Nieuwjaarsgedachten
van burgemeesters
RI]LES?
<:Ylieuwjcicirówenóei\~,
MARINO!
FLORYN
HET LAATSTE
LU*
VRIJDAG 29 DECEMBER 1961
TWEEDE BLAD „DE VALLEI'
Nr. 102
Oudejaars vertelling
door Jan v. Maasdorp
Kwestie van (goed) gastheerschap
WAARSCHUWING
Raad van Rhenen stelde begroting
voor 1962 ongewijzigd vast
(vervolg van 22 december)
DE GEVAARLIJKE 3 METER
NATUURLIJK IETS VAN
KLOKKENSPEL
ledereen wist dat hij niet wilde trouwen, maar niemand wist dat er
één was voor wie hij de klokken luidde
„Neen, Krijn, je hebt al die jaren de
klok geluid, nu moet een ander die
taak maar eens van je overnemen. Je
bent op 'n leeftijd gekomen, waarop
een man, die zijn leven lang hard heeft
gewerkt, van zijn welverdiende rust
behoort te genieten."
De predikant keek vriendelijk naar
de gebogen gestalte van de man, die
tegenover hem in de studeerkamer zat.
Krijn Louwe bewoog zich onrustig
heen en weer op het puntje van de
stoel en draaide zijn pet tussen zijn ge
kerfde werkvingers. Hij staarde als
maar op het patroon van het tapijt
in dominé's kamer en sprak geen
woord. De predikant keek aandachtig
naar de rusteloos bewegende, kromme
vingers van de oude, daarna gleed zijn
blik met iets van meewarigheid langs
de, eveneens gekromde rug van Krijn
Louwe. Dominé had, in de jaren ge
durende welke hij de boerenarbeider
had leren kennen, genegenheid voor
deze opgevat. Toen de predikant, nu
bijna twintig jaren geleden, het ambt
van zijn voorganger overnam, was hem
door deze, mèt de gemeente, tevens
Krijn, de klokkeluider, overgedaan, als
behorende tot de inventaris van de
kerk.
„Broeder", had de grijze predikant
tot zijn jeugdige opvolger gezegd,
„Wanneer u mijn ambt overneemt, met
de ganse gemeente, mijn woning en het
kerkgebouw, zult u tevens mijn oude
klokkeluider er bij moeten overnemen.
Want zoals de kerk niet denkbaar is
zonder toren en klok, zo is ook de klok
niet denkbaar zonder klokkeluider. Het
is op uitdrukkelijk verzoek van Krijn
Louwe, dat u hem in functie laat. Toen
ik nu dertig jaren geleden, mijn ambt
hier in Gardehuizen aanvaardde, luid
de Krijn reeds de klok en dat wil hij
blijven doen totdat hij er niet meer
toe in staat is. Het is wonderlijk, maar
de oude schijnt zijn hart te hebben
verpand aan de kerkklok. U moet er
eens opletten met welk een overgave
hij zich iedere keer weer wijdt aan zijn
eenvoudige taak.
Een jong lid van het kerkbestuur had
lachend tot de nieuwe predikant ge
zegd: „Krijn beziet het, geloof ik, wijs
gerig. Hij is zijn leven lang ongetrouwd
gebleven en beschouwt die klok nu als
zijn geliefde, die hij altijd veilig be
vestigd weet op dezelfde plaats. Zijn
geliefde zwijgt totdat Krijn haar toe
stemming geeft om te spreken en als
hij vindt, dat ze genoeg gesproken
heeft, legt hij haar weer het zwijgen
op. Geen enkele man, buiten hem, kan
zijn geliefde benaderen en nooit zal
iemand haar aanraken. Werkelijk, do-
miné, er zijn slechtere voorbeelden van
liefde en huwelijkstrouw in onze ge
meente
De oude predikant, kwasi-verma-
nend, de vinger geheven tegen het jon
ge kerkeraadslid, doch de nieuwe pre
dikant, die moderne opvattingen had
en overigens de zonden in Gardehuizen
net als in iedere andere gemeente ver
moedde, had de symbolische vergelij
king treffend gevonden. En nu, na al
die jaren, zat dominé daar tegenover
de gebogen gestalte van de oude man
en onwillekeurig dacht hij aan die
woorden over Krijn Louwe en zijn „ge
liefde". Want het was inderdaad met
een zekere liefde, dat de oude, steeds
weer, de metalen galm over het dorp
deed weerklinken. „Wat zou dat eigen
lijk zijn", dacht hij peinzend, „die taaie
volharding van de oude, om dat zware
werk te blijven doen?"
„Hoe oud ben je eigenlijk, Krijn?"
vroeg de dominé.
De kromme gestalte richtte zich half
op in een scheve houding, om dominé
te kunnen aanzien.
„Vierenzeuventig, dominé."
„Wel, Krijn, dan wordt het toch
eigenlijk tijd
„Dominé wil van me ofonder-
bi-ak Krijn driftig. Zijn stem trilde en
de predikant keek in een paar fon
kelende, donkere ogen. „Merkwaardig"
dacht hij, „zulk een wilskracht en zulke
ogen voor een oude man, die zijn leven
lang op het land heeft geploeterd."
Krijn's stem had de bedeesdheid van
zoéven verloren; alsof hij een bevel
gaf zei hij:
,,'k Wil nog ien maol et ouwe jaor
uutluuje, dominé, en dan mag oe een
ander nieme. Nog ien maol, dan heb ik
fieftig jaore et jaor uutgeluuje."
De predikant trad op de oude toe en
legde zijn hand op diens schouder.
„Goed, Krijn", sprak hij vriendelijk,
„nog één maal, maar dan ga je defini
tief je rust nemen." Dan, terwijl plots
zijn gelaat verhelderde: „Ik wist niet,
Krijn, dat je je gouden jubileum straks
viert. Ik begrijp je trots en ik heb er
eerbied voor. We zullen op Nieuwjaars
dag een mooi feest maken, Krijn. Dan
zal de hele gemeente je gouden jubi
leum vieren, dat beloof ik je."
Met triomf in zijn ogen en blijdschap
in z'n hart om dominé's medeleven
had Krijn de predikantswoning ver
laten.
Toen Krijn Louwe, bijna een halve
eeuw geleden, in het dorp Gardehuizen
kwam om werk te zoeken 'als land
arbeider, was hij een knappe, jonge
kerel. Hij verhuurde zich 'als dagloner
bij boer Klatte. Hij werkte voor twee,
bemoeide zich weinig met de andere
knechts en was schijnbaar tevreden
met zijn lot. Hij ging des zaterdags
avonds naar de dorpsherberg, waar hij
een paar glazen bier dronk zonder
zich ooit te buiten te gaan, ging zon
dags naar de kerk zonder vroom te
doen; voor de rest vulde hij zijn leven
met harde arbeid op het land, dag in,
dag uit, jaar na jaar en bleef knecht,
zonder een enkele aspiratie naar meer
of beter. Hij zocht geen enkel genoegen
en - wat veel vreemder was - ook geen
toenadering tot het andere geslacht. De
eerste jaren verbaasde het dorp zich
uitermate over de» hardnekkig volge
houden en tot dusverre in Gardehuizen
ongekende celibaat van zo'n flinke,
jonge boerekerel, voor wie toch zeker
wel een knappe deern te vinden moest
zijn. Krijn evenwel hield zich verre
van ai wat vrouwvolk was. Het dorp
aanvaardde tenslotte de zonderlinge
levenshouding van Krijn, nadat eens
en voor altijd door deze een einde was
gemaakt aan achterklap, roddelarij en
zijdelingse schimperij op zijn persoon.
Dat had Harmen Brouwer uit de Lange
Diele. bijgenaamd „de fles", onwillens
tot stand gebracht. Harmen dankte zijn
veelzeggende bijnaam aan het feit, dat
hij elke zaterdagavond eerst dan van
uit de kroeg naar huis ging als hij zijn
literfles jenever had verzwolgen. Har
men dronk geen druppel meer, maar
ook geen druppel minder, dan die liter
fles kon bevatten. Hij was een zwetser,
een bruut en een treiteraar, pochte
graag over zijn lichaamskracht en
maakte velen in het dorp, vaak ten on
rechte, verdacht door zijn achterklap.
Zijn grote, forse lijf schonk hem de
brutaliteit steevast de een of ander uit
de kroegkring tot het mikpunt van zijn
gesar te maken, daarin volhardend
doordat nog nooit een enkele kerel het
tegen hem had aangedurfd. Toen hij
echter was begonnen zijn venijnige pij
len op Krijn Louwe te richten, was
hem dit slecht bekomen. Waarom Krijn
geen „wief" had, wilde hij wel eens
weten.
,,'k Mö geen wief ewwe, was het ant-
wocfrd van Krijn, „en Lcmoeic oc met
oezelf en oew wief." Krijn's zwarte
ogen hadden „de fles" dreigend aange
keken. De anderen in de kroeg hadden
elkaar aangestoten: ze voelden instinct
matig,-dat de bliksemende ogen kracht
en moed verrieden. Maar de door je
never vertroebelde blik van „de fles"
bemerkte daar niets van. Hij stond
waggelend op en ging in zijn volle
breedte voor Krijn staan. Sarrend
voegde hij deze toe:
„Wil ik oe es wa segge? Oe ken gien
wief kriege, ze motte oe nie. Oe bin
gien kérel."
Door een rood floers zag Krijn het
vals-grijnzende gelaat van „de fles",
een dolle woede greep hem aan en met
een doffe slag kwam zijn vereelte vuist
neer op de van jenever vochtige mond
van zijn tegenstander. Als een moker
had Krijn juist die mond, welke hem
tot in zijn ziel had beledigd, geraakt,
zodat het bloed eruit spoot. En indien
de anderen niet met veel moeite Krijn
van het op de vloer gesmakte bonkige
lijf van „de fles" hadden weggetrokken
zou de gehate dronkelap stellig door
Krijn zijn gewurgd. Na dit voorval in
de dorpsherberg twijfelde niemand in
Gardehuizen er meer aan of Krijn
Louwe wel „ien kerel" was. Maar ook
niemand zou er ooit achter komen,
waarom Krijn Louwe geen vrouw be
geerde. Zelfs niet de oude predikant,
die Krijn, beschuldigd van poging tot
moord, uit de handen van de justitie
had weten te redden, teneinde hem
langs andere weg „te berechten".
Tevergeefs had de voorganger van
de gemeente gepoogd, Krijns in donker
gehulde ziel bloot te leggen. De herder
faalde volkomen, daar Krijns ziel wei-
Nu 't oude jaar weer is voorbijgegaan
en al die blanke dagen voor ons staan,
die God wéér om ons te bewerken gaf;
nu vragen iv'ons met vrees in 't harte af:
Wat gaan ivïj allen op die lege bladen schrijven?
God geve, dat zij schoon en onbezoedeld blijven,
dat niet door onze schuld weer bloed en tranen vloeien,
maar dat door onze hulp de vredelen vreugde^ontbloeie.
Hoe rustig en hoe goed zou alles kunnen wezen
zo in ons leefde slechts één enk'le bange vreze:
,,dat wij door onze liefdeloze daden
een onzer medemensen krenken zou'n of schaden"
Zo dat wij rein en zuiver door de dagen gaan
en niets bezoedeld wordt door onze euveldaan.
Dat God ons hierbij helpe! wij falen duizend keren,
wij moeten nog zo veel, zo angstig veel nog leren.
Heer, reinig Gij ons hart en zuiver onz'gedachten
en laat ons meer en meer naar 't goederen schone trachten,
en mijden al wat onrechtvaardig is en klein,
Help ons, naar Christus' voorbeeld, waarlijk mens te zijn.
A. H.
gerde haar geheim prijs te geven. Alles
wat de goedwillende dominé era'it had
weten te halen, was een stug:
,,'k Wil nie trouwe, dominé, nou nie
en nooit nie 'k mö gien wief
Desondanks voelde de oude voor
ganger genegenheid voor Krijn, achter
wiens stugge masker en ongenaakbaar
heid hij een folterende zielekwelling
aanwezig wist, al vermocht hij niet de
ware oorzaak daarvan op te sporen.
Zijn aanbod aan Krijn, de taak van de
juist gestorven klokkeluider aan hem
over te dragen (waarmee de predikant
zijn genegenheid voor Krijn wilde be
wijzen) werd tot zijn voldoening door
Krijn met grote vreugde aanvaard.
Neen geen sterveling had ooit het ge
heim kunnen ontsluieren, dat Krijn Louwe
nu reeds bijna een halve eeuw met zich
droeg. Niemand wist, dat Krijn eens, als
jonge man, bij de schatrijke boer Jelgers
in het verafgelegen dorp Zonnevank als
dagloner had gewerkt. Ook niet, dat de
rijke boer een knappe, lieve dochter had,
Annelies geheten. Daar, op de rijke hof
stee van boer Jelgers, had Krijn Louwe
zijn eerste en tevens zijn laatste liefde
gevonden. Want daar op die hoeve van
boer Jelgers had het grote geluk, dat bij
de geboorte reeds het noodlot met zich
droeg, Krijn Louwe een levenslustige,
knappe jonge kerel tot een eenzame, in
zichzelf gekeerde mens voor zijn gehele
verdere leven gemaakt. Reeds bij de eer
ste ontmoeting met Annelies, na zijn
komst op de hoeve, had Krijn met een
schok van felle, nog nooit gekende emotie
gevoeld, dat de dochter van Jelgers de
vrouw voor hèm was. Zij en geen andere!
Maar toen die eerste emotie voorbij was,
was Krijn zich bewust geworden van het
dwaze en onmogelijke van zijn begeerte.
Bij intuïtie voelde hij, dat zijn geluks-
droom, gezien zijn maatschappelijke ver
houding tot de schatrijke boer Jelgers,
bitter weinig kans had ooit verwezenlijkt
te worden. En danAnnelies zelf! Hoe
zou zij er zelf over denken? Betekende
de vaak steels op hem gerichte blik uit
haar mooie ogen werkelijk een belofte
of was het maar een wreed spel van haar?
Maar neen, dat kon hij niet geloven
zulke ogen verrieden enkel haar trouw.
En toengebeurde het wonderbaar
lijke, het onbegrijpelijke, dat de mooie
dochter van de rijke boer Jelgers de liefde
van de dagloner Krijn Louwe beant
woordde. Krijns schuchtere vraag, of zij
zijn vrouw wilde worden, werd door
Annelies met een spontaan „ja" beant
woord. Krijns hart jubelde van opperst
geluk, zodat het te bersten leek onder zijn
grauwe werkkiel. Maar toen hij naar dat
grauwe kledingstuk keek, werd hij zich
tegelijkertijd bewust van de onoverbrug
bare kloof, welke hem van Annelies
scheidde. Ze vroeg Krijn, geduld te heb
ben, voorlopig hun beider geheim voor
zichzelf te houden zoiets moest zijn
tijd hebben, later zou haar vader als ze
die haar liefde voor Krijn toevertrouwde,
wel toestemming geven.
Doch Annelies vergiste zich in haar
dwaze verwachting het hart van haar on
buigzame vader te vermurwen. Toen deze
de vrijage van zijn enige dochter ontdekte,
sloot hij Annelies op in haar kamer en
joeg de dagloner, die dit nog nimmer op
zijn voorname hoeve door een mansper
soon van de mindere stand vertoonde
vermetele spel had gespeeld, op staande
voet van zijn erf.
Weggehoond en weggejaagd was Krijn
Louwe, die een vlijmende pijn in zijn hart
voelde om de schande en de miskenning
van zijn persoon door de rijke boer, alleen
omdat hij geen geld bezat en een dagloner
was.
Na twee maanden was Annelies ge
trouwd met de zoon van de eveneens
schatrijke boer Holwerd. Stand bij stand,
zoals het behoorde in de rijke boeren
stand. Onder de tiranieke dwang van
haar vader had Annelies zich niet tegen
het besluit durven verzetten. Toen Krijn
van het huwelijk vernam, wist hij, dat
het nooit de wens was diep overtuigd van
haar liefde voor hèm. Doch zijn geluk
was aan scherven geslagen en het verlies
van zijn eerste grote liefde vormde de
bron van eenzaamheid voor Krijns ver
dere leven.
Het werd een mislukt een ongelukkig
huwelijk tussen Annelies en de zoon van
boer Holwerd, waaraan na het eerste jaar
reeds een einde kwam, toen Annelies, bij
de geboorte van een dood kind stierf.
Maar Krijn Louwe dankte God, dat deze
het zó had bestierd. Want God had, vol
gens Krijns bittere gedachtengang, aan dat
huwelijk zijn zegen onthouden omdat het
gedwongen en vals en zonder liefde was
geweest. Nu was Annelies gered en de
hardvochtige boer Jelgers gestraft om zijn
tirannie en zijn wreedheid. Hij mocht dan
rijk zijn, maar nooit zou een erfopvolger
zijn rijkdommen erven déórvoor dankte
Krijn God.
En het was niet zo, dat Krijn zijn liefde
verloren waande. Hij wist zich verbonden
met Annelies door gelouterde liefdesban
den en hij zwoer bij zichzelf, nooit een
andere vrouw tot de zijne te zullen ma
ken.
Het luiden van de kerkklok was voor
Krijn Louwe niet enkel de door de ge
meente voorgeschreven ritus, het was
voor hem een sacrament voor zijn ge
kwelde ziel en een steeds weerkerend ge
bed en verbinding met Annelies. Zó had
Krijn, nu bijna vijftig jaren, de klok ge
luid voor zijn geroofde bruid. En op oude
jaarsnacht elk jaar weer, had Krijn slechts
in schijn het achterliggende jaar „uutge
luuje". In werkelijkheid herdacht Krijn
dan zijn geliefde. De bronzen stem sprak
op oudejaarsnacht in feite niet tot de
dorpsbewoners, maar riep Annelies toe:
„Ik houd van je! Jij bent mijn vrouw!"
En nu zou Krijn Louwe dus voor het
laatst op oudejaarsnacht de klok luiden.
Dat was zo afgesproken met de dominé.
En daarnaKrijn wilde, nu hij zich
opmaakte om voor het laatst zijn plicht
te doen, niet denken aan „daarna". Een
hoestbui overviel hem, zodat hij met een
van pijn verwrongen gelaat even moest
gaan zitten. Opzettelijk had hij tegenover
dominé verzwegen, dat hij zich de laatste
tijd niet wel gevoelde, wetende, dat dan
stellig dominé zou hebben geweigerd hem
de klok te laten luiden. Toen het hoesten
en de pijn verminderden, ving hij zijn
moeizame tocht aan door een jagende
sneeuwstorm. Geleid door het restant van
zijn wilskracht bereikte Krijn het kerk
gebouw. Met een gevoel van weemoed om-
Ook het streekplan heeft wel een dom
per gezet op de ontwikkeling van Rhenen.
Aan de andere kant is er toch ook veel
goeds te melden, we hadden allemaal weer
werk en brood en wanneer een ieder in
grote eendracht de schouders onder een
bredere uitbouw van Rhenen zal zetten,
kunnen wij in het Nieuwejaar gezamen-
VEENENDAAL:
Gaarne grijp ik de mij door de redactie
geboden gelegenheid aan in de speciale
Oudjaarseditie alle ingezetenen van onze
gemeente een zeer gelukkig Nieuwjaar te
wensen.
Terwijl ik dit schrijf, ligt zeer kort ach
ter ons de avond van de massale Volks
kerstzang, waarbij opnieuw tot uiting is
gekomen hoe ondanks velerlei verschil
van opvattingen toch zeer velen elkaar
kunnen vinden in grote zaken des levens.
Moge in 1962 blijken, dat ook in andere
opzichten we elkaar kunnen (blijven) vin
den.
Voor ieder onzer geldt dan wel, dat wij
onze wil daarop actief hebben te richten
en niet wachten tot de ander eerst over
de brug is gekomen.
De burgemeester van Veenendaal:
Mr. Dr. J. Hazenberg.
RHENEN:
Eist, Achterberg:
Rhenen heeft ook in 196^ weer in een
tijd van hoogconjunctuur geleefd, een
hoogconjunctuur waarin het gemeentebe
stuur eigenlijk geen deel heeft gehad.
Men moet zich afvragen of Nederland
wel genoeg offers wil brengen voor de
algemene voorzieningen die nodig zijn
om de gemeenten leefbaar te maken.
Want vele wensen bij de gemeentebestu
ren gingen én door gebrek aan geld én
door gebrek aan toestemming van hogere
autoriteiten niet in vervulling.
en zijn gemoedelijke bevolking zijn mij
lief geworden.
Ik hoop van harte dat het U goed gaat.
De waarnemend burgemeester
van Amerongen:
L. Bosch v. Rosenthal.
RENSWOUDE:
Het is mij een zeer oprechte behoefte
nu de redactie van het Veenendaals- en
Rhenens Nieuwsblad „De Vallei" mij
daartoe de gelegenheid heeft willen bie
den de ganse burgerij van Renswoude
een zeer Gezegend en Voorspoedig 1962
te mogen toewensen en ik verbind daar
aan volgaarne de innige wens dat het de
ingezetenen van onze zo vriendelijke
dorpsgemeenschap in het Nieuwe Jaar
zeer goed moge gaan!
Mogen alle nijvere „werkers" in ons
dorp en dat zijn er op verscheiden ter
rein zeer velen ook weer nieuwe kracht
ontvangen tot het verrichten van die ar
beid die hunne handen vinden om te cjoen.
De ouderen van jaren wens ik zeer in
het bijzonder een Gezegend Nieuwjaar
toe. De zieken en bedlegerigen moge ik
een zeer spoedig en volledig herstel toe
wensen.
God zij ons allen in 1962 nabij. Mogen
lijk met onze kleine gemeenschap zeker
nóg meer bereiken.
Moge 1962 voor U allen een gezegend
jaar worden.
De burgemeester van Rhenen:
L. Bosch v. Rosenthal.
AMERONGEN:
Overberg:
Het Oudejaar betekent voor mij tevens
een afscheid van deze gemeente, omdat
burgemeester Martens weer hersteld is
van zijn ziekte, waarmee ik hem vanaf
deze plaats van harte gelukwens.
Mij rest de wethouders, de gemeentesec
retaris, de ambtenaren en de raadsleden
hartelijk dank te zeggen voor het vertrou
wen dat ik in zo ruime mate tijdens mijn
waarneming heb ondervonden.
Ik kan U de verzekering geven, dat ik
er de prettigste herinneringen aan heb
overgehouden.
Amerongen, met zijn grote schoonheid
wij in Vrede leven en werken onder de
Gezegende Regering van onze geëerbie
digde Koningin Juliana!
De burgemeester van Renswoude:
J. A. Hosang.
Gastheer (of gastvrouw) zijn is niet
ieders werk. Want goed gastheerschap
veronderstelt dat wij als het ware in
tuïtief aanvoelen wat onze -gasten wél
en niet willen. Dat betekent dat wij
die gasten niet op een rechte stoel zet
ten als wij maar het minste vermoeden
hebben dat ze liever „lekker lui" zitten.
Dat we niet wachten met het aanbie
den van een sigaar of sigaret totdat
onze gast - in de moed der wanhoop
zondigend tegen een hoofdregel van
„gastelijke" welcévendheid - zelf zijn
rokertje voor de dag haalt
En dat we met lafenis klaar staan
voordat het gesprek stokt als gevolg
van al te droge tongenDie lafenis
daar gaat het nu net om. Bij een gezel
lige avond komt de fles op tafel. Maar
mèt die fles haalt de gastheer tegelijk
een ander probleem binnen, dat groter
wordt naarmate de inhoud van die fles
kleiner wordt: zijn mede-verantwoor
delijkheid voor het wel en wee van de
gemotoriseerde gasten onder het ge
zelschap
Met de moderne tijd heeft het goed-
gastheerschap er een aspect bij gekre
gen waar de aloude en heilige Griekse
gastvrijheid zich bepaald geen zorgen
over behoefde te maken. In die dagen
was het geen probleem wanneer de
gasten een tikkeltje vrolijk en be
neveld de deur uitgingen. Onze heden
daagse maatschappij vraagt in dat op
zicht een andere levenshouding. Van
de gast.
Natuurlijk, in de eerste plaats. Maar
óók van de gastheer en de gastvrouw.
Niets menselijks is onze gasten vreemd
en daarom is het goed, neen noodzake
lijk, dat wij als gastheer of gastvrouw
een beetje morele medeverantwoorde
lijkheid voor het (weg)gedrag van die
gast op onze (smalle) schouders nemen.
Een onderzoek van het Sociologisch
Instituut van de Universiteit te Gro
ningen heeft uitgewezen, dat 6°/o van
het Nederlandse volk uitsluitend in
café's, 80!o dan eens in het café, dan
eens thuis en 68 °/o alleen thuis „drinkt"
Dat laatste gaat het hier om. Het ge
zellige borreluurtje. De verjaardags
partij. De Kerstmaaltijd. Oudejaars
avond. Voor velen hoort daar een goed
glas wijn of een stevige borrel bij. Ak
koord. Ieder het zijne. Maar laten wij
als gastheer of gastvrouw er aan den
ken, dat het onze morele plicht is om
die gasten, die strakjes weer op de
brommerop de motor, op de scooter
of in de auto stappen een ware prien-
dienst te bewijzen door ze iets vóór te
zetten waarvan later nooit gezegd kan
worden,,'t zat 'm in dat glaasje".
vatte hij het klokketouw met zijn geha
vende handen. Met inspanning van al zijn
krachten trok hij aan het touw en daar
klonk de eerste, galmende slag. De krom
me gestalte werd omhooggerukt door het
gewicht van het metalen lichaam en wéér
trok de oude aan het touw en klonk
de tweede slag. Maar toen was daar weer
die pijn, nu fel en vlammend. Voor de
derde maal trok Krijn aan het klokke
touw en andermaal rukte zijn lijf omhoog.
En toen, opeens voelde Krijn zich weg
zinken in een lege, donkere ruimte. Maar
hé, wonderlijk was dat, daar liep hij op
eens op een landweg tussen wuivende ko
renvelden en stond daar zo maar opeens
de zon stralend aan een blauwe hemel.
Krijn liep frank en recht en zijn hart was
ruim en hij gevoelde zich jong en vrolijk
en heel gelukkig. Ginds, in de verte, zag
Krijn een grote boerenhoeve en vanaf die
hoeve kwam een jonge vrouw hem tege
moet lopen. Nu riep ze hem ook iets toe:
„Maok toch veurt, Krijn, ge widde tocht,
datte we vandaog trouwe motte
„Of 'k et widde Annelies?" riep Krijn
lachend, „dat zou 'k dinke, maor, widde,
'k wolde veur ons trouwe zélf de klok
luuje
Toen de predikant, bij het plotseling
afbreken van het klokgelui, in een bang
en vaag vermoeden naar de kerk was ge
sneld, lag de oude klokkeluider daar, het
touw in zijn verkleumde, gekerfde vingers
geklemd, op de stenen vloer.
Devoot boog de predikant het hoofd in
stille bewondering voor zoveel plichtsge
voel van die eenvoudige mens. „Arme
oude", mompelde hij, „je hebt je gouden
jubileum niet mogen beleven. Je ziel ruste
in vrede".
Maar dominé wist niet, dat zijn klokke
luider zojuist na vijftig jaren, zijn bruid
had terug gevonden en zijn eigen huwe
lijk met zijn geliefde Annelies had aan
gekondigd.
(Nadruk verboden)
VUUR - VUURWERK en ALCOHOL
Gaarne wil ik
de bevolking
van Veenen
daal enige
wenken ge
ven om de
feestdagen
zonder on
aangename
verrassingen
door te ko-
i men.
Hebt U nog
een kerst-
|boom in Uw
kamer? Overtuigt U dan of er geen
brandgevaar door kaarsen en ver
siering ontstaat. Houdt de aarde
waarin U de boom hebt geplant
goed vochtig; dan drogen de naal
den niet zo snel uit, zyn zij min
der brandbaar en vallen minder
uit.
Geeft na de feestdagen de boom
mee aan de gemeentereiniging zodat
de jeugd geen „fikkie" kan maken.
Let U op het vuurwerk dat Uw kin
deren met „Oud en Nieuw" afste
ken? Ieder jaar vallen er een aan
tal slachtoffers, die met een pijn
lijke ervaring het nieuwe jaar in
gaan.
Dat U „Oud en Nieuw" wilt vieren
met een glaasje is Uw goed recht,
maar drinkt U niet indien U nog
moet rijden! Laat U dan liever voor
die keer met een taxi thuis bren
gen! Hoeveel kans hebt U anders
niet op een ongeluk?
De Inspecteur van Politie
W. C. H. Dekker
Bij gebruik van slechts een weinig alcohol reageert men 1/10 seconde later dan normaal
1/10 seconde
later remmen
bij een snelheid
vanlOOkm per
uur betekent
een 3 meter-
langere remweg,
Velen van hen hebben een speci
fieke handvaardigheid, welke ontwik
keld kan worden op verschillende
technische scholen die daarvoor spe
ciaal zijn ingericht. Dit maakt dat
deze leerlingen beter uitgerust de
maatschappij ingaan. Het zou op de
weg van het gemeentebestuur kunnen
liggen in deze richting het nodige ac
tiviteit te ontplooien. Laat de gemeen
te ook alle wettelijke mogelijkheden
tot het aanhouden en aantrekken van
boventallige leerkrachten uitbuiten.
Het deed mijn fractie genoegen dat
op de begroting wederom een bedrag
van 1000,is opgenomen voor het
testen van leerlingen uit de hoogste
klasse der lagere school.
Is het zeker dat in 1962 en volgende
jaren dit onderzoek vanwege de Rijks
Universiteit te Utrecht plaats vindt?
Het is zeer urgent dat de derde openba
re lagere school te Rhenen nu eindelijk
wordt gebouwd.
Zeer tot leedwezen van mijn fractie
tie werd daarvoor op deze begroting nog
geen raming aangetroffen.
Laat ook het gemeentebestuur en spe
ciaal de dienst van gemeentewerken be
grip hebben voor de taak van het on
derwijzend personeel. A
Helaas moet gesignaleerd worden dat
het veel voorkomt dat verzoeken om klei
ne reparaties, klachten betreffende de
outilage en inlichting van de scholen niet
worden behandeld cf eerst na herhaald
rappel, ook waar het slechts kleinigheden
betreft.
Tengevolge van het nog steeds niet
verrijzen van de derde openbare lagere
school heeft het gemeentebestuur reeds
één keer moeten ingrijpen door het wij
zigen van de schoolgrenzen. Dit is een
middel dat nadelige gevolgen kan hebben
voor de betrokken lagere scholen. Het
kan het ongewenste gevolg hebben dat
kinderen uit één gezin op 2 verschillende
lagere scholen terecht komen, buiten de
wil van de ouders. Het is een bezwaar
voor de scholen als éénheid.
Het doet mij veel genoegen dat b en w
het reeds enkele malen de door onze
fractie gedane suggestie tot bouw van een
sporthal heeft overgenomen.
Wij zouden echter gaarne zien dat reeds
nu op de begroting daarvoor desnoods
uitsluitend voor voorbereidingen een
bedrag wordt uitgetrokken.
Er ware bij het onderwijs meer acht
te geven op het aankweken van liefde
voor de natuur. B.v. door veld- en bos
wandelingen onder bevoegde leiding. Mo
gelijk is dit een middel om de verontrus
tende vernielzucht van de jeugd te brei
delen.
Met veel genoegen zien mijn partijgeno
ten en ik dat ondermeer door het houden
van een schoolsportdag, door voetbal- en
zwemwedstrijden een band wordt ge
kweekt tussen de jeugd in de gemeente.
Aanbevolen wordt op deze weg door te
gaan Wellicht kunnen plaatselijke school
teams worden geformeerd. Als bijdrage
tot de saamhorigheid zou de gemeente wat
prijzen ter beschikking kunnen stellen.
De heer C. Hensen (PvdA) vestigde de
aandacht erop, dat al achtmaal was ge
sproken over een sportveld in Eist. Ook
hij wenste wachthuisjes bij de bushalten.
Er moet een groter bedrag worden besteed
aan het onderhoud van de woningen. Over
de „Koerheuvel" had hij vreemde geruch
ten gehoord, onder meer over het herstel
van schade. Woningbouw in Eist noemde
hij urgent, evenals verbetering van de
Franseweg.
De heer H. J. van Dongen (VVD):
De subsidies aan de verschillende ver
enigingen zijn in geld uitgedrukt wel wat
hoger geworden. Het verwondert mijn
fractie echter dat tegen de afspraken in
een deel van de verhoging van de huur
prijzen van schoolgebouwen worden af
gewenteld op de desbetreffende vereni
gingen. Deze verhoging is toch inge
voerd uitsluitend om de verhouding tus
sen de verschillende soorten van onder
wijs financieel recht te trekken, maar be
paald niet om het de plaatselijke vereni
gingen, in welk opzicht dan ook, moeilijk
te maken. Gaarne zou ik de toezegging
hebben dat de volledige hiervoorbedoelde
huurverhoging aan de verenigingen zal
worden uitgekeerd als extra subsidie of
als subsidieverhoging.
Met de sportterreinen in Rhenen is het
in vergelijking tot de omliggende gemeen
ten, laten we dit rustig erkennen, droevig
gesteld. In de begroting wordt een post
gemist voor de uitbreiding van het Sport
veld Candia tot een terrein dat onze ge
meente waardig is. Het gemeentebestuur
zal hier diligent moeten zijn en onver
wijld hebben te handelen. In de septem-
bervergadering heeft de raad goedkeuring
verleend aan het aanbrengen voor een be
hoorlijke afrastering dat de huren die de
sportverenigingen voor dit terrein heb
ben te betalen naar draagkracht zouden
worden verhoogd. Het heeft mij bijzonder
pijnlijk getroffen dat het college blijkens
het nieuws voor de raadsleden gemeend
heeft de huurprijzen die de voetbalvereni
ging Rhenus zal hebben te betalen, tot
het drievoudige te verhogen. Het is re
delijk dat wanneer verbeteringen worden
aangebracht de verenigingen wat bijbe
talen, doch niet dat zij financieel worden
platgedrukt.
Mijn fractie zou willen voorstellen de
bijdrage aan het Sociaal Cultureel Fonds
nu dit financieel mogelijk is, aanmerke
lijk te verhogen.
Omtrent het stichten van een water
sportcentrum of een jachthaven in de ge
meente is niets in de begroting te vin
den. Dit zijn zeker punten die in een plan
op langere termijn ontwikkeld dienen te
worden.
Vervolgens wilde ik nog enkele woorden
wijden aan het streekmuseum. Is een sub
sidie van 800,— niet veel te gering. Wat
zijn de plannen van het gemeentebestuur
als de dienst van gemeentewerken het
gebouw aan de Molenstraat verlaat. Dit
streekmuseum kan ingeschakeld worden
voor bijzondere evenementen. Ik vraag
mij af of aan het belang daarvan wel
voldoende aandacht bij het college be
staat.
Ten aanzien van één punt is de begro
ting helaas overduidelijk en dat is
van datgene wat het gemeentebestuur zich
voorstelt te doen voor onze bejaarden. Ik
denk nu niet aan die bejaarden die zich
gelukkig goed kunnen redden, maar
aan de grotere groep die niettegenstaande
de sterk verhoogde welstand het nog
steeds bijzonder moeilijk heeft.
Wij hebben in de gemeente één bejaar
den tehuis en geen enkel verpleegtehuis.
Het bejaardentehuis is zeer verouderd.
Een krassere term, die mij op de lippen
ligt slik ik maar in.
Er is een commissie die zou proberen tot
stichting van een algemeen bejaardencen
trum te komen. Deze commissie bracht
geen verslag uit. Hoe zit het met deze
comissie?
Het uit de begroting blijkende stand
punt van het college is, zei ik, overdui
delijk. Er is geen enkele post geraamd, er
wordt niets gedaan, er wordt niets over
geschreven, niet over gesproken. Is het
niet zo dat het gemeentebestuur dit niet
als urgent probleem ziet. Mijnheer de
voorzitter. Ik voel mij hierdoor teleurge
steld; mijn fractie ergert zich; maar de
burgerij neemt dit niet.
In geen omliggende en voor mij beken
de vergelijkbare gemeente is dit dringende
vraagstuk zo veronachtzaamd als hier in
Rhenen. Wij weten dat er verschillende
moeilijkheden zijn en hindernissen. Ob
stakels zijn er om te worden genomen.
Hier moet met flair, fut en fantasie, dag
in dag uit aan gewerkt worden.
Mijn fractie verzoekt het College aan
de Raad iedere drie maanden kennis te
geven van de stand en de'vorderingen op
dit gebied.
Instelling van een maatschappelijke
dienst waarover ik reeds in de vorige
vergadering sprak in verband met de be
zwaren van het buiten de gemeente ar
beiden is ook van nut voor die be
jaarden, die op zichzelf wonen. Een over
leg tussen Landbouwhuishoudschool en de
gemeente zou m.i. in dit opzicht zijn nut
hebben.
Mijnheer de voorzitter ik ben hiermede
aan het eind van onze opmerkingen.
De heer H. Griffioen (AR) noemde de
urgentie van de werken voorkomende op
deze begroting aanvechtbaar. De situatie
in de woningbouw betitelde hij als be
droevend. Hij was van mening dat een sy
steem gezocht moest worden voor goed
koper woningbouw, desnoods door middel
van een ideëenbus. Voor de doorsnee-ar
beider is de huur niet meer te betalen.
(Wordt vervolgd)
JONGE EN OUDE GENEVER
f