Uit de geschiedenis van Rhenen
KEES DEENIK JUBILEERT
SPORTVISSERIJ
ARAM
De
vorst
van
Suprania
Romeinen aan de Grebbe
De goudschat van Achterberg
TWEEDE BLAD „DE VALLEI"
VRIJDAG 31 MEI 1963
Nr. 44
GRINNIBUS
Degoudschat van
Achterberg
Een wereldreis
Het sieraad met de stenen
De insciptie
Romeinse vindsten in
het Streekmuseum
Onderzoek
Het raadsel
NIETS AAN TE
DOEN
1 juni opening visseizoen
VISSEN ZONDER ACTE
De schriftelijke vergunning
Verboden middelen
Ondermaatse vis
Gesloten tijden
V. A. B.
KIRPESTEIN
CITY-MOTORS-EDE
Fa. L. HEY
Van de lagere school herinnert ieder zich wel het boek
je met jaartallen, waarvan er één luidde: 50 jaar vóór
Christus, de Romeinen komen in ons land. Overblijfselen
in de bodem van militaire en burgerlijke nederzettingen als
forten, wachttorens, schansen, dorpen, thermen, (badhui
zen met een stook- en kleedvertrek, waar men een koudwa-
ter-, zweet-, lauwwater- en heetwaterbad kon nemen) pot
ten- en pannenbakker jen, boerderijen, landhuizen en tem
pels, van munten en muntsieraden, wijaltaren en inscrip
ties, mijlpalen en wat-al-niet-meer, maken het ontwijfel
baar, dat zij hier geweest zijnook in onze omgeving, ge
tuige de resten van de wachtpost te Wageningen en van
het castellum te Wijk bij Duurstede.
Hun verblijf hie te lande duurde v an 57 v. Chr., toen
Caesar begon met de onderwerping van de stammen tot
aan de Rijn, tot het jaar 406-407, toen de rijksgrens defi
nitief doorbroken werd door volksstammen uit Germanië.
Er is een kaart geweest uit de laat-
romeinse keizertijd. Zij is verloren ge
gaan, maar gelukkig is er een copie van
bewaard. Conrad Pentinger ontving haar
in 1508 van een vriend. Naar hem heet
zij de Pentingerkaart. Op die kaart geven
rode lijnen waarin telkens knikken voor
komen, de wegen aan. Ook een deel van
ons land komt op de kaart voor. Langs
de noordelijke weg staat ergens de plaats
G r i n n i b u s. Schrijvers over Rhenen
hebben gesuggereerd dat dit Rhenen zou
zijn. Indien dit juist was, zou de stad
oeroud zijn. Zij beroepen zich op een
uitlating van Tacétus die spreekt van
een der „castra cohortium alarumque",
van een der sterkten van de troepen der
bondgenoten. Grinnibus of Grinnes is
echter met zekerheid gelokaliseerd als
Rossum aan de Waal, hoe moeilijk
het ook is de plaatsen van de Pentinger
kaart te identificeren.
vonden. Ze hebben één of meer openin
gen voor pitten en werden gemaakt dooi
de beneden- en bovenhelften afzonder
lijk in een vorm te drukken en deze dan
aan elkaar te plakken.
Opmerkelijk zijn ook de twee paardjes
van witte pijpaarde, ook aan de Rijn ge
vonden, vroeger gehouden voor speel
goed, thans beschouwd als voorwerpen
met een religieus-magische achtergrond.
Tenslotte noemen wij een reukflesje van
wit aardewerk en een zalfkruikje. Aan
de overkant van de Rijn vond men bij
Opheusden een bronzen haarnaald, een
fibula, d.i. een soort veiligheidspeld en
een armband.
In 1933 groeven enige arbeiders een
sloot langs de Friese steeg (tussen haken:
zij heet niet naar Friezen die zich daar
<'ij
Acta Arsk&wltgtM
Fragment van het
derde sieraad.
i K. 4 i x fit A &y<ss>i V feJwaw
Mi ic Mime a
Inscriptie op de rug
van het fragment.
Het woord Miscella
nea boven heeft be
trekking op het men
gelwerk in het ar
cheologisch tijd
schrift.
stempel ingedrukt, aan de achterzijde
zelfs zichtbaar door de geringe gouddik
te. Deze wijze van decoratie is primitief,
maar tezelfder tijd geraffineerd om een
effect te bereiken met weinig arbeid,
weinig kosten en een minimum aan be
kwaamheid.
Gelijke halssieraden werden in 1851 te
Velp (Geld.) gevonden tussen een collec
tie gouden voorwerpen. Het waren zeven
beugels waarvan er zes het type van de
Rhenense vertonen. Bij de Velpse sie
raden werden twee vingerringen gevon
den. In één van deze was een manspor
tret gegraveerd in een stijl van het einde
der vierde eeuw. De Rhenense vondst
moet dus ook uit die tijd dateren en uit
hetzelfde atelier komen, want ze hebben
dezelfde vorm en zijn op gelijke wijze
versierd.
Nóg zo'n beugel werd te Oestrich in
Westfalen gevonden tezamen met een
gouden armband. Een bronzen halssie
raad groef men op te Geliep aan de
Duitse grens, lijkend op het kleine Rhe
nense exemplaar. Te Westkappeln, ook
in Westfalen, kwam een gouden arm
band te voorschijn met eenzelfde geplet
oppervlak en ingeslagen figuurtjes. Bij
deze armband trof men Romeinse mun
ten aan, daterend uit de periode 337 tot
*i 378, een bewijs te meer dat de voorwer
pen uit de vierde eeuw stammen.
De Rhenense sieraden behoren dus tot
een kleine groep van laat-vierde-eeuwse
stukken, vervaardigd ergens in het oos
ten van ons land of in West-Duitsland
niet ver van de Rijn.
Deze kleine groep behoorde tot een
veel grotere groep verder oostwaarts in
Europa, die ook gekenmerkt wordt door
een sluiting van een haak, passend in
een oog. In de tweede eeuw smeedde de
bewoners van het gebied aan de Zwarte
Zee reeds halssieraden die echter in de
coratie en vorm afweken van de weste
lijke. De Gothen die naar deze streek
trokken namen het type over, dat ook
bekend werd in de Weichselstreek, waar
de Teutonen woonden, die op hun beurt
het type naar Scandinavië brachten. Via
Hongarije en Oostenrijk werd het in
Zuid-Duitsland en aan de Midden-Rijn
bekend en verder in Thüringen en West
falen. In het westen echter werden de
vorm en de decoratie gewijzigd.
In Dortmund werd een verzameling
gouden munten gevonden uit ongeveer
waar drie zilveren tores in vrouwengra
ven ontdekt werden, daterend uit de zes
de eeuw.
Dit is slechts een fragment met zijde
lings een scharnier. De wijdte is 17,8 cm.
Het kan dus geen armband geweest zijn,
maar een deel van een groter halssie
raad. Oorspronkelijk was het getooid met
vijf grote stenen of liever imitaties er
van in glas, bevestigd in ringen, die om
openingen gesoldeerd zijn, alles omsloten
door grof gevlochten gouddraad. Twee
stenen bleven bewaard, de middelste diep
donkergroen, de andere, links daarvan,
blauw.
Oorspronkelijk kenden de Romeinen
geen versiering van een juweel met ge
kleurde stenen. Op hun expedities in het
oosten leerden zij echter kostbare stenen
kennen. Het sieraad met de stenen be
schouwend, aarzelt men: is het een pro-
dukt van laat-romeinse of van primitie
ve barbaarse cultuur? De regelmaat ech
ter waarmee de stenen gezet zijn, even
als de versiering en de inscriptie aan de
achterzijde verraden de geoefende hand
van een Romeins vakman.
De ruimte tussen voor- en achterkant
werd bij dergelijke sieraden gevuld met
een of ander smeltbaar materiaal. Bij
het Rhenense fragment is echter geen
vulling geweest, zodat de inscriptie al
aangebracht moet zijn vóór het sieraad
in elkaar werd gezet. Anders zou het
stempelen het hebben platgedrukt.
a aa iach af itagausni ft 5. j.
Wat was Rhenen dan in de Romeinse
tijd? Wij weten het niet. Er zijn weinig
Romeinse bodemvondsten gedaan. Zou
den er niet veel meer gedaan zijn, als
Rhenen werkelijk een castrum was ge
weest? Zolang de eigenaardige wallen op
de Grebbeberg niet archeologisch onder
zocht zijn, tasten wij in het duister. Bo
vendien, strekte zich boven de Rijn niet
een kunstmatig verwoeste zone uit, waar
binnen geen vestiging veroorloofd was?
Klaarblijkelijk zijn de Romeinse solda
ten en kooplui aan de Grebbe wel eens
aan land gegaan. De Rijn immers werd
door hen bevaren op hun tochten naar
de kust en zelfs naar Brittannië. In 43 na
Chr. voeren soldaten er heen toen troe
pen van keizer Claudius er een inval de
den, aan welke tocht ook Bataven deel-
Het mooiste stuk lijkt mij de munt
met de expressieve krachtige beeldenaar
van keizer en filosoof Marcus Aurelius
(121-180 na Chr.). Het aardewerk toont
de zin der Romeinen voor sierlijkheid en
schoonheid. Er zijn vijf potjes van rood
en zwart materiaal en een ruwwandige
kom. Merkwaardig is een terra sigillata
schaaltje d.w.z. met kleine figuurtjes ver
sierd. Het is voorzien van een stempel
M.I.C.C.I.-FEC, hetgeen betekent Micci(o)
fecit, Miccio heeft mij gemaakt. Miccio
was een fabrikant van dergelijke potte-
rie, wonend in de buurt van het huidige
Blickenweiler. Het schaaltje dateert uit
de tijd van keizer Hadrianus Antonini
150).
De aardewerkstukken zijn wellicht pro-
dukten van de provinciaal-romeinse in
dustrie d.w.z. gemaakt in de inheemse
ateliers in Gallië.
Natuurlijk ontbreken de karakteristie
ke tuitlampjes niet, aan de Rijnoever ge-
gevestigd zouden hebben, maar naar de
landerijen bezittende Rhenense familie
Freyse) nabij de boerderij van D. van
Laar. Zij vonden toen een gouden hals
sierraad en een fragment van een an
der. Onbewust van hun waardevolle
vondst legden zij ze terzijde. Kinderen
moeten er zelfs mee gespeeld hebben. Bij
navraag bleek een inmiddels overleden
zwager van een der arbeiders ook een
dergelijke halsbeugel gevonden te heb
ben. De eerste arbeider wist te vertellen
dat de sieraden op een diepte van 30 cm
gevonden werden, maar het terrein moet
vroeger hoger geweest zijn. De drie sie
raden bleken op dezelfde plaats gevon
den te zijn. Andere vondsten werden
niet gedaan.
De sieraden kwamen in het bezit van
het Streekmuseum, waar ze thans nog
bewaard worden. In de oorlogsjaren red
de de gemeentesecretaris de heer Zanen
de sieraden door ze uit de kluis in het
gemeentehuis over te brengen naar Den
Haag.
In 1947 onderzocht en bestudeerde dr.
A. Roes, thans mevrouw Vollgraff-Roes
de stukken en publiceerde in het Engels
een grondige verhandeling erover in het
Deens archeologische tijdschrift Acta Ar-
chaeologica onder de titel „Some gold
tores found in Holland", (Enige gouden
halsbeugels in Holland gevonden), waar
aan wij hier dankbaar enige gegevens
en foto's ontlenen.
De twee complete sieraden zijn gelijk
van constructie en versiering, maar ver
schillen in grootte. Zij wegen respec
tievelijk 85 en 55 gr en zijn uit blad
goud gesmeed dat aan de einden in een
draad overgaat. Het goud is uiterst dun,
maar de maker heeft blijkbaar gepoogd
de indruk van dikte te wekken.
De versiering der beugels bestaat uit
een patroon van kleine figuren met een
Boven lezen wij de letters E.R.E ge
volgd door een F, die het woord fecit
aanduidt (heeft gemaakt). E.R.E. zijn dus
de letters van de maker. Achter de F
staat een streepje gevolgd door het Ro
meinse cijfer V. Dit betekent dat het sie
raad 5 Romeinse ons of 136,44 gr woog.
Cns fragment weegt (zonder stenen) 72
gr. Het verloren geraakte moet dus 64,44
gr gewogen hebben.
De tweede regel begint met een teken,
bestaande uit een ovaal met twee horen
tjes, aanduidend denariorum. Een dena
rius was een Romeinse zilvermunt. Ach-
terdit teken, te vergelijken met ons gul
densteken staat in Romeinse cijfers
XXIIM, dus 22000. De waarde van het
sieraad bedroeg dus 22000 denariën.
Onderaan vinden we het woord PRO.
CLU. Mevrouw Vollgraff-Roes leest hier
de naam Proclus, waarschijnlijk de ei
genaar. Als dit zo is, moet hij een parve
nu geweest zijn, tekoop lopend met zijn
bezit. Achter de O staat een punt, die
geen zin heeft, zegt zij. Ik maak mij wel
licht aan overmoed schuldig met te ver
onderstellen dat men moet lezen pro in
de betekenis van: tot loon of beloning
van, of: voor, gevolgd door de letters
CLU, wellicht de initialen van een ver
loofde. Uiteraard geef ik mijn mening
onder het allergrootste voorbehoud.
Hoe zijn de drie sieraden aan de Frie
se steeg terecht gekomen? Wij kunnen
slechts gissen. Wellicht zijn ze door een
koopman die gevaar vreesde in de grond
verborgen en heeft hij geen kans gezien
ze later op te graven. Of zou iemand
in het veen aldaar verdwaald of gevlucht
zijn en daarin zijn omgekomen? Wie weet
welk drama zich hier heeft afgespeeld.
Het is zeer te betreuren dat de vondst
omstandigheden niet bekend zijn: ligging
van de voorwerpen, structuur en profiel
Een vrij goed Duits sprekende
automobilist sprak deze week de
Veenendaler K. aan om naar de
weg te vragen.
Beide mannen maakten een
praatje en toen vertelde de auto
mobilist dat hij in Nederland voor
zijn vader, die enkele textielfa
brieken in Zwitserland had, een
grote partij stoffen had verkocht.
Hij zei nog een partij monsters
bij zich te hebben die hij in een
royale bui aan K. ten geschenke
wilde geven, mits K. bereid was
de inklaringskosten te vergoeden,
zijnde een bedrag van 200,
De Veenendaler vond dit een
buitenkansje, bedacht zich geen
moment en nam het hele zaakje
voor 200 gulden over. De koffer
kreeg hij zelfs cadeau.
K. kreeg pas argwaan toen zün
buurman hem terloops vertelde,
dat er een man bij hem aan de
deur geweest was, die een partij
stoffen cadeau wilde doen, mits
de inklaringskosten vergoed zou
den worden
Het was precies hetzelfde ver
haaltje, maar de buurman van K.
was er niet ingevlogen.
De goedgelovige Veenendaler is
daarop naar de politie gestapt,
met het verzoek een strafvervol
ging in te stellen. In dit geval
echter is er niets aan te doen,
omdat K. volop gelegenheid heeft
gehad te bekijken en te keuren,
zodat de politie hem alleen maar
kon adviseren in het vervolg een
tikkeltje attenter te zijn
Kees Deenik: een flinke, rustige Fries van bijna vijftig. Brede schouders, middelgroot.
Onder donkere wenkbrauwen wat diepliggende ogen, waaruit bedachtzame overpeinzing
en milde humor spreken, evenals om de even graag lachende als zingende mond. Glad-
weggekamd, donkerblond haar, een forse kin. Als regel een eenvoudig donker pak, waar
stevige handen uit de mouwen steken die kalme gebaren maken als hij spreekt. Toch
geen boerenzoon, althans niet direct, want zijn vader was banketbakker. Hij heeft jarenlang
in zijn vaders bedrijf gewerkt. Uit een gezin met vier kinderen, zelf vader van vier kinderen
(3 dochters, 1 zoon). Voelt zich heel tevreden in zijn gezellig huis, aan de Pooster-
straat in Hilversum, waar hij al twaalf jaar woont. Een beetje klein huis misschien,
met die vier grote kinderen, en weieens wat ongemakkelijk als Kees Deenik moet werken
in de voorkamer aan zijn kleine bureautje tussen stapels platen, boeken en paperassen,
maar hij zou voor geen goud een groter huis willen. („Als straks de kinderen de deur
uit zijn, wat dan?")
Achter dit bureautje doet hij zijn omvang
rijke correspondentie, stelt hij zijn 14-daagsc
N.C.R.V.-programma's samen, sluit hij zijn
vele honderden zangavonden af, bereidt hij
zijn repetities voor, luistert hij naar gram
mofoonplaten en bestudeert hij partituren
van religieuze muziek; partituren die varië
ren van ingezonden psalmen en gezangen
De kleine halsbeugel
te Rhenen gevonden.
Foto Streekmuseum.
MOLENS VAN NEDERLAND
GEVEN LEVENSVREUGDE!
Een postzegelserie met vijf verschillende
molens kan het Nederlandser Onze
molens zijn nog steeds hoe afgezaagd ze
misschien in de reclamewereld zijn geworden
sieraden voor ons landschap. Ze vormen
een karakteristiek cultuurbezit, dat we met
zorg dienen te behoeden, en daarom is het
goed, dat in het jubileumjaar van de Ver
eniging „De Hollandsche Molen" de zomer-
zegels molenzegels zijn.
Vijf molen typen: een stellingmolen, een
binnenkruier, een standerdmolen, een acht
kante poldermolen en een wipwatcrmolen.
Molenvrienden kennen alle molentypen wel
uit elkaar, maar of alle Nederlanders dat
doen? Dc zomerzegels bieden een pracht-
gelegenheid zich eens in de interessante
bijzonderheden van molens te verdiepen.
Behalve molenpostzegels zijn er ook prent
briefkaarten van dezelfde molens verkrijg
baar.
Al mag dan niet iedereen weten wat een
binnenkruier is, wat zomerzegels zijn en
waarom ze worden uitgegeven is wel alge
meen bekend. Méér levensvreugde door
zomerzegels dat betekent hulp en steun
aan landgenoten, die ziek of gebrekkig zijn
of in moeilijkheden verkeren; hulp aan oud
verpleegsters, aan gerepatrieerden en stille
armen, die van hun A.O.W. alleen niet
rond kunnen komen; culturele hulp aan
blinden in de vorm van gesproken boeken;
steun aan culturele werkers, kunstenaars en
mensen van de wetenschap. Met het geld
dat de toeslag op de zomerzegels opbrengt,
kan zo veel gedaan worden. Er kan een
vakantiepaviljoen worden ingericht, waar
ouders van een gebrekkig kind samen met
hun kind van een onbezorgde vakantie kun
nen genieten. Ook dat is: méér levens
vreugde door zomerzegels.
door amateur-musici, tot de meest inge
wikkelde kerkelijke werken van moderne
meesters als Ernst Krenek en Ernst Pep
ping. En natuurlijk zoekt hij er reper
toire uit voor nieuwe plaatopnamen, waar
duizenden mensen jaarlijks om vragen.
Wij schreven, dat 1963 een dubbel jubi
leum jaar is voor Kees Deenik. Als wij er
een gebeurtenis in zijn privéleven bij tellen,
zijn het er eigenlijk drie: hij is dit jaar 20
jaar getrouwd. In zijn werk bij de omroep:
25 jaar vast medewerker van de N.C.R.V.
Als Nederlands meest geliefde zanger van
het geestelijke lied: 10 jaar op Philips pla
ten, nadat Kees Deenik in april 1952 ge
debuteerd had voor de toenmalige Holland
sche Decca Mij. Die opname was „Ik heb
geloofd en daarom zing ik" met begelei
ding van Meindert Boekei aan het orgel.
Een historische plaat, omdat „Ik heb ge
loofd" de eerste na de oorlog verschenen
grammofoonplaat was van het christelijke
lied. Bovendien van historisch belang, omdat
dit nu zo overbekende lied, dat zelfs de titel
is geworden van een hele serie Eps van Kees
Deenik (iets veranderd tot „Ik geloof en
daarom zing ik"), door alle partijen be
schouwd werd als een experiment. Men had
bij de jonge, Nederlandse platenmaatschap
pij, die geen geld maar wel ondernemings
lust had, niet de minste ervaring met Neder
lands christelijke muziek. Deenik. Boekei,
de programmaleiding en opnameleider Wijn-
Met de opening van het visseizoen breekt er een nieuwe periode aan van hengelsport
en visserslatijn. Dan kan er weer naar hartelust worden gesnoekt, gepeurd en getuurd
op grote en kleine dobbers, die het ogenblik moeten aanduiden, waarop het geschubde
gedierte met de meeste kans op succes kan worden verschalkt.
Om werkelijk sportief aan de hengelsport te kunnen deelnemen en om niet zelf te
worden gevangen is het van belang voldoende bekend te zijn met de hieromtrent geldende
bepalingen, waarom we dan ook hieronder enkele tips laten volgen.
..by,
400. Drie gouden halsbeugels behoorden
er toe, die verwantschap vertonen met
die van Velp en Rhenen.
In een graf te Pouan in Frankrijk werd
ook een exemplaar ontdekt, samen met
zwaarden en sieraden, getooid met gra
naatsteen. In dat graf bleken strijders te
rusten, gevallen in de slag op de Cata-
launische velden, waar de Hunnen ver
slagen werden door Aetius „de laatste
Romein" 451. Dit sieraad is dus iets jon
ger dan de Rhenense exemplaren. Dat de
halsbeugels niet testond uit de mode
raakten bewees een vondst te Bazel,
van de grond, verkleuring van de grond
soort e.d. Die zouden wellicht een tip van
de sluier hebben kunnen oplichten.
D. Philips.
In het vorige artikel over Rhenen zijn
enige woorden weggevallen, waardoor
onduidelijkheid is ontstaan. Er staat dat
de metalen voorwerpen „aanvankelijk
nog van koper en weinig tin" waren. Dit
moet luiden, „aanvankelijk nog van ko
per maar spoedig van brons, een mengsel
van veel koper en weinig tin".
(57) Met uiterste krachtsinspanning weet Aram de
Messeria van zich af te werpen. Razendsnel han
teert hij zijn zwaard, maar voor elke verslagen
tegenstander duiken drie, vier anderen opIn een
flits ziet hij, hoe Falco en Presto worden overmees
terd een lans schiet rakelings langs hem heen en
scheurt het draagverband van zijn gewonde arm aan
stukken. Boven het strijdrumoer en de schelle kre
ten der zwarte krijgers klinkt de hoge jongensstem
van Presto... „Vlucht, heer Aram! Red uzelf!
Vlucht!"
Met een snelle blik overziet Aram de situatie. Zijn
manschappen zijn reddeloos verloren Dan baant
hij zich met zijn laatste krachten een weg tussen
de aanstormende negers en snelt naar het oerwoud.
Achter zich hoort hij de woeste kreten van twee
achtervolgers. Bliksemsnel draait hij zich om en
één geweldige zwaardhouw doet de schilden en
speren der Messiria's in splinters vliegen. Verder
snelt Aram, het beschermende duister van het woud
in Het geschreeuw van zijn achtervolgers klinkt
zwakker en zwakkerde vlucht is gelukt.
(Wordt vervolgd)
Daar er bij velen een opvallende behoefte
blijkt te bestaan om te vissen zonder acte
en vergunning, volgt hier allereerst de enige
mogelijkheid, welke daartoe inderdaad be
staat.
Kinderen beneden de 15 jaar mogen ge
heel vrij vissen in openbare wateren, zoals
rivieren en kanalen. Hetzelfde geldt voor
personen boven de 15 jaar. Zij moeten even
wel tijdens het vissen kunnen aantonen, dat
zij 1,50 hebben bijgedragen tot verbetering
van de visstand, te voldoen aan de gemeente
secretarie tegen bewijs van ontvangst.
Dit geldt echter alleen voor het vissen
met één gewone hengel, geaasd met deeg
of worm. Dus niet voor snoeken, peuren of
lepelen (sleephengel). Daarvoor heeft men
een kleine visacte nodig, welke met inbe
grip van de bijdrage tot verbetering van de
visstand 4,kost.
Ook voor het vissen met twee gewone
hengels heeft men een kleine acte nodig, te
weten een hengelacte, waarvan de kosten
3,bedragen. Voor het vissen met meer
dan één snoekhengel, peur of sleephengel,
is een grote visacte nodig, die totaal 12,
kost-
Men dient er goed aan te denken, dat
ook voor het vissen met een gewone hengel
in particulier water, voor alle leeftijden te
vens een schriftelijke vergunning nodig is,
welke moet zijn afgegeven door de eigenaar
van het viswater en waarin moet zijn om
schreven in welk water mag worden gevist
en met welk vistuig. Voor het vissen met een
vistuig, waarvoor een acte wordt vereist,
is ook altijd een schriftelijke vergunning
van de rechthebbende op het visrecht nodig,
onverschillig of die visserij wordt beoefend
in openbaar of particulier water. Bij zo
genaamde schei-sloten mag de sloot over de
gehele breedte worden bevist bij vergunning
van één der eigenaren.
Een vergunning moet geviseerd zijn door
de Kamer van Binnenvisserij. Dat wil zeg
gen, uat geen vergunning mag en kan wor
den afgegeven zonder toestemming van deze
instantie. Door de hieraan verbonden pro
cedure zijn er maar heel weinig particu
lieren, die vergunningen kunnenx afgeven,
zodat de bijna enige mogelijkheid om ge
dekt te kunnen vissen het lidmaatschap be
tekent van de een of andere visserij- of hen
gelsportvereniging, die dan alles regelt en
voor verscheidenheid van puik viswater
zorgt.
Het is verboden te vissen met de zetlijn
of stek, de strik, de snoekdreg, het tjoekvisje
en elk ander vistuig, dat geëigend is de vis
ereer dan normaal te verwonden. Het schep
net mag alleen worden «-ebruikt om gevan
gen vis op te scheppen, over te zetten of te
vervoeren.
Het bij zich hebben van verboden vang-
middelen in de nabijheid van een viswater
of het zich met enig geoorloofd vistuig be
vinden in de nabijheid van een water, zonder
dat het vistuig gedekt is door een acte en/of
vergunning is eveneens strafbaar. Men is er
dus niet klaar mee om bij naderend onheil
de hengel eventjes gauw naast zich neer te
leggen.
Er geldt een vastgestelde maat voor de
gevangen vis. Ondermaatse vis moet terstond
weer in het water worden vrijgelaten. En
kele maten voor de meest gevangen vis zijn:
Voorn en Kolbij (z.g-n. witvis): 15 cm.
Baars: 22 cm. Zeelt: 21 cm. Brasem: 22cm.
Paling 28 cm. Karper 35 cm. Snoek en
snoekbaars 40 cm. De houder van een snoek-
acte mag 30 ondermaatse aasvisjes in voor
raad hebben.
Het is de sportvisser in het algemeen ver
boden met enig vistuig te vissen van 16
maart tot 1 juni. De visacte is geldig van
1 juli tot het volgend jaar 30 juni. zodat
na aanvang van het visseizoen nog een
gaard gingen maar uit van de gedachte, dat
de toen zo vele Nederlandse emigranten er
steun aan zouden kunnen hebben in dc
vreemde. Niemand durfde toen nog denken,
dacht ook niet aan de duizenden en duizen
den in Nederland zelf. Mensen die een gram
mofoonplaat alleen maar kenden uit een
etalage, die er zelfs een beetje huiverig van
waren, gingen nu schoorvoetend de platen
winkel in om „de plaat van Kees Deenik".
De plaat werd grijs gedraaid op alle moge
lijke religieuze bijeenkomsten. De weg was
vrij gemaakt, en de verzoeken gingen bin
nenstromen.
Kees Deenik heeft van jongsaf in een
muzikale omgeving geleefd. Zijn beide ou
ders waren lid van een chr. oratoriumvcr-
eniging, en zijn moeder ontwikkelde haar
muzikale aanleg nog in zelfstudie. „Onlangs
vond ik nog een muziekboek dat aan mijn
moeder heeft toebehoord" vertelde Kees
Deenik ons, en hij zocht het op. „Kijk,
liederen van Mendelssohn. Bij ons thuis
kwamen ook mevrouw Jo Vincent, Louis
van Tulder, Ravelli. Zo ontstond mijn be
langstelling voor zingen. Ik kreeg een goede
baritonstem mee, en ben in Leeuwarden
gaan studeren, en later nog bij Willem
Ravelli in Den Haag. Ik woonde toen nog
in Leeuwarden, en moest elke maand hard
sparen om de reis erheen en de studiegelden
bij elkaar te krijgen!" In 1938 zong Kees
Deenik, toen 23 jaar, een recital liederen
voor de N.C-R.V.-microfoon, en het ver
zoek kwam of hij niet eens wat eenvoudige
geestelijke liederen kon zingen. Deenik
maakte er een programma van, dat nu al
vijfentwintig jaar een grote populariteit ge
niet. Hij heeft in al die jaren dat contact
met zijn grote publiek steeds verstevigd. Zijn
streven is om een telkens hoger muzikaal
niveau in zijn programma's te bereiken, zoals
ook aanwijsbaar is in zijn directie-opnamen
met de 13 koren van Haarlem (met koper
orkest). Zo ontstond na de oorlog zijn ver
langen naar een plaatopname, en kreeg hij
bovendien contact met R.K.-geestelijken, die
de oecumenische ideologie concreet omzetten
in muzikale samenwerking, zoals de Vlaamse
paters Ignace en Sutter en Marcel Weemaes,
die Kees Deenik eigen gecomponeerde reli
gieuze liedjes zonden.
Kees Deenik is, hoe kan het anders, ook
'n warm voorstander van de Negro Spiritual
en Gospel-song in de Nederlandse kerken.
Daarnaast is hij een vast medewerker van
het N.C.R.V.-vocaal ensemble o.l.v. Marinus
Voorberg, dat ja, u leest het goed
jaarlijks voor alle Duitse radiozenders op
treedt en voor uitverkochte zalen razend
moeilijk modern religieus repertoire uit
voert. (Daarvan worden ook platen ge
maakt, LPs als studiemateriaal voor hogere
VEENENDAAL
muziekscholen). Dit is ook muzikaal werk
terrein van de zingende evangelist Kees Dee
nik, die even warm loopt voor de a-capella
koorwerken van Heinrich Schütz uit de 17e
eeuw als voor Ernst Pepping uit de 20ste,
voor Roland Hayes en Mahalia Jackson,
voor de paters de Sutter en Weemaes, voor
Johannes de Heer en van Woensel Kooy.
Wij wensen deze sympathieke Nederlander
in zijn jubileumjaar nog veel meer voldoe
ning van zijn toekomstig werk.
EXCURSIESEIZOEN
BREEKT AAN
Nu het vee de stallen heeft verlaten en op
het bouwland het zaad aan de schoot van
moeder aarde is toevertrouwd, krijgt de
boer even „lucht" om er een dagje tussen
uit te trekken en op excursie te gaan.
Ook bij het Bedrijfslaboratorium voor
Grond- en Gew^sonderzoek te Oosterbeek
is dit merkbaar. Vele groepen hebben een
excursie aangevraagd teneinde hun kennis
op het gebied van bemesting, veevoeding en
aaltjesbestrijding weer iets op te scherpen.
Onder deze groepen zijn vele scholieren van
de land- en tuinbouwscholen die de excursie
zien als het sluitstuk van het onderwijs op
de scholen. Op deze wijze komen ze tevens
in de gelegenheid kennis te nemen van een
stuk toegepast wetenschappelijk onderzoek
waarvan ze in de praktijk veel nut kunnen
hebben bij de bedrijfsvoering.
Hoofdstraat 45, Telefoon 2165
Frans Halslaan 26 Telefoon 3044
maand kan worden gevist op de oude acte.
Het is ook verboden te vissen gedurende
de nacht, waaronder wordt verstaan de tijd
tussen een uur na zonsondergang en een uur
voor zonsopkomst. Dit geldt alleen niet voor
de peur en andere uitstaande vistuigen van
beroepsvissers.
Men is verplicht de vereiste acte en ver
gunning terstond op aanvrage aan contro
lerende ambtenaren te tonen. Wettelijk
voorgeschreven is, dat bij overtreding het
vistuig alsmede de gevangen vis in beslag
moeten worden genomen, waarop in de
regel verbeurdverklaring volgt. Het is dus
wel wenselijk de papieren in orde te hebben.
Wie wil vissen om de sport moet dan ook
sportief zijn en zich van de nodige beschei
den voorzien. Jaarlijks besteedt de beroeps
visserij een groot bedrag aan pootvis. Wie
van deze vis vangt zonder aan de van hem
geëiste verplichtingen te voldoen parasiteert
op een ander en pleegt één of meer straf
bare feiten. Men zij dan niet verbaasd, wan
neer men in plaats van een visje te vangen
zelf wordt gevangen.
(Nadruk verboden.)