Uit de geschiedenis van Rhenen KEES DEENIK JUBILEERT SPORTVISSERIJ ARAM De vorst van Suprania Romeinen aan de Grebbe De goudschat van Achterberg TWEEDE BLAD „DE VALLEI" VRIJDAG 31 MEI 1963 Nr. 44 GRINNIBUS Degoudschat van Achterberg Een wereldreis Het sieraad met de stenen De insciptie Romeinse vindsten in het Streekmuseum Onderzoek Het raadsel NIETS AAN TE DOEN 1 juni opening visseizoen VISSEN ZONDER ACTE De schriftelijke vergunning Verboden middelen Ondermaatse vis Gesloten tijden V. A. B. KIRPESTEIN CITY-MOTORS-EDE Fa. L. HEY Van de lagere school herinnert ieder zich wel het boek je met jaartallen, waarvan er één luidde: 50 jaar vóór Christus, de Romeinen komen in ons land. Overblijfselen in de bodem van militaire en burgerlijke nederzettingen als forten, wachttorens, schansen, dorpen, thermen, (badhui zen met een stook- en kleedvertrek, waar men een koudwa- ter-, zweet-, lauwwater- en heetwaterbad kon nemen) pot ten- en pannenbakker jen, boerderijen, landhuizen en tem pels, van munten en muntsieraden, wijaltaren en inscrip ties, mijlpalen en wat-al-niet-meer, maken het ontwijfel baar, dat zij hier geweest zijnook in onze omgeving, ge tuige de resten van de wachtpost te Wageningen en van het castellum te Wijk bij Duurstede. Hun verblijf hie te lande duurde v an 57 v. Chr., toen Caesar begon met de onderwerping van de stammen tot aan de Rijn, tot het jaar 406-407, toen de rijksgrens defi nitief doorbroken werd door volksstammen uit Germanië. Er is een kaart geweest uit de laat- romeinse keizertijd. Zij is verloren ge gaan, maar gelukkig is er een copie van bewaard. Conrad Pentinger ontving haar in 1508 van een vriend. Naar hem heet zij de Pentingerkaart. Op die kaart geven rode lijnen waarin telkens knikken voor komen, de wegen aan. Ook een deel van ons land komt op de kaart voor. Langs de noordelijke weg staat ergens de plaats G r i n n i b u s. Schrijvers over Rhenen hebben gesuggereerd dat dit Rhenen zou zijn. Indien dit juist was, zou de stad oeroud zijn. Zij beroepen zich op een uitlating van Tacétus die spreekt van een der „castra cohortium alarumque", van een der sterkten van de troepen der bondgenoten. Grinnibus of Grinnes is echter met zekerheid gelokaliseerd als Rossum aan de Waal, hoe moeilijk het ook is de plaatsen van de Pentinger kaart te identificeren. vonden. Ze hebben één of meer openin gen voor pitten en werden gemaakt dooi de beneden- en bovenhelften afzonder lijk in een vorm te drukken en deze dan aan elkaar te plakken. Opmerkelijk zijn ook de twee paardjes van witte pijpaarde, ook aan de Rijn ge vonden, vroeger gehouden voor speel goed, thans beschouwd als voorwerpen met een religieus-magische achtergrond. Tenslotte noemen wij een reukflesje van wit aardewerk en een zalfkruikje. Aan de overkant van de Rijn vond men bij Opheusden een bronzen haarnaald, een fibula, d.i. een soort veiligheidspeld en een armband. In 1933 groeven enige arbeiders een sloot langs de Friese steeg (tussen haken: zij heet niet naar Friezen die zich daar <'ij Acta Arsk&wltgtM Fragment van het derde sieraad. i K. 4 i x fit A &y<ss>i V feJwaw Mi ic Mime a Inscriptie op de rug van het fragment. Het woord Miscella nea boven heeft be trekking op het men gelwerk in het ar cheologisch tijd schrift. stempel ingedrukt, aan de achterzijde zelfs zichtbaar door de geringe gouddik te. Deze wijze van decoratie is primitief, maar tezelfder tijd geraffineerd om een effect te bereiken met weinig arbeid, weinig kosten en een minimum aan be kwaamheid. Gelijke halssieraden werden in 1851 te Velp (Geld.) gevonden tussen een collec tie gouden voorwerpen. Het waren zeven beugels waarvan er zes het type van de Rhenense vertonen. Bij de Velpse sie raden werden twee vingerringen gevon den. In één van deze was een manspor tret gegraveerd in een stijl van het einde der vierde eeuw. De Rhenense vondst moet dus ook uit die tijd dateren en uit hetzelfde atelier komen, want ze hebben dezelfde vorm en zijn op gelijke wijze versierd. Nóg zo'n beugel werd te Oestrich in Westfalen gevonden tezamen met een gouden armband. Een bronzen halssie raad groef men op te Geliep aan de Duitse grens, lijkend op het kleine Rhe nense exemplaar. Te Westkappeln, ook in Westfalen, kwam een gouden arm band te voorschijn met eenzelfde geplet oppervlak en ingeslagen figuurtjes. Bij deze armband trof men Romeinse mun ten aan, daterend uit de periode 337 tot *i 378, een bewijs te meer dat de voorwer pen uit de vierde eeuw stammen. De Rhenense sieraden behoren dus tot een kleine groep van laat-vierde-eeuwse stukken, vervaardigd ergens in het oos ten van ons land of in West-Duitsland niet ver van de Rijn. Deze kleine groep behoorde tot een veel grotere groep verder oostwaarts in Europa, die ook gekenmerkt wordt door een sluiting van een haak, passend in een oog. In de tweede eeuw smeedde de bewoners van het gebied aan de Zwarte Zee reeds halssieraden die echter in de coratie en vorm afweken van de weste lijke. De Gothen die naar deze streek trokken namen het type over, dat ook bekend werd in de Weichselstreek, waar de Teutonen woonden, die op hun beurt het type naar Scandinavië brachten. Via Hongarije en Oostenrijk werd het in Zuid-Duitsland en aan de Midden-Rijn bekend en verder in Thüringen en West falen. In het westen echter werden de vorm en de decoratie gewijzigd. In Dortmund werd een verzameling gouden munten gevonden uit ongeveer waar drie zilveren tores in vrouwengra ven ontdekt werden, daterend uit de zes de eeuw. Dit is slechts een fragment met zijde lings een scharnier. De wijdte is 17,8 cm. Het kan dus geen armband geweest zijn, maar een deel van een groter halssie raad. Oorspronkelijk was het getooid met vijf grote stenen of liever imitaties er van in glas, bevestigd in ringen, die om openingen gesoldeerd zijn, alles omsloten door grof gevlochten gouddraad. Twee stenen bleven bewaard, de middelste diep donkergroen, de andere, links daarvan, blauw. Oorspronkelijk kenden de Romeinen geen versiering van een juweel met ge kleurde stenen. Op hun expedities in het oosten leerden zij echter kostbare stenen kennen. Het sieraad met de stenen be schouwend, aarzelt men: is het een pro- dukt van laat-romeinse of van primitie ve barbaarse cultuur? De regelmaat ech ter waarmee de stenen gezet zijn, even als de versiering en de inscriptie aan de achterzijde verraden de geoefende hand van een Romeins vakman. De ruimte tussen voor- en achterkant werd bij dergelijke sieraden gevuld met een of ander smeltbaar materiaal. Bij het Rhenense fragment is echter geen vulling geweest, zodat de inscriptie al aangebracht moet zijn vóór het sieraad in elkaar werd gezet. Anders zou het stempelen het hebben platgedrukt. a aa iach af itagausni ft 5. j. Wat was Rhenen dan in de Romeinse tijd? Wij weten het niet. Er zijn weinig Romeinse bodemvondsten gedaan. Zou den er niet veel meer gedaan zijn, als Rhenen werkelijk een castrum was ge weest? Zolang de eigenaardige wallen op de Grebbeberg niet archeologisch onder zocht zijn, tasten wij in het duister. Bo vendien, strekte zich boven de Rijn niet een kunstmatig verwoeste zone uit, waar binnen geen vestiging veroorloofd was? Klaarblijkelijk zijn de Romeinse solda ten en kooplui aan de Grebbe wel eens aan land gegaan. De Rijn immers werd door hen bevaren op hun tochten naar de kust en zelfs naar Brittannië. In 43 na Chr. voeren soldaten er heen toen troe pen van keizer Claudius er een inval de den, aan welke tocht ook Bataven deel- Het mooiste stuk lijkt mij de munt met de expressieve krachtige beeldenaar van keizer en filosoof Marcus Aurelius (121-180 na Chr.). Het aardewerk toont de zin der Romeinen voor sierlijkheid en schoonheid. Er zijn vijf potjes van rood en zwart materiaal en een ruwwandige kom. Merkwaardig is een terra sigillata schaaltje d.w.z. met kleine figuurtjes ver sierd. Het is voorzien van een stempel M.I.C.C.I.-FEC, hetgeen betekent Micci(o) fecit, Miccio heeft mij gemaakt. Miccio was een fabrikant van dergelijke potte- rie, wonend in de buurt van het huidige Blickenweiler. Het schaaltje dateert uit de tijd van keizer Hadrianus Antonini 150). De aardewerkstukken zijn wellicht pro- dukten van de provinciaal-romeinse in dustrie d.w.z. gemaakt in de inheemse ateliers in Gallië. Natuurlijk ontbreken de karakteristie ke tuitlampjes niet, aan de Rijnoever ge- gevestigd zouden hebben, maar naar de landerijen bezittende Rhenense familie Freyse) nabij de boerderij van D. van Laar. Zij vonden toen een gouden hals sierraad en een fragment van een an der. Onbewust van hun waardevolle vondst legden zij ze terzijde. Kinderen moeten er zelfs mee gespeeld hebben. Bij navraag bleek een inmiddels overleden zwager van een der arbeiders ook een dergelijke halsbeugel gevonden te heb ben. De eerste arbeider wist te vertellen dat de sieraden op een diepte van 30 cm gevonden werden, maar het terrein moet vroeger hoger geweest zijn. De drie sie raden bleken op dezelfde plaats gevon den te zijn. Andere vondsten werden niet gedaan. De sieraden kwamen in het bezit van het Streekmuseum, waar ze thans nog bewaard worden. In de oorlogsjaren red de de gemeentesecretaris de heer Zanen de sieraden door ze uit de kluis in het gemeentehuis over te brengen naar Den Haag. In 1947 onderzocht en bestudeerde dr. A. Roes, thans mevrouw Vollgraff-Roes de stukken en publiceerde in het Engels een grondige verhandeling erover in het Deens archeologische tijdschrift Acta Ar- chaeologica onder de titel „Some gold tores found in Holland", (Enige gouden halsbeugels in Holland gevonden), waar aan wij hier dankbaar enige gegevens en foto's ontlenen. De twee complete sieraden zijn gelijk van constructie en versiering, maar ver schillen in grootte. Zij wegen respec tievelijk 85 en 55 gr en zijn uit blad goud gesmeed dat aan de einden in een draad overgaat. Het goud is uiterst dun, maar de maker heeft blijkbaar gepoogd de indruk van dikte te wekken. De versiering der beugels bestaat uit een patroon van kleine figuren met een Boven lezen wij de letters E.R.E ge volgd door een F, die het woord fecit aanduidt (heeft gemaakt). E.R.E. zijn dus de letters van de maker. Achter de F staat een streepje gevolgd door het Ro meinse cijfer V. Dit betekent dat het sie raad 5 Romeinse ons of 136,44 gr woog. Cns fragment weegt (zonder stenen) 72 gr. Het verloren geraakte moet dus 64,44 gr gewogen hebben. De tweede regel begint met een teken, bestaande uit een ovaal met twee horen tjes, aanduidend denariorum. Een dena rius was een Romeinse zilvermunt. Ach- terdit teken, te vergelijken met ons gul densteken staat in Romeinse cijfers XXIIM, dus 22000. De waarde van het sieraad bedroeg dus 22000 denariën. Onderaan vinden we het woord PRO. CLU. Mevrouw Vollgraff-Roes leest hier de naam Proclus, waarschijnlijk de ei genaar. Als dit zo is, moet hij een parve nu geweest zijn, tekoop lopend met zijn bezit. Achter de O staat een punt, die geen zin heeft, zegt zij. Ik maak mij wel licht aan overmoed schuldig met te ver onderstellen dat men moet lezen pro in de betekenis van: tot loon of beloning van, of: voor, gevolgd door de letters CLU, wellicht de initialen van een ver loofde. Uiteraard geef ik mijn mening onder het allergrootste voorbehoud. Hoe zijn de drie sieraden aan de Frie se steeg terecht gekomen? Wij kunnen slechts gissen. Wellicht zijn ze door een koopman die gevaar vreesde in de grond verborgen en heeft hij geen kans gezien ze later op te graven. Of zou iemand in het veen aldaar verdwaald of gevlucht zijn en daarin zijn omgekomen? Wie weet welk drama zich hier heeft afgespeeld. Het is zeer te betreuren dat de vondst omstandigheden niet bekend zijn: ligging van de voorwerpen, structuur en profiel Een vrij goed Duits sprekende automobilist sprak deze week de Veenendaler K. aan om naar de weg te vragen. Beide mannen maakten een praatje en toen vertelde de auto mobilist dat hij in Nederland voor zijn vader, die enkele textielfa brieken in Zwitserland had, een grote partij stoffen had verkocht. Hij zei nog een partij monsters bij zich te hebben die hij in een royale bui aan K. ten geschenke wilde geven, mits K. bereid was de inklaringskosten te vergoeden, zijnde een bedrag van 200, De Veenendaler vond dit een buitenkansje, bedacht zich geen moment en nam het hele zaakje voor 200 gulden over. De koffer kreeg hij zelfs cadeau. K. kreeg pas argwaan toen zün buurman hem terloops vertelde, dat er een man bij hem aan de deur geweest was, die een partij stoffen cadeau wilde doen, mits de inklaringskosten vergoed zou den worden Het was precies hetzelfde ver haaltje, maar de buurman van K. was er niet ingevlogen. De goedgelovige Veenendaler is daarop naar de politie gestapt, met het verzoek een strafvervol ging in te stellen. In dit geval echter is er niets aan te doen, omdat K. volop gelegenheid heeft gehad te bekijken en te keuren, zodat de politie hem alleen maar kon adviseren in het vervolg een tikkeltje attenter te zijn Kees Deenik: een flinke, rustige Fries van bijna vijftig. Brede schouders, middelgroot. Onder donkere wenkbrauwen wat diepliggende ogen, waaruit bedachtzame overpeinzing en milde humor spreken, evenals om de even graag lachende als zingende mond. Glad- weggekamd, donkerblond haar, een forse kin. Als regel een eenvoudig donker pak, waar stevige handen uit de mouwen steken die kalme gebaren maken als hij spreekt. Toch geen boerenzoon, althans niet direct, want zijn vader was banketbakker. Hij heeft jarenlang in zijn vaders bedrijf gewerkt. Uit een gezin met vier kinderen, zelf vader van vier kinderen (3 dochters, 1 zoon). Voelt zich heel tevreden in zijn gezellig huis, aan de Pooster- straat in Hilversum, waar hij al twaalf jaar woont. Een beetje klein huis misschien, met die vier grote kinderen, en weieens wat ongemakkelijk als Kees Deenik moet werken in de voorkamer aan zijn kleine bureautje tussen stapels platen, boeken en paperassen, maar hij zou voor geen goud een groter huis willen. („Als straks de kinderen de deur uit zijn, wat dan?") Achter dit bureautje doet hij zijn omvang rijke correspondentie, stelt hij zijn 14-daagsc N.C.R.V.-programma's samen, sluit hij zijn vele honderden zangavonden af, bereidt hij zijn repetities voor, luistert hij naar gram mofoonplaten en bestudeert hij partituren van religieuze muziek; partituren die varië ren van ingezonden psalmen en gezangen De kleine halsbeugel te Rhenen gevonden. Foto Streekmuseum. MOLENS VAN NEDERLAND GEVEN LEVENSVREUGDE! Een postzegelserie met vijf verschillende molens kan het Nederlandser Onze molens zijn nog steeds hoe afgezaagd ze misschien in de reclamewereld zijn geworden sieraden voor ons landschap. Ze vormen een karakteristiek cultuurbezit, dat we met zorg dienen te behoeden, en daarom is het goed, dat in het jubileumjaar van de Ver eniging „De Hollandsche Molen" de zomer- zegels molenzegels zijn. Vijf molen typen: een stellingmolen, een binnenkruier, een standerdmolen, een acht kante poldermolen en een wipwatcrmolen. Molenvrienden kennen alle molentypen wel uit elkaar, maar of alle Nederlanders dat doen? Dc zomerzegels bieden een pracht- gelegenheid zich eens in de interessante bijzonderheden van molens te verdiepen. Behalve molenpostzegels zijn er ook prent briefkaarten van dezelfde molens verkrijg baar. Al mag dan niet iedereen weten wat een binnenkruier is, wat zomerzegels zijn en waarom ze worden uitgegeven is wel alge meen bekend. Méér levensvreugde door zomerzegels dat betekent hulp en steun aan landgenoten, die ziek of gebrekkig zijn of in moeilijkheden verkeren; hulp aan oud verpleegsters, aan gerepatrieerden en stille armen, die van hun A.O.W. alleen niet rond kunnen komen; culturele hulp aan blinden in de vorm van gesproken boeken; steun aan culturele werkers, kunstenaars en mensen van de wetenschap. Met het geld dat de toeslag op de zomerzegels opbrengt, kan zo veel gedaan worden. Er kan een vakantiepaviljoen worden ingericht, waar ouders van een gebrekkig kind samen met hun kind van een onbezorgde vakantie kun nen genieten. Ook dat is: méér levens vreugde door zomerzegels. door amateur-musici, tot de meest inge wikkelde kerkelijke werken van moderne meesters als Ernst Krenek en Ernst Pep ping. En natuurlijk zoekt hij er reper toire uit voor nieuwe plaatopnamen, waar duizenden mensen jaarlijks om vragen. Wij schreven, dat 1963 een dubbel jubi leum jaar is voor Kees Deenik. Als wij er een gebeurtenis in zijn privéleven bij tellen, zijn het er eigenlijk drie: hij is dit jaar 20 jaar getrouwd. In zijn werk bij de omroep: 25 jaar vast medewerker van de N.C.R.V. Als Nederlands meest geliefde zanger van het geestelijke lied: 10 jaar op Philips pla ten, nadat Kees Deenik in april 1952 ge debuteerd had voor de toenmalige Holland sche Decca Mij. Die opname was „Ik heb geloofd en daarom zing ik" met begelei ding van Meindert Boekei aan het orgel. Een historische plaat, omdat „Ik heb ge loofd" de eerste na de oorlog verschenen grammofoonplaat was van het christelijke lied. Bovendien van historisch belang, omdat dit nu zo overbekende lied, dat zelfs de titel is geworden van een hele serie Eps van Kees Deenik (iets veranderd tot „Ik geloof en daarom zing ik"), door alle partijen be schouwd werd als een experiment. Men had bij de jonge, Nederlandse platenmaatschap pij, die geen geld maar wel ondernemings lust had, niet de minste ervaring met Neder lands christelijke muziek. Deenik. Boekei, de programmaleiding en opnameleider Wijn- Met de opening van het visseizoen breekt er een nieuwe periode aan van hengelsport en visserslatijn. Dan kan er weer naar hartelust worden gesnoekt, gepeurd en getuurd op grote en kleine dobbers, die het ogenblik moeten aanduiden, waarop het geschubde gedierte met de meeste kans op succes kan worden verschalkt. Om werkelijk sportief aan de hengelsport te kunnen deelnemen en om niet zelf te worden gevangen is het van belang voldoende bekend te zijn met de hieromtrent geldende bepalingen, waarom we dan ook hieronder enkele tips laten volgen. ..by, 400. Drie gouden halsbeugels behoorden er toe, die verwantschap vertonen met die van Velp en Rhenen. In een graf te Pouan in Frankrijk werd ook een exemplaar ontdekt, samen met zwaarden en sieraden, getooid met gra naatsteen. In dat graf bleken strijders te rusten, gevallen in de slag op de Cata- launische velden, waar de Hunnen ver slagen werden door Aetius „de laatste Romein" 451. Dit sieraad is dus iets jon ger dan de Rhenense exemplaren. Dat de halsbeugels niet testond uit de mode raakten bewees een vondst te Bazel, van de grond, verkleuring van de grond soort e.d. Die zouden wellicht een tip van de sluier hebben kunnen oplichten. D. Philips. In het vorige artikel over Rhenen zijn enige woorden weggevallen, waardoor onduidelijkheid is ontstaan. Er staat dat de metalen voorwerpen „aanvankelijk nog van koper en weinig tin" waren. Dit moet luiden, „aanvankelijk nog van ko per maar spoedig van brons, een mengsel van veel koper en weinig tin". (57) Met uiterste krachtsinspanning weet Aram de Messeria van zich af te werpen. Razendsnel han teert hij zijn zwaard, maar voor elke verslagen tegenstander duiken drie, vier anderen opIn een flits ziet hij, hoe Falco en Presto worden overmees terd een lans schiet rakelings langs hem heen en scheurt het draagverband van zijn gewonde arm aan stukken. Boven het strijdrumoer en de schelle kre ten der zwarte krijgers klinkt de hoge jongensstem van Presto... „Vlucht, heer Aram! Red uzelf! Vlucht!" Met een snelle blik overziet Aram de situatie. Zijn manschappen zijn reddeloos verloren Dan baant hij zich met zijn laatste krachten een weg tussen de aanstormende negers en snelt naar het oerwoud. Achter zich hoort hij de woeste kreten van twee achtervolgers. Bliksemsnel draait hij zich om en één geweldige zwaardhouw doet de schilden en speren der Messiria's in splinters vliegen. Verder snelt Aram, het beschermende duister van het woud in Het geschreeuw van zijn achtervolgers klinkt zwakker en zwakkerde vlucht is gelukt. (Wordt vervolgd) Daar er bij velen een opvallende behoefte blijkt te bestaan om te vissen zonder acte en vergunning, volgt hier allereerst de enige mogelijkheid, welke daartoe inderdaad be staat. Kinderen beneden de 15 jaar mogen ge heel vrij vissen in openbare wateren, zoals rivieren en kanalen. Hetzelfde geldt voor personen boven de 15 jaar. Zij moeten even wel tijdens het vissen kunnen aantonen, dat zij 1,50 hebben bijgedragen tot verbetering van de visstand, te voldoen aan de gemeente secretarie tegen bewijs van ontvangst. Dit geldt echter alleen voor het vissen met één gewone hengel, geaasd met deeg of worm. Dus niet voor snoeken, peuren of lepelen (sleephengel). Daarvoor heeft men een kleine visacte nodig, welke met inbe grip van de bijdrage tot verbetering van de visstand 4,kost. Ook voor het vissen met twee gewone hengels heeft men een kleine acte nodig, te weten een hengelacte, waarvan de kosten 3,bedragen. Voor het vissen met meer dan één snoekhengel, peur of sleephengel, is een grote visacte nodig, die totaal 12, kost- Men dient er goed aan te denken, dat ook voor het vissen met een gewone hengel in particulier water, voor alle leeftijden te vens een schriftelijke vergunning nodig is, welke moet zijn afgegeven door de eigenaar van het viswater en waarin moet zijn om schreven in welk water mag worden gevist en met welk vistuig. Voor het vissen met een vistuig, waarvoor een acte wordt vereist, is ook altijd een schriftelijke vergunning van de rechthebbende op het visrecht nodig, onverschillig of die visserij wordt beoefend in openbaar of particulier water. Bij zo genaamde schei-sloten mag de sloot over de gehele breedte worden bevist bij vergunning van één der eigenaren. Een vergunning moet geviseerd zijn door de Kamer van Binnenvisserij. Dat wil zeg gen, uat geen vergunning mag en kan wor den afgegeven zonder toestemming van deze instantie. Door de hieraan verbonden pro cedure zijn er maar heel weinig particu lieren, die vergunningen kunnenx afgeven, zodat de bijna enige mogelijkheid om ge dekt te kunnen vissen het lidmaatschap be tekent van de een of andere visserij- of hen gelsportvereniging, die dan alles regelt en voor verscheidenheid van puik viswater zorgt. Het is verboden te vissen met de zetlijn of stek, de strik, de snoekdreg, het tjoekvisje en elk ander vistuig, dat geëigend is de vis ereer dan normaal te verwonden. Het schep net mag alleen worden «-ebruikt om gevan gen vis op te scheppen, over te zetten of te vervoeren. Het bij zich hebben van verboden vang- middelen in de nabijheid van een viswater of het zich met enig geoorloofd vistuig be vinden in de nabijheid van een water, zonder dat het vistuig gedekt is door een acte en/of vergunning is eveneens strafbaar. Men is er dus niet klaar mee om bij naderend onheil de hengel eventjes gauw naast zich neer te leggen. Er geldt een vastgestelde maat voor de gevangen vis. Ondermaatse vis moet terstond weer in het water worden vrijgelaten. En kele maten voor de meest gevangen vis zijn: Voorn en Kolbij (z.g-n. witvis): 15 cm. Baars: 22 cm. Zeelt: 21 cm. Brasem: 22cm. Paling 28 cm. Karper 35 cm. Snoek en snoekbaars 40 cm. De houder van een snoek- acte mag 30 ondermaatse aasvisjes in voor raad hebben. Het is de sportvisser in het algemeen ver boden met enig vistuig te vissen van 16 maart tot 1 juni. De visacte is geldig van 1 juli tot het volgend jaar 30 juni. zodat na aanvang van het visseizoen nog een gaard gingen maar uit van de gedachte, dat de toen zo vele Nederlandse emigranten er steun aan zouden kunnen hebben in dc vreemde. Niemand durfde toen nog denken, dacht ook niet aan de duizenden en duizen den in Nederland zelf. Mensen die een gram mofoonplaat alleen maar kenden uit een etalage, die er zelfs een beetje huiverig van waren, gingen nu schoorvoetend de platen winkel in om „de plaat van Kees Deenik". De plaat werd grijs gedraaid op alle moge lijke religieuze bijeenkomsten. De weg was vrij gemaakt, en de verzoeken gingen bin nenstromen. Kees Deenik heeft van jongsaf in een muzikale omgeving geleefd. Zijn beide ou ders waren lid van een chr. oratoriumvcr- eniging, en zijn moeder ontwikkelde haar muzikale aanleg nog in zelfstudie. „Onlangs vond ik nog een muziekboek dat aan mijn moeder heeft toebehoord" vertelde Kees Deenik ons, en hij zocht het op. „Kijk, liederen van Mendelssohn. Bij ons thuis kwamen ook mevrouw Jo Vincent, Louis van Tulder, Ravelli. Zo ontstond mijn be langstelling voor zingen. Ik kreeg een goede baritonstem mee, en ben in Leeuwarden gaan studeren, en later nog bij Willem Ravelli in Den Haag. Ik woonde toen nog in Leeuwarden, en moest elke maand hard sparen om de reis erheen en de studiegelden bij elkaar te krijgen!" In 1938 zong Kees Deenik, toen 23 jaar, een recital liederen voor de N.C-R.V.-microfoon, en het ver zoek kwam of hij niet eens wat eenvoudige geestelijke liederen kon zingen. Deenik maakte er een programma van, dat nu al vijfentwintig jaar een grote populariteit ge niet. Hij heeft in al die jaren dat contact met zijn grote publiek steeds verstevigd. Zijn streven is om een telkens hoger muzikaal niveau in zijn programma's te bereiken, zoals ook aanwijsbaar is in zijn directie-opnamen met de 13 koren van Haarlem (met koper orkest). Zo ontstond na de oorlog zijn ver langen naar een plaatopname, en kreeg hij bovendien contact met R.K.-geestelijken, die de oecumenische ideologie concreet omzetten in muzikale samenwerking, zoals de Vlaamse paters Ignace en Sutter en Marcel Weemaes, die Kees Deenik eigen gecomponeerde reli gieuze liedjes zonden. Kees Deenik is, hoe kan het anders, ook 'n warm voorstander van de Negro Spiritual en Gospel-song in de Nederlandse kerken. Daarnaast is hij een vast medewerker van het N.C.R.V.-vocaal ensemble o.l.v. Marinus Voorberg, dat ja, u leest het goed jaarlijks voor alle Duitse radiozenders op treedt en voor uitverkochte zalen razend moeilijk modern religieus repertoire uit voert. (Daarvan worden ook platen ge maakt, LPs als studiemateriaal voor hogere VEENENDAAL muziekscholen). Dit is ook muzikaal werk terrein van de zingende evangelist Kees Dee nik, die even warm loopt voor de a-capella koorwerken van Heinrich Schütz uit de 17e eeuw als voor Ernst Pepping uit de 20ste, voor Roland Hayes en Mahalia Jackson, voor de paters de Sutter en Weemaes, voor Johannes de Heer en van Woensel Kooy. Wij wensen deze sympathieke Nederlander in zijn jubileumjaar nog veel meer voldoe ning van zijn toekomstig werk. EXCURSIESEIZOEN BREEKT AAN Nu het vee de stallen heeft verlaten en op het bouwland het zaad aan de schoot van moeder aarde is toevertrouwd, krijgt de boer even „lucht" om er een dagje tussen uit te trekken en op excursie te gaan. Ook bij het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gew^sonderzoek te Oosterbeek is dit merkbaar. Vele groepen hebben een excursie aangevraagd teneinde hun kennis op het gebied van bemesting, veevoeding en aaltjesbestrijding weer iets op te scherpen. Onder deze groepen zijn vele scholieren van de land- en tuinbouwscholen die de excursie zien als het sluitstuk van het onderwijs op de scholen. Op deze wijze komen ze tevens in de gelegenheid kennis te nemen van een stuk toegepast wetenschappelijk onderzoek waarvan ze in de praktijk veel nut kunnen hebben bij de bedrijfsvoering. Hoofdstraat 45, Telefoon 2165 Frans Halslaan 26 Telefoon 3044 maand kan worden gevist op de oude acte. Het is ook verboden te vissen gedurende de nacht, waaronder wordt verstaan de tijd tussen een uur na zonsondergang en een uur voor zonsopkomst. Dit geldt alleen niet voor de peur en andere uitstaande vistuigen van beroepsvissers. Men is verplicht de vereiste acte en ver gunning terstond op aanvrage aan contro lerende ambtenaren te tonen. Wettelijk voorgeschreven is, dat bij overtreding het vistuig alsmede de gevangen vis in beslag moeten worden genomen, waarop in de regel verbeurdverklaring volgt. Het is dus wel wenselijk de papieren in orde te hebben. Wie wil vissen om de sport moet dan ook sportief zijn en zich van de nodige beschei den voorzien. Jaarlijks besteedt de beroeps visserij een groot bedrag aan pootvis. Wie van deze vis vangt zonder aan de van hem geëiste verplichtingen te voldoen parasiteert op een ander en pleegt één of meer straf bare feiten. Men zij dan niet verbaasd, wan neer men in plaats van een visje te vangen zelf wordt gevangen. (Nadruk verboden.)

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1963 | | pagina 3