De Sigaar SINTERKLAASFEEST Doen jullie mee met de grote Sint Nicolaas kleurwedstrijd TWEEDE BLAD „DE VALLEI'' VRIJDAG 30 NOVEMBER 1962 Nr. 95 5 DECEMBER ST. NICOLAASFEEST - 5 DECEMBER -- ST. NICOLAASFEEST -- 5 DECEMBER -- ST. NICOLAASFEEST -- 5 DECEMBER Sint Nicolaasverhaal door L. van Schoten 't Heerlijk Avondje Een vertrouwd beeld van de 5e december Doe het zó Welke prijzen??? Vergeet je naam niet Voordat je de enveloppe dichtplakt moet je er natuurlijk goed op letten dat je het invulstrookje dat bij de teke ning hoort DUIDELIJK ingevuld hebt. „Veertig jaren was je in dienst van dit bedrijf.." sprak directeur Nooter- mans. „Min één dag", interum- peerde de jubilaris. Het gezicht van de directeur verloor een ogenblik de plechtstatige ernst. „Inderdaadmin één dag. Maar laten we die erbij rekenen, want ik meen, dat die dag nog werd doorbetaald ook, nietwaar?" „Wat was dat met die dag?", vroegen nieuwsgierige, jonge broekjes later aan Sjefke de Bruin, toen de offi ciële huldiging was gevolgd door wat de krant noemde „een gezellig samenzijn met alle medewerkers van het bedrijf". „Man", beleed de jubilaris, „als ik daar nog aan denk.dan sta ik nog te trillen op mijn benen. Want toen werd ik er door de directeur zelf uitgegooid en wel op staande voet „Sjef", had directeur Nootermans de dag voor Sint Nicolaas gezegd, „ik zit in de puree en jij moet me helpen." „Meneer heeft maar te spreken" zei Sjef onderdanig. Deze ostentatieve onderdanigheid van zijn werknemer bracht meneer Nooter mans geen ogenblik van de wijs. Hij ken de Sjefke van binnen en van buiten, zijn (veel te) grote mond, zijn eeuwige grap pen, zijn populariteit bij de collega's zijn vrijmoedigheid jegens allen, die boven hem gesteld stonden en zijn vakkundig heid en verknochtheid aan het bedrijf. Zeker, eens in de maand had hij de nei ging Sjef er zonder meer uit te gooien, maar als hij bedacht wat zijn kleine fa briek zou zijn zónder Sjef, deed hij het toch maar niet „Kijk eens Sjef", zei de directeur ver trouwelijk, „zoals je weet zou Dries van avond bij mij thuis voor de kinderen voor Sinterklaas komen spelen." „En Dries heeft griep", wist Sjefke. „Ja, en wat moet ik nu?" ..Misschien doet Sinterklaas een won der," hoopte Sjefke devoot. „Het lijkt me beter, dat jij het voor hem doet." „Ik, meneer? Ikke?" „Stel je niet aan, Sjef. Jij, die altijd zoveel babbels hebt, jij lapt em dat best. Hier (hij viste in zijn borstzak) heb ik een lijstje van al mijn knaapjes, met alle deugden en ondeugden. Als jij dat thuis nu eens goed bestudeert. Ik laat je het costuum thuisbezorgen en je vrouw zal je wel een beetje willen helpen. Driekus komt je dan om acht uur halen met de Mercédes Dat deed de deur dicht. „Vanavond gebeurt het wonder", grijns de Sjef. „Je kunt er twee rijksdaalders mee ver dienen." „Komt voor mekaar, meneer. Ik begin meteen te oefenen." De directeur veinsde dit laatste niet te horen, want van werken zou wel niet zo veel komen. o-o-o In het Agnietenstraatje liep die avond iedereen uit toen de grote, zwarte Mer cédes van meneer Nootermans daar stop te en uit de nederige woning van Sjefke de Bruin een gemijterde en getabberde gestalte schreed. Sjef maakte een zwaai met de kromstaf, hetgeen waarschijnlijk een soort zegening der omstanders moest voorstellen, en wipte toen zo elegant het staatsiekaros van zijn baas in, dat de mij ter hem tot op de neus schoof. „Sjonge, Sjef," zei Driekus," schakelend, „jij durft wat aan zeg!" „Hoezo?", vroeg Sjef, die een brok in de keel had bij het vooruitzicht. „Nou, een van tweeën, óf je bent zoals je bent en dan ergert de baas zich dood, óf je houdt je gemak en dan is er niets aan een dooie Sinterklaas. Hoe je het doet, maar je maakt het geen mens naar de zin." „Ik zit em te knijpen als een dief", be kende Sjef. In de verte wenkte het verlichte uit hangbord van Het Zat Schaap en dat bracht Driekus op een idee. „Maar als je nou", zei hij, vaart min derend, „een borreltje zou pakken, als moedhouwertje zogezegd, dan zou het veel beter gaan." „Zou je denken?" „Vast als een huis". Meer had Sjef niet nodig om te wor den overgehaald. De stamgasten van Het Zat Schaap schrokken op toen de gewijde gestalte binnentrad, maar Monseigneurs bekend stemgeluid hielp hen spoedig uit de droom. Eeltige handen beklopten de bis schoppelijke schouders, borreltjes werden als om strijd aangeboden en Sjef sloeg niets af als het niets kostte. Driekus keek tenslotte op zijn horloge en maande tot spoed. „Alé, naar de baas!", riep Sjefke vol geestdrift, „en als hij zijn gemak niet houdt, dan gaat hij in de zak!" Onder luide toejuichingen verliet Sint Sjefke het etablisement. Hij stond op het punt om in te stappen toen zijn blik viel op het verlichte venster van het winkel tje van Fons Vink, met het opschrift „Feestartikelen" op de ruit. „Moment", sprak Sint en hij stak de straat over. Hij liet zijn blikken dwalen over de feestneuzen, de imitatie-spiegel- eieren, de stinkbommetjes en de nage maakte bolussen, waarmee de feestvreug de tot zulke ongekende hoogten kan stij gen. Zijn blik bleef rusten op één punt. Twee tellen later stond Sint in het win keltje van Fons, tilde zijn tabbaard om hoog om bij zijn broekzak te komen en telde nauwkeurig de dubbeltjes. Fons maakte een net pakje van de klap- sigaar. „Rijen maar", juichte Sjefke. Vijf minuten later waren ze voor het grote herenhuis. Op een claxon-signaal van Driekus opende de deur zich als van zelf en reeds op het tuinpad vernam de ontroerde Sint de blijde kinderstemmen, die met alle kracht der longen brulden „Sinterklaasje kom maar binnen met je knecht." „Goeienavond allemaal!" zei Sint jo viaal, de vergadering overziende en zwaaiend met de kromstaf. „Goeienavond allemaal, en het meest van allen meneer de directeur." Meneer de directeur trok zijn voorhoofd in rimpels en hield zijn hart vast. Je wist het toch maar nooit met die zotte Sjef maar hij moest het risico ne men. „Gaat U zitten, Sinterklaas", zei me vrouw Nootermans lief en schoof de Sint met een eerbiedig gebaar een grote leunstoel toe. „Hè hè, jonges", zuchtte de Sint te vreden, „zit*ik effe op fluweel." Zijn blik ontmoette die van de oudste zoon des Huizes, die in Nijmegen stu deerde en bij Sints binnenkomst reeds be paalde symptomen had onderkend. „Wil de Sint misschien een borreltje?" informeerde Johan knipogend. „Nou, jongeheer", meende de Sint, „dat mag ik niet afslaan." „Zou je niet even wachten, Johan, tot probeerde meneer af te rem men, maar Johan vond, dat een Sint met een droge keel niets kon presteren en hij schonk reeds in. „U bent", zei de Sint tevreden, „een jongen van de gestampte pot, zie ik", en hij dronk de borrel in een teug op. De kinderen lachten schaterend zo'n leuke Sint hadden zij nog nooit meege maakt. Meneer Nootermans keek bezorgd. Maar Sjefke was een plichtsbewust man. Alles op zijn tijd en dus zocht hij naar de balans van deugden en gebreken, door meneer Nootermans ongesteld. Eén voor een sommeerde hij de jonge Nootermannetjes naar de bisschoppelijke zetel. Hij veroorloofde zich zekere artis tieke vrijheden, toen hij de knappe oud ste dochter beleed, dat het hem speet, geen tweehonderd jaren jonger te zijn en toen hij mevrouw Nootermans een „lief wijffie" noemde en constateerde, dat haar echtgenoot zijn handen wel mocht dicht knijpen. Hetgeen deze dan ook deed, maar om andere redenen. Daarna ging Sint over tot een punt, dat niet op de agenda stond; een toespraak tot de heer des huizes, maar niet dan, nadat hij Johan met een gebiedend ge baar te kennen had gegeven, dat zijn glas al zo lang leeg stond. „Meneer Nootermans", sprak Sjefke plechtig, „dit zal je wel een bom duiten hebben gekost, maar het is wel de moei te waard als je al die gelukkige gezich ten ziet. Je hebt mooie cadeautjes ge kregen, maar wij als huisvaders onder mekaar (hier slaakte mevrouw Nooter mans een gilletje en zag de bisschop op merkzaam aan) weten wel, dat het alle maal eigengeldjes zijn zogezegd. Daarom heeft Sint gedacht, dat meneer Nooter mans ook eens een echt cadeautje moest hebben, dat hem geen cent heeft gekost. Daarom heeft Sint van zijn eigen zuur verdiende, ik zeg zuurverdiende geld, een héle beste sigaar voor meneer Noo termans gekocht. Het is een goeie sigaar, zoals U die", hier werd zijn stem zwaar van sarcasme, „altijd aan je eigen men sen geeft. Ik hoop, dat U hem in ge zondheid mag oproken, want hij is je gegund." Meneer Nootermans keek schaapachtig, maakte het pakje open en zei moeilijk: „Dank U Sint, ik zal hem met plezier op roken." Sint had liever gezien dat meneer er meteen de brand in gestoken had, maar dat kon niet, aangezien de bolknak, die hij tussen de lippen perste, nog niet half op was. Hij haalde berustend de schou ders op. Toen vond Johan, dat Sint op twee be nen niet kon staan en Sint dronk op de gezondheid van alle Nootermansen. Ei genlijk begon hij het heel gezellig te vin den, maar buiten klonk het claxonsignaal (meneer Nootermans was een goed or ganisator), waarna Sint, omstuwd door al het jonge volk, glorieus naar buiten trad, zegenend en zwaaiend met de staf. „Nou, en?" vroeg Driekus begerig. „Prima man. Die oudste jongen, die Johan, die weet wat een mens toekomt. Hij zei, dat ik hem het geloof aan Sinter klaas van zijn kinderjaren had terugge geven. En drie borrels man. met een kop er op." „Da's zeven bij elkaar", telde Driekus geschrokken. „Het deed me niks", zei Sjefke onver stoorbaar. „Maar de grootste verrassing komt nog. Die is voor de baas zelf. Jam mer, dat ik er niet bij kon zijn. Driekus had ruimschoots de tijd gehad voor overpeinzing omtrent Sints myste rieus verblijf in de feestartikelenwinkel en had Fons een kistje met klapsigaren zien pakken. „Zeg", zei hij benauwd, „je hebt toch zeker „En 'n hele goeie", stemde Sjefke toe. „Zo rookt hij ze zelf niet." Driekus zweeg verder de gehele rit. „Nou, het beste", zei hij toen zij weer het Agnietenstraatje indraaiden. „En sterkte", voegde hij er veelbetekenend aan toe. o-o-o Toen Sjefke de volgende morgen zijn hoofd onder de kraan hield, drong de betekenis van Driekus' afscheidsgroet pas ten volle tot hem door, en een grote on zekerheid daalde neer in zijn hart. Hij had het nog al versierd, gister avond. Wat zou de baas wel zeggen? En dan die klOp dit punt stokte zijn benauwde gedachten. Met lome tred ging hij naar zijn werk en antwoordde ternauwernood op de grap pen en grollen van zijn kameraden, die dan ook al spoedig constateerden, dat Sjef niets van Sint had gekregen. Sjef werkte zwijgend en gespannen. Hij zag de deur naar het kantoor open gaan en meneer Nootermans de fabriek binnenkomen. Hij hoorde zijn voetstap pen, zijn stem, van werkbank tot werk bank en wist de baas plotseling achter zich. „Morgen Sjef", klonk het joviaal en de ijsklomp in Sjefkes maag ontdooide plots. „Mogge meneer", antwoordde hij, maar voor alle zekerheid toch maar kleintjes. „Nou, je hebt die twee rijksdaalders wel verdiend Sjef. Je hebt het wel een beetje versierd, maar de kinderen waren dól." „Kinderen, meneer zei Sjef sen timenteel, maar honderd pond lichter. „Alleen moet je me niet zo in het zon netje zetten", vermaande de directeur, maar Sjef zag iets van een glimlach. „Ik kan hier moeilijk aan iedereen sigaren lopen ronddelen, Sjef, maar jij hebt %r een verdiend. Hier, pak aan en steek op." Sjefke was geschokt. De baas viel hem honderd procent mee. Daar had hij een schrobbering verwacht en nu kreeg hij nog een sigaar toe. „Nou meneer ik zal hem op Uw gezondheid oproken", zei hij ontroerd en stak er de brand in. De kameraden ke ken afgunstig. Die Sjef Kijk hem eens aanpappen met de baas Meneer Nootermans was verdiept in een gesprek met de bedrijfsleider toen het ge luid van een explosie hem deed opschrik ken. Iedereen rende naar de werkbank van Sjefke, die daar stond met zwart geblakerd gelaat en een peuk sigaar ver wezen in zijn mond. Meneer Nootermans schouwde het ver bijsterd aan, zijn hersens werkten op top- activiteit. Toen schoten zijn ogen nog meer vonken, dan de klapsigaar van Sjefke had gedaan! „D'r uit!" schreeuwde hij, „en er nooit meer in." o-o-o „Nou, ja", bekende meneer Nootermans later tegenover zijn oudste zoon, die met intense belangstelling het verhaal had be luisterd, „ik heb hem een dagje laten sudderen Maar zij kwamen allemaal een goed woordje voor hem doen en toen heb ik mijn hand maar over m'n hart gestreken." „Maar wist U dan niet, dat Welnee man. Ik heb die sigaar, zonder erbij te denken in mijn borstzak gesto ken. En toen ik Sjef zag dacht ik er op eens aan. Ik had er plezier in om hem zijn eigen sigaar te laten opsteken. Pas toen dat ding ontplofte begreep ik, dat die vent het lef had gehad om mij, zijn eigen directeur En weer wond hij zich op. „Zo ziet U alweer", zei Johan deugd zaam, „het kwaad straft zichzelf." En hij schonk nog eens in. Sint Nicolaas is 'n heerlijk feest. Het is een feest van geven. Men neemt van ons men néémt ons ook gestadig in dit leven. Maar als Sint komt is dat voorbij, dan gééft men ons, dan krijgen wijl Maar och, ook deze vreugde is niet onvermengd, mijn vrinden; je vraagt je dan met beven af, wat je toch wel zult vinden op vijf december in je schoen; zal men je wéér de das omdoen? Want wat je érg graag hebben wilt wordt nooit geschikt bevonden. „Dat geef je niet op Sinterklaas", hoor je uit vele monden. En ga je er nochthans op door, dan heet het: „koop het zelf maar hoor!" Elk denkt, dat hij of zij wel weet wanneer het mis of raak is, wat je zo erg van pas komt en zo helemaal je smaak is. En elk verzet is ongepast, dus houd je stil, je hart maar vast. Dan eindelijk, de grote dag. Daar komen de geschenken! Ze spieden scherp naar je gezicht, je hoort ze bijna denken: Je moet er heel erg blij mee zijn, anders ben je een saggerijn! En als men je dan liefjes zegt: „Je moogt het ook nog ruilen", dan zeg je zeer beslist: „O neen! Want ruilen dat is huilenl O nee, o nee, mijn lieve schat, dat Is net wat ik nodig hadl" En als het feest voorbij is dan komen de zwaarste dagen. Je moet het geschenk gebruiken ook of (erger nog) het dragen! En alle mensen zien het zó: Natuurlijk 'n Sinterklaascadeau! Sint Nicolaas is een heerlijk feest. Het is een feest van geven. En 't is toch wel een plekje licht in 't vaak zo somber leven. Daarbij is dan nog één ding waar: Gelukkig komt 't maar eens per jaar! Jean Bard. Vergeten Met matige vaart ploegt sleepboot „Taag" door de golven van de Atlantische Oceaan. Sterke staalkabels verbinden het bootje met de „Axelkerk", een oud passagiersschip, bestemd voor de sloop. Het is een weerbarstige sleep, dit lege schip, slechts bemand met een paar runners. Maar met windkracht vyf in de rug hebben de motoren van de sleepboot niet veel moeite. Trouwens, sinds zij Rotterdam hebben verlaten, is de reis steeds voorspoedig geweest. Vrtf goed weer en weinig tegenwind. De helft van de reis zit er al weer op en kapitein Ooosterhoek hoopt over een week het schip in de haven van Norfolk af te leveren. Gelukkig maar, want de stemming aan boord is wat gezakt. Dat is wel begrjjpelyk, want voor geen enkele zeeman is het prettig om zo rond de feestdagen in december op zee te zijn. In ieder geval staat het vast, dat het Sinterklaasfeest op zee moet worden gevierd; en of zij met de Kerstdagen thuis zyn Als alles voorspoedig en volgens plan gaatja. Maar hoe vaak heeft de sleepvaart niet met tegenspoed te kampen. En welke kapitein kent precies de plannen van de rederOosterhoek weet uit ervaring, dat je niet te veel op iets moet reke nen, meestal komt er wat tussen. Het is stil op de brug. De eerste stuur man heeft de wacht. Zo nu en dan geeft hij een kort bevel aan de roerganger, die met zijn handen automatisch reageert. De kapitein is uit verveling ook maar weer op de brug gekomen. Hij tuurt met zijn kijker de horizon af. „Kijk", zegt hij tegen zijn stuurman, ,daar heb je dat schip weer van de Ame rikaanse coastgard." „Waar?" ,Daar, twee streken over bakboord „Is. dat een oorlogsschip ,,'t Is wel bewapend, ik zie een kanon op het voordek staan." „Wat doet die boot daar eigenlijk?" ,,'t Is een soort weerschip, het ligt altijd op die positie „Hoe lang liggen die kerels daar?" „Ik weet het niet", zegt de kapitein, „maar het lijkt me geen pretje om altijd op dezelfde plaats te blijven ronddobbe ren." „Nee, maar het zal wel nodig zijn." „In ieder geval hebben ze deze reis over het weer niet te klagen." „Houwen zo „Wat is onze positie „Ongeveer 41 Noord met 40 West Vele mijlen Zuidelijker dan de Taag vaart een oude, gammele vrachtboot rich ting Afrika. Het is een Panamees met op de boeg nauwlijks leesbaar de letters „Del Campo". De kapitein van de Del Campo kijkt gewoontegetrouw op de ba rometer, min of meer achteloos. Maar dan, alsof hij ontwaakt, kijkt hij heel nauwkeurig. Hij schuift de klep van zijn pet met een ruk naar achteren. „Wat daalt dat ding", zegt hij en onwillekeurig kijkt hij naar de lucht, waar ijle wind veren door het blauw strepen. Zijn ge zicht staat somber Over enkele dagen zal het 5 december zijn. Kapitein Oosterhoek wil op die dag een feestje organiseren. Hij weet echter niet, waar zij dan zullen zijn. Als alles goed gaat, weer op de terugreis. Des te beter, want dan heeft hij de runners ook aan boord. Eerst afwachten of er in Nor folk een telegram voor hem ligt. In ieder geval moet het feest zo vrolijk mogelijk worden. Anders gaan de mensen aan thuis denken Och, dat zullen zij tóch wel doen op zo'n avond Cp het weerstation van Miami wordt TANTE JOS VRAAGT ALLE NEVEN EN NICHTEN: Ja jongens en meisjes uit zuid-oost- utrecht, we gaan ook dit jaar weer een prachtige tekening voor Sint Nicolaas maken. Natuurlek wordt het een span nende wedstrijd want het gaat er om wie de plaat van onze tekenaar het MOOIST kan kleuren of verven. Jullie weten nog wel van vorige jaren hoeveel kinderen er wel niet meegedaan heb ben. Iedere dag stroomden de teke ningen binnen en het was een heel kar wei om de mooiste er uit te halen. Daaromals je meedoet (en wie zou dat niet doen??)wacht er dan niet te lang mee. 1 Knip de tekening netjes uit de krant met het invulstrookje. 2 Ga hem dan KLEUREN of VERVEN zoals jij denkt dat het mooiste is. 3 Vouw de kleurplaat netjes in vieren en doe hem in een enveloppe. 4 Zet op de adreszijde van de envelop pe: TANTE JOS Redaktie „DE VALLEI" Parallelweg 10 VEENENDAAL. en links boven in de hoek:: „KLEUR WEDSTRIJD" 5 Stuur de tekening per post op of breng hem bij het redaktiekantoor. Ja daar zijn jullie natuurlijk het meest nieuwsgierig naar. Nou luister goed!! We gaan de inzendingen eerst in VIER GROEPEN verdelen en wel: GROEP A: jongens en meisjes van O tot 5 jaar GROEP B: jongens en meisjes van 5 tot 8 jaar GROEP C: jongens en meisjes van 8 tot 11 jaar GROEP D: jongens en meisjes van 11 tot 15 jaar En dan de te winnen prijzen: Voor iedere groep: een EERSTE prijs een geschenkbon t.w.v. 5,een TWEEDE prijs een geschenkbon t.w. v. 2,50; de DERDE t.e.m. de ACHT STE prijs een leuke troostprijs! De inzendingen moeten uiterlijk vrijdag 7 december in ons bezit ztfn! Wat na deze datum nog bin nenkomt, kan niet meer meedingen naar een prijs. Neven en nichten, zoek allemaal gauw je kleurpotloden of verfdoos op en veel succes!! Tante Jos. NAAM: ADRES: WOONPLAATS: Geb. datum: Groep: een ballon opgelaten. Steeds hoger en hoger stijgt het witte, half-doorzichtige, nog vormloze omhulsel naar de wolken loze luch. Met dezelfde regelmaat geeft de recorder de fluittonen weer, die van de kleine, ingenieus geconstrueerde, zen der worden opgevangen. Een normaal routine-gebeuren. Meteorologen zitten ge bogen over hun weerkaarten. Zij bestu deren de binnengekomen weerberichten van de oceaanschepen. De meeste gegevens zijn van normale waarden, ze bevestigen zo ongeveer de verwachtingen van de meteorologen. Maar één schip geeft een afwijkend rapport, zó afwijkend, dat de juistheid van de cij fers niet wordt geloofd, en wordt toege schreven aan slechte radio-ontvangst. Wanneer echter een tweede schip de gegevens van het eerste bevestigt, kijken de meeorologen elkaar eens aan, want het zijn abnormale grote luchtdrukdalin gen, die opvallen. Sterk afwijkend van de gewone gang van zaken op deze Zui delijke breedte van de oceaan. o-o-o Op het dek van de Axelkerk zitten de runners. Ze zitten in de zon beschut te gen de wind. Hun huid is bruingebrand. Ze roken, ze drinken koffie, ze kaarten. „Jij moet geven „Als je nog es wat hebt, dat zijn geen kaarten „Kom op Spelen „Ik pas „Ik pas ook „Ik speel Ruiten troef Met vlugge bewegingen werden de kaar ten op het dek gesmeten en weer bij el kaar gegraaid. Er wordt opnieuw ge schud. Zo nu en dan werpt iemand een blik naar de sleepboot. Naar de lucht wordt helemaal niet gekeken, want zij is al dagenlang dezelfde strakblauw. „Zou de ouwe nog iets doen met Sin terklaas vraagt er een. „Sinterklaas „Ja, dat is het over een paar dagen De mannen zwijgen. „Het ligt eraan waar we zitten", luidt het antwoord. De oude Panamees maakt een eind aan de onzekerheid. De ongeschoren kapitein is een man van ervaring. Vanaf het mo ment, dat de luchtdruk daalde, belang rijk meer dan de normale dagelijkse gang, heeft hij de barometer goed in de gaten gehouden. Hij heeft telkens naar de lucht gekeken, waar hët overging in melkwit, waar de zon werd omrand door een grote kring. Hij heeft gelet op de wind, die van richting veranderde en aanwakker de. Nu weet hij genoeg, hoewel hij het niet snapt. Want het is bijna december. Maar haastig schrijft hij enkele gegevens op papier en gaat er mee naar de marco nist. „Hier", zegt hij, „zendt dit maar uit, misschien dat iemand het opvangt Daarna verlegt hij de koers van het schip. De zender van Del Campo is niet zo modern meer en bovendien ligt het schip buiten de vaarroute. Veel schepen zijn er daarom niet in de buurt, maar de op- vangstapparatuur aan boord van het Amerikaanse weerschip is wél modern. De telegrafist is een vakman. Hoewel het signaal van de Panamees zwak door komt, weet hij het telegram woordelijk op te vangen. Zodra hij de inhoud heeft ge lezen gaat zijn hand naar de seinsleutel. Regelmatig tikken de contactpunten met weerkerend ritme op elkaar. Cape Hatteras is het eerste weerstation, dat het bericht van het weerschip op vangt. De man achter de ontvanger geeft het telegram snel door aan zijn chef. Daarna beginnen de telexen te ratelen en binnen een half uur is elke instantie gealarmeerd. Want op elke telex ver schijnt - onderstreept - het opschrift: Hurrican warning waarschuwing voor een tropische cycloon. Met ongeloof lezen de vakmensen het bericht. Even als de kapitein van de Del Campo weten zij, dat in deze tijd van het jaar de kans op een cycloon zeer gering is. Haastig be kijken de meteorologen de laatst binnen gekomen gegevens en inderdaad, bij ana lysering van de recente weerkaart blijkt op 26 Noorderbreedte en 62 Westerlengte de zo gevreesde storm te liggen. Dicht bij elkaar zijn daar de cirkeltjes getrok ken. Als een boos oog, als een zweer, be heerst de kleine, diepe depressie het lij- nenpatroon van de kaart. o-o-o Kapitein Oosthoek schrikt, als hij de marconist in de deur van zijn hut ziet staan. De marconist is een stille, wat te ruggetrokken man. Goed voor zijn werk, maar niet een van de gezelligste beman ningsleden. Zo maar met iemand praten is niet zijn gewoonte. Wanneer dus die marconist naar de kapitein toe komt, is er wat bijzonders, zwijgend overhandigt de radioman het briefje. De kapitein leest en vraagt: „Weet je dat zeker Maar dat kan nu toch niet meer „Ik heb opgenomen wat er is geseind", zegt de marconist kort. „Ja ja ik geloof je wel Nou, blijf maar uitluisteren, je weet wel ke golflengte je moet hebben eh bedankt en hou me op de hoogte Over de startbaan van het Amerikaan se vliegveld Kindley Field op de Ber muda-eilanden rolt langzaam een groot, vier-motorig vliegtuig naar voren. Aan het begin van de lange startbaan blijft het toestel staan. Grondpersoneel ver richt nog kort een laatste inspectie. Eén voor één beginnen de propellers weer te draaien, met toenemende snelheid. Het geluid zwelt aan. De gezagvoerder steekt zijn duim omhoog. De wielblokken wor den weggetrokken. Het vliegtuig taxiet versneld over de baan, de staart verheft zich omhoog, dan zijn de wielen los van de grond. Met een flauwe bocht klimt het toestel steeds hoger, de weinige sta pelwolken tegemoet. Als het op de goede hoogte is gekomen zet het koers naar richting Zuid-Zuid-Oost. Doel: het op sporen en localiseren van de cycloon. De kans, dat de baan van de cycloon gedeeltelijk over land zal gaan wordt groter en groter. Meteorologen geven waarschuwingen uit. Vliegtuigen maken voortdurend verkenningsvluchten. Langs de Amerikaanse Oostkust van Miami tot Nantucket, wordt de bevolking regelma tig op de hoogte gehouden: „Laat Uw radio aanstaan Openbare diensten worden gemobiliseerd: „Hier is een be richt voor groep De meeste schepen zijn uitgeweken. Ook het kleine sleepbootje met het logge passagiersschip achter zich aan, heeft de koers verlegd, wegvarend van het gebied, waar wolkenmassa's, sortregens en or kaankracht het weerbeeld beheersen. Maar de Taag komt slechts moeizaam vooruit. Hoge golven en toenemende windkracht belemmeren de vaart. De ka pitein denkt er zelfs over om de runners van de sleep te halen, maar er wordt te ruggeseind, dat het nog wel gaat. Ooster hoek gromt tevreden. Hij kent zijn men sen. Zij zijn soms niet gemakkelijk, maar als het er op aan komt, zijn het pracht kerels. Hij spaart zichzelf ook niet. Zijn ogen steken in zijn hoofd. Steeds sterker en zwarter is de koffie, die de hofmees ter, dwars door stortzeeën heen, rond brengt. Wat is het zwaarst, de strijd tegen de golven of het gevecht tegen de slaap? Maar de sleep blijft behouden en de schade valt mee. Na een paar dagen zwakt de wind wat af en krijgt de zon weer de gelegenheid om haar stralen ongestoord op het water te werpen en op de eenzame gehavende schepen. Maar de golven deinen nog lang na. Pas wanneer land in zicht is, betekent dit voor de bemanning, dat een welver diende rustperiode aanbreekt o-o-o Nadat de Taag en de Axelkerk zijn vastgemeerd, ziet de bemanning pas hoe de cycloon de stad Norfolk heeft getroffen. Met verbazing zien de man nen hoe de grote schepen her en der zijn neergekwakt. Zij zien machtige kranen afgeknapt en neergestort. Zij zien de vernielde woonhuizen. De be manning is ontdaan bij het zien van al die daklozen. De kapitein komt terug van een wan de ling naar het telegraafkantoor. On derweg heeft hij overal de verwoes ting gezien. Hij is onder de indruk van het geweld van de storm, waarvan zij op zee slechts een staartje hebben mee gemaakt. Hij denkt na.Hij gaat met de stuurman praten. En dan gaan zij samen weer naar het telegraafkantoor en nog meer adressen bezoeken zij Het duurt lang voor zij terug zijn De kapitein zegt tegen de bootsman: „Roep de mannen bij elkaar." Nieuws gierig groept de bemanning bijeen op het dek. „Jongens", zegt de kapitein, „jullie hebben allemaal gezien wat voor een averij hier in de stad is. De storm heeft er flink aan getrokken. Veel mensen kunnen vannacht niet naar kooi omdat zij geen dak boven hun hoofd hebben. Nu is de Axelkerk een oude schuit, maar nog een prima tehuis voor men sen, die niets meer hebben. De rederij heeft goedgevonden, dat het schip be schikbaar wordt gesteld als slaapplaats voor de slachtoffers. Maar jahet is er nogal vuil. Daarom zou ik willen vragen: „Wie van jullie heeft er zin om mee te doen met schoon-schip ma ken. Nimmer hebben de mannen harder gewerkt dan op deze dag. Eerder dan werd verwacht is het schip van onder tot boven gezwabberd en geboend. Alles is weer proper en netjes. De eer ste mensen komen aan boord. Meestal zijn het gezinnen van havenarbeiders, die materieel niet in staat zijn om de gevolgen van de natuurramp op te vangen. De taak van de bemanning is eigenlijk afgelopen, want de Roode- Kruis organisaties helpen op zijn Ame rikaans, groots en afdoend, maar de mannen gaan niet van boord. Er is al tijd wat te doen. Vooral het zware werk nemen zij voor hun rekening, maar zij gaan ook met dranken rond, passen kinderen kleren aan en distri bueren dekens o-o-o Doodvermoeid komen zij, laat in de avond, aan boord van hun eigen schip. Eén van de roinners wil toch nog een brief naar huis schrijven. Hij vraagt: „Welke datum is het Het enige antwoord is een zeer Hol lands, maar minder parlementair woord. Verwonderd kenkt de runner op. „Vind je dat zo'n gekke vraag „Neen, maar kijk dan zelf Op de kalender ziet hij de datum. Vijf december. Niemand heeft aan Sinterklaas ge dacht ze hadden het te druk op een wijze, waarop een mens het Sinter klaasfeest het best kan vieren.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1962 | | pagina 3