De
Sigaar
SINTERKLAASFEEST
Doen jullie mee met de grote Sint Nicolaas kleurwedstrijd
TWEEDE BLAD „DE VALLEI''
VRIJDAG 30 NOVEMBER 1962
Nr. 95
5 DECEMBER
ST. NICOLAASFEEST -
5 DECEMBER
-- ST. NICOLAASFEEST --
5 DECEMBER
-- ST. NICOLAASFEEST --
5 DECEMBER
Sint Nicolaasverhaal door L. van Schoten
't Heerlijk Avondje
Een vertrouwd beeld van de
5e december
Doe het zó
Welke prijzen???
Vergeet je naam niet
Voordat je de enveloppe dichtplakt
moet je er natuurlijk goed op letten dat
je het invulstrookje dat bij de teke
ning hoort DUIDELIJK ingevuld hebt.
„Veertig jaren was je in
dienst van dit bedrijf.."
sprak directeur Nooter-
mans.
„Min één dag", interum-
peerde de jubilaris. Het
gezicht van de directeur
verloor een ogenblik de plechtstatige ernst.
„Inderdaadmin één dag. Maar laten we
die erbij rekenen, want ik meen, dat die dag nog
werd doorbetaald ook, nietwaar?"
„Wat was dat met die dag?", vroegen nieuwsgierige,
jonge broekjes later aan Sjefke de Bruin, toen de offi
ciële huldiging was gevolgd door wat de krant noemde
„een gezellig samenzijn met alle medewerkers van het
bedrijf".
„Man", beleed de jubilaris, „als ik daar nog aan
denk.dan sta ik nog te trillen op mijn benen. Want
toen werd ik er door de directeur zelf uitgegooid en wel
op staande voet
„Sjef", had directeur Nootermans de
dag voor Sint Nicolaas gezegd, „ik zit
in de puree en jij moet me helpen."
„Meneer heeft maar te spreken" zei
Sjef onderdanig.
Deze ostentatieve onderdanigheid van
zijn werknemer bracht meneer Nooter
mans geen ogenblik van de wijs. Hij ken
de Sjefke van binnen en van buiten, zijn
(veel te) grote mond, zijn eeuwige grap
pen, zijn populariteit bij de collega's zijn
vrijmoedigheid jegens allen, die boven
hem gesteld stonden en zijn vakkundig
heid en verknochtheid aan het bedrijf.
Zeker, eens in de maand had hij de nei
ging Sjef er zonder meer uit te gooien,
maar als hij bedacht wat zijn kleine fa
briek zou zijn zónder Sjef, deed hij het
toch maar niet
„Kijk eens Sjef", zei de directeur ver
trouwelijk, „zoals je weet zou Dries van
avond bij mij thuis voor de kinderen
voor Sinterklaas komen spelen."
„En Dries heeft griep", wist Sjefke.
„Ja, en wat moet ik nu?"
..Misschien doet Sinterklaas een won
der," hoopte Sjefke devoot.
„Het lijkt me beter, dat jij het voor
hem doet."
„Ik, meneer? Ikke?"
„Stel je niet aan, Sjef. Jij, die altijd
zoveel babbels hebt, jij lapt em dat best.
Hier (hij viste in zijn borstzak) heb ik
een lijstje van al mijn knaapjes, met alle
deugden en ondeugden. Als jij dat thuis
nu eens goed bestudeert. Ik laat je het
costuum thuisbezorgen en je vrouw zal
je wel een beetje willen helpen. Driekus
komt je dan om acht uur halen met de
Mercédes
Dat deed de deur dicht.
„Vanavond gebeurt het wonder", grijns
de Sjef.
„Je kunt er twee rijksdaalders mee ver
dienen."
„Komt voor mekaar, meneer. Ik begin
meteen te oefenen."
De directeur veinsde dit laatste niet te
horen, want van werken zou wel niet zo
veel komen.
o-o-o
In het Agnietenstraatje liep die avond
iedereen uit toen de grote, zwarte Mer
cédes van meneer Nootermans daar stop
te en uit de nederige woning van Sjefke
de Bruin een gemijterde en getabberde
gestalte schreed. Sjef maakte een zwaai
met de kromstaf, hetgeen waarschijnlijk
een soort zegening der omstanders moest
voorstellen, en wipte toen zo elegant het
staatsiekaros van zijn baas in, dat de mij
ter hem tot op de neus schoof.
„Sjonge, Sjef," zei Driekus," schakelend,
„jij durft wat aan zeg!"
„Hoezo?", vroeg Sjef, die een brok in de
keel had bij het vooruitzicht.
„Nou, een van tweeën, óf je bent zoals
je bent en dan ergert de baas zich dood,
óf je houdt je gemak en dan is er niets
aan een dooie Sinterklaas. Hoe je
het doet, maar je maakt het geen mens
naar de zin."
„Ik zit em te knijpen als een dief", be
kende Sjef.
In de verte wenkte het verlichte uit
hangbord van Het Zat Schaap en dat
bracht Driekus op een idee.
„Maar als je nou", zei hij, vaart min
derend, „een borreltje zou pakken, als
moedhouwertje zogezegd, dan zou het veel
beter gaan."
„Zou je denken?"
„Vast als een huis".
Meer had Sjef niet nodig om te wor
den overgehaald.
De stamgasten van Het Zat Schaap
schrokken op toen de gewijde gestalte
binnentrad, maar Monseigneurs bekend
stemgeluid hielp hen spoedig uit de
droom. Eeltige handen beklopten de bis
schoppelijke schouders, borreltjes werden
als om strijd aangeboden en Sjef sloeg
niets af als het niets kostte. Driekus keek
tenslotte op zijn horloge en maande tot
spoed.
„Alé, naar de baas!", riep Sjefke vol
geestdrift, „en als hij zijn gemak niet
houdt, dan gaat hij in de zak!"
Onder luide toejuichingen verliet Sint
Sjefke het etablisement. Hij stond op het
punt om in te stappen toen zijn blik viel
op het verlichte venster van het winkel
tje van Fons Vink, met het opschrift
„Feestartikelen" op de ruit.
„Moment", sprak Sint en hij stak de
straat over. Hij liet zijn blikken dwalen
over de feestneuzen, de imitatie-spiegel-
eieren, de stinkbommetjes en de nage
maakte bolussen, waarmee de feestvreug
de tot zulke ongekende hoogten kan stij
gen. Zijn blik bleef rusten op één punt.
Twee tellen later stond Sint in het win
keltje van Fons, tilde zijn tabbaard om
hoog om bij zijn broekzak te komen en
telde nauwkeurig de dubbeltjes. Fons
maakte een net pakje van de klap-
sigaar.
„Rijen maar", juichte Sjefke.
Vijf minuten later waren ze voor het
grote herenhuis. Op een claxon-signaal
van Driekus opende de deur zich als van
zelf en reeds op het tuinpad vernam de
ontroerde Sint de blijde kinderstemmen,
die met alle kracht der longen brulden
„Sinterklaasje kom maar binnen met je
knecht."
„Goeienavond allemaal!" zei Sint jo
viaal, de vergadering overziende en
zwaaiend met de kromstaf. „Goeienavond
allemaal, en het meest van allen meneer
de directeur."
Meneer de directeur trok zijn voorhoofd
in rimpels en hield zijn hart vast. Je
wist het toch maar nooit met die zotte
Sjef maar hij moest het risico ne
men.
„Gaat U zitten, Sinterklaas", zei me
vrouw Nootermans lief en schoof de
Sint met een eerbiedig gebaar een grote
leunstoel toe.
„Hè hè, jonges", zuchtte de Sint te
vreden, „zit*ik effe op fluweel."
Zijn blik ontmoette die van de oudste
zoon des Huizes, die in Nijmegen stu
deerde en bij Sints binnenkomst reeds be
paalde symptomen had onderkend.
„Wil de Sint misschien een borreltje?"
informeerde Johan knipogend.
„Nou, jongeheer", meende de Sint, „dat
mag ik niet afslaan."
„Zou je niet even wachten, Johan,
tot probeerde meneer af te rem
men, maar Johan vond, dat een Sint met
een droge keel niets kon presteren en
hij schonk reeds in.
„U bent", zei de Sint tevreden, „een
jongen van de gestampte pot, zie ik", en
hij dronk de borrel in een teug op. De
kinderen lachten schaterend zo'n
leuke Sint hadden zij nog nooit meege
maakt. Meneer Nootermans keek bezorgd.
Maar Sjefke was een plichtsbewust man.
Alles op zijn tijd en dus zocht hij naar
de balans van deugden en gebreken, door
meneer Nootermans ongesteld.
Eén voor een sommeerde hij de jonge
Nootermannetjes naar de bisschoppelijke
zetel. Hij veroorloofde zich zekere artis
tieke vrijheden, toen hij de knappe oud
ste dochter beleed, dat het hem speet,
geen tweehonderd jaren jonger te zijn en
toen hij mevrouw Nootermans een „lief
wijffie" noemde en constateerde, dat haar
echtgenoot zijn handen wel mocht dicht
knijpen. Hetgeen deze dan ook deed, maar
om andere redenen.
Daarna ging Sint over tot een punt, dat
niet op de agenda stond; een toespraak
tot de heer des huizes, maar niet dan,
nadat hij Johan met een gebiedend ge
baar te kennen had gegeven, dat zijn
glas al zo lang leeg stond.
„Meneer Nootermans", sprak Sjefke
plechtig, „dit zal je wel een bom duiten
hebben gekost, maar het is wel de moei
te waard als je al die gelukkige gezich
ten ziet. Je hebt mooie cadeautjes ge
kregen, maar wij als huisvaders onder
mekaar (hier slaakte mevrouw Nooter
mans een gilletje en zag de bisschop op
merkzaam aan) weten wel, dat het alle
maal eigengeldjes zijn zogezegd. Daarom
heeft Sint gedacht, dat meneer Nooter
mans ook eens een echt cadeautje moest
hebben, dat hem geen cent heeft gekost.
Daarom heeft Sint van zijn eigen zuur
verdiende, ik zeg zuurverdiende geld,
een héle beste sigaar voor meneer Noo
termans gekocht. Het is een goeie sigaar,
zoals U die", hier werd zijn stem zwaar
van sarcasme, „altijd aan je eigen men
sen geeft. Ik hoop, dat U hem in ge
zondheid mag oproken, want hij is je
gegund."
Meneer Nootermans keek schaapachtig,
maakte het pakje open en zei moeilijk:
„Dank U Sint, ik zal hem met plezier op
roken."
Sint had liever gezien dat meneer er
meteen de brand in gestoken had, maar
dat kon niet, aangezien de bolknak, die
hij tussen de lippen perste, nog niet half
op was. Hij haalde berustend de schou
ders op.
Toen vond Johan, dat Sint op twee be
nen niet kon staan en Sint dronk op de
gezondheid van alle Nootermansen. Ei
genlijk begon hij het heel gezellig te vin
den, maar buiten klonk het claxonsignaal
(meneer Nootermans was een goed or
ganisator), waarna Sint, omstuwd door
al het jonge volk, glorieus naar buiten
trad, zegenend en zwaaiend met de staf.
„Nou, en?" vroeg Driekus begerig.
„Prima man. Die oudste jongen, die
Johan, die weet wat een mens toekomt.
Hij zei, dat ik hem het geloof aan Sinter
klaas van zijn kinderjaren had terugge
geven. En drie borrels man. met een kop
er op."
„Da's zeven bij elkaar", telde Driekus
geschrokken.
„Het deed me niks", zei Sjefke onver
stoorbaar. „Maar de grootste verrassing
komt nog. Die is voor de baas zelf. Jam
mer, dat ik er niet bij kon zijn.
Driekus had ruimschoots de tijd gehad
voor overpeinzing omtrent Sints myste
rieus verblijf in de feestartikelenwinkel
en had Fons een kistje met klapsigaren
zien pakken.
„Zeg", zei hij benauwd, „je hebt toch
zeker
„En 'n hele goeie", stemde Sjefke toe.
„Zo rookt hij ze zelf niet."
Driekus zweeg verder de gehele rit.
„Nou, het beste", zei hij toen zij weer
het Agnietenstraatje indraaiden. „En
sterkte", voegde hij er veelbetekenend
aan toe.
o-o-o
Toen Sjefke de volgende morgen zijn
hoofd onder de kraan hield, drong de
betekenis van Driekus' afscheidsgroet pas
ten volle tot hem door, en een grote on
zekerheid daalde neer in zijn hart.
Hij had het nog al versierd, gister
avond. Wat zou de baas wel zeggen? En
dan die klOp dit punt stokte
zijn benauwde gedachten.
Met lome tred ging hij naar zijn werk
en antwoordde ternauwernood op de grap
pen en grollen van zijn kameraden, die
dan ook al spoedig constateerden, dat
Sjef niets van Sint had gekregen.
Sjef werkte zwijgend en gespannen.
Hij zag de deur naar het kantoor open
gaan en meneer Nootermans de fabriek
binnenkomen. Hij hoorde zijn voetstap
pen, zijn stem, van werkbank tot werk
bank en wist de baas plotseling achter
zich.
„Morgen Sjef", klonk het joviaal en de
ijsklomp in Sjefkes maag ontdooide plots.
„Mogge meneer", antwoordde hij, maar
voor alle zekerheid toch maar kleintjes.
„Nou, je hebt die twee rijksdaalders
wel verdiend Sjef. Je hebt het wel een
beetje versierd, maar de kinderen waren
dól."
„Kinderen, meneer zei Sjef sen
timenteel, maar honderd pond lichter.
„Alleen moet je me niet zo in het zon
netje zetten", vermaande de directeur,
maar Sjef zag iets van een glimlach. „Ik
kan hier moeilijk aan iedereen sigaren
lopen ronddelen, Sjef, maar jij hebt %r
een verdiend. Hier, pak aan en steek op."
Sjefke was geschokt. De baas viel hem
honderd procent mee. Daar had hij een
schrobbering verwacht en nu kreeg hij
nog een sigaar toe.
„Nou meneer ik zal hem op Uw
gezondheid oproken", zei hij ontroerd en
stak er de brand in. De kameraden ke
ken afgunstig. Die Sjef Kijk hem eens
aanpappen met de baas
Meneer Nootermans was verdiept in een
gesprek met de bedrijfsleider toen het ge
luid van een explosie hem deed opschrik
ken. Iedereen rende naar de werkbank
van Sjefke, die daar stond met zwart
geblakerd gelaat en een peuk sigaar ver
wezen in zijn mond.
Meneer Nootermans schouwde het ver
bijsterd aan, zijn hersens werkten op top-
activiteit. Toen schoten zijn ogen nog
meer vonken, dan de klapsigaar van
Sjefke had gedaan!
„D'r uit!" schreeuwde hij, „en er nooit
meer in."
o-o-o
„Nou, ja", bekende meneer Nootermans
later tegenover zijn oudste zoon, die met
intense belangstelling het verhaal had be
luisterd, „ik heb hem een dagje laten
sudderen Maar zij kwamen allemaal
een goed woordje voor hem doen en toen
heb ik mijn hand maar over m'n hart
gestreken."
„Maar wist U dan niet, dat
Welnee man. Ik heb die sigaar, zonder
erbij te denken in mijn borstzak gesto
ken. En toen ik Sjef zag dacht ik er op
eens aan. Ik had er plezier in om hem
zijn eigen sigaar te laten opsteken. Pas
toen dat ding ontplofte begreep ik, dat
die vent het lef had gehad om mij, zijn
eigen directeur En weer wond hij
zich op.
„Zo ziet U alweer", zei Johan deugd
zaam, „het kwaad straft zichzelf."
En hij schonk nog eens in.
Sint Nicolaas is 'n heerlijk feest.
Het is een feest van geven.
Men neemt van ons men néémt ons ook
gestadig in dit leven.
Maar als Sint komt is dat voorbij,
dan gééft men ons, dan krijgen wijl
Maar och, ook deze vreugde is
niet onvermengd, mijn vrinden;
je vraagt je dan met beven af,
wat je toch wel zult vinden
op vijf december in je schoen;
zal men je wéér de das omdoen?
Want wat je érg graag hebben wilt
wordt nooit geschikt bevonden.
„Dat geef je niet op Sinterklaas",
hoor je uit vele monden.
En ga je er nochthans op door,
dan heet het: „koop het zelf maar hoor!"
Elk denkt, dat hij of zij wel weet
wanneer het mis of raak is,
wat je zo erg van pas komt en
zo helemaal je smaak is.
En elk verzet is ongepast,
dus houd je stil, je hart maar vast.
Dan eindelijk, de grote dag.
Daar komen de geschenken!
Ze spieden scherp naar je gezicht,
je hoort ze bijna denken:
Je moet er heel erg blij mee zijn,
anders ben je een saggerijn!
En als men je dan liefjes zegt:
„Je moogt het ook nog ruilen",
dan zeg je zeer beslist: „O neen!
Want ruilen dat is huilenl
O nee, o nee, mijn lieve schat,
dat Is net wat ik nodig hadl"
En als het feest voorbij is dan
komen de zwaarste dagen.
Je moet het geschenk gebruiken ook
of (erger nog) het dragen!
En alle mensen zien het zó:
Natuurlijk 'n Sinterklaascadeau!
Sint Nicolaas is een heerlijk feest.
Het is een feest van geven.
En 't is toch wel een plekje licht
in 't vaak zo somber leven.
Daarbij is dan nog één ding waar:
Gelukkig komt 't maar eens per jaar!
Jean Bard.
Vergeten
Met matige vaart ploegt sleepboot „Taag" door de golven van de Atlantische Oceaan. Sterke staalkabels verbinden het
bootje met de „Axelkerk", een oud passagiersschip, bestemd voor de sloop. Het is een weerbarstige sleep, dit lege schip,
slechts bemand met een paar runners. Maar met windkracht vyf in de rug hebben de motoren van de sleepboot niet
veel moeite. Trouwens, sinds zij Rotterdam hebben verlaten, is de reis steeds voorspoedig geweest. Vrtf goed weer en
weinig tegenwind. De helft van de reis zit er al weer op en kapitein Ooosterhoek hoopt over een week het schip in de
haven van Norfolk af te leveren. Gelukkig maar, want de stemming aan boord is wat gezakt. Dat is wel begrjjpelyk,
want voor geen enkele zeeman is het prettig om zo rond de feestdagen in december op zee te zijn. In ieder geval staat
het vast, dat het Sinterklaasfeest op zee moet worden gevierd; en of zij met de Kerstdagen thuis zyn Als alles
voorspoedig en volgens plan gaatja. Maar hoe vaak heeft de sleepvaart niet met tegenspoed te kampen. En welke
kapitein kent precies de plannen van de rederOosterhoek weet uit ervaring, dat je niet te veel op iets moet reke
nen, meestal komt er wat tussen.
Het is stil op de brug. De eerste stuur
man heeft de wacht. Zo nu en dan geeft
hij een kort bevel aan de roerganger, die
met zijn handen automatisch reageert.
De kapitein is uit verveling ook maar
weer op de brug gekomen. Hij tuurt met
zijn kijker de horizon af.
„Kijk", zegt hij tegen zijn stuurman,
,daar heb je dat schip weer van de Ame
rikaanse coastgard."
„Waar?"
,Daar, twee streken over bakboord
„Is. dat een oorlogsschip
,,'t Is wel bewapend, ik zie een kanon
op het voordek staan."
„Wat doet die boot daar eigenlijk?"
,,'t Is een soort weerschip, het ligt altijd
op die positie
„Hoe lang liggen die kerels daar?"
„Ik weet het niet", zegt de kapitein,
„maar het lijkt me geen pretje om altijd
op dezelfde plaats te blijven ronddobbe
ren."
„Nee, maar het zal wel nodig zijn."
„In ieder geval hebben ze deze reis
over het weer niet te klagen."
„Houwen zo
„Wat is onze positie
„Ongeveer 41 Noord met 40 West
Vele mijlen Zuidelijker dan de Taag
vaart een oude, gammele vrachtboot rich
ting Afrika. Het is een Panamees met op
de boeg nauwlijks leesbaar de letters
„Del Campo". De kapitein van de Del
Campo kijkt gewoontegetrouw op de ba
rometer, min of meer achteloos. Maar
dan, alsof hij ontwaakt, kijkt hij heel
nauwkeurig. Hij schuift de klep van zijn
pet met een ruk naar achteren. „Wat
daalt dat ding", zegt hij en onwillekeurig
kijkt hij naar de lucht, waar ijle wind
veren door het blauw strepen. Zijn ge
zicht staat somber
Over enkele dagen zal het 5 december
zijn. Kapitein Oosterhoek wil op die dag
een feestje organiseren. Hij weet echter
niet, waar zij dan zullen zijn. Als alles
goed gaat, weer op de terugreis. Des te
beter, want dan heeft hij de runners ook
aan boord. Eerst afwachten of er in Nor
folk een telegram voor hem ligt. In ieder
geval moet het feest zo vrolijk mogelijk
worden. Anders gaan de mensen aan
thuis denken Och, dat zullen zij
tóch wel doen op zo'n avond
Cp het weerstation van Miami wordt
TANTE JOS VRAAGT ALLE NEVEN EN NICHTEN:
Ja jongens en meisjes uit zuid-oost-
utrecht, we gaan ook dit jaar weer een
prachtige tekening voor Sint Nicolaas
maken. Natuurlek wordt het een span
nende wedstrijd want het gaat er om
wie de plaat van onze tekenaar het
MOOIST kan kleuren of verven. Jullie
weten nog wel van vorige jaren hoeveel
kinderen er wel niet meegedaan heb
ben. Iedere dag stroomden de teke
ningen binnen en het was een heel kar
wei om de mooiste er uit te halen.
Daaromals je meedoet (en wie
zou dat niet doen??)wacht er dan niet
te lang mee.
1 Knip de tekening netjes uit de krant
met het invulstrookje.
2 Ga hem dan KLEUREN of VERVEN
zoals jij denkt dat het mooiste is.
3 Vouw de kleurplaat netjes in vieren
en doe hem in een enveloppe.
4 Zet op de adreszijde van de envelop
pe:
TANTE JOS
Redaktie „DE VALLEI"
Parallelweg 10
VEENENDAAL.
en links boven in de hoek:: „KLEUR
WEDSTRIJD"
5 Stuur de tekening per post op of
breng hem bij het redaktiekantoor.
Ja daar zijn jullie natuurlijk het
meest nieuwsgierig naar. Nou luister
goed!! We gaan de inzendingen eerst in
VIER GROEPEN verdelen en wel:
GROEP A:
jongens en meisjes van O tot 5 jaar
GROEP B:
jongens en meisjes van 5 tot 8 jaar
GROEP C:
jongens en meisjes van 8 tot 11 jaar
GROEP D:
jongens en meisjes van 11 tot 15 jaar
En dan de te winnen prijzen:
Voor iedere groep: een EERSTE prijs
een geschenkbon t.w.v. 5,een
TWEEDE prijs een geschenkbon t.w.
v. 2,50; de DERDE t.e.m. de ACHT
STE prijs een leuke troostprijs!
De inzendingen moeten uiterlijk
vrijdag 7 december in ons bezit
ztfn! Wat na deze datum nog bin
nenkomt, kan niet meer meedingen
naar een prijs.
Neven en nichten, zoek allemaal gauw
je kleurpotloden of verfdoos op en
veel succes!! Tante Jos.
NAAM: ADRES:
WOONPLAATS:
Geb. datum: Groep:
een ballon opgelaten. Steeds hoger en
hoger stijgt het witte, half-doorzichtige,
nog vormloze omhulsel naar de wolken
loze luch. Met dezelfde regelmaat geeft
de recorder de fluittonen weer, die van
de kleine, ingenieus geconstrueerde, zen
der worden opgevangen. Een normaal
routine-gebeuren. Meteorologen zitten ge
bogen over hun weerkaarten. Zij bestu
deren de binnengekomen weerberichten
van de oceaanschepen.
De meeste gegevens zijn van normale
waarden, ze bevestigen zo ongeveer de
verwachtingen van de meteorologen. Maar
één schip geeft een afwijkend rapport,
zó afwijkend, dat de juistheid van de cij
fers niet wordt geloofd, en wordt toege
schreven aan slechte radio-ontvangst.
Wanneer echter een tweede schip de
gegevens van het eerste bevestigt, kijken
de meeorologen elkaar eens aan, want
het zijn abnormale grote luchtdrukdalin
gen, die opvallen. Sterk afwijkend van
de gewone gang van zaken op deze Zui
delijke breedte van de oceaan.
o-o-o
Op het dek van de Axelkerk zitten de
runners. Ze zitten in de zon beschut te
gen de wind. Hun huid is bruingebrand.
Ze roken, ze drinken koffie, ze kaarten.
„Jij moet geven
„Als je nog es wat hebt, dat zijn geen
kaarten
„Kom op Spelen
„Ik pas
„Ik pas ook
„Ik speel Ruiten troef
Met vlugge bewegingen werden de kaar
ten op het dek gesmeten en weer bij el
kaar gegraaid. Er wordt opnieuw ge
schud.
Zo nu en dan werpt iemand een blik
naar de sleepboot. Naar de lucht wordt
helemaal niet gekeken, want zij is al
dagenlang dezelfde strakblauw.
„Zou de ouwe nog iets doen met Sin
terklaas vraagt er een.
„Sinterklaas
„Ja, dat is het over een paar dagen
De mannen zwijgen.
„Het ligt eraan waar we zitten", luidt
het antwoord.
De oude Panamees maakt een eind aan
de onzekerheid. De ongeschoren kapitein
is een man van ervaring. Vanaf het mo
ment, dat de luchtdruk daalde, belang
rijk meer dan de normale dagelijkse gang,
heeft hij de barometer goed in de gaten
gehouden. Hij heeft telkens naar de lucht
gekeken, waar hët overging in melkwit,
waar de zon werd omrand door een grote
kring. Hij heeft gelet op de wind, die
van richting veranderde en aanwakker
de. Nu weet hij genoeg, hoewel hij het
niet snapt. Want het is bijna december.
Maar haastig schrijft hij enkele gegevens
op papier en gaat er mee naar de marco
nist. „Hier", zegt hij, „zendt dit maar uit,
misschien dat iemand het opvangt
Daarna verlegt hij de koers van het
schip.
De zender van Del Campo is niet zo
modern meer en bovendien ligt het schip
buiten de vaarroute. Veel schepen zijn
er daarom niet in de buurt, maar de op-
vangstapparatuur aan boord van het
Amerikaanse weerschip is wél modern.
De telegrafist is een vakman. Hoewel het
signaal van de Panamees zwak door komt,
weet hij het telegram woordelijk op te
vangen. Zodra hij de inhoud heeft ge
lezen gaat zijn hand naar de seinsleutel.
Regelmatig tikken de contactpunten met
weerkerend ritme op elkaar.
Cape Hatteras is het eerste weerstation,
dat het bericht van het weerschip op
vangt. De man achter de ontvanger geeft
het telegram snel door aan zijn chef.
Daarna beginnen de telexen te ratelen
en binnen een half uur is elke instantie
gealarmeerd. Want op elke telex ver
schijnt - onderstreept - het opschrift:
Hurrican warning waarschuwing
voor een tropische cycloon. Met ongeloof
lezen de vakmensen het bericht. Even
als de kapitein van de Del Campo weten
zij, dat in deze tijd van het jaar de kans
op een cycloon zeer gering is. Haastig be
kijken de meteorologen de laatst binnen
gekomen gegevens en inderdaad, bij ana
lysering van de recente weerkaart blijkt
op 26 Noorderbreedte en 62 Westerlengte
de zo gevreesde storm te liggen. Dicht
bij elkaar zijn daar de cirkeltjes getrok
ken. Als een boos oog, als een zweer, be
heerst de kleine, diepe depressie het lij-
nenpatroon van de kaart.
o-o-o
Kapitein Oosthoek schrikt, als hij de
marconist in de deur van zijn hut ziet
staan. De marconist is een stille, wat te
ruggetrokken man. Goed voor zijn werk,
maar niet een van de gezelligste beman
ningsleden. Zo maar met iemand praten
is niet zijn gewoonte. Wanneer dus die
marconist naar de kapitein toe komt, is
er wat bijzonders, zwijgend overhandigt
de radioman het briefje. De kapitein leest
en vraagt: „Weet je dat zeker Maar
dat kan nu toch niet meer
„Ik heb opgenomen wat er is geseind",
zegt de marconist kort.
„Ja ja ik geloof je wel
Nou, blijf maar uitluisteren, je weet wel
ke golflengte je moet hebben eh
bedankt en hou me op de hoogte
Over de startbaan van het Amerikaan
se vliegveld Kindley Field op de Ber
muda-eilanden rolt langzaam een groot,
vier-motorig vliegtuig naar voren. Aan
het begin van de lange startbaan blijft
het toestel staan. Grondpersoneel ver
richt nog kort een laatste inspectie. Eén
voor één beginnen de propellers weer te
draaien, met toenemende snelheid. Het
geluid zwelt aan. De gezagvoerder steekt
zijn duim omhoog. De wielblokken wor
den weggetrokken. Het vliegtuig taxiet
versneld over de baan, de staart verheft
zich omhoog, dan zijn de wielen los van
de grond. Met een flauwe bocht klimt
het toestel steeds hoger, de weinige sta
pelwolken tegemoet. Als het op de goede
hoogte is gekomen zet het koers naar
richting Zuid-Zuid-Oost. Doel: het op
sporen en localiseren van de cycloon.
De kans, dat de baan van de cycloon
gedeeltelijk over land zal gaan wordt
groter en groter. Meteorologen geven
waarschuwingen uit. Vliegtuigen maken
voortdurend verkenningsvluchten. Langs
de Amerikaanse Oostkust van Miami tot
Nantucket, wordt de bevolking regelma
tig op de hoogte gehouden: „Laat Uw
radio aanstaan Openbare diensten
worden gemobiliseerd: „Hier is een be
richt voor groep
De meeste schepen zijn uitgeweken.
Ook het kleine sleepbootje met het logge
passagiersschip achter zich aan, heeft de
koers verlegd, wegvarend van het gebied,
waar wolkenmassa's, sortregens en or
kaankracht het weerbeeld beheersen.
Maar de Taag komt slechts moeizaam
vooruit. Hoge golven en toenemende
windkracht belemmeren de vaart. De ka
pitein denkt er zelfs over om de runners
van de sleep te halen, maar er wordt te
ruggeseind, dat het nog wel gaat. Ooster
hoek gromt tevreden. Hij kent zijn men
sen. Zij zijn soms niet gemakkelijk, maar
als het er op aan komt, zijn het pracht
kerels. Hij spaart zichzelf ook niet. Zijn
ogen steken in zijn hoofd. Steeds sterker
en zwarter is de koffie, die de hofmees
ter, dwars door stortzeeën heen, rond
brengt. Wat is het zwaarst, de strijd tegen
de golven of het gevecht tegen de slaap?
Maar de sleep blijft behouden en de
schade valt mee.
Na een paar dagen zwakt de wind wat
af en krijgt de zon weer de gelegenheid
om haar stralen ongestoord op het water
te werpen en op de eenzame gehavende
schepen. Maar de golven deinen nog lang
na. Pas wanneer land in zicht is, betekent
dit voor de bemanning, dat een welver
diende rustperiode aanbreekt
o-o-o
Nadat de Taag en de Axelkerk zijn
vastgemeerd, ziet de bemanning pas
hoe de cycloon de stad Norfolk heeft
getroffen. Met verbazing zien de man
nen hoe de grote schepen her en der
zijn neergekwakt. Zij zien machtige
kranen afgeknapt en neergestort. Zij
zien de vernielde woonhuizen. De be
manning is ontdaan bij het zien van
al die daklozen.
De kapitein komt terug van een wan
de ling naar het telegraafkantoor. On
derweg heeft hij overal de verwoes
ting gezien. Hij is onder de indruk van
het geweld van de storm, waarvan zij
op zee slechts een staartje hebben mee
gemaakt. Hij denkt na.Hij gaat met
de stuurman praten. En dan gaan zij
samen weer naar het telegraafkantoor
en nog meer adressen bezoeken zij
Het duurt lang voor zij terug zijn
De kapitein zegt tegen de bootsman:
„Roep de mannen bij elkaar." Nieuws
gierig groept de bemanning bijeen op
het dek.
„Jongens", zegt de kapitein, „jullie
hebben allemaal gezien wat voor een
averij hier in de stad is. De storm heeft
er flink aan getrokken. Veel mensen
kunnen vannacht niet naar kooi omdat
zij geen dak boven hun hoofd hebben.
Nu is de Axelkerk een oude schuit,
maar nog een prima tehuis voor men
sen, die niets meer hebben. De rederij
heeft goedgevonden, dat het schip be
schikbaar wordt gesteld als slaapplaats
voor de slachtoffers. Maar jahet
is er nogal vuil. Daarom zou ik willen
vragen: „Wie van jullie heeft er zin
om mee te doen met schoon-schip ma
ken.
Nimmer hebben de mannen harder
gewerkt dan op deze dag. Eerder dan
werd verwacht is het schip van onder
tot boven gezwabberd en geboend.
Alles is weer proper en netjes. De eer
ste mensen komen aan boord. Meestal
zijn het gezinnen van havenarbeiders,
die materieel niet in staat zijn om de
gevolgen van de natuurramp op te
vangen. De taak van de bemanning is
eigenlijk afgelopen, want de Roode-
Kruis organisaties helpen op zijn Ame
rikaans, groots en afdoend, maar de
mannen gaan niet van boord. Er is al
tijd wat te doen. Vooral het zware
werk nemen zij voor hun rekening,
maar zij gaan ook met dranken rond,
passen kinderen kleren aan en distri
bueren dekens
o-o-o
Doodvermoeid komen zij, laat in de
avond, aan boord van hun eigen schip.
Eén van de roinners wil toch nog een
brief naar huis schrijven.
Hij vraagt: „Welke datum is het
Het enige antwoord is een zeer Hol
lands, maar minder parlementair
woord.
Verwonderd kenkt de runner op.
„Vind je dat zo'n gekke vraag
„Neen, maar kijk dan zelf
Op de kalender ziet hij de datum.
Vijf december.
Niemand heeft aan Sinterklaas ge
dacht ze hadden het te druk op
een wijze, waarop een mens het Sinter
klaasfeest het best kan vieren.