DAGEN?
DE NIEUWE
REMIA
GESCHENKEN
ZIJN ER!
BenzineDomp-
nediende
ay.LE"o,
JANNiE'S
ONDERGANG
D. v. d. Meyden - werkkleding
INSPECTEUR HANAUD
flinke jongeman
:,y
DEGELIJK EN BETROUWBAAR
Verboden toegang in moderne huiskamers
VOOR NOG GEEN DUBBELT|E
PER UUR
EEN KAMER VOL WARMTE
MET...
Daar zijn ze. Nieuwe prachtige en praktische geschenken bij
gezonde, 100% gepasteuriseerde Oem margarine. Echt porce-
leinen kop-en-schotels en nog veel meer nuttige cadeaus - ook
voor de kinderen. Spaar de Pasteurmerken van die heerlijke
margarine. En vraag morgen Uw leverancier
nieuwe Remia geschenkenfolder.
Pasteur garantiemerken
zijn waardevolle
spaarmerken.
Vraag dus Oem
een vlotte en spannende detectivefilm
Garage „De Klomp"
H. VAN HARDEVELD
FEUILLETON
Overalls
Manchester kleding - stofjassen
Witte vakkleding-kinderoveralls
CONFECTIEFABRIEK G. H. KAYSER N.V.
HOOFDSTRAAT 46
TEL. 2639 VEENENDAAL
Hartelijk welkom: Benegas Infrarol.
Ideaal als het nog te vroeg is
voor de "grote" kachel.
In 5 minuten een
behaaglijke kamer. Brandt
op Benegas Butaan.
Veilig! Schoon! "Fris"!
Verrijdbaar: komt in alle
kamers van pas!
Overal in huis
Remia
MARGARINEFABRIEKEN N.V. - DEN DOLDER
PRESENTEERT:
op zaterdag 19 oktober a.s. in gebouw „Eltheto",
Fluitersstraat Aanv. 20.00 uur Toeg. 14 jaar
Kaartverkoop en plaatsbespreken op de dag der
voorstelling vanaf 19.00 uur aan de zaal.
GEVRAAGD
Wekelijks wisselende diensten, tijden 7-14
uur of 14-22 uur. Zaterdags tot 19 uur.
Zondags vrij.
AANBIEDINGEN
Rijksstraatweg 2
De Klomp
DIRECT GEVRAAGD
liefst in bezit rijbewijs vrachtwagen.
Prettige werkkring.
Hoog salaris.
Aanmelden tussen 7-8 uur 's avonds
Groothandel Bier en Frisdranken
Patrimoniumlaan 44 Veenendaal
DOOR GRE DE BOER
(15)
„Heb je thuis nog?" informeerde
Jannie, terwijl ze toekeek, hoe hij de
pakjes uit de laatste doos in de la de
poneerde.
„O ja, nog zeker drie onaangebroken
dozen. Lieve help, wat een omzet van
daag. Ik haal de reclamekosten er
glansrijk uit."
„Zal ik dan maar niet even wat gaan
halen?"
„Ik kan nog wel even vooruit", was
het antwoord. „Laten we het nog maar
een half uurtje aanzien. Desnoods ga
ik zelf even vlug heen en weer met
een taxi."
De klanten bleven geregeld komen.
Als het in dit tempo door zou gaan,
zouden er ternauwernood aanstekers
genoeg zijn. Toen het weer een ogen
blik rustig was, keek Kees nog eens
naar zijn voorraad. Sigaren had hij ge
noeg. Daarvan waren er niet veel ver
kocht en dan nog meest van de goed
koopste soorten. Tabak daarentegen
veel. En sigaretten ging ook wel.
Om vijf uur zei Kees: „Zeg, moet je
niet wat eten? Ik heb wat brood van
huis meegenomen en ik heb opdracht
gegeven, dat er een extra bus met eten
hierheen gezonden moet worden. Of wil
je liever naar huis gaan eten?"
Jannie schudde haar hoofd. ,.Nee
hoor, ik blijf tot sluitingstijd. Ik vind
het veel te leuk. En ik eet hier wel,
wat de pot schaft. Desnoods taartjes.
„En je lijn dan?" vroeg Kees spot
tend.
Jannie lachte luidkeels. „O. die heeft
vandaag geen last, hoor. Goeie, zeg, in
zo'n winkel helpen valt ook niet mee?"
„Kom, kom, nu is het natuurlijk bij
zonder druk. Maar als het normaal is
dan kun je er oud bij worden."
Er kwam weer een klant en Jannie
hielp, terwijl Kees op een afstand toe
keek. Ze deed het uitstekend en hij
had er geen spijt van, dat ze hem was
komen helpen.
Evenwel, de zware shag minderde
regelmatig en om half zes zei Kees, na
dat een klant liefst vijf pakjes tegelijk
had genomen om toch maar de gulden
vol te krijgen voor een aansteker:
„Jannie, je zult het een half uurtje al
leen moeten doen. Ik rijd even naar
de P.C. met een taxi om nog wat te
halen. Dan neem ik gelijk ook wat
pruimtabak mee, want ik ben bang,
dat ik daarvan ook niet genoeg zal
hebben tot elf uur."
„O, ik red me nu wel, hoor. Ik weet
alles te vinden."
Hij liep naar achteren en trok zijn
overjas aan, waarna hij een hoed op
zette. „Ik loop naar de Westermarkt -
vervelend, dat hier geen telefoon is.
Dat zal ik de volgende week meteen
laten aanleggen. Gek, daar ben je zo
aan gewend - ik ben zo gauw moge
lijk terug, hoor
„Doe maar kalm aan", antwoordde
Jannie.
Kees keek nog eens in de winkel en
ging toen naar buiten. Het meisje keck I
hem na en zag hem vlug in de rich- j
ting van de taxi-standplaats verdwij
nen. Ze nam plaats op het krukje, dat
achter de toonbank stond en zei tot
zichzelf: „Kom, klanten, Jannie Geert-
sema staat klaar om jullie te helpen."
Druppelsgewijs kwam er iemand bin
nenlopen. En menigeen was verrast
een meisje achter de toonbank te zien.
„O, het is maar tijdelijk, dat ik help",
vertelde ze aan een oud heertje, dat
sigaren kocht. Nee, een aansteker be
hoefde hij niet te hebben. Hij gebruik
te altijd lucifers. Die nieuwerwetse
dingen
Jannie verkocht nog tabak en siga
retten en een paar minuten vóór Kees
terug was met de shag, constateerde
het meisje, dat er van een bepaald
merk sigaretten nog één pakje was. Ze
keek vlug in de achterkamer, of daar
nog een slof stond, maar van dit merk
zag ze niets. Jammer, dat Kees er geen
erg in gehad had. Ongetwijfeld zou hij
ze in de P. C. nog wel hebben.
Even over zes was Kees terug. Hij
kwam met twee dozen de winkel bin
nen, die hij op de grond plaatste en
zei: „Ik zal even met de chauffeur af
rekenen."
„Wacht even, Kees," riep ze, en ver
telde van het merk sigaretten, dat bijna
uitverkocht was. Kees sloeg zich voor
het hoofd en zei: „Wat een ezel ben
ik toch. Daar had ik aan moeten den
ken- Laten we even controleren, of er
soms nog meer aangevuld moet wor
den. Dan maak ik vlug nog een ritje."
Samen gingen ze de rijen sigaretten
langs, keken voor alle zekerheid ook
nog de voorraden tabak en sigaren na
en Kees besloot nog een paar dingen
te halen. „Met een goeie twintig mi
nuten ben ik er weer", zei hij.
Hij liep naar buiten, zei wat tot de
chauffeur en stapte opnieuw in. Jannie
zag de wagen wegrijden en wilde de
twee dozen opnemen, die Kees op de
grond gezet had. Meteen hoorde ze
remmengeknars en een luide gil. Ter
wijl ze verschrikt overeind kwam en
naar buiten keek, zag ze al een paar
voorbijgangers zich omdraaien en snel
teruglopen in de richting, die de taxi
gegaan was.
Ze opende de deur en keek naar
buiten. De taxi had een aanrijding
gehad. Er lag een meisje onder de
auto. Ze hoorde het kind schreeuwen
en zag nog meer mensen naar de plek
van het ongeluk rennen.
Ze trilde op haar benen. In de deur
opening bleef ze staan en zag Kees uit
stappen, de chauffeur eveneens. Er
kwamen nog meer mensen bij. Jannie
moest zich vasthouden, toen ze bij zich
zelf dacht: O, als het kind maar niet
doodgereden is
0-0-0
HERINNERINGEN
Er zijn drie jaren voorbij gegaan.
En in die tijd is er veel gebeurd. In
het grote leven, binnen en buiten de
grenzen. Maar ook in de kleine wereld
van Kees, Jannie en Ria. De oorlog is
in Europa uitgebroken en de Neder
landse militairen zijn gemobiliseerd.
Dat is een geweldige strop voor Kees
Kooger, want hij zit met één slag zon
der personeel. Zijn twee bediendes zijn
onder de wapens geroepen en Kees
heeft voor het filiaal Rozengracht voor
lopig een jonge werkloze aangesteld,
die nog geen negentien is. Op hoop van
zegen. Je weet nooit, wat voor vlees
je in de kuip hebt. Zelf staat hij nu
weer de hele dag achter de toonbank
in de P. C. en bespreekt met zijn klan
ten de kansen van de oorlogvoeren
den.
Op een mistige novemberavond sluit
Kees zijn winkel en trekt zijn overjas
aan. Op de fiets gaat hij naar de Ro
zengracht om daar de voorraad te con
troleren. Het loopt tegen Sinterklaas
en hij moet er voor zorgen, dat er vol
doende voorraad is. Daarover spreekt
hij een half uurtje met zijn bediende,
die zich in het achterkamertje heeft
geïnstalleerd en Kees noteert datgene,
wat aangevuld moet worden. Dan rijdt
hij weer naar huis.
Het is koud, maar in de kamer ach
ter de winkel is het behaaglijk. Als
hij een beetje bijgekomen is, maakt hij
zijn bestellingen klaar voor de ver
schillende fabrieken. Geleidelijk aan
legt hij voorraden aan, grote voorra
den, want hij vreest, dat Nederland
ditmaal van de oorlog niet vrij zal
blijven.
De huishoudster komt binnen met
koffie, en presenteert koek. In gedach
ten zegt Kees: „Dank U", en gaat ver
der met zijn schrijfwerk.
„Ik moet nog even weg, meneer",
zegt ze. Kees kijkt op en knikt. „O,
dat is best", zegt hij. „Neem de sleu
tel maar mee."
Doch dat hoeft niet. „Met een paar
uurtjes ben ik weer terug. Denkelijk
haal ik Nelie gelijk af."
„Ja, doe dat", zegt hij, maar gaat dan
weer verder schrijven. Doch als de
huishoudster vertrokken is, schuift
Kees de boel van zich af en steekt een
sigaret op. Dan leunt hij languit ach
terover in zijn stoel en zijn blik valt
op een foto, die aan de wand hangt.
Het is Lenie, met haar nieuwe fiets.
Op de dag, dat ze die kreeg, is ze met
een naar een fotograaf gereden en die
moest een kiekje van haar maken, op
straat. Van haar zakgeld had ze het
betaald en twee dagen later had ze
de goedgeslaagde foto afgehaald, inge
lijst en wel. „Voor oom Kees", had ze
gezegd, toen ze op geheimzinnige ma
nier het netjes ingepakte lijstje aan
hem overhandigde.
Ja, zo was Lenie: spontaan en har
telijk. Hij wist, wat er achterop het
lijstje stond: „Uit dankbaarheid voor
de nieuwe fiets, van Lenie voor oom
Kees, 12 mei 1938,..
Is dat de Lenie van nu bijna drie
jaar geleden? Die knappe bakvis, met
haar blonde krullen en het lachende
gezicht, waarin het wipneusje domi
neert? Is dat de Lenie, die op de ope
ningsavond van de zaak aan de Rozen
gracht kermend van pijn onder de
taxi lag?
Kees' gedachten gaan terug naar die
zaterdagavond in januari. Hij zou nog
een rit moeten maken naar de P. C.
en de taxi was juist opgetrokken, toen
er een spelend meisje de dwarsstraat
uit kwam hollen, zonder te letten op
het verkeer. De chauffeur had uit alle
macht geremd, want Kees sloeg voor
over, tegen diens rug aan. Doch het
was al te laat. Een der voorwielen was
over de benen van het kind gegaan en
daar lag het nu.
Na de eerste schrik was Kees met
een de winkel op de hoek binnenge
lopen en had de Geneeskundige Dienst
opgebeld. Het was allemaal zo snel
gegaan. Binnen enkele minuten was
de wagen er al en men had het kind
onder de taxi weggetrokken en op de
brancard gelegd. Daarna naar het Wil-
helminagasthuis.
Kees was meegegaan. Hij wilde we
ten, of het ernstig was. Maar aanvan
kelijk had men niets kunnen vertellen.
En Kees was in de wachtkamer gaan
ijsberen, de ene sigaret rokend na de
andere, ondanks het rookverbod. Het
had een uur geduurd en toen was er
een dokter gekomen. Het viel nogal
mee, had de medicus op kalme toon
gezegd, en net gedaan of hij er geen
erg in had, dat de wachtkamer blauw
stond van de rook. Een lichte hersen
schudding en wat vleeswonden. Dat
kon genezen worden met rust. Erger
was het met een der benen: dat was
gebroken op verschillende plaatsen.
De arts bleef echter op rustige toon
spreken en ondanks de niet bepaald
geruststellende mededelingen, kalmeer
de Kees.
„Er is dus geen levensgevaar?"
„Nee, zo erg is het niet. Althans,
geen direct levensgevaar. Bent U de
vader?"
„Nee, ik zat in de taxi, die het kind
overreden heeft. Maar we konden er
niets aan doen."
„Dan zullen de ouders gewaarschuwd
moeten worden. Weet U, hoe het kind
heet?"
„Geen flauw idee. Maar het zal wel
ergens in de buurt wonen. Apropos,
dokter, ik neem alle kosten voor mijn
rekening. Hier is mijn naam en adres
- hij diepte een kaartje op uit zijn
portefeuille - en ik zal het op prijs
stellen, als zij een prima verzorging
krijgt."
Om tien uur was Kees terug in de
winkel, waar Jannie nog altijd op haar
post was gebleven. En juist op dit mo
ment was er een hevig verontruste
moeder binnengekomen. Ze was met
haar man de stad in geweest en had
nu pas van het ongeluk gehoord.
Kees had haar gerustgesteld en in
enkele woorden verteld, wat er pre
cies gebeurd was en waar zij haar
dochtertje kon vinden.
Toen waren er spannende dagen ge
volgd. Elke dag ging Kees even naar
het ziekenhuis om te informeren naar
de toestand van het kind. En op de der
de dag had hij haar even mogen be
zoeken. Het was een bleek Jordaan-
kind, dat daar in de kussens lag. Kees
had wat fruit en chocolade meegeno
men en het kind accepteerde alles met
grote verwondering.
(wordt vervolgd)