Uit de geschiedenis uan Rhenen VIII Boeken Gids tuinbouw hoekje^ Waarheid en verdichting De maagd van Rhenen De legende KRUISWOORDPUZZEL De wereldreis van Grijsje en Kraaloog DERDE BLAD „DE VALLEI" VRIJDAG 6 MAART 1964 Nr. 19 Ontvoerd naar Rhenen Cunera's martelie „Als ik HEM maar kende" De dame van Prattenburg Bede-oord OPGAVE NR. A 2 Jan Mens HET HELDERE UUR Voor de kleuters In de processies moet een schilderij zijn meegevoerd, Cunera voorstellend. Men meent dat bedoeld schilderij op Pratten- burg berust. Dat. is onjuist. Het stelt niet Cunera, maar Cae- cilia voor en is van de hand van Paulus Moreelse die van 1571 tot 1638 leefde. In dit tijd werden geen processies meer gehouden. Een spotter heeft eens geestig gezegd dat geschiedenis het verhaal is van dingen die NIET gebeurd zijn, geschreven door lieden, die er NIET bij tegenwoordig zijn geweest! Deze ironie mag overdreven klinken, toch lijkt zij ons te gelden voor allerlei volksver halen en -overleveringen. Wijlen professor fan Romein zei het een beetje subtieler: men moet niet geloven wat de geschiedschrijvers zeggen, maar evenmin, dat zij het zonder grond zeggen. Hoe groter de afstand is tussen het tijdstip waarop feiten voorvielen èn het moment waarop zij in kronieken werden opgetekend, des te groter is het gevaar voor legendevorming. Merkwaardig is het bijvoorbeeld dat beschrijvingen die het verst van de tijd waarin 'n held, 'n heilige, 'n heerser leefde, afstaan, de meeste bijzonderheden uit hun leven vermelden! Dat is niet verwonderlijk, want een gebeurtenis die een kern van waarheid bevatte, werd in de loop der eeuwen mondeling doorverteld. Als zij emotionele elementen inhield, hetzij van religieuze, hetzij van profane aard, smukte de bloeiende verbeelding van de volksgeest het verhaal op met allerlei dierbare" details. Deze gedachten kwamen bij ons op, toen we ons bezonnen op de bekoorlijke le gende van jonkvrouwe Cunera, de maagd van Rhenen, een legende aan de oudere van sinte Ursula toegevoegd. De kern van de laatste legende, daterend uit de negen de of tiende eeuw, is historisch: anonieme maagden werden te Keulen om Christus' wil door de Hunnen ter dood gebracht. Een oude inscriptie uit ongeveer het jaar 400 werd aldaar op het graf van die mar telaressen ontdekt, het feit van de martel dood vermeldend. Hieromheen werd in de loop der tijden de legende geweven. Nu kregen de maag den ook namen en werd de maagd Ur sula een naam die kleine berin bete kent het hoofd van 11.000 jonkvrouwen. Toen wij verleden jaar Brugge bezochten, bewonderden we in het St. Janshospitaal de hoofdmomenten van Ursula's leven, naïef en innig devoot door Hans Mem- linc geschilderd op de acht paneeltjes en de zes vakmedaillons van de reliekschrijn. De maagden werden gedood, maar een harer zou uit de handen der Hunnen ge red zijn en ontvoerd naar Rhenen door een zekere Rabbodus of Radboud, ook Haymo genaamd: „Hij nam se ende be- decte se onder sinen mantel" zegt een be schrijving van leven, passie en verhef fing van sinte Cunera, waarschijnlijk om trent 1530 te Antwerpen gedrukt en waar van het enig bekende exemplaar op de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage berust. Het telt 24 bladzijden en is ver sierd met 13 houtsneden. De uitgever Mar- tinus Nijhoff heeft er in 1902 een facsimi le-uitgave van doen verschijnen, die de prachtige bladspiegels suggestief weerge ven, een uitgave die wij hier citeren. „Hi brocht se met hem te Rhe nen daer hij woend e." (De oe staat in de oude spelling voor oo) Men ver onderstelt dat Radbouds paleis Heimer- stein geweest is. „Ende als dit alsoe ghesciet was ende Sinte Kunera woende in des Conines hof, soe had si altoos onsen Heere in haer herte, dat si zijn gheboden nyet en vergat noch daer af en dwaelde. Den armen quam si in rade en dade te hulpen nae al haer vermoegen." Radboud verhief haar boven alle huisge noten en „hi beval haer die sleu telen van al sinen dingen". Dit wekte de jalouzie van Radbouds vrouw, die op middelen zon om zich van Cunera te ontdoen. „Doe (toen) grepen si sinte Kunera ende worpen se onder de voeten en worchden se met eenre dweilen (sluier, dwaal). Ende zoe si se ghe- doot hadden, groeven si die heylighe maghet in eenen peertstal. Dit ghe- schiede in 't jaer ons Heer en CCC ende XL op den XXVIII dach van October" (28 oktober 340). De neiging besluipt ons hier te denken aan een banaal driehoeksgeval, maar het verhaal is zo argeloos en zuiver, dat wij die gedachte direct moeten verwerpen. De moord geschiedde in Radbouds af wezigheid. Toen hij weerkeerde en Cunera miste, beweerde de koningin dat Cunera's ouders haar hadden meegenomen. De mis daad kwam echter aan het licht, het lijk werd in de paardenstal gevonden. De ko ningin werd gestraft. Radboud „pijnichde die coninginne sonder ghenade al so seer dat si als een uutsinnich wijf 3 daghen lanck liep al rasende door dat landt ende si toech (trok) huer haer ende si schuerde haer clederen Doe (toen) si 3 daghen lanck al rasende bi den weghe (langsde weg) ghélopen had, doe vyel (viel) si van eender groter hoocheyt des berchs neder (die bi der stadt van Riennen leyt ende si dooden haer selve." Zij sprong dus van de berg, waarschijn lijk de Grebbeberg. Radboud gaf zijn paleis „tothaerder eer en ende begaefden 't met renten" hij vestigde grondrenten op het huis. In 1859 schreef de reformatorische ge schiedvorser N. C. Kist in het Kerkhisto risch Archief. „Het loopt in het oog, dat deze in het Oud-Geldersch dialect zoo natuurlijk en aanschouwelijk voorgestelde legende wel niet anders, dan aan eene werkelijke gebeurtenis, haren eersten oor sprong ontleend kan hebben". "MM S(anc)ta Kunera. Afbeelding in het Memorieboek van de Kunerabroederschap te Kampen, aangelegd in 1472. Deze broe derschap - gesticht in 1456, had een eigen altaar in de St. Nicolaaskerk te Kampen. „Die tot Mij komt zal eeuwig leven, niet sterven in der eeuwigheid." Zo klonk Zijn woord tot alle scheps'len, die doolden in verlatenheid. Niet wat u deed, of zocht, of hoorde, niet al uw ijver, uw gezwoeg, alleen vertrouwen in Zijn woorden, uw overgave is genoeg. „Die tot Mij komt, zal geenszins hong'ren, en hij zal dorsten nimmermeer." Wij zoeken mensen en geleerden, en maken hen tot onze „Heer", Wij lezen vele dikke boeken, van 's avonds laat, tot 's morgens vroeg. Tot - eensklaps wij het zeker weten Wij hebben Hem, dat is genoeg. Die eens dit voelde in zijn leven, die vraagt niet meer naar and're spijt, hij weet: dit is het enig ware, en geeft zijn parel nimmer prijs. Keert u tot Hem die u kan helpen, tot Hem, die alles voor ons droeg. Gelooft in Hem, de eeuwig trouwe, in Hem alleen, dat is genoeg A. H. Gezicht op Heimerstein 1729. Tekening in Oostindische inkt door L. P. Serrurier naar een gravure van C. Pronck. Op de plaats waar Heimerstein lag moet het paleis van koning Radboud of Haymo gestaan hebben. Tussen het jaar van Cunera's dood, ver moedelijk later dan 340, en de eerste hand schriften waarin haar leven en dood ver haald worden, dat is in de 13de eeuw, ver liepen niet minder dan negen eeuwen. Geen wonder dus dat de historische kern overwoekerd werd door de volksfantasie. Het valt op dat die handschriften en later de gedrukte legendeboekjcs nooit spreken van Prattenburg, noch van Heimerstein. Eerst in de vorige eeuw wordt Prattenburg genoemd als plaats van Cunera's marteling. Indien Cunera werkelijk te Rhenen ge leefd moge hebben, is zij stellig niet op Prattenburg gedood. Desondanks vertelt men nog, dat in de omgeving van het landhuis nu en dan een dame verschijnt in wit satijn gekleed, van de ene hoek naar de andere gaande om daarna in het houtgewas te verdwijnen, terwijl het ge ritsel van haar kleed duidelijk hoorbaar is. Ook beweren sommigen op die plek wel eens ronddwalende lichten te zien, vooral in de voormalige stal van het kasteel. Toen Rhenen een bedevaartplaats werd, kwamen velen de naar Cunera genoemde en haar toegewijde kerk, die vermoedelijk een oudere Sint Pieterskerk verving, be zoeken. In de biografie die wij citeerden, vinden wij vreemdelingen genoemd uit Wilsem, Wijk, Amerongen, Maartensdijk, Achterberg, Amsterdam, Utrecht, Putten, Keulen, Tiel, Apeldoorn, Eist (U), Mont- foort, Kranenburg, Gorkum, Lienden, Zierikzee, Oosterbeek, Vollenhove, Gin- kel, Schoonhoven en Jutfaas. Op 12 juni trok een processie van Rhe nen naar Eist, vervolgens naar Pratten burg, terug via Achterberg, de Grebbesluis langs de voet van de Grebbeberg de weg daar heet nog Cuneralaan naar de stad. Te Eist, Achterberg bij De Dijk en op de Heinen- of Grebbeberg werd ge preekt. D. Philips Horizontaal: 1 vreemde munt, 3 jong varken, 5 schraal, 6 vis, 7 flauw, 9 twijg, 10 telwoord, 13 achting, 14 myth, figuur, 15 rang, 17 voorzetsel, 18 in het jaar onzes He ren (afk. Lat.), 20 voor spoed, 23 meisjesnaam, 25 baanronde (sportt.), 27 vogel, 29 muzieknoot, 31 vijzel, 33 zijtak Havel, 35 kieskeurig, 36 zeker kantoorboek, 39 pause lijke encycliek (afk.), 40 kluchtig, 44 kleefmiddel, 46 lusthof, 48 Euro peanen, 51 familielid, 52 in loco (afk.), 53 appel, 55 troefkaart, 57 javaan- se huisvogel, 58 rund, 59 zuivelprodukt, 60 ge wicht, 61 maand van het jaar, 62 sociëteit (afk.), 63 voegwoord. 64 land tong. Vertikaal1 bereide dierenhuid, 2 deel van een huis, 3 muiter (Ind.), 4 dril, 7 kropgezwel, 8 plechtige gelofte, 11 nauw, 12 bijb. figuur, 15 korte kous, 16 vis, 17 metaalsoort, 19 juffrouw, 21 steensoort, 22 voertuig, 23 muzieknoot, 24 plaats in O.-Vlaanderen aan de Schelde, 26 rivier in Italië, 28 legerplaats, 30 godin van de vrede, 32 een lastig werk, 33 de oudste (afk.), 34 voegwoord, 34 gebogen, 36 deel van het gelaat, 37 schijn, voorkomen, 38 landbouwwerktuig, 40 schel, 41 voorvoegsel, 42 houten vat, 43 opening, 45 zonnescherm, 47 gem. in N.-Brab., 49 bouwland, 50 nieuw (Gr.), 53 kippenloop, 54 godin van de dageraad, 56 devies, 57 lomp. OPLOSSING PUZZEL NR. A 1 Horizontaal: 1 mos, 3 vel, 5 dor, 6 rog, 7 are. 9 palm, 10 eng, 13 del, 14 Ria, 15 deken, 17 An, 18 et, 20 slaap, 23 pats, 25 ram, 27 markies, 29 L.K., 31 Pasteur, 33 noors, 35 stoer, 36 drempel, 39 t.t., 40 dossier, 44 bak, 46 stop, 48 genot, 51 ga, 52 op, 53 enkel, 55 oor, 57 mee, 58 kei, 59 tram, 60 arg, 61 sté, 62 eer, 63 eel, 64 tas. Vertikaal 1 model, 2 serpent, 3 Ver meer, 4 leger, 7 adé, 8 ren, 11 nis, 12 gal, 15 dom, 16 kar, 17 aas, 19 taps, 21 are, 22 por, 23 p.e., 24 sloot, 26 ma, 28 kram, 30 koets, 32 tros, 33 N.T., 34 Rr, 35 slag, 36 dog, 37 een, 38 eb, 40 dop, 41 op, 42 ink, 43 rel, 45 kasteel, 47 torment, 49 ook, 50 toe, 53 eer, 54 neg, 56 risee, 57 Maris. Jan Mens, meester der vertel kunst, heeft weer een boek ge schreven over Marleen, de hoofd figuur uit zijn gelijknamige ro man. Marleen, inmiddels ouder geworden, wordt teleurgesteld door de Belgische krijgsgevange ne Jef, die haar in de steek laat na een vurige belofte van trouw. Als dienstmeisje bij Prof. Bu- walda komt ze in contact met de antiekwerker Jan Engelmoer, een man die aan alles en het meest aan zich zelf twijfelt. Getrouwd met hem begint Marleen een an tiekzaakje op het Rusland, waar het grootste deel van de roman zich afspeelt. Jan Mens is niet een schrijver die zijn hoofdfiguren over een pad van rozen laat gaan. Integen deel: talloze problemen worden hetzij aangestipt, hetzij uitvoerig besproken. Een enkel voorbeeld hiervan: de zelfmoord van de vrouw van de hooggeleerde Bu- walda, zijn ongelukkig huwelijk dat hieraan vooraf ging; het ka rakter van Marleens vader, een zwaartillende, patriarchale huis vader; het debiele broertje dat door Marleens vader niet gewenst was; en het belangrijkste pro bleem: de kinderloosheid van Marleens huwelijk. Wanneer na een medisch on derzoek blijkt dat Engelmoer on vruchtbaar is, besluit Marleen dit moeilijke geheim voor zichzelf te bewaren en vraagt de dokter haar man het tegendeel te vertellen. Roerend is de passage waarin Mens beschrijft hoe Engelmoer thuiskomt, enigszins verlost van zijn minderwaardigheid door dit gemeend blijde bericht en waar in men een geestelijke krachts inspanning van Marleen voelt. Vreemd vind ik het, dat Jan Mens zijn figuren die zich af tekenen tegen de achtergrond van carillons, klokketorens, dromerige grachtjes, kortom het oude Am sterdam van vlak na de eerste wereldoorlog, modewoorden in de mond geeft als „ergens" (blz. 80) en „overtrokken" (blz. 87). Het slot van het boek is ietwat vreemd. Marleen, het meisje dat altijd recht door zee gaat, ver wacht een kind van de beeld houwer bij wie haar debiele' broertje in de leer is en laat haar man in de waan dat hij de vader is. Of dit ethisch te verantwoor den is, daarover laat Mens zich niet uit, hoewel hij het vooraf gaande van het boek als „ver zachtende omstandigheden" ge bruikt. Het zou niet te verwonde- ren zijn wanneer Mens in een volgend boek over Marleen de moeilijkheid ging bespreken, dat de baby zo weinig op Jan Engel moer lijkt. Ondanks dit laatste hoofdstuk is „Het heldere uur" (uitgeverij Kosmos Amsterdam) zeer de moeite waard gelezen te worden. Jan Mens, meestet_jjer vertel kunst, heeft zijn bijnaam weer eer aan gedaan. J. G. B. In een hoek van de kamer was een holle tje. Oh, als je er naar keek, zou je den ken, wat is daar nu aan? Een gewoon hol letje, zo als er zo veel zijn. Maar als je heel goed keek, zou je toch wel zien, dat er iets bijzonders mee was. Dat holletje was namelijk een huisje. Een huisje voor twee muisjes, de broertjes Grijsje en Kraaloog. Ze woonden daar al heel lang en ze had den het best naar hun zin. In de keuken kast wisten ze al heel goed de weg en al tijd vonden ze wel iets lekkers om te smullen. De ene keer een stukje brood, dan een stukje koek, maar ook wel eens kaas en daar waren ze dol op. In hun huisje was het ook heel gezellig. Van gekleurde lapjes die ze in de lappen mand vonden, hadden ze een vloerkleed gemaakt en warme dekentjes in hun bed jes. Ja, het was een leuk huisje. Maar op een dag zei Grijsje tegen Kraal oog: „Zeg, Kraaloog, luister eens, wij wo nen hier nu al zo lang met z'n tweetjes. Ik begin me eigenlijk een beetje te ver velen, ik zou wel eens een wereldreis wil len maken." Kraaloog keek hem met grote ogen aan en zei: „Maar Grijsje, hoe kom je daar nu bij? Wat moet er dan met ons leuke huisje gebeuren en met al die lekkere hap jes in de keukenkast?" Maar Grijsje zei, dat er overal in de wereld wel lekkere hapjes en andere huis jes te vinden waren en zo besloten ze de volgende dag te vertrekken. Al heel vroeg in de morgen, toen de zon opging, verlieten ze hun huisje. Ze had den wat boterhammetjes in een zakdoek geknoopt en die aan een stok over hun schouder gehangen. Zo liepen ze netjes achter elkaar over de stoep en ze keken hun ogen uit. De vreemdste dingen zagen ze en hun oortjes toeterden van al het lawaai om hen heen. „Zeg Grijsje", riep Kraaloog, „wat zouden dat toch voor grote beesten zijn, die daar over de straat gaan. Ze hebben vier ronde voeten die draaien en ze lopen verschrikkelijk hard." Maar Grijsje, die toch echt wel een bijdehandje was, wist ook niet dat dit nu auto's waren. De twee muisjes liepen al maar verder en verder, tot ze bij een stoeprand kwa men en ze de straat moesten oversteken. Maar oh, wat schrokken ze toen! Daar kwam me toch zo'n groot zwart beest op hen toe rijden en met een sprong ston den ze weer op de stoep. Grijsje en Kraaloog werden he lemaal wit om hun neusje en ze bibberden van de schrik. Oh, wat waren ze bang. Toen ze weer een beetje moed gekregen hadden, besloten ze maar verder te gaan. Ze gingen nu een donker steeg je in, waar helemaal geen men sen liepen en ook geen auto's waren. Maar op het hoekje stond een vuilnisbak en achter die vuil nisbak loerden twee vurige ogen naar de twee muisjes Dat was Mitzie, de dikke zwarte ka ter, die echt zin had in een lek ker hapje. Grijsje en Kraaloog merkten hier niets van en liepen rustig verder. De twee muisjes waren bijna bij de vuilnisbak toen Kraaloog Mit zie zag. Oh, wat schrok hij. Hij trok Grijsje aan zijn arm en sa men holden ze het donkere steeg je weer uit. Ze renden maar door en durfden niet meer om te kij ken. Hun hartjes bonsden van de schrik. Toen ze eindelijk stil durfden houden, zagen ze dat ze weer in de tuin van het huis waren gekomen waar hun holletje was. Gauw gingen ze naar binnen. Ze zuchtten van blijdschap toen ze weer veilig in hun huisje waren gekomen en zeiden tegen elkaar, dat ze nooit meer zo'n gevaarlijke wereldreis zouden gaan maken. Al mag dan nog koude heersen op het veld, Moeder natuur meldt toch, dat de Lente nader snelt.. Nu zal niet lang meer duren, O winter, uw gezag, De nachten gaan sterk krimpen en langer wordt de dag.' Wij allen hopen straks van de over daad van groen en bloemen, na de donkere tijd waarin Koning Winter ons zijn ijzige adem in het gezicht blies, volop te genieten. Reeds nu kan men van de voor jaarsuitingen genieten. De Erica Carnea (rose heide) bloeit volop. Bij vele tuinbezitters wil deze schone zeer vroege bloeister het minder goed doen, men kan er alleen maar succes mee hebben in veenachtige grond. Is uw tuin(tje) gelegen op hoge zandgrond dan behoeft men zich het genot van deze plant nog niet te ontzeggen. Deze grond kan heel goed voor Erica's geschikt worden gemaakt door oude mest en turfmolm door de grond te werken. Succes is dan verzekerd! Het ware genot, door alle jaargetijden heen, ligt niet maar zo voor het oprapen. Neen, dat moet verworven worden. Zoeken en vinden en waarnemen! Bewust kan men thans weer ge nieten van de uit haar winterslaap ontwakende natuur. Het blijft daar bij voor altijd een waarheid lief de is niet te verdelen, maar kan honderden malen worden wegge schonken. Dit is ten opzichte van de natuur dubbel waar. Beziet u eens zeer aandachtig de eerste voorjaars boden die thans in de tuinen staan te pronken. Hoe fijn en teer zijn deze vroege bloeisters gebouwd. Welk een lieflijk beeld van de im mer terugkerende verjonging der Natuur! Het nieuwe leven hangt volop in de takken en twijgen van de vroegbloeiende heesters, in de moederlijke schoot der aarde is volop arbeid en aktie. Houdt de slanke takjes van de ha zelnootstruik eens goed in het oog. vaak schudden zij, reeds geruime tijd voordat volgens onze scheurka lender de Lente zal aanvangen, hun overvloed van stuifmeel uit. Let op! Nog maar korte tijd zal het duren en de lichte dagen van Maart, de echte lentedagen, zijn er. Dan, beste lezers(essen), horen we weer de vink in het hout slaan, de boom leeuwerik hangt weer in de lucht en zal zijn blij gejubel weergalmen boven de akkers. Ook de Specht zal zich spoedig weer laten horen. De specht trom melt op de stammen der bomen, evenals de paukenisten en tromme laars der muziekverenigingen uit onze omgeving op hun instrumenten. Luisteren en waarnemen Rrrr- pomp-pom rrt-pomp-pom! Rrrrt! En daarbij zullen honderden vogel stemmetjes samensmelten tot een melodieus akkoord Voor hen, die de natuur beminnen, breekt weer een mooie tijd aan. Breng de jeugd eerbied bij voor al les wat leeft, wijs hen .op het genot om de vogels in de vrije natuur te bespieden en te beluisteren. Wijs hen er op, dat het misdadig is om vogelnestjes te vernietigen of er de jonge vogeltjes of eieren uit te halen. Naast de prijscouranten van Zaden, bollen, knollen enz. worden weer zogenaamde „Goedkope aanbiedin gen" in de brievenbussen gedepo neerd. Wees gewaarschuwd! Het aanbod „diverse soorten gemakke lijk zelf te kweken bloemzaden, keurig verpakt met gebruiksaanwij zing, „wonderbol" met nog een ver rassing er gratis aan toegevoegd", kan onmogelijk wat goeds zijn. Pri ma planten en zaden, betrekken van een vertrouwd adres, kunnen onmogelijk „Spotgoedkoop" zijn. Ga op de reclamepakketjes of ju bileumpakketjes die met veel tam tam worden aangeboden niet in! Be trek uw zaden of planten van een plaatselijk leverancier. Hij zal u prima spullen leveren. Laat U ook bij aanschaffing van een fruitboom steeds raden door uw plaatselijke vakman-leverancier. Hij weet wat de beste soort is voor uw grond en is met de bevruchtingseisen (zelf- steriel of vertiel) op de hoogte. Koop nooit te hooi- en te gras bij een willekeurige koopman, die langs de deuren jengelt en uit voorraad vanaf zijn wagen levert. In de etalages van de bloemenwin kels staan de Cineraria's weer te pronken. Hoewel het een tijdelijk bewoonster is van onze kamer, is. zij toch een welkome gast. De Ci neraria mag nimmer in de volle zon staan. Het gevolg zou zijn, dat de bladeren gaan krullen en als le venloos omlaag gaan hangen. Houdt haar ver van de kachelwarmte, want de kachelwarmte veroorzaakt luis. De plant heeft koelte en vocht nodig, dus geregeld gieten en elke dag de bladeren besproeien. Haal deze mooie bloeister in uw kamer, zij geeft u bij goede ver zorging een langere levensduur en veel genot. In meerdere tuinen ziet men vas te planten staan die tot pollen van geweldige omvang zijn uitgegroeid. De wortel- en stengeldelen breiden zich zowel onder de grond als aan de oppervlakte steeds meer uit, met het gevolg, dat de buitenkant van deze planten knoppen en spruiten bezit, doch het middengedeelte is als het ware doodgegroeid. Zulke exemplaren gaan we met een scherp mes of schop delen. Dit wil zeggen aan de buitenkant van de pollen steken wij die uitgegroeide delen er af, zorgdragende dat het afge sneden deel voldoende wortels en uitlopers, knoppen of neuzen be houdt. Het a.h.w. doodgegroeide middengedeelte heeft geen enkel nut meer, dus weg doen. Op deze wijze vermeerderen wij de vaste planten en kan men tevens met anderen uitwisselen met soor ten vaste planten. Het is een een voudig en nuttig werkje. Plant van de gescheurde planten 3, 5 of 7 stukken in een groepje bijeen. Geef hen een flinke ondërlinge ruimte en plant de stukken in verband. Maar al te vaak wordt te dicht ge plant en groeien spoedig de plan ten ineen. Mocht u te veel planten krijgen na de deling van de oude plant, geef dan van uw weldadige overvloed aan andere liefhebbers (sters). Dat onderhoud tevens de vriendschap! Op deze wijze kunnen liefhebbers zich elkaar aan plant- materiaal helpen. Uitwisselen en geen „muur" tegen elkaar optrek ken! „Helpt elkander voort", dat moet het parool zijn, ook voor U, geachte amateur-tuinier! Zowel in de groentetuin als de siertuin komt nu werk aan de win kel. Het laagje turfmolm of blad, dat men ter bescherming op de di verse bloembollen of niet-winter- harde planten had aangebracht, moet u zo gauw mogelijk wegne men. Laat men dit te lang liggen dan heeft dit tot gevolg dat de neuzen der bollen te hoog en te spichtig omhoog schieten en de vaste planten te vroeg tot ontwik keling zouden komen. De jonge ijle scheutjes zouden bij nachtvorst kunnen bevriezen. De winter be dekking dus nu opruimen. Tuinie ren is, evenals regeren, „vooruit zien". Mag ik dit „praatje" met de volgende regels besluiten? Van ontberen en van lijden, Van vreugde en van strijd, Zingen onze flora-kinderen, Zij zingen in hoop op een andere tijd, Van een mooie schone wereld, Waarin oorlog en rassenhaat Is gebrachtten val! Waar de schoonste bloem zal bloeien. Geluk en vrede heersen zal. E. J. Grijsen

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1964 | | pagina 5