De timmerman Setter Set MIJN INDRUKKEN OVER HOLLAND en zijn emigratie-mogelijkheden Prof. dr. W. Banning 75 jaar STAAFMIXER fn1000+1 gevallen ARAM Ventilatie van maaidorsstro Strategie van westen op keerpunt m TWEEDE BLAD „DE VALLEI" VRIJDAG 22 FEBRUARI 1963 Nr. 16 „Go-kart" ook een Australische liefhebberij Wiener Sangerknaben naar ons land wat de huid ook deert of ontsiert helpt PUROL De vorst van Suprania VOOR DE BOER Nato tc modern? Terug naar Siegfried en Maginotlijn? Plannen Te groot nylons HAZELINO CASTAGNA WALNOTTA Fa. L. HEY Boerderijbranden december 1962 In het gezin Mol speelt de „Go-kart", het gemotoriseerde karretje een belang rijke rol in de vrijetijdsbesteding. De 21-jarige zoon Robert Mol berijdt een M.C. 7 Culloch Go-kart warmee hij zelfs aan wedstrijden deelneemt en klasse-kampioen werd. Het gezin Mol is afkomstig uit EDE, waar het aan de Goorstede woonde. De oudste zoon is inmiddels getrouwd met een Australisch meisje en woont in een garage in Loftus, dat op enige afstand van Sydney ligt. Maar op het stuk land zal terzijnertijd het eigen huis worden gebouwd. Met vader Klaas Mol, moeder en twee broertjes (Gerardus en Eddy) kwam Robert in 1952 in Australië aan. Hij deed z'n examen van de driejarige mid delbare school op 17-jarige leeftijd en ging als leerling werken in het auto motorreparatiebedrijf. „Deze leerlingentijd duurt vijf jaar, die samengaat met de dienstbetrekking bij de patroon", vertelde Robert. „In het eerste jaar ga je eens per week op de dag naar .technical college' - een soort ambachtschool - in het tweede jaar eens per 14 dagen, in het derde jaar eens per week en in het vierde jaar eens per 14 dagen en daarna werk je nog een jaar bij de patroon." Toen Robert zijn leerlingentijd be gon, moest hij twee avonden per week naar school. Later is dit veranderd in een dagstudie, waarvoor de patroon vrij-af geeft. Dit is allemaal geregeld in de wet op het leerlingenstelsel. Leerlingen krijgen een loon, dat ge baseerd is op het basisloon, zoals dit vastgelegd is in de collectieve arbeids overeenkomst. De patroon mag echter een hoger loon betalen, als hij dit wil. Robert is studerend lid van het In stitute of Automation Mechanical Engi neers, een organisatie van erkende auto-monteurs. Zodra hij zijn studie aan de technische school heeft beëindigd, wordt hij toegelaten als „associate member". Wanneer hij 25 jaar wordt, moet hij een examen voor het instituut afleggen. Wanneer hij daarvoor slaagt, geeft hem dit recht op het volle lid maatschap van het instituut. Leden mogen de letters M.I.A.M.E. achter hun naam schrijven. Dit is een bewijs, dat zij vakbekwame auto-monteurs zijn, als zodanig erkend door het instituut. Robert houdt van zwemmen in zee - niet ver van huis - is een enthousiaste snelboot-racer, schaatsenrijder en skiër, maar - zegt hij - de twee laatste spor ten kun je niet het hele jaar door be drijven. Skiën heb ik 14 dagen gedaan toen ik nog, op school was en met vakan tie naar de Sneeuwbergen ging met een hele groep jongens en in een chalet verbleef. Schoolkinderen kunnen ge bruik maken van de gelegenheid om tegen een betrekkelijk geringe vergoe ding in de schoolvakantie een paar weken naar een schoolkamp te gaan. Ik vond het er fijn." Robert's vader, Klaas Mol, woonde en werkte in Nederland o.a. in het Zo merkamp van het Leger des Heils, Goorstede, Ede. Hij werkte o.a. ook bij de AKU. Zij hadden Austalië gekozen, nadat zij van een NTS-er, Bert Jonk man, die er al woonde, gehoord hadden hoe de omstandigheden er waren. Bert Jonkman is getrouwd met een zuster van mevr. Mol - Elizabeth - en woont in Macquarie Fields, ten zuiden van Sydney. In 1952 emigreerde het gezin. Door zijn relaties met het Leger des Heils, had Klaas Mol van de Austra lische organisatie, de Salvation Army, woongelegenheid toegezegd gekregen nog voor hij Nederland verliet, maar toen het gezin in Sydney aankwam (met de „Fairsea"), bleek die gelegen heid in Southport in Queensland te zijn, zo'n 800 kilometer van Sydney van daan. „De woongelegenheid bleek een ka- Van 15 tot 31 maart zullen de Wiener Sangerknaben een aantal concerten in ons land geven, door bemiddeling van de In ternationale Concertdirectie Ernst Krauss. De belangstelling zal, als steeds, over stelpend zijn voor de Weense jongens. Onnodig te zeggen dus, dat men zich weer wèl op tijd van plaatsbewijzen dient te voorzien. Naar verluid is het koor dat dit jaar komt een van de allermooiste uit de hele Sangerknaben-geschiedenis, die overigens teruggaat tot 1498! (Gesticht door Kei zer Maximiliaan I voor religieuze zangen in de Weense Hofkapel. De allereerste jongenskoren waren zelfs afkomstig uit de Nederlanden, doordat Maximiliaans huwelijk met Maria van Bourgondië en Vlaanderen bemoeienissen met onze stre ken met zich meebrachten). De Wiener Sangerknaben van de jong ste „jaargang" hebben een opname ge maakt van Schubert's Mis in Es gr. t., met als solisten een jongens-sopraan en een jongens-alt, Waldemar Kmentt en Kurt Equiluz (tenoren) en Walter Berry, bas. Verdere medewerking van het Chorus Viennensis en het Weens Dom Orkest on der leiding van Ferdinand Grossmann. Zoals bekend is Schubert zelf een San- gerknabe geweest, maar deze Mis is niet voor het Sangerknabenkoor geschreven - over de juiste aanleiding van het ont staan van deze laatste Mis van Schubert tast men in het duister. De opname is uitgebracht op een Philips-LP, en bevat de zeven complete delen. mer en een veranda te omvatten. Het viel ons erg tegen en de reis erheen kostte me veel geld. Ook bleek het er moeilijk om werk te krijgen, want Southport is een badplaats. Toch zijn we er twee jaar gebleven, in welke tijd we er verhuisd zijn naar een betere lid van de Building Workers' Industrial Union (Bond van bouwvakarbeiders). Zeer tevreden is hij over de arbeids voorwaarden: 40-urige arbeidsweek, 8- urige arbeidsdag, drie weken betaalde vakantie per jaar, verzekering tegen ongevallen op het werk (met wettelijk gegarandeerde uitbetaling van een maximum van 32.000 gulden bij dood door ongeval), maar geen ziekte-ver zekering". Voor ziekte-verzekering moet je zelf zorgen, merkte Klaas op. Het loon is daarnaar eigenlijk wel aangepast. Je kunt voor b.v. tien shilling per week een behoorlijke verzekering afsluiten, waardoor je een deel van je loon krijgt uitbetaald van de verzekeringsmaat schappij. Klaas' zestienjarige zoon Gerardus Robert Mol in zijn „Go-kart" met zijn Australische vrouw. woongelegenheid en er later een blok land hebben gekocht." Later besloot Mol naar Loftus, nabij Sydney, te verhuizen. Daar woonde toen het echtpaar Jonkman en mevr. Mol wilde wel graag dichter bij haar zuster en haar man wonen. Het land in South port werd verkocht en met de opbrengst ervan een ander blok land gekocht in Loftus. Er stond ook een woongarage op dat land, zodat de accommodatie geen directe moeilijkheden opriep. Klaas Mol, die in Southport als tim merman bij een aannemer had gewerkt, kreeg in z'n nieuwe woonplaats on middellijk weer werk in de bouwnijver heid. In z'n vrije tijd heeft hij de woon garage geleidelijk uitgebouwd en het is nu een compleet huis geworden. „Door alles zelf te doen, spaarde ik veel geld uit en behoefde ik maar een kleine le ning van de bank op te nemen." Veel tijd heeft Klaas Mol in Neder land besteed aan de Padvinderbeweging. In Australië zijn z'n beide zoons Gerar dus (16), die hier Eddy wordt genoemd, en Bert (13), lid van de padvindersgroep van het Leger des Heils. Klaas Mol is („Eddy heet ik hier"), is de trotse be zitter van de bronzen medaille van de Kon. Maatschappij tot Redding van Drenkelingen in Australië, afdeling Nieuw Zuid Wales. Hij verkreeg deze medaille in 1960 als bewijs, dat hij met goed gevolg zijn training had doorlopen. Het jaar daarna verwierf hij het getuig schrift van „trainee instructor" (in structeur voor de opleiding in de me thoden van het redden van drenkelin gen). Mevrouw Mol zei: „Australië is een land voor mannen en jonge mensen. Ik vind het klimaat prettig en ik houd van het landschap. Het leven is hier erg gemakkelijk als je de eerste moei lijke overgangsperiode hebt. doorge maakt. Australiërs zijn vriendelijk, har telijk en behulpzaam. Eens heb ik het weekgeld van m'n man verloren en on middellijk werden we geholpen door de mensen in de straat waar we wonen en anderen, met eten, en werd m'n man werk aangeboden in het weekeinde om wat te verdienen en nog zo'n tachtig gulden op de koop toe. Ik voel me heel erg dankbaar tegenover de Australiërs." Van 1931 tot 1939 was prof. dr. Banning lid van het partijbestuur van de voorma lige S.D.A.P. en in 1945 was hij voorzitter van de Nederlandse Volksbeweging. Na de oorlog was hij voorzitter van de stu diecommissie, welke heeft geleid tot de stichting van de Partij van den Arbeid. Als zodanig fungeerde hij ook als voor zitter van het stichtingscongres van de Partij van den Arbeid. Bij de toenaderingspogingen tussen het christendom en de hedendaagse sociale vragen heeft prof. dr. Banning een zeer vooraanstaande plaats ingenomen. Tijdens de laatste wereldoorlog heeft prof. dr. Banning van mei 1942 tot december 1943 ruim anderhalf jaar doorgebracht in het gijzelaarskamp te Sint Michielsgestel in Noord Brabant en na de bevrijding heeft hij met dr. H. K. E. Gravemeijer, toen nog sekretaris van de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk en prof. dr. H. Kraemer op tal van plaatsen spreekbeurten vervuld. Behalve zijn dissertatie verschenen van zijn hand nog tal van werken. Zo o.a.: Theologie en Sociologie; Hedendaagse so ciale bewegingen; Maatschappij, Kerk en Evangelie; De evangelische boodschap; Het communisme als politiek sociale we reldreligie; Typen van zedeleer; Marx en verder; Religieuze opbouw; Geloof en arbeid; Over religieuse opvoeding; Wat dunkt U van de mens; Een weg opwaarts; Geloofsstrijd; De dag van morgen; Het vraagstuk van de arbeid; Inleiding in de sociale ethiek; Moderne maatschappij pro blemen; De religieuse vraag; Om de groei der gemeenschap, Realistische reli gie; Het nationaal Socialisme; samen met dr. J. S. Bierens de Haan: Europese geest en samen met dr. J. S. Bartstra: Neder land tussen de naties. Verder publiceerde de jubilaris nog tal van artikelen in di verse periodieken. Zo o.a. in: Tijd en Taak; Barchemse Bladen; Het Kouter; Wending en in Socialisme en Democratie. Huishoudbeurs brengt: Donderdag 21 februari vierde prof. dr. W. Banning te Driebergen, emeritus pre dikant van de Nederlandse Hervormde Kerk en oud-buitengewoon hoogleraar voor kerkelijke sociologie in de theologische fakulteit en voor wijsgerige sociologie in de juridische fakulteit aan de rijks universiteit te Leiden, zijn 75ste verjaardag. Prof. dr. Willem Banning werd op 21 februari 1888 te Makkum in Friesland ge boren. Hij bezocht eerst de rijks kweek school te Haarlem en was daarna van 1907 tot 1911 ongeveer vier jaar te Hoorn en te Nieuwendam werkzaam bij het on derwijs. Naderhand bezocht hij nog het stedelijk gymnasium te Leiden, waar hij verder ook nog aan de rijks universiteit theologie studeerde en in 1931 bij wijlen prof. dr. G. J. Heering (in plaats van bij prof. dr. H. T. de Graaf, die op 2 de cember 1930 was overleden) op een proef schrift „Jaures als denker" promoveerde tot doctor in de fakulteit van de godge leerdheid. Nadat de heer Banning in 1917 door het provinciaal kerkbestuur van Noord Bra bant en Limburg was toegelaten tot de evangeliebediening in de Nederlandse Hervormde Kerk werd hij op 18 novem ber van datzelfde jaar (1917) bevestigd als predikant van de Hervormde Gemeente van Haarlo in de classis Zutphen. Op 21 januari 1921 verwisselde de jubilaris deze gemeente met die van Sneek, waar hem in verband met zijn benoeming tot direc teur van de Vereniging Woodbrookers in Holland met ingang van 1 april 1928 eer vol ontslag met de bevoegdheid van eme ritus werd verleend. Daarna was prof dr. Banning ongeveer tien jaar leider van de Arbeidersgemeen schap van de Woodbrookers te Bentveld en op 8 september 1940 werd hij ingeleid (bevestigd) als predikant - voorganger van de afdeling Haarlem van de Vereni ging van Vrijzinnig Hervormden in Ne derland. Bijna drie en een half jaar later keerde de jubilaris weer als dienstdoend predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk terug en deed hij op 6 februari 1944 intree als predikant van de Hervormde Gemeente van Naaldwijk. Op 23 september 1945 volgde zijn be noeming tot hoofd-docent aan het Insti tuut „Kerk en Wereld" te Driebergen en in verband daarmede werd hij twee jaar later, n.l. op 21 september 1947 bevestigd als predikant in Algemene Dienst en wel als predikant voor buitengewone werk zaamheden. Deze funktie vervulde prof. dr. Banning tot 1 mei 1953, toen hem op vijfenzestig jarige leeftijd emeritaat werd verleend. Op 18 februari 1946 werd prof. dr. Ban ning benoemd tot buitengewoon hoogle raar in de theologische fakulteit aan de rijks universiteit te Leiden om daar ker kelijke sociologie te doceren. Prof. dr. Banning aanvaardde dit buitengewoon hoogleraarschap op 12 april 1946 met een inaugurele rede over „De ontmoeting tus sen theologie en sociologie". Op 16 mei 1952 werd hij ook nog benoemd tot bui tengewoon hoogleraar in de juridische fakulteit aan de Leidse universiteit, waar hij tot 15 september 1958, toen hem op zeventig jarige leeftijd eervol ontslag werd verleend naast kerkelijke sociologie ook nog wijsgerige sociologie heeft ge doceerd. PRACTISCHE EN VOORDELIGE Verrassend ontwerp van Graaf Bernadotte Niemand minder dan de vermaarde in dustrieel vormgever Graaf Sigvard Berna dotte ontwierp het model van een nieuwe, praktische en bepaald voordelige staaf mixer, die op de komende Huishoudbeurs - van 28 februari t/m 10 maart in het R.A.I.-gebouw te Amsterdam - zeker één der opvallendste noviteiten zijn. Prachtig van vorm en goed in de hand liggend is de aansluitkop die aan de voor kant een met wijs- en middelvinger ge makkelijk te bereiken en te bedienen tui- melschakelaar heeft. De strakke lijn is bij de vormgeving consequent doorge voerd en strekt zich uit tot motorhuis, beschermhuis en beschermkap, zelfs tot het maalbakje. Het snoer is dusdanig aan de achter zijde van het handvat aangebracht, dat het over de hand loopt en daardoor ver verwijderd blijft van het draaiende ge deelte, dat niet minder dan 10.000 omwen telingen per minuut maakt. Met deze staafmixer kan men alle eigen inhouds- vormen als pannen, schalen, bekers, gla zen e.d. gebruiken. Bij deze Bamix behoren enkele losse onderdelen die het mogelijk maken de mixer voor ontelbare handelingen te ge bruiken. Dankzij een gladde schijf kan men slag room slaan, eiwit klutsen en allerlei schuimgerechten maken, een schijf met gaatjes zorgt voor het grondig mengen van vloeistoffen-cocktails, melkdranken, yoghurt met vruchten, mayonnaise, eier en meelgerechten; een driedelig mesje is bestemd voor het fijn hakken van rauwe of gekookte groenten en vruchten, het roeren van soepen, het maken van aard appelpuree, baby voedsel en koekdeeg; met een molen tenslotte, die in een bijbeho rende schaal met deksel wordt gebruikt, maakt men van de mixer een elektrische molen voor het malen van koffie - tot fijn en zelfs extrafijn-, amandelen, noten, peper en andere specerijen. Waar blijft de tijd Britse spoorwegreizigers zullen dit jaar een spoorboekje krjjgen dat is samengesteld door een elek tronische rekenmachine. De ma chine, die een miljoen gulden kost en waaraan vyf jaar is gewerkt, is de eerste ter wereld die voor dit doel wordt gebruikt. Met de rekenmachine kunnen twee meisjes in dertig uur een dienstregeling samenstellen. Zon der machine doen v(jf man hier 2000 uur over. De installatiekosten zullen er waarschynlyk over drie jaar uit z(jn. In het buitenland heeft men reeds belangstelling voor de rekenmachine aan de dag ge legd. Nederlandse spoorwegautoriteiten hebben de machine in Engeland bezichtigd. Spoorwegautoriteiten uit Italië en Zweden hebben gevraagd de machine in ogenschouw te mo gen nemen. Het apparaat dat in een keuken nauwe lijks ruimte inneemt, licht van gewicht en zeer gemakkelijk schoon te maken is, zal voor de moderne, praktische huis vrouw een ware toverstaf blijken te zijn. (30) „De vorst van Suprania?" vraagt Aram verbaasd, „kerel, waar heb je het eigenlijk over?" Igor komt overeind en schudt dreigend zijn geketende vuisten. „Over de man, die jullie schurken, je gerechte straf zal geven!!" grauwt hij. „Jarenlang zaten wij vastge klonken aan de roeibanken van de galeien van het koninkrijk Napels! Totdat we, onder leiding van de grote Saladin in opstand kwamen en die vervloekte slavendrijvers van de koning voor de haaien wierpen! En nu is het jullie beurt!" Zijn grote handen om klemmen Arams arm in een ijzeren greep. „Thans heeft Salladin een eigen rijk gesticht, Supriania, diep in de oerwouden van Afrika, een rijk met een leger van duizenden en duizenden negersoldaten de tijd is niet ver meer, Aram, dat die krijgers als een zwarte vloedgolf heel Italië onder de voet zullen lopen, om de trotse kastelen van hen, die zich edelen durven noemen, te vermorzelen! Te vermorzelen, zoals ik het jou nu zou kunnen doen Nog sterker omklem men zijn reusachtige handen Arams pols. Maar met een krachtige uithaal van zijn arm werpt de jonge ridder Igor van zich af. „Jij vermorzelt mij nog niet, ook al heb ik maar een arm tot mijn beschikking", zegt hij kalm. „En het staat nog te bezien, of die Sal ladin het er tegen de edelen van Napels beter af brengt!" En met deze woorden laat Aram de gevange nen in de kajuit alleen. (wordt vervolgd) In Groningen speelt het stro een be langrijke rol in verband met de stro- kartonfabricage. Door gebrek aan ar beidskracht moet men noodgedwongen overgaan tot de maaidorser. Dit heeft enkele belangrijke consequenties ten aanzien van het stro. In de eerste plaats treden stroverlie- zen op, doordat het stro in het zwad ligt en dus aan weersinvloeden is blootge steld. In natte zomers kan dit verlies wel 30% belopen, in drogere zomers behoeft dit niet meer dan 8 a 10% te zijn. Gemiddeld zou men dus op circa 20% verlies moeten rekenen. In de tweede plaats is het stro dik wijls te vochtig om geperst te worden en moet dan lang in het zwad blijven liggen, waardoor kwaliteit en opbrengst kunnen achteruitgaan. Wordt het stro te vochtig geperst en ingeschuurd dan kan dit stro beschimmelen waardoor op de fabriek zware kortingen op de prijs worden toegepast. Dit is voor het instituut voor Bewa ring en Verwerking van Landbouw- produkten - aldus ir. H. Sparenberg van dit instituut onlangs voor de micro foon - aanleiding geweest in 1961 te starten met proeven om de mogelijk heden van het ventileren van geperst maaidorsstro te onderzoeken. NNP Hoe moet West-Europa worden verdedigd als Rusland ooit zou aan vallen? Zou het Westen ooit in staat z(jn de stortvloed uit het Oosten te stuiten? De grote strategen van de Nato breken zich opnieuw het hoofd over deze alles beheersende vragen. Een aantal nieuwe gezichtspunten heeft namelyk de huidi ge strategie in de ogen van velen op losse schroeven gezet. Wat zou er gebeuren als vandaag de dag een conflict zou uitbreken? De Nato-eenheden zouden on getwijfeld haar toevlucht moeten nemen tot de atoomwapens om haar grote nummerieke minderheid goed te maken. Hiertoe werd stro met vochtgehalten van 30-40% geperst en in de schuur in stapels van 50-70 ton gestapeld. Een eenvoudig luchtverdeelsysteem in de stapel, gevormd door de pakken zelf, en een ventilator zorgden voor het na- drogen van het stro. De capaciteit van de ventilator bedroeg ongeveer 50 m3 lucht per m3 stro per uur. Het stro dat met 30% vocht was geperst bleek na ventileren en acht maanden bewaren van goede kwaliteit te zijn. Stro met een vochtgehalte van ruim 40 geperst bleek op verschillende plekken in de stapel in kwaliteit achteruit te zijn ge gaan. De kosten van het ventileren be droegen 4,8,per ton droog stro, afhankelijk van het aanvangs- vochtgehalte. De resultaten waren zodanig dat in 1962 door enkele bedrijven in Gronin gen het ventileren van stro toegepast werd en voorzover momenteel te be oordelen met goed resultaat. Voorlopig zal men een vochtgehalte van 30 als grens moeten nemen. Voorts dient men bij het opstapelen van de pakken zorg vuldig te werk te gaan. De pakken moe ten goed aaneengesloten worden weg gezet, niet alleen om uitzakken van de stapel te voorkomen, maar ook om luchtlekken zoveel mogelijk te ver hinderen. Die minderheid is op het ogenblik ontstellend groot. Het Westen heeft voor een verdediging aan het IJzeren Gordijn 16 tot 21 divisies beschikbaar. Aan de Oostelijke kant van het gor dijn staan 22 parate Russische en 6 an dere parate divisies. Als de politieke spanning toeneemt, kan op bevel van het Kremlin het aantal zonder veel moeite worden uitgebreid tot 100, mo gelijk zelfs na een mobilisatie tot 200 divisies. Deze legermacht kan de ge hele strook tussen Alpen en Oostzee beheersen. De Nato zou in eerste in stantie niet meer dan 4 tot 6 extra di visies in het veld kunnen brengen. Het zou minstens drie maanden duren voor versterkingen van enige betekenis van uit Amerika kunnen ingrijpen. Wat de verhoudingen in het Europese lucht ruim betreft, tegenover elk Westers vliegtuig zou Rusland er drie kunnen stellen. Dit zijn nuchtere cijfers. Ze rekenen voor, dat Rusland op de grond een tien voudige overmacht zou hebben; tegen over iedere natodivisie zouden tien Russische staan. Zonder atoomwapens zou dit een volkomen ongelijke strijd zijn. Het enorme overwicht aan Rus sische mankracht lijkt op het eerste ge zicht het gebruik van deze wapens wel noodzakelijk te maken. Maar in het Natohoofdkwartier in Fontainebleau begint men langzamerhand te beseffen, dat de betekenis van atoomwapens af neemt. De ergste consequentie hiervan is, dat nu het gebruik van atomaire middelen geen overwinning garandeert de inzet zelfs een militaire dwaas heid lijkt. De verdediging van Europa met A-wapens en een onvermijde lijk Russisch antwoord daarop staat gelijk met de vernietiging van de be schaving. In feite is het de vernieti ging van juist datgene waarvoor men vecht. „Het is als het blussen van een brand in een huis door een gehele vallei onder water te zetten", schrijft in een militaire beschouwing kolonel F. O. Miksche. Wat zijn de mogelijkheden als Eu ropa voor vernietiging moet worden be houden? Een van de plannen met vrij veel aanhangers is gebaseerd op het gebruik van zware, strategische raket ten, die de vijandige centra vernieti gen, parachutisten, die sleutelposities bezetten en kleine atoombommen, wel ke een pad banen voor de gemechani seerde legers. Maar niemand weet hoe een dergelijke opzet na twee of drie weken zal moeten verlopen. Hoe zou den de Nato-eenheden moeten optre den als de divisies stuiten up goed op geleide infanteristen, die een guerilla- tactiek voeren en vanuit hinderlagen de tanks en pantserwagens bestrijden? Men kan geen muggen met sabels be strijden. Algemeen neemt men aan, dat bij het uitbreken van een conflict de stra tegie van de Nato nog gebaseerd is op een „blitzkrieg" in de richting van de Oder, nadat met atoombommen gaten zijn geslagen in het Russische front. Maar Rusland heeft genoeg mankracht om tussen de Oder en de Elbe de Wes terse speerpunten op te vangen. Een andere mogelijkheid is, dat de Nato zich tussen de Elbe en de Rijn con centreert voor een aanval op de flan ken van de Russische aanvalsspitsen. Deze „beweeglijke verdediging" brengt echter gevaarlijke risico's mee. Reke ning wordt gehouden met miljoenen vluchtelingen, die de wegen versper ren. En een concentratie tussen Rijn en Elbe biedt een goed atoomdoel. Trou wens, deze „forward strategy" is geba seerd op het gebruik van tactische A- wapens. Maar zullen deze doeltreffend zijn als Rusland oprukt op twee fron ten, waarbij gemechaniseerde eenheden voorop gaan, gevolgd door talrijke klei nere infanteriegroepen? Een mogelijkheid om aan een Rus sische aanval het hoofd te bieden zou zijn een rigoureuze opvoering van de Westerse mankracht en een sterke uit breiding van de luchtmacht. Maar daarvoor zouden de economische offers te groot zijn. Een compensatie zou men kunnen vinden in de bouw van een versterkte zone langs het IJzeren Gor dijn. Een plan dat steeds meer steun vindt. Het militaire denken is daarmee op slag teruggebracht naar de tijd van de Maginot- en Siegfriedlijn. Maar, zo vraagt men zich af, is de Nato de laat ste tijd niet té modern geweest in haar denkwijze? In het Nato-orgaan „The Fifteen Nations" vraagt men zich rond uit af of men niet terug moet naar de plaats, waar men het „spoor heeft ver loren". in de nieuwe notenkleuren: Hoofdstraat 45, Telefoon 2165 De hoofdinspecteur voor het Brand weerwezen van het ministerie van Bin nenlandse Zaken deelt mede, dat in de maand december 27 boerderijbranden zijn voorgekomen, waarbij de boerderij ver nield of zwaar beschadigd werd. Eén van deze branden kwam voor in Groningen; drie in Friesland; één in Drenthe; drie in Overijssel; zes in Gel derland; acht in Noordbrabant en vijf in Limburg. De directe schade door deze branden aangericht wordt geraamd op 1.444.860, Eén van deze branden werd veroorzaakt door een melkmachine, gevuld met brand stof in de nabijheid van een brandend gasstel; één vermoedelijk door slechte schoorsteen; één door vonken uit roet- luikje van een schoorsteenkanaal; twee door lekke schoorsteen; één door het ro ken in een schuur; één door het ontdooi en van een bevroren waterleiding; één door kortsluiting; één door oliekachel; twee door gasstralingsbranders te dicht opgehangen bij het plafond; vier door (omvallen) van elektrische verwarmings- lamp(en); één door kokers van hetelueht- verwarming van brandbaar materiaal, terwijl in elf gevallen de oorzaak onbe kend bleef. Bij deze branden kwamen twee paar den; één veulen; 91 koeien; 178 kalveren; 169 varkens; 175 biggen; 2000 kippen en 28.000 kuikens om. „Myn indrukken over Holland" werd geschreven door mevrouw J. J. A. van Wyk-Versteegh. Zy is een geboren Amerongse en heeft in Australië een schit terende carrière opgebouwd als mode-ontwerpster. Kort geleden verbleef zij enige tijd in Holland en gaf toen op ons verzoek haar visie op haar vroegere vaderland. Vanuit een hoekje in een behaag lijke trein kijk ik uit over de witte velden van Holland, waar de ge zellige kleine boerderijtjes onder een deken van sneeuw liggen te sla pen en de spitse torentjes aan de horizon zich verliezen in een lucht die zó grijs is, zo grijs!! Op de grote weg langs de spoor lijn gaat maar een enkele auto, want practisch al het verkeer is stilgelegd door de gladheid en de bergen sneeuw. Mijn gedachten flits ten terug naar de tijd toen alles verwoest was in de oorlog of weg gesleept door de vijand en ik rea liseer me wat er gepresteerd moet zijn om deze trein zo geluidloos en ik zou haast zeggen: „elegant" door die onafzienbare sneeuwvelden heen te laten glijden met zo weinig ver traging, zelfs in deze uitzonderlijke slechte winter. Ja, Holland is enorm vooruitgegaan in de 12 jaren dat ik nu weg ben geweest. De prachtige snelwegen met hun dubbele banen zijn een lust om overheen te snor ren; de winkels liggen weer vol met de mooiste dingen en de brood jes ham of worst zijn weer verruk kelijk, heel wat beter dan ik ze krijg thuis in Australië. Plotseling, terwijl ik dit zo zit te overpeinzen en probeer de vele in drukken te verwerken en uit te sor teren, klinkt met weer die vraag in de oren, die ik eigenlijk niet zou wollen beantwoorden, maar die bij iedere hernieuwde ontmoeting steeds weer hardnekkig opduikt: „En hoe vind je het nu in Holland?" Eigenlijk is dat een héél moeilijke vraag, die niet anders te beantwoorden is dan met de wedervraag: „Hoe vind je het eigenlijk zelf hier in Hol land?" Voor my is het hier in Holland een pa radijs geweest! Mijn familie en vrienden hebben me als een prinses ontvangen en onthaalt. De vrouwen hebben me verwend met lekkere kostjes (de taille heeft er wel iets van geleden helaas!) en de mannen heb ben me rondgereden in hun auto's, nadat ze zich tevergeefs half-dood gewerkt had den om mijn gehuurde karretje uit de sneeuw los te krijgen, dat ik er in mijn onwetendheid diep had inge reden. Ja wat weet men eigenlijk nog van sneeuw als men 12 jaar met de zon geleefd heeft, daar? Mevrouw J. J. A. van Wyk-Versteegh Ik heb gelogeerd in mooie flats, grote oude statige huizen en zelfs in het uitstekend ingerichte Bejaarden Centrum „de Ridderhof' in Amerön- gen waar ik de indruk kreeg, dat de „oudjes" zich in een moderne en efficiënte, maar zeer gezellige om geving toch geheel „Thuis" voelen en waar de goed geoutilleerde zie kenafdeling, waarvan een isoleer kamer tot mijn beschikking gesteld werd, de verwachting schepte van zorgzame verpleging in tijden van ziekte en ongerief, wat nu eenmaal altijd samengaat met het slijten der jaren en na een leven van hard werken. Ja, zo oppervlakkig gezien is Holland welvarend en efficiënt en keurig netjes. Maar om een diepere indruk te krijgen van het werkelijke leven in Holland, heb ik bij de snorrende kachels gezeten en aan dachtig geluisterd naar wat de be woners zelf van Holland te vertel len hadden over de twaalf jaar die ik doorgebracht aan de andere kant van de wereld. Uit die urenlange gesprekken heb ik het huidige leven van de gewone doorsnee Hollander proberen te pei len en daarbij ben ik tot de con clusie gekomen, dat het leven in Holland voornamelijk beheerst wordt door drie factoren: n.l. het klimaat, de belastingen en een eindeloze reeks van beperkende bepalingen. Alle drie factoren maken het le ven niet alleen moeilijk, maar ook moeizaam, duur, ingewikkeld en on vrij. De tijd, toen we uit volle borst zongen: „Wij leven vrij, wij leven blij op Neer'lands dierbre grond" heb ik niet meer terug kunnen vin den. Als ik mijn oude en nieuwe vaderland onwillekeurig in gedach ten met elkaar vergelijk, dan rea liseer ik heel goed, dat Australië geen cultuur, géén Zwitserse Alpen en géén Parijs bezit, maar het heeft een vrijheid op ieder gebied die ik, als geboren Hollandse, zo lief heb, en die ik niet zou willen ruilen voor alle (al dan niet gedwongen) sociale verzekeringen, die Holland zijn mensen opdringt. Ik ben blij te weten, dat mijn kinderen opgroeien in een land, waar ze een grote arm slag hebben naar een ruime toe komst. Holland en haar inwoners nemen een grote plaats in in mijn hart, dat kan ik U verzekeren, al zou ik hier niet willen blijven, en daarom wil ik, vóór dat ik in dat vliegtuig stap en terug vlieg naar de „wide open spaces" niet nalaten Holland het allerbeste toe te wensen wat ik maar bedenken kan en dat is: „Héél véél zonnige dagen voor de toe komst".

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1963 | | pagina 3