Gebroeders' legden fundament voor huidig Ritmeester concern EIGEN BAAS MAAS VAN VOORST: Eenenzestig jaar op de Ritmeester gewerkt WIE WAS „RITMEESTER BUAT"? Drie-kwart eeuw Ritmeester Sigarenfabrieken „Vader, het zit zo weer vol. Di rek ten ren van „De Ritmeester'" Een luchtfoto van de Ritmeester Sigarenfabriek aan de KerkewUk. Deze fabriek werd in 1913 ge bouwd en daarna diverse keren uitgebreid. Op die gedenkwaardige avond in het jaar 1885 zat Vader van Schuppen in zijn grote zware stoel voor het raam. Veenendaal was al half ingedommeld, zodat de stilte slechts hier en daar verstoord werd door een blaffende hond of een schreeuwende uil. Vader van Schup pen wilde nog eens diep nadenken hij liep, zoals alle vaders in de wereld wel eens doen, nu al dagenlang te prakizeren over de vraag wat hij in vredesnaam met zijn jongste zoon zou moeten beginnen. Het was de vierde en welke toekomst zou hij die knaap nou kunnen geven? De oudste was natuurlijk bij hem in de zaak gekomen.dat was logisch. de tweede, ja dat ging ook nog wel en de derde. als het dan móest kon die er ook nog wel bij, maar de vierde. neen. dat ging gewoon niet, die moest maar wat anders zoeken. Maar wat. Voorlopig zag hij nog geen oplossing voor het probleem. Als 't ie hem nou tóch eens nee, neen dat was al lang bekeken en dat kon niet Vader van Schuppen liet zijn handen rusten en probeerde nog dieper na te denken Zo kwam het, dat hij niet eens in de gaten had dat een tilbury met een vurig paard er voor. voor zijn huis stilstond. Er stapte een man uit en even later viel de zware klopper op de deur. Het was zijn vriend, de tabakskerver, die hem met een joviaal „goeie avond" begroette en die zomaar wat tabak kwam bren gen. TABAK...... het was of vader, van Schuppen opeens vederlicht werdnatuurlijk TABAKdat was het! „Direkt met zijn zoon er over hebben", dacht hij J. v. SCHUPPEN Hzn. directeur - oprichter Geb.: 8-9-1868 Overt.: 12-11-1941 Enkele cijfers: Voor de ontwikkeling van het Rit- meesterbedrijf was 1933 een belang rijk jaar. In die tijd werd namelijk de bekende bolknak ingevoerd, hetgeen een enorme produktieverhoging te weegbracht. Het volgende staatje toont dat duidelijk aan: 1-1-33 352 arbeiders 1-1-34 452 1-1-35 543 1-1-36 769 1-1-37 1111 1-1-38 1410 In de gezamenlijk# overige industrie waren toen 1400 arbeiders werkzaam. Thans telt de Ritmeeste rond 1200 man personeel. In 1937 werd wekelijks 24.000, aan lonen uitbetaald. Iedere week wer den 20.000 kg tabak verwerkt tot 2 miljoen sigaren. En zo werd de eerste steen gelegd voor de Ritmeester Sigarenfabrieken n.v. in Veenendaal Toen vader Van Schuppen zijn zoon bij zich riep, was de toekomst voor de jongeman binnen een half uur uitgestippeld. „Je begint je carrière in de „Amers- foorter" maar eerst ga je een poosje het plantage-leven in Rhenen meemaken. Je moet van onderop beginnen en als dat lukt dan mag je later wat mij be treft naar de Oost", zo stelde vader Van Schuppen voor en zoon Job zei: AK KOORD! Het liep echter heel anders. Twee jaar was zoon Job volontair en in die tijd had hij zijn ogen goed de kost gegeven. Het plan om later naar de Oost te gaan, liet hij volkomen varen. Er stroomde zakenmans-bloed door zijn aderen en het verwonderde eigenlijk niemand - zelfs zijn vader niet - toen hij op zekere dag besloot voor zichzelf te beginnen. Geen pijp - dan sigaren Aan optimisme en kennis ontbrak het de 20-jarige zakenman geenszins, maar dat wil nog niet zeggen dat alleen met deze eigenschappen een zaak opge bouwd kan worden. Dat zou mijnheer Job later ook mer ken! Hij was begonnen met een tabaks- kerverij en had het geluk (want ook dat speelt bij het zakendoen een be langrijke rol) dat de naam Van Schup pen reeds in de manufacturervbranche al een bekende klank had. Dat betekende dus een uitstekende introductie bij de tabaksverkopers en in het begin verkocht hij dan ook heel aardig, maarde winkeliers bleven er mee zitten! Hoe dat kwam? Mijnheer Job ging het zelf onderzoeken en toen kwam hij, waarschijnlijk voor het eerst, in aan raking met de grillige koopgewoonten van het publiek. Wat bleek namelijk - de pijprokers in die dagen waren zo verknocht aan hun eigen merk, dat ze het eenvoudig vertikten iets anders te proberen. Wat te doen in zo'n geval. Je kunt kunt blijven produceren maar als je het produkt niet kwijt kunt, loop je tegen de muur. Doch de ondernemingsgeest van de Van Schuppen reikte boven de muur. Geen pijptabak? - goed, dan ga ik sigaren maken, zo besloot hij. Geen kaas gegeten Nee, de jonge fabrikant zat waarlijk niet voor één gat gevangen. We zeiden reeds dat hij in zijn leertijd niet had lopen slapen en dusdoende heel wat verstand van sigaren had opgedaan. M. v. SCHUPPEN Hzn. directeur Geb.: 1-7-1867 Overl.: 19-11-195 woord ió aan: baas Joppie riep me zelf MAAS VAN VOORST, een ras echte Veenendaler, is de oudste, nog in leven zijnde sigaren maker. In verband met het komende jubileum van de Ritmeester hebben wij hem ditmaal in onze rubriek „Het woord is aan" gehaald, temeer omdat hij op het jubilerende bedrijf 61 jaar heeft gewerkt, waarvan 40 jaar als sigarenmaker. Maas is nu tweeëntachtig jaar maar hij kan zich vrijwel alles nog uitstekend herinneren. De vraag of hij eens iets wilde vertellen over die ouwe tijd, overviel hem eerst wel een beetje, maar toen we een dag later in zijn knusse kamertje aan het Panhuis bij hem aan tafel zaten - hij heeft inwoning van een klein dochter - gaf hij een boeiend relaas van het verleden. Van het oude Vee nendaal met zijn vaarten en brug gen, zijn zandwegen en hondekarren, kortom van het Veenendaal zoals het er omstreeks 1890 uitzag en waarvan wij, jongere generatie, ons bijna geen voorstelling kunnen ma ken. Niet dat Maas graag terug zou willen naar „die goeie auwe ted" - volstrekt niet. Die hele periode vat hij samen met „armoeiig" en dat hij daarin gelijk heeft, zullen we ver derop in het verhaal wel merken. Maas vindt de toestand zoals die nu is, stukken beter. Hij heeft nu een, zij het bescheiden, pensioen, mag zich nog in een uitstekende gezond heid verheugen en heeft nog belang stelling voor allerlei dingen. XXX „Ja, je vraagt maar an as ik 't weet, dan geef ik wel antwoord", zegt Maas, terwijl hij in zijn leun stoel gaat zitten. En omdat we het meest geïnteresseerd zijn in zijn si- garenmakers-loopbaan, beginnen we met zijn indiensttreding bij de Rit meester, die toen nog Tabak Siga renfabriek „De Nijverheid" heette. En Maas vertelt: „Dat ging zo. We hadden hier in 't Veen een sigaren fabriek van meneer Jop van Schup pen die fabriek sting naast Bart Vonk. Nee't was niet groot, ik denkt dat er zo'n man of 8 waark- ten. Dat waren allemaal Rhenense of Wageningse omdat die dat vak al konden, snap ie? Maar baas Joppie wou graag jongens d'r bij hebben en die wieren dan opgeleid door die ouwere sigarenmakers. Nou op een dag, ik was daar in de buurt aan et waark, riep baas Joppie me. Hij zei: heb jij geen zin om bij mijn te ko men Twaalf jaar was ik toen ik daar begon. We waarkten van 's morgens zeven uur tot negen uur en dan had den we een uur schofttijd. Dan be gonnen we om tien uur weer tot maal naar Eist. As 't nat weer was mos ik er een oliezeiltje overheen leggen Koffers sjouwen dee ik ok, as baas Joppie op reis ging mos ik de koffers naar het Hollandsche Spoor brengen Als Maas vertelt, brengt hij af en toe zijn hand naar zijn voorhoofd, alsof hij het verleden naar boven willen trekken. Zijn geheugen is echter nog uitzonderlijk. Hij weet nog precies dat hij voor een pond gestripte tabak één cent kreeg en als je per ongeluk kleinere tabaks bladen trof, die natuurlijk veel moeilijker te bewerken waren, dan krèeg je een halve cent meer per pond. Aan 't eind van de week kwam Maas met tweehonderdtwintig centen thuis. Daar moesten ze toen van leven „Vrogger", zegt Maas veelbeteke nend, „vrogger was je bang dat er een feestdag aankwam. Dan had je strop, want dat wier niet deurbe- taald Toen Maas amper achttien jaar half twee en van half drie tot zeven uur... tien uur per dag dus. Ja 's zaterdags hadden we om half twee gedaan. Als we schoft hadden ging ik altijd naar huis. Van de fabriek naar het Panhuis was het twintig minuten lopen, dus je begrept wel dat er weinig tijd overbleef om te eten. Ja, je mos wel lopen want toen waren er nog geen fietsen Ik weet nog bestik mos tabak strippen, 't steeltie d'r uit halen en boodschuppen doen. Mit de krui ging ik dan pakken sigaren wegbrengen... naar De Klomp en ok wel eens hele- was, werd hij sigarenmaker. Behalve zijn weekloon kreeg hij dan ook iedere avond 2 sigaren van baas Jop pie en Marius. Dan zegt hij plotse ling: ,,'t Waren beste bazenas 't ossemart was dan kon je van me neer Marius een paar gulden lenen en dat moes je dan later met een dubbeltie per week afdoen. Zo kon den wij ok nog 's schikmaken Ja, nog watmeneer Marius hield er ok een ziekenbussie op na. As er één ziek was gingen we er om beurten naar toe en dan kreeg de zieke on dersteuning uit het ziekenbussie, waar we iedere week allemaal wat indeeën. Dan hadden ze niet zoveul schaai, begrijp ie Maar om op dat sigarenmaken te rug te komen - we hebben een klein rekensommetje gemaakt en de uit komst daarvan is zonder overdrijven dat Maas meer dan 4.000.000 sigaren met de hand heeft gemaakt. Dat wil zeggen stuk voor stuk. In het begin - toen Maas kwam bestond de fabriek net vijf jaar - ging dat heel primitief. Alles ging met de hand en daarom vinden de oudere sigarenmakers dat het met de komst van „die nieuwerwetse spullen" - wij zouden in dit ver band zeggen: compleet-machines - niet zo sfeervol meer is. Ah vroe ger werden de sigarenkistjes op de fabriek in elkaar getimmerd, spij kertje voor spijkertje. Je kon ze toen vanaf de fabriek alleen maar kopen per 100 stuks, minder ging niet. Ze hadden fantastische namen - „Sant Felix, Minca, Rosita, Passifico" - proeft u de geur in de namen? Doch de tijden veranderen en naarmate de jaren verstreken groei de de Ritmeester. Zo weet Maas nog best dat ze in 1913 overhuisden naar een nieuw gebouw aan de Kerke- wijk. „De Tuinstraat was vrogger een sloot en zo hebben ze alles over gevaren. D'r kwam steeds meer volk op de febriekwe hebben ok nog een tijd Duitse vrouwen gehad as sigarenmaaksters In die tijd was het ook dat de bos jes-machines hun intrede deden. „Twintig jongens kregen gedaan omdat nou die machines het waark aankonden. M'n eigen jong was d'r ok bijpeinst Maas. XXX Ja deze krasse man heeft héél wat meegemaakt. Hij heeft de Rit meester zien groeien van een klein éénmanszaakje tot een gigantisch concern. Hij heeft meegemaakt dat de sigarenmakers op Lampegieters- avond een „builtje suiker en een builtje poeier-cacao" kregen en hij ziet thans welke arbeidsvoorwaar den er nu voor het personeel zijn. Daartussen ligt een mensenleeftijd, waarin alles radicaal veranderd is. Wat echter blijft is de verbonden heid met het bedrijf als iemand er zo lang geweest is. Daarom gaat Maas mét alle andere gepensioneerde kollega's iedere vrij dag trouw zijn rokertjes halen. Het bedrijf vergeet zijn oud-gedienden niet en dat is goed! Zij zijn het ten slotte, zonder wier toewijding en werkkracht, dit jubileum ondenk baar zou zijn geweest! In 1887 betrok hij een pand aan de Kerkewijk naast café Vonk en liet een groot bord aan de muur bevestigen met als opschrift: Tabak Sigarenfabriek „De Nijverheid" Gebr. Van Schuppen row F. H. V. SCHUPPEN huidig direkteur zoon vein M. v. Schuppen Hzn. Gebroeders? Ja want toen mijnheer Job eerst één en later zelfs twee echte sigarenmakers aan de zaak had ver bonden en het prima ging met de si garen, kwam zijn broer, mijnheer Ma- rinus, er bij in. Tijdens een interview in de jaren dertig verklaarde wijlen de heer J. van Schuppen: „Alles ging prima, maar met één ding liep ik glad verkeerd. Van boekhouden had ik geen kaas gegeten en daarom was het maar goed, dat mijn broer Marinus te hulp kwam om de administratie op poten te zetten". Zo werd het „Gebroeders van Schu- pen" en zo is het sindsdien gebleven. Rijke-lui's sigaren Mede dank zij een uitstekend beleid van beide directeuren groeide het be drijf enorm snel. Voor die tijd was de fabriek modern ingericht en hoewel er in die tijd nog geen sprake was van .tijdstudies' en .bedrijfseconomie' zorg den de gebroeders er wel voor bij de tijd te blijven. Ze hadden al gauw door dat de con currentie niet te verwaarlozen viel. Hiermee moest terdege rekening ge houden worden want in de grote steden, vooral in Amsterdam, werd het zoge naamde handwerk gemaakt die voor 21/* of 3 cent te koop waren en zelfs nog wel duurder. Het waren in die dagen de sigaren voor de rijke lui. Jan-met-de-pet kon dat niet betalen en hier was het dat de Gebroeders hun kansen benutten. Op hun produktie-schema kwamen si garen voor van acht voor een dubbel tje. Mooie, bruine, rijpe sigaren, die voor iedereen te betalen waren en een geducht wapen waren tegen de „duurd- re" concurrentie. Geen wonder dat de order-porte feuille steeds dikker werd. De oude fa briek was al een paar keer verbouwd, maar doordat er steeds meer werk krachten kwamen barstte men er fi guurlijk gesproken uit. Op z n „Kampen's" Op voorstel van broer Marinus - de man die de fabriek administratief voor treffelijk leidde - ging men het toen op z'n Kampens doen. Dat betekende dat de sigarenmakers zaterdags bosjes en dekblad kwamen kopen om die de volgende zaterdag in de vorm van si garen, met winst, weer aan de fabriek verkochten. Dit leidde natuurlijk tot de onduld bare arbeidstoestanden-, van de oude huisindustrie en daarom werd hieraan zo spoedig mogelijk een einde gemaakt door het ingebruiknemen van een groot, nieuw gebouw aan de Kerkewijk, dat ruimte in overvloed bood voor de 150 man die toen bij Van Schuppen werk ten. Dat was in 1913 en toen sprak de oudste zoon de profetische woorden: „Vader het zit zo weer vol Steeds hogerop Om alle verdere uitbreidingen op te sommen, zou te eentonig worden. De meest belangrijke zijn dat in 1915 een kerverij werd overgenomen en aan het bedrijf werd toegevoegd, die later door de twee oudste zoons H en J. v. Schup pen weer werd overgenomen. Daaruit zijn toen de Panterfabrieken gegroeid. Twee jongere zoons namen later de Schimmelpenninckfabriek te Wagenin- gen over, hetgeen evenals de Panter fabrieken, een geheel op zichzelf staan de onderneming is. In 1926 en 1928 deden twee zoons van de oudste directeur hun intrede. Het bedrijf had toen de schokken van een werkstaking in 1913 en het uitbreken van de eerste wereldoorlog doorstaan en had zich daarop weer staag ontwik keld. Wel had de fiscus in 1922 zijn onbe scheiden deel geëist in de vorm van 10 °/o accijnsbelasting, wat neerkwam op een jaarlijkse uitgave van 85.000, maar na een paar moeilijke jaren was men er in geslaagd deze te compen seren. Vóór het gouden jubileum in 1937, dat met een receptie in het nieuwe kan- J. v. SCHUPPEN Hzn. Oprichter van het bedrijf. Geboren 8 september 1868 en overleden op 12 november 1941. M. v. SCHUPPEN Hzn. Vrij kort na de oprichting in het bedrijf opgenomen. Geboren 1 juli 1867 en overleden op 19 novem ber 1953. W. N. A. v. SCHUPPEN Zoon van J. v. Schuppen Hzn. Ge boren 15 januari 1890 en overleden 22 februari 1960. A. J. v. SCHUPPEN Zoon van J. v. Schuppen Hzn. Ge boren 17 april 1908 en overleden 30 oktober 1961. F. H. v. SCHUPPEN Zoon van M. v. Schuppen Hzn. Huidig direkteur. Geboren 7 au gustus 1907. II. G. v. SCHUPPEN Zoon van M. v. Schuppen Hzn. Huidig direkteur. Geboren 15 juli 1910. toorgebouw werd herdacht, kwam juist een nieuwe uitbreiding tot stand in de vorm van de fabriek „over 't spoor". Na de oorlog zette de groei zich steeds voort. In Didam werd het eerste filiaal opgericht, later gevolgd door een de pendance in Kesteren. DE RITMEESTERS ZIJN IN DIE VIJFENZEVENTIG JAAR UITGE ZWERMD OVER DE GEHELE AARDBOL. MILJOENEN EN MIL JOENEN SIGAREN ZOCHTEN HUN WEG NAAR DE CONSU MENT. DAAROM MAG BIJ DIT JUBILEUM GEENSZINS VERGE TEN WORDEN DAT DE JUBILE RENDE RITMEESTER OOK VAN GROTE ECONOMISCHE BETE KENIS IS VOOR DE PLAATS VEENENDAAL. Een luchtfoto van de Ritmeester Sigarenfabriek aan de Kerkewijk „over 't spoor", zoals dat altyd ge noemd wordt. Dit pand behoorde vroeger toe aan de fa. Roessingh en werd in 1937 overgenomen. garetten schadelijker is dan van si garen, omdat de nicotine geene ge legenheid heeft te ontsnappen door het cigarettenpapier. Het zal hier mede wel als met alles gaan, n.l. dat het overmatig rooken van sigaren al even schadelijk is als dat van ciga- retten." In oktober 1887: „Door het voortdurend natte weder zijn de planters in Amerongen thans genoodzaakt in de schuren te stoken om het aardgoed droog en daardoor goed op stapels te krijgen." Een advertentie uit die tijd: „Wegens opruiming aangeboden aan Grossiers enz. 100.000 sigaren van een merk, Sumatra dek, Brasiel Cuba en Java binnengoed tegen den verlaagden prys van 15 gld. per mille contant." Uit „Het Rooken" van Julius Stinde: „In den rook van de tabak bevinden zich: waterdamp, ammoniak, kool- oxyde, koolzuur, sporen van blauw zuur en vluchtige basen, die onder den algemeenen naam van picoline- basen bekend staan Een krantenbericht (1887): „Iets nieuws in Nederland! Te Koe wacht is een nieuw gezelschap op gericht - de sociëteit „De Rookers". Zondag maakten de leden hun eerste uitstapje en ze zagen er waarlijk kranig xiit. Ieder droeg een blauwe kiel met een rood strikje en was voorzien van een lange Goudsche pijp. Een der leden is belast met het stoppen der pijpen enheeft daar voor een reusachtige zak tabak Krantenbericht 1888: „Gedachte van een tegenstander der tabak: Te oordelen naar het aantal slachtoffers door de tabak gemaakt, zoude men meenen, dat de tabak slechts uit de nieuwe wereld is ge komen om de oude te vermoorden..." H. G. v. SCHUPPEN huidig direkteur zoon tan Al. v. Schuppen Hzn. WETENSWAARDIGHEDEN OVER HET ROKEN In sept. 1887 schreef een krant: „Tte New-York is een 28-jarige stu dent in de medicijnen gestorven aan het overmatig gebruik van cigaret- ten, waarvan hij niet minder dan 60 stuks daags rookte. Naar aan leiding daarvan wordt de opmer king gemaakt dat het rooken van ci- EEN MERKWAARDIGE SPORT IN 1912 Een merkwaardige sport in Zwitser land is het verzamelen van de wegge- worden eindjes en de afgeknipte punt jes van sigaren en sigaretten. In sommigeplaatsen ziet men de lief dadige dames rondgaan met een stokje met een scherpe punt, waarmee op de straten deze rookfragmenten worden opgepikt, en in een klein mandje ge worpen. dat de tabaksjageres aan den arm draagt. Komisch ziet dit spelletje eruit, maar het heeft niettemin geweldige resulta ten, want de liefdadige instellingen, waarvoor de dames haar voddenrapers- arbeid verrichten, hebben er volgens een officieel rapport in het voorgaande jaar niet minder bij opgestreken dan één-en-dertig-duizend-twee-honderd vijftig francs, een som. die maar dood eenvoudig op straat geworpen was, en die door de zuinigheid der vrouwen weder terecht werd gebracht. Het geld wordt besteed aan kleeren voor arme kinderen, en in het afge- loopen jaar werden er zeventien-hon derd-zes-en-twintig stumpers mee ge lukkig gemaakt. Zou dit idéé in ons land, waar zoo veel gerookt wordt, niet nagevolgd kun nen worden? Vele liefdadige instellin gen zouden er wel bij varen Om een produkt zo aantrekkelijk mogelijk aan de man te brengen kost vaak heel wat hoofdbrekens. De tegenwoordige tijd kent specialisten op dit gebied die niets anders doen dan ontwerpen maken en nieuwe ideeën proberen op te doen. Vinden de mensen een groen doosje mooier als blauw of moet een sigarenbandje groot zijn of klein? Allemaal vragen waarop vaak moeilijk antwoord te geven is en die soms heel wat studie (marketing met een vreemd woord) kosten. Bij de Ritmeester is in de loop der jaren aan deze „verkoop-methode" ook heel wat gedokterd. In heel oude advertenties ziet men het popperige hoofd van een scheme jongedame (of man?) die een brandende sigaar vasthoudt en rondom in de blauwe rook is gehuld. Van latere datum is het bekende embleem „Zó branden Ritmeesters", een opgestoken hand met tussen de vijf vingers ACHT brandende sigaren, compleet met sneeuwwitte askegels. Van meer recentere datum zijn de lichtreclames van hetzelfde embleem, maar dan omklemmen diezelfde, vijf vingers slechts ZEVEN sigaren. Waarom er dan één minder is, weten we jammer genoeg niet. Overbekend is ook het embleem van „Ritmeester Buat 1666", twee forse koppen van een man en een paard. Als u wilt weten wie Ritmeester Buat was, hier volgt in het kort zijn levensloop: Officieel heet hij Henri de Fleury de Coulan, heer van Buat, Sint-Cyr en La Forest de Gaye. Hij was sterk oranje-gezind en werd ritmeester (hetzelfde als kapitein) bij de garde van Willem II. Buat on/erscheidde zich in 1659 in de De Ruyters tocht bij Funen. Voerde ten dele met medeweten van Johan de Witt tijdens de Tweede der Engelse oorlogen correspondentie met Engelse staatslieden (Alington) aangaande vredesvoorstellen. Buiten De Witt om hield Buat echter een tweede correspondentie waarin hij op de verheffing van de latere Willem III aandrong. Door nonchalance van Buat, die De Witt een verkeerde brief gaf, kwam de laatste er achter, waardoor Buat zich de doodstraf op de hals haalde. Hij werd van hoogverraad beschuldigd en op 12 oktober 1666 opgehangen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1962 | | pagina 4