De timmerman
Setter Set
MIJN
INDRUKKEN
OVER
HOLLAND
en zijn emigratie-mogelijkheden
Prof. dr. W. Banning 75 jaar
STAAFMIXER
fn1000+1 gevallen
ARAM
Ventilatie van
maaidorsstro
Strategie van westen op keerpunt
m
TWEEDE BLAD „DE VALLEI"
VRIJDAG 22 FEBRUARI 1963
Nr. 16
„Go-kart" ook een Australische liefhebberij
Wiener Sangerknaben naar
ons land
wat de huid ook deert of ontsiert
helpt PUROL
De
vorst
van
Suprania
VOOR DE BOER
Nato tc modern?
Terug naar Siegfried en Maginotlijn?
Plannen
Te groot
nylons
HAZELINO
CASTAGNA
WALNOTTA
Fa. L. HEY
Boerderijbranden
december 1962
In het gezin Mol speelt de „Go-kart", het gemotoriseerde karretje een belang
rijke rol in de vrijetijdsbesteding. De 21-jarige zoon Robert Mol berijdt een M.C. 7
Culloch Go-kart warmee hij zelfs aan wedstrijden deelneemt en klasse-kampioen
werd. Het gezin Mol is afkomstig uit EDE, waar het aan de Goorstede woonde.
De oudste zoon is inmiddels getrouwd met een Australisch meisje en woont in
een garage in Loftus, dat op enige afstand van Sydney ligt. Maar op het stuk
land zal terzijnertijd het eigen huis worden gebouwd.
Met vader Klaas Mol, moeder en twee
broertjes (Gerardus en Eddy) kwam
Robert in 1952 in Australië aan. Hij
deed z'n examen van de driejarige mid
delbare school op 17-jarige leeftijd en
ging als leerling werken in het auto
motorreparatiebedrijf.
„Deze leerlingentijd duurt vijf jaar,
die samengaat met de dienstbetrekking
bij de patroon", vertelde Robert. „In
het eerste jaar ga je eens per week op
de dag naar .technical college' - een
soort ambachtschool - in het tweede
jaar eens per 14 dagen, in het derde
jaar eens per week en in het vierde
jaar eens per 14 dagen en daarna werk
je nog een jaar bij de patroon."
Toen Robert zijn leerlingentijd be
gon, moest hij twee avonden per week
naar school. Later is dit veranderd in
een dagstudie, waarvoor de patroon
vrij-af geeft. Dit is allemaal geregeld
in de wet op het leerlingenstelsel.
Leerlingen krijgen een loon, dat ge
baseerd is op het basisloon, zoals dit
vastgelegd is in de collectieve arbeids
overeenkomst. De patroon mag echter
een hoger loon betalen, als hij dit wil.
Robert is studerend lid van het In
stitute of Automation Mechanical Engi
neers, een organisatie van erkende
auto-monteurs. Zodra hij zijn studie aan
de technische school heeft beëindigd,
wordt hij toegelaten als „associate
member". Wanneer hij 25 jaar wordt,
moet hij een examen voor het instituut
afleggen. Wanneer hij daarvoor slaagt,
geeft hem dit recht op het volle lid
maatschap van het instituut. Leden
mogen de letters M.I.A.M.E. achter hun
naam schrijven. Dit is een bewijs, dat
zij vakbekwame auto-monteurs zijn, als
zodanig erkend door het instituut.
Robert houdt van zwemmen in zee
- niet ver van huis - is een enthousiaste
snelboot-racer, schaatsenrijder en skiër,
maar - zegt hij - de twee laatste spor
ten kun je niet het hele jaar door be
drijven. Skiën heb ik 14 dagen gedaan
toen ik nog, op school was en met vakan
tie naar de Sneeuwbergen ging met een
hele groep jongens en in een chalet
verbleef. Schoolkinderen kunnen ge
bruik maken van de gelegenheid om
tegen een betrekkelijk geringe vergoe
ding in de schoolvakantie een paar
weken naar een schoolkamp te gaan. Ik
vond het er fijn."
Robert's vader, Klaas Mol, woonde
en werkte in Nederland o.a. in het Zo
merkamp van het Leger des Heils,
Goorstede, Ede. Hij werkte o.a. ook bij
de AKU. Zij hadden Austalië gekozen,
nadat zij van een NTS-er, Bert Jonk
man, die er al woonde, gehoord hadden
hoe de omstandigheden er waren. Bert
Jonkman is getrouwd met een zuster
van mevr. Mol - Elizabeth - en woont
in Macquarie Fields, ten zuiden van
Sydney. In 1952 emigreerde het gezin.
Door zijn relaties met het Leger des
Heils, had Klaas Mol van de Austra
lische organisatie, de Salvation Army,
woongelegenheid toegezegd gekregen
nog voor hij Nederland verliet, maar
toen het gezin in Sydney aankwam
(met de „Fairsea"), bleek die gelegen
heid in Southport in Queensland te zijn,
zo'n 800 kilometer van Sydney van
daan.
„De woongelegenheid bleek een ka-
Van 15 tot 31 maart zullen de Wiener
Sangerknaben een aantal concerten in ons
land geven, door bemiddeling van de In
ternationale Concertdirectie Ernst Krauss.
De belangstelling zal, als steeds, over
stelpend zijn voor de Weense jongens.
Onnodig te zeggen dus, dat men zich
weer wèl op tijd van plaatsbewijzen dient
te voorzien.
Naar verluid is het koor dat dit jaar
komt een van de allermooiste uit de hele
Sangerknaben-geschiedenis, die overigens
teruggaat tot 1498! (Gesticht door Kei
zer Maximiliaan I voor religieuze zangen
in de Weense Hofkapel. De allereerste
jongenskoren waren zelfs afkomstig uit
de Nederlanden, doordat Maximiliaans
huwelijk met Maria van Bourgondië en
Vlaanderen bemoeienissen met onze stre
ken met zich meebrachten).
De Wiener Sangerknaben van de jong
ste „jaargang" hebben een opname ge
maakt van Schubert's Mis in Es gr. t.,
met als solisten een jongens-sopraan en
een jongens-alt, Waldemar Kmentt en
Kurt Equiluz (tenoren) en Walter Berry,
bas.
Verdere medewerking van het Chorus
Viennensis en het Weens Dom Orkest on
der leiding van Ferdinand Grossmann.
Zoals bekend is Schubert zelf een San-
gerknabe geweest, maar deze Mis is niet
voor het Sangerknabenkoor geschreven -
over de juiste aanleiding van het ont
staan van deze laatste Mis van Schubert
tast men in het duister. De opname is
uitgebracht op een Philips-LP, en bevat
de zeven complete delen.
mer en een veranda te omvatten. Het
viel ons erg tegen en de reis erheen
kostte me veel geld. Ook bleek het er
moeilijk om werk te krijgen, want
Southport is een badplaats. Toch zijn
we er twee jaar gebleven, in welke tijd
we er verhuisd zijn naar een betere
lid van de Building Workers' Industrial
Union (Bond van bouwvakarbeiders).
Zeer tevreden is hij over de arbeids
voorwaarden: 40-urige arbeidsweek, 8-
urige arbeidsdag, drie weken betaalde
vakantie per jaar, verzekering tegen
ongevallen op het werk (met wettelijk
gegarandeerde uitbetaling van een
maximum van 32.000 gulden bij dood
door ongeval), maar geen ziekte-ver
zekering".
Voor ziekte-verzekering moet je zelf
zorgen, merkte Klaas op. Het loon is
daarnaar eigenlijk wel aangepast. Je
kunt voor b.v. tien shilling per week
een behoorlijke verzekering afsluiten,
waardoor je een deel van je loon krijgt
uitbetaald van de verzekeringsmaat
schappij.
Klaas' zestienjarige zoon Gerardus
Robert Mol in zijn
„Go-kart" met zijn
Australische vrouw.
woongelegenheid en er later een blok
land hebben gekocht."
Later besloot Mol naar Loftus, nabij
Sydney, te verhuizen. Daar woonde toen
het echtpaar Jonkman en mevr. Mol
wilde wel graag dichter bij haar zuster
en haar man wonen. Het land in South
port werd verkocht en met de opbrengst
ervan een ander blok land gekocht in
Loftus. Er stond ook een woongarage op
dat land, zodat de accommodatie geen
directe moeilijkheden opriep.
Klaas Mol, die in Southport als tim
merman bij een aannemer had gewerkt,
kreeg in z'n nieuwe woonplaats on
middellijk weer werk in de bouwnijver
heid. In z'n vrije tijd heeft hij de woon
garage geleidelijk uitgebouwd en het is
nu een compleet huis geworden. „Door
alles zelf te doen, spaarde ik veel geld
uit en behoefde ik maar een kleine le
ning van de bank op te nemen."
Veel tijd heeft Klaas Mol in Neder
land besteed aan de Padvinderbeweging.
In Australië zijn z'n beide zoons Gerar
dus (16), die hier Eddy wordt genoemd,
en Bert (13), lid van de padvindersgroep
van het Leger des Heils. Klaas Mol is
(„Eddy heet ik hier"), is de trotse be
zitter van de bronzen medaille van de
Kon. Maatschappij tot Redding van
Drenkelingen in Australië, afdeling
Nieuw Zuid Wales. Hij verkreeg deze
medaille in 1960 als bewijs, dat hij met
goed gevolg zijn training had doorlopen.
Het jaar daarna verwierf hij het getuig
schrift van „trainee instructor" (in
structeur voor de opleiding in de me
thoden van het redden van drenkelin
gen).
Mevrouw Mol zei: „Australië is een
land voor mannen en jonge mensen.
Ik vind het klimaat prettig en ik houd
van het landschap. Het leven is hier
erg gemakkelijk als je de eerste moei
lijke overgangsperiode hebt. doorge
maakt. Australiërs zijn vriendelijk, har
telijk en behulpzaam. Eens heb ik het
weekgeld van m'n man verloren en on
middellijk werden we geholpen door de
mensen in de straat waar we wonen en
anderen, met eten, en werd m'n man
werk aangeboden in het weekeinde om
wat te verdienen en nog zo'n tachtig
gulden op de koop toe. Ik voel me heel
erg dankbaar tegenover de Australiërs."
Van 1931 tot 1939 was prof. dr. Banning
lid van het partijbestuur van de voorma
lige S.D.A.P. en in 1945 was hij voorzitter
van de Nederlandse Volksbeweging. Na
de oorlog was hij voorzitter van de stu
diecommissie, welke heeft geleid tot de
stichting van de Partij van den Arbeid.
Als zodanig fungeerde hij ook als voor
zitter van het stichtingscongres van de
Partij van den Arbeid.
Bij de toenaderingspogingen tussen het
christendom en de hedendaagse sociale
vragen heeft prof. dr. Banning een zeer
vooraanstaande plaats ingenomen. Tijdens
de laatste wereldoorlog heeft prof. dr.
Banning van mei 1942 tot december 1943
ruim anderhalf jaar doorgebracht in het
gijzelaarskamp te Sint Michielsgestel in
Noord Brabant en na de bevrijding heeft
hij met dr. H. K. E. Gravemeijer, toen
nog sekretaris van de generale synode
van de Nederlandse Hervormde Kerk en
prof. dr. H. Kraemer op tal van plaatsen
spreekbeurten vervuld.
Behalve zijn dissertatie verschenen van
zijn hand nog tal van werken. Zo o.a.:
Theologie en Sociologie; Hedendaagse so
ciale bewegingen; Maatschappij, Kerk en
Evangelie; De evangelische boodschap;
Het communisme als politiek sociale we
reldreligie; Typen van zedeleer; Marx
en verder; Religieuze opbouw; Geloof en
arbeid; Over religieuse opvoeding; Wat
dunkt U van de mens; Een weg opwaarts;
Geloofsstrijd; De dag van morgen; Het
vraagstuk van de arbeid; Inleiding in de
sociale ethiek; Moderne maatschappij pro
blemen; De religieuse vraag; Om de
groei der gemeenschap, Realistische reli
gie; Het nationaal Socialisme; samen met
dr. J. S. Bierens de Haan: Europese geest
en samen met dr. J. S. Bartstra: Neder
land tussen de naties. Verder publiceerde
de jubilaris nog tal van artikelen in di
verse periodieken. Zo o.a. in: Tijd en
Taak; Barchemse Bladen; Het Kouter;
Wending en in Socialisme en Democratie.
Huishoudbeurs brengt:
Donderdag 21 februari vierde prof. dr. W. Banning te Driebergen, emeritus pre
dikant van de Nederlandse Hervormde Kerk en oud-buitengewoon hoogleraar voor
kerkelijke sociologie in de theologische fakulteit en voor wijsgerige sociologie in de
juridische fakulteit aan de rijks universiteit te Leiden, zijn 75ste verjaardag.
Prof. dr. Willem Banning werd op 21
februari 1888 te Makkum in Friesland ge
boren. Hij bezocht eerst de rijks kweek
school te Haarlem en was daarna van
1907 tot 1911 ongeveer vier jaar te Hoorn
en te Nieuwendam werkzaam bij het on
derwijs. Naderhand bezocht hij nog het
stedelijk gymnasium te Leiden, waar hij
verder ook nog aan de rijks universiteit
theologie studeerde en in 1931 bij wijlen
prof. dr. G. J. Heering (in plaats van bij
prof. dr. H. T. de Graaf, die op 2 de
cember 1930 was overleden) op een proef
schrift „Jaures als denker" promoveerde
tot doctor in de fakulteit van de godge
leerdheid.
Nadat de heer Banning in 1917 door het
provinciaal kerkbestuur van Noord Bra
bant en Limburg was toegelaten tot de
evangeliebediening in de Nederlandse
Hervormde Kerk werd hij op 18 novem
ber van datzelfde jaar (1917) bevestigd als
predikant van de Hervormde Gemeente
van Haarlo in de classis Zutphen. Op 21
januari 1921 verwisselde de jubilaris deze
gemeente met die van Sneek, waar hem
in verband met zijn benoeming tot direc
teur van de Vereniging Woodbrookers in
Holland met ingang van 1 april 1928 eer
vol ontslag met de bevoegdheid van eme
ritus werd verleend.
Daarna was prof dr. Banning ongeveer
tien jaar leider van de Arbeidersgemeen
schap van de Woodbrookers te Bentveld
en op 8 september 1940 werd hij ingeleid
(bevestigd) als predikant - voorganger
van de afdeling Haarlem van de Vereni
ging van Vrijzinnig Hervormden in Ne
derland. Bijna drie en een half jaar later
keerde de jubilaris weer als dienstdoend
predikant in de Nederlandse Hervormde
Kerk terug en deed hij op 6 februari 1944
intree als predikant van de Hervormde
Gemeente van Naaldwijk.
Op 23 september 1945 volgde zijn be
noeming tot hoofd-docent aan het Insti
tuut „Kerk en Wereld" te Driebergen en
in verband daarmede werd hij twee jaar
later, n.l. op 21 september 1947 bevestigd
als predikant in Algemene Dienst en wel
als predikant voor buitengewone werk
zaamheden. Deze funktie vervulde prof.
dr. Banning tot 1 mei 1953, toen hem op
vijfenzestig jarige leeftijd emeritaat werd
verleend.
Op 18 februari 1946 werd prof. dr. Ban
ning benoemd tot buitengewoon hoogle
raar in de theologische fakulteit aan de
rijks universiteit te Leiden om daar ker
kelijke sociologie te doceren. Prof. dr.
Banning aanvaardde dit buitengewoon
hoogleraarschap op 12 april 1946 met een
inaugurele rede over „De ontmoeting tus
sen theologie en sociologie". Op 16 mei
1952 werd hij ook nog benoemd tot bui
tengewoon hoogleraar in de juridische
fakulteit aan de Leidse universiteit, waar
hij tot 15 september 1958, toen hem op
zeventig jarige leeftijd eervol ontslag
werd verleend naast kerkelijke sociologie
ook nog wijsgerige sociologie heeft ge
doceerd.
PRACTISCHE
EN
VOORDELIGE
Verrassend
ontwerp van
Graaf Bernadotte
Niemand minder dan de vermaarde in
dustrieel vormgever Graaf Sigvard Berna
dotte ontwierp het model van een nieuwe,
praktische en bepaald voordelige staaf
mixer, die op de komende Huishoudbeurs
- van 28 februari t/m 10 maart in het
R.A.I.-gebouw te Amsterdam - zeker één
der opvallendste noviteiten zijn.
Prachtig van vorm en goed in de hand
liggend is de aansluitkop die aan de voor
kant een met wijs- en middelvinger ge
makkelijk te bereiken en te bedienen tui-
melschakelaar heeft. De strakke lijn is
bij de vormgeving consequent doorge
voerd en strekt zich uit tot motorhuis,
beschermhuis en beschermkap, zelfs tot
het maalbakje.
Het snoer is dusdanig aan de achter
zijde van het handvat aangebracht, dat
het over de hand loopt en daardoor ver
verwijderd blijft van het draaiende ge
deelte, dat niet minder dan 10.000 omwen
telingen per minuut maakt. Met deze
staafmixer kan men alle eigen inhouds-
vormen als pannen, schalen, bekers, gla
zen e.d. gebruiken.
Bij deze Bamix behoren enkele losse
onderdelen die het mogelijk maken de
mixer voor ontelbare handelingen te ge
bruiken.
Dankzij een gladde schijf kan men slag
room slaan, eiwit klutsen en allerlei
schuimgerechten maken, een schijf met
gaatjes zorgt voor het grondig mengen
van vloeistoffen-cocktails, melkdranken,
yoghurt met vruchten, mayonnaise, eier
en meelgerechten; een driedelig mesje is
bestemd voor het fijn hakken van rauwe
of gekookte groenten en vruchten, het
roeren van soepen, het maken van aard
appelpuree, baby voedsel en koekdeeg; met
een molen tenslotte, die in een bijbeho
rende schaal met deksel wordt gebruikt,
maakt men van de mixer een elektrische
molen voor het malen van koffie - tot
fijn en zelfs extrafijn-, amandelen, noten,
peper en andere specerijen.
Waar blijft de tijd
Britse spoorwegreizigers zullen
dit jaar een spoorboekje krjjgen
dat is samengesteld door een elek
tronische rekenmachine. De ma
chine, die een miljoen gulden kost
en waaraan vyf jaar is gewerkt,
is de eerste ter wereld die voor
dit doel wordt gebruikt.
Met de rekenmachine kunnen
twee meisjes in dertig uur een
dienstregeling samenstellen. Zon
der machine doen v(jf man hier
2000 uur over. De installatiekosten
zullen er waarschynlyk over drie
jaar uit z(jn. In het buitenland
heeft men reeds belangstelling voor
de rekenmachine aan de dag ge
legd.
Nederlandse spoorwegautoriteiten
hebben de machine in Engeland
bezichtigd. Spoorwegautoriteiten uit
Italië en Zweden hebben gevraagd
de machine in ogenschouw te mo
gen nemen.
Het apparaat dat in een keuken nauwe
lijks ruimte inneemt, licht van gewicht
en zeer gemakkelijk schoon te maken is,
zal voor de moderne, praktische huis
vrouw een ware toverstaf blijken te zijn.
(30) „De vorst van Suprania?" vraagt Aram verbaasd,
„kerel, waar heb je het eigenlijk over?" Igor komt
overeind en schudt dreigend zijn geketende vuisten.
„Over de man, die jullie schurken, je gerechte straf
zal geven!!" grauwt hij. „Jarenlang zaten wij vastge
klonken aan de roeibanken van de galeien van het
koninkrijk Napels! Totdat we, onder leiding van de
grote Saladin in opstand kwamen en die vervloekte
slavendrijvers van de koning voor de haaien wierpen!
En nu is het jullie beurt!" Zijn grote handen om
klemmen Arams arm in een ijzeren greep. „Thans
heeft Salladin een eigen rijk gesticht, Supriania, diep
in de oerwouden van Afrika, een rijk met een leger
van duizenden en duizenden negersoldaten de tijd
is niet ver meer, Aram, dat die krijgers als een zwarte
vloedgolf heel Italië onder de voet zullen lopen, om
de trotse kastelen van hen, die zich edelen durven
noemen, te vermorzelen! Te vermorzelen, zoals ik het
jou nu zou kunnen doen Nog sterker omklem
men zijn reusachtige handen Arams pols. Maar met
een krachtige uithaal van zijn arm werpt de jonge
ridder Igor van zich af. „Jij vermorzelt mij nog niet,
ook al heb ik maar een arm tot mijn beschikking",
zegt hij kalm. „En het staat nog te bezien, of die Sal
ladin het er tegen de edelen van Napels beter af
brengt!" En met deze woorden laat Aram de gevange
nen in de kajuit alleen.
(wordt vervolgd)
In Groningen speelt het stro een be
langrijke rol in verband met de stro-
kartonfabricage. Door gebrek aan ar
beidskracht moet men noodgedwongen
overgaan tot de maaidorser. Dit heeft
enkele belangrijke consequenties ten
aanzien van het stro.
In de eerste plaats treden stroverlie-
zen op, doordat het stro in het zwad ligt
en dus aan weersinvloeden is blootge
steld. In natte zomers kan dit verlies
wel 30% belopen, in drogere zomers
behoeft dit niet meer dan 8 a 10% te
zijn. Gemiddeld zou men dus op circa
20% verlies moeten rekenen.
In de tweede plaats is het stro dik
wijls te vochtig om geperst te worden
en moet dan lang in het zwad blijven
liggen, waardoor kwaliteit en opbrengst
kunnen achteruitgaan. Wordt het stro
te vochtig geperst en ingeschuurd dan
kan dit stro beschimmelen waardoor op
de fabriek zware kortingen op de prijs
worden toegepast.
Dit is voor het instituut voor Bewa
ring en Verwerking van Landbouw-
produkten - aldus ir. H. Sparenberg
van dit instituut onlangs voor de micro
foon - aanleiding geweest in 1961 te
starten met proeven om de mogelijk
heden van het ventileren van geperst
maaidorsstro te onderzoeken.
NNP Hoe moet West-Europa worden verdedigd als Rusland ooit zou aan
vallen? Zou het Westen ooit in staat z(jn de stortvloed uit het Oosten te stuiten?
De grote strategen van de Nato breken zich opnieuw het hoofd over deze alles
beheersende vragen. Een aantal nieuwe gezichtspunten heeft namelyk de huidi
ge strategie in de ogen van velen op losse schroeven gezet. Wat zou er gebeuren
als vandaag de dag een conflict zou uitbreken? De Nato-eenheden zouden on
getwijfeld haar toevlucht moeten nemen tot de atoomwapens om haar grote
nummerieke minderheid goed te maken.
Hiertoe werd stro met vochtgehalten
van 30-40% geperst en in de schuur in
stapels van 50-70 ton gestapeld. Een
eenvoudig luchtverdeelsysteem in de
stapel, gevormd door de pakken zelf,
en een ventilator zorgden voor het na-
drogen van het stro. De capaciteit van
de ventilator bedroeg ongeveer 50 m3
lucht per m3 stro per uur. Het stro dat
met 30% vocht was geperst bleek na
ventileren en acht maanden bewaren
van goede kwaliteit te zijn. Stro met
een vochtgehalte van ruim 40 geperst
bleek op verschillende plekken in de
stapel in kwaliteit achteruit te zijn ge
gaan. De kosten van het ventileren be
droegen 4,8,per ton droog
stro, afhankelijk van het aanvangs-
vochtgehalte.
De resultaten waren zodanig dat in
1962 door enkele bedrijven in Gronin
gen het ventileren van stro toegepast
werd en voorzover momenteel te be
oordelen met goed resultaat. Voorlopig
zal men een vochtgehalte van 30 als
grens moeten nemen. Voorts dient men
bij het opstapelen van de pakken zorg
vuldig te werk te gaan. De pakken moe
ten goed aaneengesloten worden weg
gezet, niet alleen om uitzakken van de
stapel te voorkomen, maar ook om
luchtlekken zoveel mogelijk te ver
hinderen.
Die minderheid is op het ogenblik
ontstellend groot. Het Westen heeft
voor een verdediging aan het IJzeren
Gordijn 16 tot 21 divisies beschikbaar.
Aan de Oostelijke kant van het gor
dijn staan 22 parate Russische en 6 an
dere parate divisies. Als de politieke
spanning toeneemt, kan op bevel van
het Kremlin het aantal zonder veel
moeite worden uitgebreid tot 100, mo
gelijk zelfs na een mobilisatie tot
200 divisies. Deze legermacht kan de ge
hele strook tussen Alpen en Oostzee
beheersen. De Nato zou in eerste in
stantie niet meer dan 4 tot 6 extra di
visies in het veld kunnen brengen. Het
zou minstens drie maanden duren voor
versterkingen van enige betekenis van
uit Amerika kunnen ingrijpen. Wat de
verhoudingen in het Europese lucht
ruim betreft, tegenover elk Westers
vliegtuig zou Rusland er drie kunnen
stellen.
Dit zijn nuchtere cijfers. Ze rekenen
voor, dat Rusland op de grond een tien
voudige overmacht zou hebben; tegen
over iedere natodivisie zouden tien
Russische staan. Zonder atoomwapens
zou dit een volkomen ongelijke strijd
zijn. Het enorme overwicht aan Rus
sische mankracht lijkt op het eerste ge
zicht het gebruik van deze wapens
wel noodzakelijk te maken. Maar in
het Natohoofdkwartier in Fontainebleau
begint men langzamerhand te beseffen,
dat de betekenis van atoomwapens af
neemt. De ergste consequentie hiervan
is, dat nu het gebruik van atomaire
middelen geen overwinning garandeert
de inzet zelfs een militaire dwaas
heid lijkt. De verdediging van Europa
met A-wapens en een onvermijde
lijk Russisch antwoord daarop staat
gelijk met de vernietiging van de be
schaving. In feite is het de vernieti
ging van juist datgene waarvoor men
vecht. „Het is als het blussen van een
brand in een huis door een gehele
vallei onder water te zetten", schrijft in
een militaire beschouwing kolonel F.
O. Miksche.
Wat zijn de mogelijkheden als Eu
ropa voor vernietiging moet worden be
houden? Een van de plannen met vrij
veel aanhangers is gebaseerd op het
gebruik van zware, strategische raket
ten, die de vijandige centra vernieti
gen, parachutisten, die sleutelposities
bezetten en kleine atoombommen, wel
ke een pad banen voor de gemechani
seerde legers. Maar niemand weet hoe
een dergelijke opzet na twee of drie
weken zal moeten verlopen. Hoe zou
den de Nato-eenheden moeten optre
den als de divisies stuiten up goed op
geleide infanteristen, die een guerilla-
tactiek voeren en vanuit hinderlagen de
tanks en pantserwagens bestrijden?
Men kan geen muggen met sabels be
strijden.
Algemeen neemt men aan, dat bij
het uitbreken van een conflict de stra
tegie van de Nato nog gebaseerd is op
een „blitzkrieg" in de richting van de
Oder, nadat met atoombommen gaten
zijn geslagen in het Russische front.
Maar Rusland heeft genoeg mankracht
om tussen de Oder en de Elbe de Wes
terse speerpunten op te vangen. Een
andere mogelijkheid is, dat de Nato
zich tussen de Elbe en de Rijn con
centreert voor een aanval op de flan
ken van de Russische aanvalsspitsen.
Deze „beweeglijke verdediging" brengt
echter gevaarlijke risico's mee. Reke
ning wordt gehouden met miljoenen
vluchtelingen, die de wegen versper
ren. En een concentratie tussen Rijn en
Elbe biedt een goed atoomdoel. Trou
wens, deze „forward strategy" is geba
seerd op het gebruik van tactische A-
wapens. Maar zullen deze doeltreffend
zijn als Rusland oprukt op twee fron
ten, waarbij gemechaniseerde eenheden
voorop gaan, gevolgd door talrijke klei
nere infanteriegroepen?
Een mogelijkheid om aan een Rus
sische aanval het hoofd te bieden zou
zijn een rigoureuze opvoering van de
Westerse mankracht en een sterke uit
breiding van de luchtmacht. Maar
daarvoor zouden de economische offers
te groot zijn. Een compensatie zou men
kunnen vinden in de bouw van een
versterkte zone langs het IJzeren Gor
dijn. Een plan dat steeds meer steun
vindt. Het militaire denken is daarmee
op slag teruggebracht naar de tijd van
de Maginot- en Siegfriedlijn. Maar, zo
vraagt men zich af, is de Nato de laat
ste tijd niet té modern geweest in haar
denkwijze? In het Nato-orgaan „The
Fifteen Nations" vraagt men zich rond
uit af of men niet terug moet naar de
plaats, waar men het „spoor heeft ver
loren".
in de nieuwe
notenkleuren:
Hoofdstraat 45, Telefoon 2165
De hoofdinspecteur voor het Brand
weerwezen van het ministerie van Bin
nenlandse Zaken deelt mede, dat in de
maand december 27 boerderijbranden zijn
voorgekomen, waarbij de boerderij ver
nield of zwaar beschadigd werd.
Eén van deze branden kwam voor in
Groningen; drie in Friesland; één in
Drenthe; drie in Overijssel; zes in Gel
derland; acht in Noordbrabant en vijf
in Limburg.
De directe schade door deze branden
aangericht wordt geraamd op 1.444.860,
Eén van deze branden werd veroorzaakt
door een melkmachine, gevuld met brand
stof in de nabijheid van een brandend
gasstel; één vermoedelijk door slechte
schoorsteen; één door vonken uit roet-
luikje van een schoorsteenkanaal; twee
door lekke schoorsteen; één door het ro
ken in een schuur; één door het ontdooi
en van een bevroren waterleiding; één
door kortsluiting; één door oliekachel;
twee door gasstralingsbranders te dicht
opgehangen bij het plafond; vier door
(omvallen) van elektrische verwarmings-
lamp(en); één door kokers van hetelueht-
verwarming van brandbaar materiaal,
terwijl in elf gevallen de oorzaak onbe
kend bleef.
Bij deze branden kwamen twee paar
den; één veulen; 91 koeien; 178 kalveren;
169 varkens; 175 biggen; 2000 kippen en
28.000 kuikens om.
„Myn indrukken over Holland" werd geschreven door mevrouw J. J. A. van
Wyk-Versteegh. Zy is een geboren Amerongse en heeft in Australië een schit
terende carrière opgebouwd als mode-ontwerpster. Kort geleden verbleef zij
enige tijd in Holland en gaf toen op ons verzoek haar visie op haar vroegere
vaderland.
Vanuit een hoekje in een behaag
lijke trein kijk ik uit over de witte
velden van Holland, waar de ge
zellige kleine boerderijtjes onder
een deken van sneeuw liggen te sla
pen en de spitse torentjes aan de
horizon zich verliezen in een lucht
die zó grijs is, zo grijs!!
Op de grote weg langs de spoor
lijn gaat maar een enkele auto,
want practisch al het verkeer is
stilgelegd door de gladheid en de
bergen sneeuw. Mijn gedachten flits
ten terug naar de tijd toen alles
verwoest was in de oorlog of weg
gesleept door de vijand en ik rea
liseer me wat er gepresteerd moet
zijn om deze trein zo geluidloos en
ik zou haast zeggen: „elegant" door
die onafzienbare sneeuwvelden heen
te laten glijden met zo weinig ver
traging, zelfs in deze uitzonderlijke
slechte winter. Ja, Holland is enorm
vooruitgegaan in de 12 jaren dat ik
nu weg ben geweest. De prachtige
snelwegen met hun dubbele banen
zijn een lust om overheen te snor
ren; de winkels liggen weer vol
met de mooiste dingen en de brood
jes ham of worst zijn weer verruk
kelijk, heel wat beter dan ik ze
krijg thuis in Australië.
Plotseling, terwijl ik dit zo zit te
overpeinzen en probeer de vele in
drukken te verwerken en uit te sor
teren, klinkt met weer die vraag in
de oren, die ik eigenlijk niet zou
wollen beantwoorden, maar die bij
iedere hernieuwde ontmoeting steeds
weer hardnekkig opduikt: „En hoe
vind je het nu in Holland?" Eigenlijk is dat
een héél moeilijke vraag, die niet anders te
beantwoorden is dan met de wedervraag:
„Hoe vind je het eigenlijk zelf hier in Hol
land?"
Voor my is het hier in Holland een pa
radijs geweest! Mijn familie en vrienden
hebben me als een prinses ontvangen en
onthaalt. De vrouwen hebben me verwend
met lekkere kostjes (de taille heeft er wel
iets van geleden helaas!) en de mannen heb
ben me rondgereden in hun auto's, nadat
ze zich tevergeefs half-dood gewerkt had
den om mijn gehuurde karretje uit de
sneeuw los te krijgen, dat ik er in
mijn onwetendheid diep had inge
reden. Ja wat weet men eigenlijk
nog van sneeuw als men 12 jaar
met de zon geleefd heeft, daar?
Mevrouw
J. J. A. van Wyk-Versteegh
Ik heb gelogeerd in mooie flats,
grote oude statige huizen en zelfs in
het uitstekend ingerichte Bejaarden
Centrum „de Ridderhof' in Amerön-
gen waar ik de indruk kreeg, dat
de „oudjes" zich in een moderne en
efficiënte, maar zeer gezellige om
geving toch geheel „Thuis" voelen
en waar de goed geoutilleerde zie
kenafdeling, waarvan een isoleer
kamer tot mijn beschikking gesteld
werd, de verwachting schepte van
zorgzame verpleging in tijden van
ziekte en ongerief, wat nu eenmaal
altijd samengaat met het slijten der
jaren en na een leven van hard
werken. Ja, zo oppervlakkig gezien
is Holland welvarend en efficiënt en
keurig netjes. Maar om een diepere
indruk te krijgen van het werkelijke
leven in Holland, heb ik bij de
snorrende kachels gezeten en aan
dachtig geluisterd naar wat de be
woners zelf van Holland te vertel
len hadden over de twaalf jaar die
ik doorgebracht aan de andere kant
van de wereld.
Uit die urenlange gesprekken heb
ik het huidige leven van de gewone
doorsnee Hollander proberen te pei
len en daarbij ben ik tot de con
clusie gekomen, dat het leven in
Holland voornamelijk beheerst wordt
door drie factoren: n.l. het klimaat,
de belastingen en een eindeloze
reeks van beperkende bepalingen.
Alle drie factoren maken het le
ven niet alleen moeilijk, maar ook
moeizaam, duur, ingewikkeld en on
vrij. De tijd, toen we uit volle borst
zongen: „Wij leven vrij, wij leven
blij op Neer'lands dierbre grond"
heb ik niet meer terug kunnen vin
den. Als ik mijn oude en nieuwe
vaderland onwillekeurig in gedach
ten met elkaar vergelijk, dan rea
liseer ik heel goed, dat Australië
geen cultuur, géén Zwitserse Alpen
en géén Parijs bezit, maar het heeft
een vrijheid op ieder gebied die ik,
als geboren Hollandse, zo lief heb,
en die ik niet zou willen ruilen
voor alle (al dan niet gedwongen)
sociale verzekeringen, die Holland
zijn mensen opdringt. Ik ben blij te
weten, dat mijn kinderen opgroeien
in een land, waar ze een grote arm
slag hebben naar een ruime toe
komst.
Holland en haar inwoners nemen
een grote plaats in in mijn hart, dat
kan ik U verzekeren, al zou ik hier
niet willen blijven, en daarom wil
ik, vóór dat ik in dat vliegtuig stap
en terug vlieg naar de „wide open
spaces" niet nalaten Holland het
allerbeste toe te wensen wat ik
maar bedenken kan en dat is: „Héél
véél zonnige dagen voor de toe
komst".