Nieuwjaarsgedachten van burgemeesters RI]LES? <:Ylieuwjcicirówenóei\~, MARINO! FLORYN HET LAATSTE LU* VRIJDAG 29 DECEMBER 1961 TWEEDE BLAD „DE VALLEI' Nr. 102 Oudejaars vertelling door Jan v. Maasdorp Kwestie van (goed) gastheerschap WAARSCHUWING Raad van Rhenen stelde begroting voor 1962 ongewijzigd vast (vervolg van 22 december) DE GEVAARLIJKE 3 METER NATUURLIJK IETS VAN KLOKKENSPEL ledereen wist dat hij niet wilde trouwen, maar niemand wist dat er één was voor wie hij de klokken luidde „Neen, Krijn, je hebt al die jaren de klok geluid, nu moet een ander die taak maar eens van je overnemen. Je bent op 'n leeftijd gekomen, waarop een man, die zijn leven lang hard heeft gewerkt, van zijn welverdiende rust behoort te genieten." De predikant keek vriendelijk naar de gebogen gestalte van de man, die tegenover hem in de studeerkamer zat. Krijn Louwe bewoog zich onrustig heen en weer op het puntje van de stoel en draaide zijn pet tussen zijn ge kerfde werkvingers. Hij staarde als maar op het patroon van het tapijt in dominé's kamer en sprak geen woord. De predikant keek aandachtig naar de rusteloos bewegende, kromme vingers van de oude, daarna gleed zijn blik met iets van meewarigheid langs de, eveneens gekromde rug van Krijn Louwe. Dominé had, in de jaren ge durende welke hij de boerenarbeider had leren kennen, genegenheid voor deze opgevat. Toen de predikant, nu bijna twintig jaren geleden, het ambt van zijn voorganger overnam, was hem door deze, mèt de gemeente, tevens Krijn, de klokkeluider, overgedaan, als behorende tot de inventaris van de kerk. „Broeder", had de grijze predikant tot zijn jeugdige opvolger gezegd, „Wanneer u mijn ambt overneemt, met de ganse gemeente, mijn woning en het kerkgebouw, zult u tevens mijn oude klokkeluider er bij moeten overnemen. Want zoals de kerk niet denkbaar is zonder toren en klok, zo is ook de klok niet denkbaar zonder klokkeluider. Het is op uitdrukkelijk verzoek van Krijn Louwe, dat u hem in functie laat. Toen ik nu dertig jaren geleden, mijn ambt hier in Gardehuizen aanvaardde, luid de Krijn reeds de klok en dat wil hij blijven doen totdat hij er niet meer toe in staat is. Het is wonderlijk, maar de oude schijnt zijn hart te hebben verpand aan de kerkklok. U moet er eens opletten met welk een overgave hij zich iedere keer weer wijdt aan zijn eenvoudige taak. Een jong lid van het kerkbestuur had lachend tot de nieuwe predikant ge zegd: „Krijn beziet het, geloof ik, wijs gerig. Hij is zijn leven lang ongetrouwd gebleven en beschouwt die klok nu als zijn geliefde, die hij altijd veilig be vestigd weet op dezelfde plaats. Zijn geliefde zwijgt totdat Krijn haar toe stemming geeft om te spreken en als hij vindt, dat ze genoeg gesproken heeft, legt hij haar weer het zwijgen op. Geen enkele man, buiten hem, kan zijn geliefde benaderen en nooit zal iemand haar aanraken. Werkelijk, do- miné, er zijn slechtere voorbeelden van liefde en huwelijkstrouw in onze ge meente De oude predikant, kwasi-verma- nend, de vinger geheven tegen het jon ge kerkeraadslid, doch de nieuwe pre dikant, die moderne opvattingen had en overigens de zonden in Gardehuizen net als in iedere andere gemeente ver moedde, had de symbolische vergelij king treffend gevonden. En nu, na al die jaren, zat dominé daar tegenover de gebogen gestalte van de oude man en onwillekeurig dacht hij aan die woorden over Krijn Louwe en zijn „ge liefde". Want het was inderdaad met een zekere liefde, dat de oude, steeds weer, de metalen galm over het dorp deed weerklinken. „Wat zou dat eigen lijk zijn", dacht hij peinzend, „die taaie volharding van de oude, om dat zware werk te blijven doen?" „Hoe oud ben je eigenlijk, Krijn?" vroeg de dominé. De kromme gestalte richtte zich half op in een scheve houding, om dominé te kunnen aanzien. „Vierenzeuventig, dominé." „Wel, Krijn, dan wordt het toch eigenlijk tijd „Dominé wil van me ofonder- bi-ak Krijn driftig. Zijn stem trilde en de predikant keek in een paar fon kelende, donkere ogen. „Merkwaardig" dacht hij, „zulk een wilskracht en zulke ogen voor een oude man, die zijn leven lang op het land heeft geploeterd." Krijn's stem had de bedeesdheid van zoéven verloren; alsof hij een bevel gaf zei hij: ,,'k Wil nog ien maol et ouwe jaor uutluuje, dominé, en dan mag oe een ander nieme. Nog ien maol, dan heb ik fieftig jaore et jaor uutgeluuje." De predikant trad op de oude toe en legde zijn hand op diens schouder. „Goed, Krijn", sprak hij vriendelijk, „nog één maal, maar dan ga je defini tief je rust nemen." Dan, terwijl plots zijn gelaat verhelderde: „Ik wist niet, Krijn, dat je je gouden jubileum straks viert. Ik begrijp je trots en ik heb er eerbied voor. We zullen op Nieuwjaars dag een mooi feest maken, Krijn. Dan zal de hele gemeente je gouden jubi leum vieren, dat beloof ik je." Met triomf in zijn ogen en blijdschap in z'n hart om dominé's medeleven had Krijn de predikantswoning ver laten. Toen Krijn Louwe, bijna een halve eeuw geleden, in het dorp Gardehuizen kwam om werk te zoeken 'als land arbeider, was hij een knappe, jonge kerel. Hij verhuurde zich 'als dagloner bij boer Klatte. Hij werkte voor twee, bemoeide zich weinig met de andere knechts en was schijnbaar tevreden met zijn lot. Hij ging des zaterdags avonds naar de dorpsherberg, waar hij een paar glazen bier dronk zonder zich ooit te buiten te gaan, ging zon dags naar de kerk zonder vroom te doen; voor de rest vulde hij zijn leven met harde arbeid op het land, dag in, dag uit, jaar na jaar en bleef knecht, zonder een enkele aspiratie naar meer of beter. Hij zocht geen enkel genoegen en - wat veel vreemder was - ook geen toenadering tot het andere geslacht. De eerste jaren verbaasde het dorp zich uitermate over de» hardnekkig volge houden en tot dusverre in Gardehuizen ongekende celibaat van zo'n flinke, jonge boerekerel, voor wie toch zeker wel een knappe deern te vinden moest zijn. Krijn evenwel hield zich verre van ai wat vrouwvolk was. Het dorp aanvaardde tenslotte de zonderlinge levenshouding van Krijn, nadat eens en voor altijd door deze een einde was gemaakt aan achterklap, roddelarij en zijdelingse schimperij op zijn persoon. Dat had Harmen Brouwer uit de Lange Diele. bijgenaamd „de fles", onwillens tot stand gebracht. Harmen dankte zijn veelzeggende bijnaam aan het feit, dat hij elke zaterdagavond eerst dan van uit de kroeg naar huis ging als hij zijn literfles jenever had verzwolgen. Har men dronk geen druppel meer, maar ook geen druppel minder, dan die liter fles kon bevatten. Hij was een zwetser, een bruut en een treiteraar, pochte graag over zijn lichaamskracht en maakte velen in het dorp, vaak ten on rechte, verdacht door zijn achterklap. Zijn grote, forse lijf schonk hem de brutaliteit steevast de een of ander uit de kroegkring tot het mikpunt van zijn gesar te maken, daarin volhardend doordat nog nooit een enkele kerel het tegen hem had aangedurfd. Toen hij echter was begonnen zijn venijnige pij len op Krijn Louwe te richten, was hem dit slecht bekomen. Waarom Krijn geen „wief" had, wilde hij wel eens weten. ,,'k Mö geen wief ewwe, was het ant- wocfrd van Krijn, „en Lcmoeic oc met oezelf en oew wief." Krijn's zwarte ogen hadden „de fles" dreigend aange keken. De anderen in de kroeg hadden elkaar aangestoten: ze voelden instinct matig,-dat de bliksemende ogen kracht en moed verrieden. Maar de door je never vertroebelde blik van „de fles" bemerkte daar niets van. Hij stond waggelend op en ging in zijn volle breedte voor Krijn staan. Sarrend voegde hij deze toe: „Wil ik oe es wa segge? Oe ken gien wief kriege, ze motte oe nie. Oe bin gien kérel." Door een rood floers zag Krijn het vals-grijnzende gelaat van „de fles", een dolle woede greep hem aan en met een doffe slag kwam zijn vereelte vuist neer op de van jenever vochtige mond van zijn tegenstander. Als een moker had Krijn juist die mond, welke hem tot in zijn ziel had beledigd, geraakt, zodat het bloed eruit spoot. En indien de anderen niet met veel moeite Krijn van het op de vloer gesmakte bonkige lijf van „de fles" hadden weggetrokken zou de gehate dronkelap stellig door Krijn zijn gewurgd. Na dit voorval in de dorpsherberg twijfelde niemand in Gardehuizen er meer aan of Krijn Louwe wel „ien kerel" was. Maar ook niemand zou er ooit achter komen, waarom Krijn Louwe geen vrouw be geerde. Zelfs niet de oude predikant, die Krijn, beschuldigd van poging tot moord, uit de handen van de justitie had weten te redden, teneinde hem langs andere weg „te berechten". Tevergeefs had de voorganger van de gemeente gepoogd, Krijns in donker gehulde ziel bloot te leggen. De herder faalde volkomen, daar Krijns ziel wei- Nu 't oude jaar weer is voorbijgegaan en al die blanke dagen voor ons staan, die God wéér om ons te bewerken gaf; nu vragen iv'ons met vrees in 't harte af: Wat gaan ivïj allen op die lege bladen schrijven? God geve, dat zij schoon en onbezoedeld blijven, dat niet door onze schuld weer bloed en tranen vloeien, maar dat door onze hulp de vredelen vreugde^ontbloeie. Hoe rustig en hoe goed zou alles kunnen wezen zo in ons leefde slechts één enk'le bange vreze: ,,dat wij door onze liefdeloze daden een onzer medemensen krenken zou'n of schaden" Zo dat wij rein en zuiver door de dagen gaan en niets bezoedeld wordt door onze euveldaan. Dat God ons hierbij helpe! wij falen duizend keren, wij moeten nog zo veel, zo angstig veel nog leren. Heer, reinig Gij ons hart en zuiver onz'gedachten en laat ons meer en meer naar 't goederen schone trachten, en mijden al wat onrechtvaardig is en klein, Help ons, naar Christus' voorbeeld, waarlijk mens te zijn. A. H. gerde haar geheim prijs te geven. Alles wat de goedwillende dominé era'it had weten te halen, was een stug: ,,'k Wil nie trouwe, dominé, nou nie en nooit nie 'k mö gien wief Desondanks voelde de oude voor ganger genegenheid voor Krijn, achter wiens stugge masker en ongenaakbaar heid hij een folterende zielekwelling aanwezig wist, al vermocht hij niet de ware oorzaak daarvan op te sporen. Zijn aanbod aan Krijn, de taak van de juist gestorven klokkeluider aan hem over te dragen (waarmee de predikant zijn genegenheid voor Krijn wilde be wijzen) werd tot zijn voldoening door Krijn met grote vreugde aanvaard. Neen geen sterveling had ooit het ge heim kunnen ontsluieren, dat Krijn Louwe nu reeds bijna een halve eeuw met zich droeg. Niemand wist, dat Krijn eens, als jonge man, bij de schatrijke boer Jelgers in het verafgelegen dorp Zonnevank als dagloner had gewerkt. Ook niet, dat de rijke boer een knappe, lieve dochter had, Annelies geheten. Daar, op de rijke hof stee van boer Jelgers, had Krijn Louwe zijn eerste en tevens zijn laatste liefde gevonden. Want daar op die hoeve van boer Jelgers had het grote geluk, dat bij de geboorte reeds het noodlot met zich droeg, Krijn Louwe een levenslustige, knappe jonge kerel tot een eenzame, in zichzelf gekeerde mens voor zijn gehele verdere leven gemaakt. Reeds bij de eer ste ontmoeting met Annelies, na zijn komst op de hoeve, had Krijn met een schok van felle, nog nooit gekende emotie gevoeld, dat de dochter van Jelgers de vrouw voor hèm was. Zij en geen andere! Maar toen die eerste emotie voorbij was, was Krijn zich bewust geworden van het dwaze en onmogelijke van zijn begeerte. Bij intuïtie voelde hij, dat zijn geluks- droom, gezien zijn maatschappelijke ver houding tot de schatrijke boer Jelgers, bitter weinig kans had ooit verwezenlijkt te worden. En danAnnelies zelf! Hoe zou zij er zelf over denken? Betekende de vaak steels op hem gerichte blik uit haar mooie ogen werkelijk een belofte of was het maar een wreed spel van haar? Maar neen, dat kon hij niet geloven zulke ogen verrieden enkel haar trouw. En toengebeurde het wonderbaar lijke, het onbegrijpelijke, dat de mooie dochter van de rijke boer Jelgers de liefde van de dagloner Krijn Louwe beant woordde. Krijns schuchtere vraag, of zij zijn vrouw wilde worden, werd door Annelies met een spontaan „ja" beant woord. Krijns hart jubelde van opperst geluk, zodat het te bersten leek onder zijn grauwe werkkiel. Maar toen hij naar dat grauwe kledingstuk keek, werd hij zich tegelijkertijd bewust van de onoverbrug bare kloof, welke hem van Annelies scheidde. Ze vroeg Krijn, geduld te heb ben, voorlopig hun beider geheim voor zichzelf te houden zoiets moest zijn tijd hebben, later zou haar vader als ze die haar liefde voor Krijn toevertrouwde, wel toestemming geven. Doch Annelies vergiste zich in haar dwaze verwachting het hart van haar on buigzame vader te vermurwen. Toen deze de vrijage van zijn enige dochter ontdekte, sloot hij Annelies op in haar kamer en joeg de dagloner, die dit nog nimmer op zijn voorname hoeve door een mansper soon van de mindere stand vertoonde vermetele spel had gespeeld, op staande voet van zijn erf. Weggehoond en weggejaagd was Krijn Louwe, die een vlijmende pijn in zijn hart voelde om de schande en de miskenning van zijn persoon door de rijke boer, alleen omdat hij geen geld bezat en een dagloner was. Na twee maanden was Annelies ge trouwd met de zoon van de eveneens schatrijke boer Holwerd. Stand bij stand, zoals het behoorde in de rijke boeren stand. Onder de tiranieke dwang van haar vader had Annelies zich niet tegen het besluit durven verzetten. Toen Krijn van het huwelijk vernam, wist hij, dat het nooit de wens was diep overtuigd van haar liefde voor hèm. Doch zijn geluk was aan scherven geslagen en het verlies van zijn eerste grote liefde vormde de bron van eenzaamheid voor Krijns ver dere leven. Het werd een mislukt een ongelukkig huwelijk tussen Annelies en de zoon van boer Holwerd, waaraan na het eerste jaar reeds een einde kwam, toen Annelies, bij de geboorte van een dood kind stierf. Maar Krijn Louwe dankte God, dat deze het zó had bestierd. Want God had, vol gens Krijns bittere gedachtengang, aan dat huwelijk zijn zegen onthouden omdat het gedwongen en vals en zonder liefde was geweest. Nu was Annelies gered en de hardvochtige boer Jelgers gestraft om zijn tirannie en zijn wreedheid. Hij mocht dan rijk zijn, maar nooit zou een erfopvolger zijn rijkdommen erven déórvoor dankte Krijn God. En het was niet zo, dat Krijn zijn liefde verloren waande. Hij wist zich verbonden met Annelies door gelouterde liefdesban den en hij zwoer bij zichzelf, nooit een andere vrouw tot de zijne te zullen ma ken. Het luiden van de kerkklok was voor Krijn Louwe niet enkel de door de ge meente voorgeschreven ritus, het was voor hem een sacrament voor zijn ge kwelde ziel en een steeds weerkerend ge bed en verbinding met Annelies. Zó had Krijn, nu bijna vijftig jaren, de klok ge luid voor zijn geroofde bruid. En op oude jaarsnacht elk jaar weer, had Krijn slechts in schijn het achterliggende jaar „uutge luuje". In werkelijkheid herdacht Krijn dan zijn geliefde. De bronzen stem sprak op oudejaarsnacht in feite niet tot de dorpsbewoners, maar riep Annelies toe: „Ik houd van je! Jij bent mijn vrouw!" En nu zou Krijn Louwe dus voor het laatst op oudejaarsnacht de klok luiden. Dat was zo afgesproken met de dominé. En daarnaKrijn wilde, nu hij zich opmaakte om voor het laatst zijn plicht te doen, niet denken aan „daarna". Een hoestbui overviel hem, zodat hij met een van pijn verwrongen gelaat even moest gaan zitten. Opzettelijk had hij tegenover dominé verzwegen, dat hij zich de laatste tijd niet wel gevoelde, wetende, dat dan stellig dominé zou hebben geweigerd hem de klok te laten luiden. Toen het hoesten en de pijn verminderden, ving hij zijn moeizame tocht aan door een jagende sneeuwstorm. Geleid door het restant van zijn wilskracht bereikte Krijn het kerk gebouw. Met een gevoel van weemoed om- Ook het streekplan heeft wel een dom per gezet op de ontwikkeling van Rhenen. Aan de andere kant is er toch ook veel goeds te melden, we hadden allemaal weer werk en brood en wanneer een ieder in grote eendracht de schouders onder een bredere uitbouw van Rhenen zal zetten, kunnen wij in het Nieuwejaar gezamen- VEENENDAAL: Gaarne grijp ik de mij door de redactie geboden gelegenheid aan in de speciale Oudjaarseditie alle ingezetenen van onze gemeente een zeer gelukkig Nieuwjaar te wensen. Terwijl ik dit schrijf, ligt zeer kort ach ter ons de avond van de massale Volks kerstzang, waarbij opnieuw tot uiting is gekomen hoe ondanks velerlei verschil van opvattingen toch zeer velen elkaar kunnen vinden in grote zaken des levens. Moge in 1962 blijken, dat ook in andere opzichten we elkaar kunnen (blijven) vin den. Voor ieder onzer geldt dan wel, dat wij onze wil daarop actief hebben te richten en niet wachten tot de ander eerst over de brug is gekomen. De burgemeester van Veenendaal: Mr. Dr. J. Hazenberg. RHENEN: Eist, Achterberg: Rhenen heeft ook in 196^ weer in een tijd van hoogconjunctuur geleefd, een hoogconjunctuur waarin het gemeentebe stuur eigenlijk geen deel heeft gehad. Men moet zich afvragen of Nederland wel genoeg offers wil brengen voor de algemene voorzieningen die nodig zijn om de gemeenten leefbaar te maken. Want vele wensen bij de gemeentebestu ren gingen én door gebrek aan geld én door gebrek aan toestemming van hogere autoriteiten niet in vervulling. en zijn gemoedelijke bevolking zijn mij lief geworden. Ik hoop van harte dat het U goed gaat. De waarnemend burgemeester van Amerongen: L. Bosch v. Rosenthal. RENSWOUDE: Het is mij een zeer oprechte behoefte nu de redactie van het Veenendaals- en Rhenens Nieuwsblad „De Vallei" mij daartoe de gelegenheid heeft willen bie den de ganse burgerij van Renswoude een zeer Gezegend en Voorspoedig 1962 te mogen toewensen en ik verbind daar aan volgaarne de innige wens dat het de ingezetenen van onze zo vriendelijke dorpsgemeenschap in het Nieuwe Jaar zeer goed moge gaan! Mogen alle nijvere „werkers" in ons dorp en dat zijn er op verscheiden ter rein zeer velen ook weer nieuwe kracht ontvangen tot het verrichten van die ar beid die hunne handen vinden om te cjoen. De ouderen van jaren wens ik zeer in het bijzonder een Gezegend Nieuwjaar toe. De zieken en bedlegerigen moge ik een zeer spoedig en volledig herstel toe wensen. God zij ons allen in 1962 nabij. Mogen lijk met onze kleine gemeenschap zeker nóg meer bereiken. Moge 1962 voor U allen een gezegend jaar worden. De burgemeester van Rhenen: L. Bosch v. Rosenthal. AMERONGEN: Overberg: Het Oudejaar betekent voor mij tevens een afscheid van deze gemeente, omdat burgemeester Martens weer hersteld is van zijn ziekte, waarmee ik hem vanaf deze plaats van harte gelukwens. Mij rest de wethouders, de gemeentesec retaris, de ambtenaren en de raadsleden hartelijk dank te zeggen voor het vertrou wen dat ik in zo ruime mate tijdens mijn waarneming heb ondervonden. Ik kan U de verzekering geven, dat ik er de prettigste herinneringen aan heb overgehouden. Amerongen, met zijn grote schoonheid wij in Vrede leven en werken onder de Gezegende Regering van onze geëerbie digde Koningin Juliana! De burgemeester van Renswoude: J. A. Hosang. Gastheer (of gastvrouw) zijn is niet ieders werk. Want goed gastheerschap veronderstelt dat wij als het ware in tuïtief aanvoelen wat onze -gasten wél en niet willen. Dat betekent dat wij die gasten niet op een rechte stoel zet ten als wij maar het minste vermoeden hebben dat ze liever „lekker lui" zitten. Dat we niet wachten met het aanbie den van een sigaar of sigaret totdat onze gast - in de moed der wanhoop zondigend tegen een hoofdregel van „gastelijke" welcévendheid - zelf zijn rokertje voor de dag haalt En dat we met lafenis klaar staan voordat het gesprek stokt als gevolg van al te droge tongenDie lafenis daar gaat het nu net om. Bij een gezel lige avond komt de fles op tafel. Maar mèt die fles haalt de gastheer tegelijk een ander probleem binnen, dat groter wordt naarmate de inhoud van die fles kleiner wordt: zijn mede-verantwoor delijkheid voor het wel en wee van de gemotoriseerde gasten onder het ge zelschap Met de moderne tijd heeft het goed- gastheerschap er een aspect bij gekre gen waar de aloude en heilige Griekse gastvrijheid zich bepaald geen zorgen over behoefde te maken. In die dagen was het geen probleem wanneer de gasten een tikkeltje vrolijk en be neveld de deur uitgingen. Onze heden daagse maatschappij vraagt in dat op zicht een andere levenshouding. Van de gast. Natuurlijk, in de eerste plaats. Maar óók van de gastheer en de gastvrouw. Niets menselijks is onze gasten vreemd en daarom is het goed, neen noodzake lijk, dat wij als gastheer of gastvrouw een beetje morele medeverantwoorde lijkheid voor het (weg)gedrag van die gast op onze (smalle) schouders nemen. Een onderzoek van het Sociologisch Instituut van de Universiteit te Gro ningen heeft uitgewezen, dat 6°/o van het Nederlandse volk uitsluitend in café's, 80!o dan eens in het café, dan eens thuis en 68 °/o alleen thuis „drinkt" Dat laatste gaat het hier om. Het ge zellige borreluurtje. De verjaardags partij. De Kerstmaaltijd. Oudejaars avond. Voor velen hoort daar een goed glas wijn of een stevige borrel bij. Ak koord. Ieder het zijne. Maar laten wij als gastheer of gastvrouw er aan den ken, dat het onze morele plicht is om die gasten, die strakjes weer op de brommerop de motor, op de scooter of in de auto stappen een ware prien- dienst te bewijzen door ze iets vóór te zetten waarvan later nooit gezegd kan worden,,'t zat 'm in dat glaasje". vatte hij het klokketouw met zijn geha vende handen. Met inspanning van al zijn krachten trok hij aan het touw en daar klonk de eerste, galmende slag. De krom me gestalte werd omhooggerukt door het gewicht van het metalen lichaam en wéér trok de oude aan het touw en klonk de tweede slag. Maar toen was daar weer die pijn, nu fel en vlammend. Voor de derde maal trok Krijn aan het klokke touw en andermaal rukte zijn lijf omhoog. En toen, opeens voelde Krijn zich weg zinken in een lege, donkere ruimte. Maar hé, wonderlijk was dat, daar liep hij op eens op een landweg tussen wuivende ko renvelden en stond daar zo maar opeens de zon stralend aan een blauwe hemel. Krijn liep frank en recht en zijn hart was ruim en hij gevoelde zich jong en vrolijk en heel gelukkig. Ginds, in de verte, zag Krijn een grote boerenhoeve en vanaf die hoeve kwam een jonge vrouw hem tege moet lopen. Nu riep ze hem ook iets toe: „Maok toch veurt, Krijn, ge widde tocht, datte we vandaog trouwe motte „Of 'k et widde Annelies?" riep Krijn lachend, „dat zou 'k dinke, maor, widde, 'k wolde veur ons trouwe zélf de klok luuje Toen de predikant, bij het plotseling afbreken van het klokgelui, in een bang en vaag vermoeden naar de kerk was ge sneld, lag de oude klokkeluider daar, het touw in zijn verkleumde, gekerfde vingers geklemd, op de stenen vloer. Devoot boog de predikant het hoofd in stille bewondering voor zoveel plichtsge voel van die eenvoudige mens. „Arme oude", mompelde hij, „je hebt je gouden jubileum niet mogen beleven. Je ziel ruste in vrede". Maar dominé wist niet, dat zijn klokke luider zojuist na vijftig jaren, zijn bruid had terug gevonden en zijn eigen huwe lijk met zijn geliefde Annelies had aan gekondigd. (Nadruk verboden) VUUR - VUURWERK en ALCOHOL Gaarne wil ik de bevolking van Veenen daal enige wenken ge ven om de feestdagen zonder on aangename verrassingen door te ko- i men. Hebt U nog een kerst- |boom in Uw kamer? Overtuigt U dan of er geen brandgevaar door kaarsen en ver siering ontstaat. Houdt de aarde waarin U de boom hebt geplant goed vochtig; dan drogen de naal den niet zo snel uit, zyn zij min der brandbaar en vallen minder uit. Geeft na de feestdagen de boom mee aan de gemeentereiniging zodat de jeugd geen „fikkie" kan maken. Let U op het vuurwerk dat Uw kin deren met „Oud en Nieuw" afste ken? Ieder jaar vallen er een aan tal slachtoffers, die met een pijn lijke ervaring het nieuwe jaar in gaan. Dat U „Oud en Nieuw" wilt vieren met een glaasje is Uw goed recht, maar drinkt U niet indien U nog moet rijden! Laat U dan liever voor die keer met een taxi thuis bren gen! Hoeveel kans hebt U anders niet op een ongeluk? De Inspecteur van Politie W. C. H. Dekker Bij gebruik van slechts een weinig alcohol reageert men 1/10 seconde later dan normaal 1/10 seconde later remmen bij een snelheid vanlOOkm per uur betekent een 3 meter- langere remweg, Velen van hen hebben een speci fieke handvaardigheid, welke ontwik keld kan worden op verschillende technische scholen die daarvoor spe ciaal zijn ingericht. Dit maakt dat deze leerlingen beter uitgerust de maatschappij ingaan. Het zou op de weg van het gemeentebestuur kunnen liggen in deze richting het nodige ac tiviteit te ontplooien. Laat de gemeen te ook alle wettelijke mogelijkheden tot het aanhouden en aantrekken van boventallige leerkrachten uitbuiten. Het deed mijn fractie genoegen dat op de begroting wederom een bedrag van 1000,is opgenomen voor het testen van leerlingen uit de hoogste klasse der lagere school. Is het zeker dat in 1962 en volgende jaren dit onderzoek vanwege de Rijks Universiteit te Utrecht plaats vindt? Het is zeer urgent dat de derde openba re lagere school te Rhenen nu eindelijk wordt gebouwd. Zeer tot leedwezen van mijn fractie tie werd daarvoor op deze begroting nog geen raming aangetroffen. Laat ook het gemeentebestuur en spe ciaal de dienst van gemeentewerken be grip hebben voor de taak van het on derwijzend personeel. A Helaas moet gesignaleerd worden dat het veel voorkomt dat verzoeken om klei ne reparaties, klachten betreffende de outilage en inlichting van de scholen niet worden behandeld cf eerst na herhaald rappel, ook waar het slechts kleinigheden betreft. Tengevolge van het nog steeds niet verrijzen van de derde openbare lagere school heeft het gemeentebestuur reeds één keer moeten ingrijpen door het wij zigen van de schoolgrenzen. Dit is een middel dat nadelige gevolgen kan hebben voor de betrokken lagere scholen. Het kan het ongewenste gevolg hebben dat kinderen uit één gezin op 2 verschillende lagere scholen terecht komen, buiten de wil van de ouders. Het is een bezwaar voor de scholen als éénheid. Het doet mij veel genoegen dat b en w het reeds enkele malen de door onze fractie gedane suggestie tot bouw van een sporthal heeft overgenomen. Wij zouden echter gaarne zien dat reeds nu op de begroting daarvoor desnoods uitsluitend voor voorbereidingen een bedrag wordt uitgetrokken. Er ware bij het onderwijs meer acht te geven op het aankweken van liefde voor de natuur. B.v. door veld- en bos wandelingen onder bevoegde leiding. Mo gelijk is dit een middel om de verontrus tende vernielzucht van de jeugd te brei delen. Met veel genoegen zien mijn partijgeno ten en ik dat ondermeer door het houden van een schoolsportdag, door voetbal- en zwemwedstrijden een band wordt ge kweekt tussen de jeugd in de gemeente. Aanbevolen wordt op deze weg door te gaan Wellicht kunnen plaatselijke school teams worden geformeerd. Als bijdrage tot de saamhorigheid zou de gemeente wat prijzen ter beschikking kunnen stellen. De heer C. Hensen (PvdA) vestigde de aandacht erop, dat al achtmaal was ge sproken over een sportveld in Eist. Ook hij wenste wachthuisjes bij de bushalten. Er moet een groter bedrag worden besteed aan het onderhoud van de woningen. Over de „Koerheuvel" had hij vreemde geruch ten gehoord, onder meer over het herstel van schade. Woningbouw in Eist noemde hij urgent, evenals verbetering van de Franseweg. De heer H. J. van Dongen (VVD): De subsidies aan de verschillende ver enigingen zijn in geld uitgedrukt wel wat hoger geworden. Het verwondert mijn fractie echter dat tegen de afspraken in een deel van de verhoging van de huur prijzen van schoolgebouwen worden af gewenteld op de desbetreffende vereni gingen. Deze verhoging is toch inge voerd uitsluitend om de verhouding tus sen de verschillende soorten van onder wijs financieel recht te trekken, maar be paald niet om het de plaatselijke vereni gingen, in welk opzicht dan ook, moeilijk te maken. Gaarne zou ik de toezegging hebben dat de volledige hiervoorbedoelde huurverhoging aan de verenigingen zal worden uitgekeerd als extra subsidie of als subsidieverhoging. Met de sportterreinen in Rhenen is het in vergelijking tot de omliggende gemeen ten, laten we dit rustig erkennen, droevig gesteld. In de begroting wordt een post gemist voor de uitbreiding van het Sport veld Candia tot een terrein dat onze ge meente waardig is. Het gemeentebestuur zal hier diligent moeten zijn en onver wijld hebben te handelen. In de septem- bervergadering heeft de raad goedkeuring verleend aan het aanbrengen voor een be hoorlijke afrastering dat de huren die de sportverenigingen voor dit terrein heb ben te betalen naar draagkracht zouden worden verhoogd. Het heeft mij bijzonder pijnlijk getroffen dat het college blijkens het nieuws voor de raadsleden gemeend heeft de huurprijzen die de voetbalvereni ging Rhenus zal hebben te betalen, tot het drievoudige te verhogen. Het is re delijk dat wanneer verbeteringen worden aangebracht de verenigingen wat bijbe talen, doch niet dat zij financieel worden platgedrukt. Mijn fractie zou willen voorstellen de bijdrage aan het Sociaal Cultureel Fonds nu dit financieel mogelijk is, aanmerke lijk te verhogen. Omtrent het stichten van een water sportcentrum of een jachthaven in de ge meente is niets in de begroting te vin den. Dit zijn zeker punten die in een plan op langere termijn ontwikkeld dienen te worden. Vervolgens wilde ik nog enkele woorden wijden aan het streekmuseum. Is een sub sidie van 800,— niet veel te gering. Wat zijn de plannen van het gemeentebestuur als de dienst van gemeentewerken het gebouw aan de Molenstraat verlaat. Dit streekmuseum kan ingeschakeld worden voor bijzondere evenementen. Ik vraag mij af of aan het belang daarvan wel voldoende aandacht bij het college be staat. Ten aanzien van één punt is de begro ting helaas overduidelijk en dat is van datgene wat het gemeentebestuur zich voorstelt te doen voor onze bejaarden. Ik denk nu niet aan die bejaarden die zich gelukkig goed kunnen redden, maar aan de grotere groep die niettegenstaande de sterk verhoogde welstand het nog steeds bijzonder moeilijk heeft. Wij hebben in de gemeente één bejaar den tehuis en geen enkel verpleegtehuis. Het bejaardentehuis is zeer verouderd. Een krassere term, die mij op de lippen ligt slik ik maar in. Er is een commissie die zou proberen tot stichting van een algemeen bejaardencen trum te komen. Deze commissie bracht geen verslag uit. Hoe zit het met deze comissie? Het uit de begroting blijkende stand punt van het college is, zei ik, overdui delijk. Er is geen enkele post geraamd, er wordt niets gedaan, er wordt niets over geschreven, niet over gesproken. Is het niet zo dat het gemeentebestuur dit niet als urgent probleem ziet. Mijnheer de voorzitter. Ik voel mij hierdoor teleurge steld; mijn fractie ergert zich; maar de burgerij neemt dit niet. In geen omliggende en voor mij beken de vergelijkbare gemeente is dit dringende vraagstuk zo veronachtzaamd als hier in Rhenen. Wij weten dat er verschillende moeilijkheden zijn en hindernissen. Ob stakels zijn er om te worden genomen. Hier moet met flair, fut en fantasie, dag in dag uit aan gewerkt worden. Mijn fractie verzoekt het College aan de Raad iedere drie maanden kennis te geven van de stand en de'vorderingen op dit gebied. Instelling van een maatschappelijke dienst waarover ik reeds in de vorige vergadering sprak in verband met de be zwaren van het buiten de gemeente ar beiden is ook van nut voor die be jaarden, die op zichzelf wonen. Een over leg tussen Landbouwhuishoudschool en de gemeente zou m.i. in dit opzicht zijn nut hebben. Mijnheer de voorzitter ik ben hiermede aan het eind van onze opmerkingen. De heer H. Griffioen (AR) noemde de urgentie van de werken voorkomende op deze begroting aanvechtbaar. De situatie in de woningbouw betitelde hij als be droevend. Hij was van mening dat een sy steem gezocht moest worden voor goed koper woningbouw, desnoods door middel van een ideëenbus. Voor de doorsnee-ar beider is de huur niet meer te betalen. (Wordt vervolgd) JONGE EN OUDE GENEVER f

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1961 | | pagina 3