
Telefoon 03435-226, na 17 uur 03434-928.
Haarweg 2 - Gorkum
Alle artikelen van De Gruyter
gebruiken is verdienen op
alles wat in 't huishouden
nodig is!
Iedere week van alle
weekaanbiedingen profiteren
betekent wekelijks
nog 'n gulden of meer
verdienen bovendien!
Elk pak
of pot
Geldig van 1 t/m 7 november 1961
Elk 3e pak
Elk pakje fijne
Goed gevoed de dag begonnen
pak voor 12 borden jam
met 10°/o korting Ct.
611102
Winkelt U graag bij De Gruyter? Bent U tevreden over de .bediening? Geef dan blijk van Uw waardering
door de kassabon uit deze advertentie te knippen en in Uw De Gruyler-winkel af te geven.
DEZE KASSABON HEEFT WAARDE VOOR ONS WINKELPERSONEEL!
door MAARTJE ZELDENRIJK.
(9)
De oorlogsomstandigheden veroorzaken
andere toestanden. En voor Berend be
tekenen die, dat hij in enkele maanden
de sprong neemt van knaap tot man.
Op zeventienjarige leeftijd is hij een ge
routineerde en geraffineerde koopman
in alles, wat los en vast zit. Zijn han
delskapitaal, dat aanvankelijk bestond
uit één briefje van 25, dat hij van Tinus
gekregen had, en één briefje van 25, dat
hij verdiend had met zijn eerste tran
sport naar Monnikendam, is binnen een
jaar uitgegroeid tot enkele honderden
guldens.
In het voorjaar van 1941 komt hij met
een partijtje hout thuis en begint te
timmeren. Tegen de schuur maakt hij
een klein gebouwtje. Hij is er de hele
week mee bezig, maar zaterdag is het
dan ook kant en klaar, netjes geverfd
en met een asbest dak. Hij heeft er een
stevig slot op gemaakt en de sleutels
houdt hij bij zich. Alleen in het donker
scharrelt hij er wel eens rond en de
huisgenoten begrijpen al spoedig, dat
dit een soort magazijn is, waarin Be
rend de goederen opslaat, die hij ver
handelt. Daar is vader Bongert maar
allesbehalve over tevreden. En onder
vier ogen vertelt hij dat aan zijn zoon.
Berend knikt en begrijpt. „Goed",
zegt hij, „ik zal jullie niet in moeilijk
heden brengen. Heb een paar weken
geduld."
Twee weken later wordt het maga-
zijntje weer ontruimd. Berend heeft
ergens anders een opslagplaats. Maar
thuis weten ze niet, dat het aan de
Beemsterdijk ligt, een leegstaande
schuur, die ze van een boer hebben ge
huurd, diep verborgen achter enkele
bomen, onzichtbaar van de dijk af. Een
betere opslagplaats kun je niet beden
ken. Dat is ook de mening van Tinus,
zijn compagnon in de zwarte zaken en
die verhuisd zijn voorraad op de fiets
van Berend.
Naarmate de oorlog langer duurt, is
Berend steeds minder thuis. Hij heeft
zijn klompen verwisseld voor behoor
lijke schoenen. Schoenen, waar geen
mens aan kan komen zonder bon. Maar
Berend heeft geen bonnen nodig. Die
heeft zijn relaties.
Aanvankelijk alleen in Purmerend op
de markt. Later in de omliggende plaat
sen. Nog later in Amsterdam.
Berend is een vaste klant in de tram
naar de hoofdstad geworden. Daar doet
hij zaken, steeds grotere zaken. En nu
profiteert hij van z'n misvormd lichaam.
Het bocheltje wordt door vrijwel ieder
een, die niet in de zwarthandel zit, met
meewarige ogen aangekeken. En Berend
vindt dat uitstekend. Dat brengt hem
veel profijt, want er is geen mens, die
hem verdenkt van verboden handel.
Natuurlijk wordt hij wel eens aange
houden. Door Duitsers en Nederlanders.
Maar Berend is overal op voorbereid.
In het derde oorlogsjaar doet hij grote
zaken met Monnikendammers. Daar
voor moet hij meermalen per week naar
het stadje. Dat kan met de tram tot
Het Schouw en in het Sectorpark over
stappen op de tram naar Edam. Maar
dat is mijl op zeven. Op de fiets is het
een klein uurtje, dwars door de Pur-
mer. Maar de Purmer is gevaarlijk ter
rein. De boeren zijn berucht vanwege
hun ontduiking van diverse voorschrif
ten omtrent het aanhouden van vee en
het slachten. Een legertje ambtenaren
zwerft door de polder. Dat weet Berend
misschien nog beter dan de boeren. En
dagelijks fietst hij met een pak achter
op heen en weer tussen Pui-merend en
Monnikendam. Dat kan een poosje
goedgaan, maar eens zal hij worden
aangehouden. Daar speculeert hij op.
En het gebeurt. Op een mistige no
vemberavond in 1942. Twee mannen
van de C.C.D. Ze beschijnen zijn ge
zicht met een zaklamp en daarna heb
ben ze interesse voor het pak, dat ach
terop de rammelkast zit.
„Wat is dat?" vragen ze bars.
„Wasgoed", antwoordt Berend met
een stalen gezicht. „M'n moe wast voor
mensen in Monnikendam en dan moet
ik het schone goed erheen brengen en
het vuile weerom halen."
De mannen grinniken. „Ja, dat zal
wel. Maak maar eens open. Vooruit,
bochel, schiet op."
Zwijgend maakt Berend de leren rie
men los en opent het papier. Er zit was
goed in het pak, netjes gestreken en
gevouwen. Een der ambtenaren graait
er in bij het licht van de lamp van zijn
collega.
„Je hewwe toch geen vuile pote,
heej?" vraagt Berend gemoedelijk.
„Want dan krijg ik van me moe
De mannen grinniken en halen alle
stukken uit elkaar, op zoek naar con
trabande. Maar ze worden teleurge
steld. Het pak bevat inderdaad niets
anders dan wasgoed.
„Pak maar weer in", zeggen ze ont
stemd, omdat ze misgegrepen hebben.
„En donder maar weer op
Mopperend vouwt Berend de stukken
wasgoed één voor één op, vouwt het
papier weer dicht en trekt de riemen
strak. „Nou, gedag hoor", zegt hij op
vriendelijke toon. „En wel thuis."
„De moordmompelt een der
ambtenaren.
Enkele dagen later herhaalt zich deze
comedie, nu in de andere richting. Eén
van de ambtenaren is dezelfde van de
vorige maal. De ander is nieuw. Berend
kent hem niet.
Het pak gaat weer los en de ambte
naren graaien - ditmaal in het vuile
wasgoed -. Natuurlijk vangen ze bot.
En Berend mag weer verder gaan, als
hij het pak dichtgemaakt heeft.
Nog een derde keer houden ze hem
aan. Op de avond voor Kerstmis. Weer
niets anders dan wasgoed. Nu krijgt hij
een sigaret van een der ambtenaren,
die met het misvormde kereltje te doen
heeft. En daarna heeft Berend nooit
meer last, als hij met een pak, waarvan
altijd één of twee stukken wasgoed in
de wind wapperen, langs hen heen
heen fietst. Ook niet als er twintig pond
goeie tabak tussen het wasgoed zit.
Want Berend is een uitgekookte. Als
hij werkelijk gevaarlijke transporten
moet vervoeren, doet hij dat op tijd
stippen, dat geen ambtenaar het in zijn
hoofd zal halen de gebochelde aan te
houden. Namelijk op klaarlichte dag.
In 1943 behoort Berend tot de groten
in de zwarthandel. Hij is zijn compag
non Tinus voorbijgestreefd. De rollen
zijn omgekeerd. Tinus mag een harde
zijn, hard als steen, Berend is van dia
mant. Hij blijkt in de oorlogsjaren een
geboren koopman te zijn. Misschien
komt dat, omdat de grootvader van zijn
moeder in de negotie goede zaken deed?
Wie zal het zeggen.
Intussen heeft Berend zoveel geld,
dat hij niet meer weet, waar hij het
moet laten. Alles bij zich houden is ook
riskant. En de schuur aan de dijk is al
even gevaarlijk. Hij krijgt een tip van
een collega en daar handelt hij naar. In
Purmerend stort hij wat geld op een
rekeningcourant. In Amsterdam even
eens. Als hij op een dag in Alkmaar
komt, zoekt hij daar een bank en stort
er eveneens wat. Zo heeft hij overal
plukjes geld staan, maar nog steeds be
schikt hij over veel contanten. Hij weet
er geen raad mee, temeer daar zijn
geldbezit zich nog steeds uitbreidt.
In die dagen komt hij ook in contact
met de illegaliteit. Berend is nu bijna
twintig jaar en hij snapt best, dat de
oorlog niet eeuwig duren zal. Eens komt
er een einde aan en dan is het met de
zwarte handel ook gauw afgelopen. En
wat had de Engelse zender ook weer
gezegd: De landverraders en de colla
borateurs, alsmede zij, die van de oor
log geprofiteerd hadden, zullen terecht
moeten staan. Voor een bijzondere
rechtbank. Berend is niet bang uitge
vallen, maar met het toenemen van de
activiteit der illegalen neemt zijn ge
voel van onbehagen eveneens toe.
Een buurjongen, Piet Dogger, zit in
de een of andere verzetsgroep. Berend
weet het. Op een avond fietsen ze sa
men van Purmerend huiswaarts. Piet is
voorzichtig en polst de gebochelde. Of
hij niet eens een boodschap voor Piet
wil doen.
Maar natuurlijk, waarom niet? Be
rend is altijd bereid iemand te helpen.
Piet denkt na. Er moeten bonnen
naar de Noordbeemster. Maar hun koe
rierster is ziek en Piet weet niemand,
die het gevaarlijke karwei zal kunnen
uitvoeren. Hij zegt tenslotte, dat Berend
er nog wel meer van zal horen.
Piet bespreekt het met de leider en
deze knikt. „Laat hem maar eens een
pakje waardeloze papieren wegbrengen.
(Wordt vervolgd)