Gebroeders' legden fundament voor huidig
Ritmeester
concern
EIGEN BAAS
MAAS VAN VOORST:
Eenenzestig jaar op de Ritmeester
gewerkt
WIE WAS „RITMEESTER BUAT"?
Drie-kwart eeuw Ritmeester Sigarenfabrieken
„Vader, het zit zo weer vol.
Di rek ten ren van
„De Ritmeester'"
Een luchtfoto van de Ritmeester
Sigarenfabriek aan de KerkewUk.
Deze fabriek werd in 1913 ge
bouwd en daarna diverse keren
uitgebreid.
Op die gedenkwaardige avond in het jaar 1885 zat Vader van Schuppen in zijn grote zware
stoel voor het raam. Veenendaal was al half ingedommeld, zodat de stilte slechts hier en
daar verstoord werd door een blaffende hond of een schreeuwende uil. Vader van Schup
pen wilde nog eens diep nadenken hij liep, zoals alle vaders in de wereld wel eens
doen, nu al dagenlang te prakizeren over de vraag wat hij in vredesnaam met zijn jongste
zoon zou moeten beginnen.
Het was de vierde en welke toekomst zou hij die knaap nou kunnen geven? De oudste was natuurlijk bij
hem in de zaak gekomen.dat was logisch. de tweede, ja dat ging ook nog wel en de derde.
als het dan móest kon die er ook nog wel bij, maar de vierde. neen. dat ging gewoon niet, die
moest maar wat anders zoeken. Maar wat.
Voorlopig zag hij nog geen oplossing voor het probleem. Als 't ie hem nou tóch eens
nee, neen dat was al lang bekeken en dat kon niet Vader van Schuppen liet zijn
handen rusten en probeerde nog dieper na te denken
Zo kwam het, dat hij niet eens in de gaten had dat een tilbury met een vurig paard er voor. voor zijn
huis stilstond. Er stapte een man uit en even later viel de zware klopper op de deur. Het was zijn vriend,
de tabakskerver, die hem met een joviaal „goeie avond" begroette en die zomaar wat tabak kwam bren
gen. TABAK...... het was of vader, van Schuppen opeens vederlicht werdnatuurlijk
TABAKdat was het! „Direkt met zijn zoon er over hebben", dacht hij
J. v. SCHUPPEN Hzn.
directeur - oprichter
Geb.: 8-9-1868 Overt.: 12-11-1941
Enkele cijfers:
Voor de ontwikkeling van het Rit-
meesterbedrijf was 1933 een belang
rijk jaar. In die tijd werd namelijk de
bekende bolknak ingevoerd, hetgeen
een enorme produktieverhoging te
weegbracht. Het volgende staatje toont
dat duidelijk aan:
1-1-33 352 arbeiders
1-1-34 452
1-1-35 543
1-1-36 769
1-1-37 1111
1-1-38 1410
In de gezamenlijk# overige industrie
waren toen 1400 arbeiders werkzaam.
Thans telt de Ritmeeste rond 1200 man
personeel.
In 1937 werd wekelijks 24.000,
aan lonen uitbetaald. Iedere week wer
den 20.000 kg tabak verwerkt tot 2
miljoen sigaren.
En zo werd de eerste steen gelegd voor
de Ritmeester Sigarenfabrieken n.v. in
Veenendaal Toen vader Van Schuppen
zijn zoon bij zich riep, was de toekomst
voor de jongeman binnen een half uur
uitgestippeld.
„Je begint je carrière in de „Amers-
foorter" maar eerst ga je een poosje het
plantage-leven in Rhenen meemaken.
Je moet van onderop beginnen en als
dat lukt dan mag je later wat mij be
treft naar de Oost", zo stelde vader Van
Schuppen voor en zoon Job zei: AK
KOORD! Het liep echter heel anders.
Twee jaar was zoon Job volontair
en in die tijd had hij zijn ogen goed
de kost gegeven.
Het plan om later naar de Oost te gaan,
liet hij volkomen varen. Er stroomde
zakenmans-bloed door zijn aderen en
het verwonderde eigenlijk niemand -
zelfs zijn vader niet - toen hij op zekere
dag besloot voor zichzelf te beginnen.
Geen pijp - dan sigaren
Aan optimisme en kennis ontbrak het
de 20-jarige zakenman geenszins, maar
dat wil nog niet zeggen dat alleen met
deze eigenschappen een zaak opge
bouwd kan worden.
Dat zou mijnheer Job later ook mer
ken! Hij was begonnen met een tabaks-
kerverij en had het geluk (want ook
dat speelt bij het zakendoen een be
langrijke rol) dat de naam Van Schup
pen reeds in de manufacturervbranche
al een bekende klank had.
Dat betekende dus een uitstekende
introductie bij de tabaksverkopers en
in het begin verkocht hij dan ook heel
aardig, maarde winkeliers bleven
er mee zitten!
Hoe dat kwam? Mijnheer Job ging
het zelf onderzoeken en toen kwam hij,
waarschijnlijk voor het eerst, in aan
raking met de grillige koopgewoonten
van het publiek. Wat bleek namelijk
- de pijprokers in die dagen waren zo
verknocht aan hun eigen merk, dat ze
het eenvoudig vertikten iets anders te
proberen.
Wat te doen in zo'n geval. Je kunt
kunt blijven produceren maar als
je het produkt niet kwijt kunt, loop
je tegen de muur.
Doch de ondernemingsgeest van de Van
Schuppen reikte boven de muur. Geen
pijptabak? - goed, dan ga ik sigaren
maken, zo besloot hij.
Geen kaas gegeten
Nee, de jonge fabrikant zat waarlijk
niet voor één gat gevangen. We zeiden
reeds dat hij in zijn leertijd niet had
lopen slapen en dusdoende heel wat
verstand van sigaren had opgedaan.
M. v. SCHUPPEN Hzn.
directeur
Geb.: 1-7-1867 Overl.: 19-11-195
woord ió aan:
baas Joppie riep me zelf
MAAS VAN VOORST, een ras
echte Veenendaler, is de oudste,
nog in leven zijnde sigaren
maker. In verband met het komende
jubileum van de Ritmeester hebben
wij hem ditmaal in onze rubriek
„Het woord is aan" gehaald, temeer
omdat hij op het jubilerende bedrijf
61 jaar heeft gewerkt, waarvan
40 jaar als sigarenmaker.
Maas is nu tweeëntachtig jaar
maar hij kan zich vrijwel alles nog
uitstekend herinneren. De vraag of
hij eens iets wilde vertellen over die
ouwe tijd, overviel hem eerst wel
een beetje, maar toen we een dag
later in zijn knusse kamertje aan
het Panhuis bij hem aan tafel zaten
- hij heeft inwoning van een klein
dochter - gaf hij een boeiend relaas
van het verleden. Van het oude Vee
nendaal met zijn vaarten en brug
gen, zijn zandwegen en hondekarren,
kortom van het Veenendaal zoals
het er omstreeks 1890 uitzag en
waarvan wij, jongere generatie, ons
bijna geen voorstelling kunnen ma
ken.
Niet dat Maas graag terug zou
willen naar „die goeie auwe ted"
- volstrekt niet. Die hele periode vat
hij samen met „armoeiig" en dat hij
daarin gelijk heeft, zullen we ver
derop in het verhaal wel merken.
Maas vindt de toestand zoals die nu
is, stukken beter. Hij heeft nu een,
zij het bescheiden, pensioen, mag
zich nog in een uitstekende gezond
heid verheugen en heeft nog belang
stelling voor allerlei dingen.
XXX
„Ja, je vraagt maar an as ik 't
weet, dan geef ik wel antwoord",
zegt Maas, terwijl hij in zijn leun
stoel gaat zitten. En omdat we het
meest geïnteresseerd zijn in zijn si-
garenmakers-loopbaan, beginnen we
met zijn indiensttreding bij de Rit
meester, die toen nog Tabak Siga
renfabriek „De Nijverheid" heette.
En Maas vertelt: „Dat ging zo. We
hadden hier in 't Veen een sigaren
fabriek van meneer Jop van Schup
pen die fabriek sting naast Bart
Vonk. Nee't was niet groot, ik
denkt dat er zo'n man of 8 waark-
ten. Dat waren allemaal Rhenense
of Wageningse omdat die dat vak al
konden, snap ie? Maar baas Joppie
wou graag jongens d'r bij hebben en
die wieren dan opgeleid door die
ouwere sigarenmakers. Nou op een
dag, ik was daar in de buurt aan et
waark, riep baas Joppie me. Hij zei:
heb jij geen zin om bij mijn te ko
men
Twaalf jaar was ik toen ik daar
begon. We waarkten van 's morgens
zeven uur tot negen uur en dan had
den we een uur schofttijd. Dan be
gonnen we om tien uur weer tot
maal naar Eist. As 't nat weer was
mos ik er een oliezeiltje overheen
leggen Koffers sjouwen dee ik ok,
as baas Joppie op reis ging mos ik
de koffers naar het Hollandsche
Spoor brengen
Als Maas vertelt, brengt hij af en
toe zijn hand naar zijn voorhoofd,
alsof hij het verleden naar boven
willen trekken. Zijn geheugen is
echter nog uitzonderlijk. Hij weet
nog precies dat hij voor een pond
gestripte tabak één cent kreeg en
als je per ongeluk kleinere tabaks
bladen trof, die natuurlijk veel
moeilijker te bewerken waren, dan
krèeg je een halve cent meer per
pond. Aan 't eind van de week
kwam Maas met tweehonderdtwintig
centen thuis. Daar moesten ze toen
van leven
„Vrogger", zegt Maas veelbeteke
nend, „vrogger was je bang dat er
een feestdag aankwam. Dan had je
strop, want dat wier niet deurbe-
taald
Toen Maas amper achttien jaar
half twee en van half drie tot zeven
uur... tien uur per dag dus. Ja 's
zaterdags hadden we om half twee
gedaan. Als we schoft hadden ging
ik altijd naar huis. Van de fabriek
naar het Panhuis was het twintig
minuten lopen, dus je begrept wel
dat er weinig tijd overbleef om te
eten. Ja, je mos wel lopen want toen
waren er nog geen fietsen
Ik weet nog bestik mos tabak
strippen, 't steeltie d'r uit halen en
boodschuppen doen. Mit de krui ging
ik dan pakken sigaren wegbrengen...
naar De Klomp en ok wel eens hele-
was, werd hij sigarenmaker. Behalve
zijn weekloon kreeg hij dan ook
iedere avond 2 sigaren van baas Jop
pie en Marius. Dan zegt hij plotse
ling: ,,'t Waren beste bazenas 't
ossemart was dan kon je van me
neer Marius een paar gulden lenen
en dat moes je dan later met een
dubbeltie per week afdoen. Zo kon
den wij ok nog 's schikmaken Ja,
nog watmeneer Marius hield er
ok een ziekenbussie op na. As er één
ziek was gingen we er om beurten
naar toe en dan kreeg de zieke on
dersteuning uit het ziekenbussie,
waar we iedere week allemaal wat
indeeën. Dan hadden ze niet zoveul
schaai, begrijp ie
Maar om op dat sigarenmaken te
rug te komen - we hebben een klein
rekensommetje gemaakt en de uit
komst daarvan is zonder overdrijven
dat Maas meer dan 4.000.000 sigaren
met de hand heeft gemaakt. Dat wil
zeggen stuk voor stuk.
In het begin - toen Maas kwam
bestond de fabriek net vijf jaar -
ging dat heel primitief. Alles ging
met de hand en daarom vinden de
oudere sigarenmakers dat het met
de komst van „die nieuwerwetse
spullen" - wij zouden in dit ver
band zeggen: compleet-machines -
niet zo sfeervol meer is. Ah vroe
ger werden de sigarenkistjes op de
fabriek in elkaar getimmerd, spij
kertje voor spijkertje. Je kon ze toen
vanaf de fabriek alleen maar kopen
per 100 stuks, minder ging niet. Ze
hadden fantastische namen - „Sant
Felix, Minca, Rosita, Passifico" -
proeft u de geur in de namen?
Doch de tijden veranderen en
naarmate de jaren verstreken groei
de de Ritmeester. Zo weet Maas nog
best dat ze in 1913 overhuisden naar
een nieuw gebouw aan de Kerke-
wijk. „De Tuinstraat was vrogger
een sloot en zo hebben ze alles over
gevaren. D'r kwam steeds meer volk
op de febriekwe hebben ok nog
een tijd Duitse vrouwen gehad as
sigarenmaaksters
In die tijd was het ook dat de bos
jes-machines hun intrede deden.
„Twintig jongens kregen gedaan
omdat nou die machines het waark
aankonden. M'n eigen jong was d'r
ok bijpeinst Maas.
XXX
Ja deze krasse man heeft héél
wat meegemaakt. Hij heeft de Rit
meester zien groeien van een klein
éénmanszaakje tot een gigantisch
concern. Hij heeft meegemaakt dat
de sigarenmakers op Lampegieters-
avond een „builtje suiker en een
builtje poeier-cacao" kregen en hij
ziet thans welke arbeidsvoorwaar
den er nu voor het personeel zijn.
Daartussen ligt een mensenleeftijd,
waarin alles radicaal veranderd is.
Wat echter blijft is de verbonden
heid met het bedrijf als iemand er
zo lang geweest is.
Daarom gaat Maas mét alle andere
gepensioneerde kollega's iedere vrij
dag trouw zijn rokertjes halen. Het
bedrijf vergeet zijn oud-gedienden
niet en dat is goed! Zij zijn het ten
slotte, zonder wier toewijding en
werkkracht, dit jubileum ondenk
baar zou zijn geweest!
In 1887 betrok hij een pand aan de
Kerkewijk naast café Vonk en liet een
groot bord aan de muur bevestigen met
als opschrift: Tabak Sigarenfabriek
„De Nijverheid" Gebr. Van Schuppen
row
F. H. V. SCHUPPEN
huidig direkteur
zoon vein M. v. Schuppen Hzn.
Gebroeders? Ja want toen mijnheer
Job eerst één en later zelfs twee echte
sigarenmakers aan de zaak had ver
bonden en het prima ging met de si
garen, kwam zijn broer, mijnheer Ma-
rinus, er bij in.
Tijdens een interview in de jaren
dertig verklaarde wijlen de heer J. van
Schuppen: „Alles ging prima, maar met
één ding liep ik glad verkeerd. Van
boekhouden had ik geen kaas gegeten
en daarom was het maar goed, dat mijn
broer Marinus te hulp kwam om de
administratie op poten te zetten".
Zo werd het „Gebroeders van Schu-
pen" en zo is het sindsdien gebleven.
Rijke-lui's sigaren
Mede dank zij een uitstekend beleid
van beide directeuren groeide het be
drijf enorm snel. Voor die tijd was de
fabriek modern ingericht en hoewel er
in die tijd nog geen sprake was van
.tijdstudies' en .bedrijfseconomie' zorg
den de gebroeders er wel voor bij de
tijd te blijven.
Ze hadden al gauw door dat de con
currentie niet te verwaarlozen viel.
Hiermee moest terdege rekening ge
houden worden want in de grote steden,
vooral in Amsterdam, werd het zoge
naamde handwerk gemaakt die voor
21/* of 3 cent te koop waren en zelfs
nog wel duurder.
Het waren in die dagen de sigaren
voor de rijke lui. Jan-met-de-pet
kon dat niet betalen en hier was
het dat de Gebroeders hun kansen
benutten.
Op hun produktie-schema kwamen si
garen voor van acht voor een dubbel
tje. Mooie, bruine, rijpe sigaren, die
voor iedereen te betalen waren en een
geducht wapen waren tegen de „duurd-
re" concurrentie.
Geen wonder dat de order-porte
feuille steeds dikker werd. De oude fa
briek was al een paar keer verbouwd,
maar doordat er steeds meer werk
krachten kwamen barstte men er fi
guurlijk gesproken uit.
Op z n „Kampen's"
Op voorstel van broer Marinus - de
man die de fabriek administratief voor
treffelijk leidde - ging men het toen
op z'n Kampens doen. Dat betekende
dat de sigarenmakers zaterdags bosjes
en dekblad kwamen kopen om die de
volgende zaterdag in de vorm van si
garen, met winst, weer aan de fabriek
verkochten.
Dit leidde natuurlijk tot de onduld
bare arbeidstoestanden-, van de oude
huisindustrie en daarom werd hieraan
zo spoedig mogelijk een einde gemaakt
door het ingebruiknemen van een groot,
nieuw gebouw aan de Kerkewijk, dat
ruimte in overvloed bood voor de 150
man die toen bij Van Schuppen werk
ten.
Dat was in 1913 en toen sprak de
oudste zoon de profetische woorden:
„Vader het zit zo weer vol
Steeds hogerop
Om alle verdere uitbreidingen op te
sommen, zou te eentonig worden. De
meest belangrijke zijn dat in 1915 een
kerverij werd overgenomen en aan het
bedrijf werd toegevoegd, die later door
de twee oudste zoons H en J. v. Schup
pen weer werd overgenomen. Daaruit
zijn toen de Panterfabrieken gegroeid.
Twee jongere zoons namen later de
Schimmelpenninckfabriek te Wagenin-
gen over, hetgeen evenals de Panter
fabrieken, een geheel op zichzelf staan
de onderneming is.
In 1926 en 1928 deden twee zoons van
de oudste directeur hun intrede. Het
bedrijf had toen de schokken van een
werkstaking in 1913 en het uitbreken
van de eerste wereldoorlog doorstaan
en had zich daarop weer staag ontwik
keld.
Wel had de fiscus in 1922 zijn onbe
scheiden deel geëist in de vorm van
10 °/o accijnsbelasting, wat neerkwam
op een jaarlijkse uitgave van 85.000,
maar na een paar moeilijke jaren was
men er in geslaagd deze te compen
seren.
Vóór het gouden jubileum in 1937, dat
met een receptie in het nieuwe kan-
J. v. SCHUPPEN Hzn.
Oprichter van het bedrijf. Geboren
8 september 1868 en overleden op
12 november 1941.
M. v. SCHUPPEN Hzn.
Vrij kort na de oprichting in het
bedrijf opgenomen. Geboren 1 juli
1867 en overleden op 19 novem
ber 1953.
W. N. A. v. SCHUPPEN
Zoon van J. v. Schuppen Hzn. Ge
boren 15 januari 1890 en overleden
22 februari 1960.
A. J. v. SCHUPPEN
Zoon van J. v. Schuppen Hzn. Ge
boren 17 april 1908 en overleden
30 oktober 1961.
F. H. v. SCHUPPEN
Zoon van M. v. Schuppen Hzn.
Huidig direkteur. Geboren 7 au
gustus 1907.
II. G. v. SCHUPPEN
Zoon van M. v. Schuppen Hzn.
Huidig direkteur. Geboren 15 juli
1910.
toorgebouw werd herdacht, kwam juist
een nieuwe uitbreiding tot stand in de
vorm van de fabriek „over 't spoor".
Na de oorlog zette de groei zich steeds
voort. In Didam werd het eerste filiaal
opgericht, later gevolgd door een de
pendance in Kesteren.
DE RITMEESTERS ZIJN IN DIE
VIJFENZEVENTIG JAAR UITGE
ZWERMD OVER DE GEHELE
AARDBOL. MILJOENEN EN MIL
JOENEN SIGAREN ZOCHTEN
HUN WEG NAAR DE CONSU
MENT. DAAROM MAG BIJ DIT
JUBILEUM GEENSZINS VERGE
TEN WORDEN DAT DE JUBILE
RENDE RITMEESTER OOK VAN
GROTE ECONOMISCHE BETE
KENIS IS VOOR DE PLAATS
VEENENDAAL.
Een luchtfoto van de Ritmeester
Sigarenfabriek aan de Kerkewijk
„over 't spoor", zoals dat altyd ge
noemd wordt. Dit pand behoorde
vroeger toe aan de fa. Roessingh
en werd in 1937 overgenomen.
garetten schadelijker is dan van si
garen, omdat de nicotine geene ge
legenheid heeft te ontsnappen door
het cigarettenpapier. Het zal hier
mede wel als met alles gaan, n.l. dat
het overmatig rooken van sigaren al
even schadelijk is als dat van ciga-
retten."
In oktober 1887:
„Door het voortdurend natte weder
zijn de planters in Amerongen thans
genoodzaakt in de schuren te stoken
om het aardgoed droog en daardoor
goed op stapels te krijgen."
Een advertentie uit die tijd:
„Wegens opruiming aangeboden aan
Grossiers enz. 100.000 sigaren van
een merk, Sumatra dek, Brasiel
Cuba en Java binnengoed tegen den
verlaagden prys van 15 gld. per
mille contant."
Uit „Het Rooken" van Julius Stinde:
„In den rook van de tabak bevinden
zich: waterdamp, ammoniak, kool-
oxyde, koolzuur, sporen van blauw
zuur en vluchtige basen, die onder
den algemeenen naam van picoline-
basen bekend staan
Een krantenbericht (1887):
„Iets nieuws in Nederland! Te Koe
wacht is een nieuw gezelschap op
gericht - de sociëteit „De Rookers".
Zondag maakten de leden hun eerste
uitstapje en ze zagen er waarlijk
kranig xiit. Ieder droeg een blauwe
kiel met een rood strikje en was
voorzien van een lange Goudsche
pijp. Een der leden is belast met
het stoppen der pijpen enheeft daar
voor een reusachtige zak tabak
Krantenbericht 1888:
„Gedachte van een tegenstander der
tabak: Te oordelen naar het aantal
slachtoffers door de tabak gemaakt,
zoude men meenen, dat de tabak
slechts uit de nieuwe wereld is ge
komen om de oude te vermoorden..."
H. G. v. SCHUPPEN
huidig direkteur
zoon tan Al. v. Schuppen Hzn.
WETENSWAARDIGHEDEN
OVER HET ROKEN
In sept. 1887 schreef een krant:
„Tte New-York is een 28-jarige stu
dent in de medicijnen gestorven aan
het overmatig gebruik van cigaret-
ten, waarvan hij niet minder dan
60 stuks daags rookte. Naar aan
leiding daarvan wordt de opmer
king gemaakt dat het rooken van ci-
EEN MERKWAARDIGE
SPORT IN 1912
Een merkwaardige sport in Zwitser
land is het verzamelen van de wegge-
worden eindjes en de afgeknipte punt
jes van sigaren en sigaretten.
In sommigeplaatsen ziet men de lief
dadige dames rondgaan met een stokje
met een scherpe punt, waarmee op de
straten deze rookfragmenten worden
opgepikt, en in een klein mandje ge
worpen. dat de tabaksjageres aan den
arm draagt.
Komisch ziet dit spelletje eruit, maar
het heeft niettemin geweldige resulta
ten, want de liefdadige instellingen,
waarvoor de dames haar voddenrapers-
arbeid verrichten, hebben er volgens
een officieel rapport in het voorgaande
jaar niet minder bij opgestreken dan
één-en-dertig-duizend-twee-honderd
vijftig francs, een som. die maar dood
eenvoudig op straat geworpen was, en
die door de zuinigheid der vrouwen
weder terecht werd gebracht.
Het geld wordt besteed aan kleeren
voor arme kinderen, en in het afge-
loopen jaar werden er zeventien-hon
derd-zes-en-twintig stumpers mee ge
lukkig gemaakt.
Zou dit idéé in ons land, waar zoo
veel gerookt wordt, niet nagevolgd kun
nen worden? Vele liefdadige instellin
gen zouden er wel bij varen
Om een produkt zo aantrekkelijk mogelijk aan de man te brengen kost
vaak heel wat hoofdbrekens. De tegenwoordige tijd kent specialisten op
dit gebied die niets anders doen dan ontwerpen maken en nieuwe ideeën
proberen op te doen. Vinden de mensen een groen doosje mooier als
blauw of moet een sigarenbandje groot zijn of klein? Allemaal vragen
waarop vaak moeilijk antwoord te geven is en die soms heel wat studie
(marketing met een vreemd woord) kosten.
Bij de Ritmeester is in de loop der jaren aan deze „verkoop-methode"
ook heel wat gedokterd.
In heel oude advertenties ziet men het popperige hoofd van een scheme
jongedame (of man?) die een brandende sigaar vasthoudt en rondom in
de blauwe rook is gehuld.
Van latere datum is het bekende embleem „Zó branden Ritmeesters",
een opgestoken hand met tussen de vijf vingers ACHT brandende sigaren,
compleet met sneeuwwitte askegels. Van meer recentere datum zijn de
lichtreclames van hetzelfde embleem, maar dan omklemmen diezelfde,
vijf vingers slechts ZEVEN sigaren. Waarom er dan één minder is, weten
we jammer genoeg niet.
Overbekend is ook het embleem van „Ritmeester Buat 1666", twee forse
koppen van een man en een paard. Als u wilt weten wie Ritmeester Buat
was, hier volgt in het kort zijn levensloop: Officieel heet hij Henri de
Fleury de Coulan, heer van Buat, Sint-Cyr en La Forest de Gaye. Hij
was sterk oranje-gezind en werd ritmeester (hetzelfde als kapitein) bij
de garde van Willem II. Buat on/erscheidde zich in 1659 in de De Ruyters
tocht bij Funen. Voerde ten dele met medeweten van Johan de Witt
tijdens de Tweede der Engelse oorlogen correspondentie met Engelse
staatslieden (Alington) aangaande vredesvoorstellen. Buiten De Witt om
hield Buat echter een tweede correspondentie waarin hij op de verheffing
van de latere Willem III aandrong.
Door nonchalance van Buat, die De Witt een verkeerde brief gaf, kwam
de laatste er achter, waardoor Buat zich de doodstraf op de hals haalde.
Hij werd van hoogverraad beschuldigd en op 12 oktober 1666 opgehangen.