Uit de geschiedenis uan Rhenen VIII
Boeken Gids
tuinbouw hoekje^
Waarheid en verdichting
De maagd van Rhenen
De legende
KRUISWOORDPUZZEL
De wereldreis van Grijsje en Kraaloog
DERDE BLAD „DE VALLEI"
VRIJDAG 6 MAART 1964
Nr. 19
Ontvoerd naar Rhenen
Cunera's martelie
„Als ik HEM
maar kende"
De dame van Prattenburg
Bede-oord
OPGAVE NR. A 2
Jan Mens
HET HELDERE UUR
Voor de kleuters
In de processies moet een schilderij zijn meegevoerd, Cunera
voorstellend. Men meent dat bedoeld schilderij op Pratten-
burg berust. Dat. is onjuist. Het stelt niet Cunera, maar Cae-
cilia voor en is van de hand van Paulus Moreelse die van
1571 tot 1638 leefde. In dit tijd werden geen processies meer
gehouden.
Een spotter heeft eens geestig gezegd dat geschiedenis het verhaal is van dingen die
NIET gebeurd zijn, geschreven door lieden, die er NIET bij tegenwoordig zijn geweest!
Deze ironie mag overdreven klinken, toch lijkt zij ons te gelden voor allerlei volksver
halen en -overleveringen. Wijlen professor fan Romein zei het een beetje subtieler: men
moet niet geloven wat de geschiedschrijvers zeggen, maar evenmin, dat zij het zonder
grond zeggen. Hoe groter de afstand is tussen het tijdstip waarop feiten voorvielen èn
het moment waarop zij in kronieken werden opgetekend, des te groter is het gevaar voor
legendevorming. Merkwaardig is het bijvoorbeeld dat beschrijvingen die het verst van
de tijd waarin 'n held, 'n heilige, 'n heerser leefde, afstaan, de meeste bijzonderheden uit
hun leven vermelden! Dat is niet verwonderlijk, want een gebeurtenis die een kern van
waarheid bevatte, werd in de loop der eeuwen mondeling doorverteld. Als zij emotionele
elementen inhield, hetzij van religieuze, hetzij van profane aard, smukte de bloeiende
verbeelding van de volksgeest het verhaal op met allerlei dierbare" details.
Deze gedachten kwamen bij ons op, toen
we ons bezonnen op de bekoorlijke le
gende van jonkvrouwe Cunera, de maagd
van Rhenen, een legende aan de oudere
van sinte Ursula toegevoegd. De kern van
de laatste legende, daterend uit de negen
de of tiende eeuw, is historisch: anonieme
maagden werden te Keulen om Christus'
wil door de Hunnen ter dood gebracht.
Een oude inscriptie uit ongeveer het jaar
400 werd aldaar op het graf van die mar
telaressen ontdekt, het feit van de martel
dood vermeldend.
Hieromheen werd in de loop der tijden
de legende geweven. Nu kregen de maag
den ook namen en werd de maagd Ur
sula een naam die kleine berin bete
kent het hoofd van 11.000 jonkvrouwen.
Toen wij verleden jaar Brugge bezochten,
bewonderden we in het St. Janshospitaal
de hoofdmomenten van Ursula's leven,
naïef en innig devoot door Hans Mem-
linc geschilderd op de acht paneeltjes en
de zes vakmedaillons van de reliekschrijn.
De maagden werden gedood, maar een
harer zou uit de handen der Hunnen ge
red zijn en ontvoerd naar Rhenen door
een zekere Rabbodus of Radboud, ook
Haymo genaamd: „Hij nam se ende be-
decte se onder sinen mantel" zegt een be
schrijving van leven, passie en verhef
fing van sinte Cunera, waarschijnlijk om
trent 1530 te Antwerpen gedrukt en waar
van het enig bekende exemplaar op de
Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage
berust. Het telt 24 bladzijden en is ver
sierd met 13 houtsneden. De uitgever Mar-
tinus Nijhoff heeft er in 1902 een facsimi
le-uitgave van doen verschijnen, die de
prachtige bladspiegels suggestief weerge
ven, een uitgave die wij hier citeren.
„Hi brocht se met hem te Rhe
nen daer hij woend e." (De oe staat
in de oude spelling voor oo) Men ver
onderstelt dat Radbouds paleis Heimer-
stein geweest is.
„Ende als dit alsoe ghesciet was
ende Sinte Kunera woende in des
Conines hof, soe had si altoos onsen
Heere in haer herte, dat si zijn
gheboden nyet en vergat noch daer
af en dwaelde. Den armen quam
si in rade en dade te hulpen nae
al haer vermoegen."
Radboud verhief haar boven alle huisge
noten en „hi beval haer die sleu
telen van al sinen dingen". Dit
wekte de jalouzie van Radbouds vrouw,
die op middelen zon om zich van Cunera
te ontdoen.
„Doe (toen) grepen si sinte Kunera
ende worpen se onder de voeten
en worchden se met eenre dweilen
(sluier, dwaal). Ende zoe si se ghe-
doot hadden, groeven si die heylighe
maghet in eenen peertstal. Dit ghe-
schiede in 't jaer ons Heer en CCC
ende XL op den XXVIII dach van
October" (28 oktober 340).
De neiging besluipt ons hier te denken
aan een banaal driehoeksgeval, maar het
verhaal is zo argeloos en zuiver, dat wij
die gedachte direct moeten verwerpen.
De moord geschiedde in Radbouds af
wezigheid. Toen hij weerkeerde en Cunera
miste, beweerde de koningin dat Cunera's
ouders haar hadden meegenomen. De mis
daad kwam echter aan het licht, het lijk
werd in de paardenstal gevonden. De ko
ningin werd gestraft. Radboud
„pijnichde die coninginne sonder
ghenade al so seer dat si als een
uutsinnich wijf 3 daghen lanck liep
al rasende door dat landt ende si
toech (trok) huer haer ende si
schuerde haer clederen Doe (toen)
si 3 daghen lanck al rasende bi den
weghe (langsde weg) ghélopen had,
doe vyel (viel) si van eender groter
hoocheyt des berchs neder (die bi
der stadt van Riennen leyt ende si
dooden haer selve."
Zij sprong dus van de berg, waarschijn
lijk de Grebbeberg.
Radboud gaf zijn paleis „tothaerder
eer en ende begaefden 't met
renten" hij vestigde grondrenten op het
huis.
In 1859 schreef de reformatorische ge
schiedvorser N. C. Kist in het Kerkhisto
risch Archief. „Het loopt in het oog, dat
deze in het Oud-Geldersch dialect zoo
natuurlijk en aanschouwelijk voorgestelde
legende wel niet anders, dan aan eene
werkelijke gebeurtenis, haren eersten oor
sprong ontleend kan hebben".
"MM
S(anc)ta Kunera. Afbeelding in het
Memorieboek van de Kunerabroederschap
te Kampen, aangelegd in 1472. Deze broe
derschap - gesticht in 1456, had een eigen
altaar in de St. Nicolaaskerk te Kampen.
„Die tot Mij komt zal eeuwig leven,
niet sterven in der eeuwigheid."
Zo klonk Zijn woord tot alle scheps'len,
die doolden in verlatenheid.
Niet wat u deed, of zocht, of hoorde,
niet al uw ijver, uw gezwoeg,
alleen vertrouwen in Zijn woorden,
uw overgave is genoeg.
„Die tot Mij komt, zal geenszins
hong'ren,
en hij zal dorsten nimmermeer."
Wij zoeken mensen en geleerden,
en maken hen tot onze „Heer",
Wij lezen vele dikke boeken,
van 's avonds laat, tot 's morgens vroeg.
Tot - eensklaps wij het zeker weten
Wij hebben Hem, dat is genoeg.
Die eens dit voelde in zijn leven,
die vraagt niet meer naar and're spijt,
hij weet: dit is het enig ware,
en geeft zijn parel nimmer prijs.
Keert u tot Hem die u kan helpen,
tot Hem, die alles voor ons droeg.
Gelooft in Hem, de eeuwig trouwe,
in Hem alleen, dat is genoeg
A. H.
Gezicht op Heimerstein 1729. Tekening in Oostindische inkt door L. P. Serrurier naar
een gravure van C. Pronck. Op de plaats waar Heimerstein lag moet het paleis van
koning Radboud of Haymo gestaan hebben.
Tussen het jaar van Cunera's dood, ver
moedelijk later dan 340, en de eerste hand
schriften waarin haar leven en dood ver
haald worden, dat is in de 13de eeuw, ver
liepen niet minder dan negen eeuwen.
Geen wonder dus dat de historische kern
overwoekerd werd door de volksfantasie.
Het valt op dat die handschriften en
later de gedrukte legendeboekjcs nooit
spreken van Prattenburg, noch van
Heimerstein. Eerst in de vorige eeuw
wordt Prattenburg genoemd als plaats
van Cunera's marteling.
Indien Cunera werkelijk te Rhenen ge
leefd moge hebben, is zij stellig niet op
Prattenburg gedood. Desondanks vertelt
men nog, dat in de omgeving van het
landhuis nu en dan een dame verschijnt
in wit satijn gekleed, van de ene hoek
naar de andere gaande om daarna in het
houtgewas te verdwijnen, terwijl het ge
ritsel van haar kleed duidelijk hoorbaar
is. Ook beweren sommigen op die plek
wel eens ronddwalende lichten te zien,
vooral in de voormalige stal van het
kasteel.
Toen Rhenen een bedevaartplaats werd,
kwamen velen de naar Cunera genoemde
en haar toegewijde kerk, die vermoedelijk
een oudere Sint Pieterskerk verving, be
zoeken. In de biografie die wij citeerden,
vinden wij vreemdelingen genoemd uit
Wilsem, Wijk, Amerongen, Maartensdijk,
Achterberg, Amsterdam, Utrecht, Putten,
Keulen, Tiel, Apeldoorn, Eist (U), Mont-
foort, Kranenburg, Gorkum, Lienden,
Zierikzee, Oosterbeek, Vollenhove, Gin-
kel, Schoonhoven en Jutfaas.
Op 12 juni trok een processie van Rhe
nen naar Eist, vervolgens naar Pratten
burg, terug via Achterberg, de Grebbesluis
langs de voet van de Grebbeberg de
weg daar heet nog Cuneralaan naar de
stad. Te Eist, Achterberg bij De Dijk en
op de Heinen- of Grebbeberg werd ge
preekt.
D. Philips
Horizontaal: 1 vreemde
munt, 3 jong varken, 5
schraal, 6 vis, 7 flauw,
9 twijg, 10 telwoord, 13
achting, 14 myth, figuur,
15 rang, 17 voorzetsel,
18 in het jaar onzes He
ren (afk. Lat.), 20 voor
spoed, 23 meisjesnaam,
25 baanronde (sportt.),
27 vogel, 29 muzieknoot,
31 vijzel, 33 zijtak Havel,
35 kieskeurig, 36 zeker
kantoorboek, 39 pause
lijke encycliek (afk.), 40
kluchtig, 44 kleefmiddel,
46 lusthof, 48 Euro
peanen, 51 familielid, 52
in loco (afk.), 53 appel,
55 troefkaart, 57 javaan-
se huisvogel, 58 rund,
59 zuivelprodukt, 60 ge
wicht, 61 maand van het
jaar, 62 sociëteit (afk.),
63 voegwoord. 64 land
tong.
Vertikaal1 bereide dierenhuid, 2 deel van een huis, 3 muiter (Ind.), 4 dril, 7
kropgezwel, 8 plechtige gelofte, 11 nauw, 12 bijb. figuur, 15 korte kous, 16 vis,
17 metaalsoort, 19 juffrouw, 21 steensoort, 22 voertuig, 23 muzieknoot, 24 plaats
in O.-Vlaanderen aan de Schelde, 26 rivier in Italië, 28 legerplaats, 30 godin van
de vrede, 32 een lastig werk, 33 de oudste (afk.), 34 voegwoord, 34 gebogen, 36
deel van het gelaat, 37 schijn, voorkomen, 38 landbouwwerktuig, 40 schel, 41
voorvoegsel, 42 houten vat, 43 opening, 45 zonnescherm, 47 gem. in N.-Brab., 49
bouwland, 50 nieuw (Gr.), 53 kippenloop, 54 godin van de dageraad, 56 devies,
57 lomp.
OPLOSSING PUZZEL NR. A 1
Horizontaal: 1 mos, 3 vel, 5 dor, 6 rog,
7 are. 9 palm, 10 eng, 13 del, 14 Ria,
15 deken, 17 An, 18 et, 20 slaap, 23 pats,
25 ram, 27 markies, 29 L.K., 31 Pasteur,
33 noors, 35 stoer, 36 drempel, 39 t.t., 40
dossier, 44 bak, 46 stop, 48 genot, 51 ga,
52 op, 53 enkel, 55 oor, 57 mee, 58 kei,
59 tram, 60 arg, 61 sté, 62 eer, 63 eel,
64 tas.
Vertikaal 1 model, 2 serpent, 3 Ver
meer, 4 leger, 7 adé, 8 ren, 11 nis, 12 gal,
15 dom, 16 kar, 17 aas, 19 taps, 21 are,
22 por, 23 p.e., 24 sloot, 26 ma, 28 kram,
30 koets, 32 tros, 33 N.T., 34 Rr, 35 slag,
36 dog, 37 een, 38 eb, 40 dop, 41 op, 42
ink, 43 rel, 45 kasteel, 47 torment, 49
ook, 50 toe, 53 eer, 54 neg, 56 risee,
57 Maris.
Jan Mens, meester der vertel
kunst, heeft weer een boek ge
schreven over Marleen, de hoofd
figuur uit zijn gelijknamige ro
man. Marleen, inmiddels ouder
geworden, wordt teleurgesteld
door de Belgische krijgsgevange
ne Jef, die haar in de steek laat
na een vurige belofte van trouw.
Als dienstmeisje bij Prof. Bu-
walda komt ze in contact met de
antiekwerker Jan Engelmoer, een
man die aan alles en het meest
aan zich zelf twijfelt. Getrouwd
met hem begint Marleen een an
tiekzaakje op het Rusland, waar
het grootste deel van de roman
zich afspeelt.
Jan Mens is niet een schrijver
die zijn hoofdfiguren over een
pad van rozen laat gaan. Integen
deel: talloze problemen worden
hetzij aangestipt, hetzij uitvoerig
besproken. Een enkel voorbeeld
hiervan: de zelfmoord van de
vrouw van de hooggeleerde Bu-
walda, zijn ongelukkig huwelijk
dat hieraan vooraf ging; het ka
rakter van Marleens vader, een
zwaartillende, patriarchale huis
vader; het debiele broertje dat
door Marleens vader niet gewenst
was; en het belangrijkste pro
bleem: de kinderloosheid van
Marleens huwelijk.
Wanneer na een medisch on
derzoek blijkt dat Engelmoer on
vruchtbaar is, besluit Marleen dit
moeilijke geheim voor zichzelf te
bewaren en vraagt de dokter haar
man het tegendeel te vertellen.
Roerend is de passage waarin
Mens beschrijft hoe Engelmoer
thuiskomt, enigszins verlost van
zijn minderwaardigheid door dit
gemeend blijde bericht en waar
in men een geestelijke krachts
inspanning van Marleen voelt.
Vreemd vind ik het, dat Jan
Mens zijn figuren die zich af
tekenen tegen de achtergrond van
carillons, klokketorens, dromerige
grachtjes, kortom het oude Am
sterdam van vlak na de eerste
wereldoorlog, modewoorden in de
mond geeft als „ergens" (blz. 80)
en „overtrokken" (blz. 87).
Het slot van het boek is ietwat
vreemd. Marleen, het meisje dat
altijd recht door zee gaat, ver
wacht een kind van de beeld
houwer bij wie haar debiele'
broertje in de leer is en laat haar
man in de waan dat hij de vader
is. Of dit ethisch te verantwoor
den is, daarover laat Mens zich
niet uit, hoewel hij het vooraf
gaande van het boek als „ver
zachtende omstandigheden" ge
bruikt. Het zou niet te verwonde-
ren zijn wanneer Mens in een
volgend boek over Marleen de
moeilijkheid ging bespreken, dat
de baby zo weinig op Jan Engel
moer lijkt.
Ondanks dit laatste hoofdstuk
is „Het heldere uur" (uitgeverij
Kosmos Amsterdam) zeer de
moeite waard gelezen te worden.
Jan Mens, meestet_jjer vertel
kunst, heeft zijn bijnaam weer eer
aan gedaan.
J. G. B.
In een hoek van de kamer was een holle
tje. Oh, als je er naar keek, zou je den
ken, wat is daar nu aan? Een gewoon hol
letje, zo als er zo veel zijn.
Maar als je heel goed keek, zou je toch
wel zien, dat er iets bijzonders mee was.
Dat holletje was namelijk een huisje. Een
huisje voor twee muisjes, de broertjes
Grijsje en Kraaloog.
Ze woonden daar al heel lang en ze had
den het best naar hun zin. In de keuken
kast wisten ze al heel goed de weg en al
tijd vonden ze wel iets lekkers om te
smullen. De ene keer een stukje brood,
dan een stukje koek, maar ook wel eens
kaas en daar waren ze dol op.
In hun huisje was het ook heel gezellig.
Van gekleurde lapjes die ze in de lappen
mand vonden, hadden ze een vloerkleed
gemaakt en warme dekentjes in hun bed
jes. Ja, het was een leuk huisje.
Maar op een dag zei Grijsje tegen Kraal
oog: „Zeg, Kraaloog, luister eens, wij wo
nen hier nu al zo lang met z'n tweetjes.
Ik begin me eigenlijk een beetje te ver
velen, ik zou wel eens een wereldreis wil
len maken."
Kraaloog keek hem met grote ogen aan
en zei: „Maar Grijsje, hoe kom je daar nu
bij? Wat moet er dan met ons leuke huisje gebeuren en met al die lekkere hap
jes in de keukenkast?"
Maar Grijsje zei, dat er overal in de wereld wel lekkere hapjes en andere huis
jes te vinden waren en zo besloten ze de volgende dag te vertrekken.
Al heel vroeg in de morgen, toen de zon opging, verlieten ze hun huisje. Ze had
den wat boterhammetjes in een zakdoek geknoopt en die aan een stok over hun
schouder gehangen. Zo liepen ze netjes achter elkaar over de stoep en ze keken
hun ogen uit. De vreemdste dingen zagen ze en hun oortjes toeterden van al het
lawaai om hen heen.
„Zeg Grijsje", riep Kraaloog, „wat zouden dat toch voor grote beesten zijn, die
daar over de straat gaan. Ze hebben vier ronde voeten die draaien en ze lopen
verschrikkelijk hard." Maar Grijsje, die toch echt wel een bijdehandje was, wist
ook niet dat dit nu auto's waren.
De twee muisjes liepen al maar verder en verder, tot ze bij een stoeprand kwa
men en ze de straat moesten oversteken. Maar oh, wat schrokken ze toen! Daar
kwam me toch zo'n groot zwart beest op hen toe rijden en met een sprong ston
den ze weer op de stoep.
Grijsje en Kraaloog werden he
lemaal wit om hun neusje en ze
bibberden van de schrik. Oh, wat
waren ze bang. Toen ze weer een
beetje moed gekregen hadden,
besloten ze maar verder te gaan.
Ze gingen nu een donker steeg
je in, waar helemaal geen men
sen liepen en ook geen auto's
waren. Maar op het hoekje stond
een vuilnisbak en achter die vuil
nisbak loerden twee vurige ogen
naar de twee muisjes Dat
was Mitzie, de dikke zwarte ka
ter, die echt zin had in een lek
ker hapje.
Grijsje en Kraaloog merkten hier
niets van en liepen rustig verder.
De twee muisjes waren bijna bij
de vuilnisbak toen Kraaloog Mit
zie zag. Oh, wat schrok hij. Hij
trok Grijsje aan zijn arm en sa
men holden ze het donkere steeg
je weer uit. Ze renden maar door
en durfden niet meer om te kij
ken. Hun hartjes bonsden van de
schrik.
Toen ze eindelijk stil durfden houden, zagen ze dat ze weer in de tuin van het
huis waren gekomen waar hun holletje was. Gauw gingen ze naar binnen.
Ze zuchtten van blijdschap toen ze weer veilig in hun huisje waren gekomen en
zeiden tegen elkaar, dat ze nooit meer zo'n gevaarlijke wereldreis zouden gaan
maken.
Al mag dan nog koude heersen op
het veld,
Moeder natuur meldt toch, dat
de Lente nader snelt..
Nu zal niet lang meer duren,
O winter, uw gezag,
De nachten gaan sterk krimpen
en langer wordt de dag.'
Wij allen hopen straks van de over
daad van groen en bloemen, na de
donkere tijd waarin Koning Winter
ons zijn ijzige adem in het gezicht
blies, volop te genieten.
Reeds nu kan men van de voor
jaarsuitingen genieten. De Erica
Carnea (rose heide) bloeit volop. Bij
vele tuinbezitters wil deze schone
zeer vroege bloeister het minder
goed doen, men kan er alleen maar
succes mee hebben in veenachtige
grond. Is uw tuin(tje) gelegen op
hoge zandgrond dan behoeft men
zich het genot van deze plant nog
niet te ontzeggen. Deze grond kan
heel goed voor Erica's geschikt
worden gemaakt door oude mest en
turfmolm door de grond te werken.
Succes is dan verzekerd! Het ware
genot, door alle jaargetijden heen,
ligt niet maar zo voor het oprapen.
Neen, dat moet verworven worden.
Zoeken en vinden en waarnemen!
Bewust kan men thans weer ge
nieten van de uit haar winterslaap
ontwakende natuur. Het blijft daar
bij voor altijd een waarheid lief
de is niet te verdelen, maar kan
honderden malen worden wegge
schonken. Dit is ten opzichte van de
natuur dubbel waar. Beziet u eens
zeer aandachtig de eerste voorjaars
boden die thans in de tuinen staan
te pronken. Hoe fijn en teer zijn
deze vroege bloeisters gebouwd.
Welk een lieflijk beeld van de im
mer terugkerende verjonging der
Natuur! Het nieuwe leven hangt
volop in de takken en twijgen van
de vroegbloeiende heesters, in de
moederlijke schoot der aarde is
volop arbeid en aktie.
Houdt de slanke takjes van de ha
zelnootstruik eens goed in het oog.
vaak schudden zij, reeds geruime
tijd voordat volgens onze scheurka
lender de Lente zal aanvangen, hun
overvloed van stuifmeel uit. Let op!
Nog maar korte tijd zal het duren
en de lichte dagen van Maart, de
echte lentedagen, zijn er. Dan, beste
lezers(essen), horen we weer de
vink in het hout slaan, de boom
leeuwerik hangt weer in de lucht
en zal zijn blij gejubel weergalmen
boven de akkers.
Ook de Specht zal zich spoedig
weer laten horen. De specht trom
melt op de stammen der bomen,
evenals de paukenisten en tromme
laars der muziekverenigingen uit
onze omgeving op hun instrumenten.
Luisteren en waarnemen Rrrr-
pomp-pom rrt-pomp-pom! Rrrrt!
En daarbij zullen honderden vogel
stemmetjes samensmelten tot een
melodieus akkoord
Voor hen, die de natuur beminnen,
breekt weer een mooie tijd aan.
Breng de jeugd eerbied bij voor al
les wat leeft, wijs hen .op het genot
om de vogels in de vrije natuur te
bespieden en te beluisteren. Wijs
hen er op, dat het misdadig is om
vogelnestjes te vernietigen of er
de jonge vogeltjes of eieren uit te
halen.
Naast de prijscouranten van Zaden,
bollen, knollen enz. worden weer
zogenaamde „Goedkope aanbiedin
gen" in de brievenbussen gedepo
neerd. Wees gewaarschuwd! Het
aanbod „diverse soorten gemakke
lijk zelf te kweken bloemzaden,
keurig verpakt met gebruiksaanwij
zing, „wonderbol" met nog een ver
rassing er gratis aan toegevoegd",
kan onmogelijk wat goeds zijn. Pri
ma planten en zaden, betrekken
van een vertrouwd adres, kunnen
onmogelijk „Spotgoedkoop" zijn.
Ga op de reclamepakketjes of ju
bileumpakketjes die met veel tam
tam worden aangeboden niet in! Be
trek uw zaden of planten van een
plaatselijk leverancier. Hij zal u
prima spullen leveren. Laat U ook
bij aanschaffing van een fruitboom
steeds raden door uw plaatselijke
vakman-leverancier. Hij weet wat
de beste soort is voor uw grond en
is met de bevruchtingseisen (zelf-
steriel of vertiel) op de hoogte.
Koop nooit te hooi- en te gras bij
een willekeurige koopman, die langs
de deuren jengelt en uit voorraad
vanaf zijn wagen levert.
In de etalages van de bloemenwin
kels staan de Cineraria's weer te
pronken. Hoewel het een tijdelijk
bewoonster is van onze kamer, is.
zij toch een welkome gast. De Ci
neraria mag nimmer in de volle zon
staan. Het gevolg zou zijn, dat de
bladeren gaan krullen en als le
venloos omlaag gaan hangen. Houdt
haar ver van de kachelwarmte,
want de kachelwarmte veroorzaakt
luis. De plant heeft koelte en
vocht nodig, dus geregeld gieten en
elke dag de bladeren besproeien.
Haal deze mooie bloeister in uw
kamer, zij geeft u bij goede ver
zorging een langere levensduur en
veel genot.
In meerdere tuinen ziet men vas
te planten staan die tot pollen van
geweldige omvang zijn uitgegroeid.
De wortel- en stengeldelen breiden
zich zowel onder de grond als aan
de oppervlakte steeds meer uit, met
het gevolg, dat de buitenkant van
deze planten knoppen en spruiten
bezit, doch het middengedeelte is
als het ware doodgegroeid. Zulke
exemplaren gaan we met een scherp
mes of schop delen. Dit wil zeggen
aan de buitenkant van de pollen
steken wij die uitgegroeide delen
er af, zorgdragende dat het afge
sneden deel voldoende wortels en
uitlopers, knoppen of neuzen be
houdt. Het a.h.w. doodgegroeide
middengedeelte heeft geen enkel
nut meer, dus weg doen.
Op deze wijze vermeerderen wij de
vaste planten en kan men tevens
met anderen uitwisselen met soor
ten vaste planten. Het is een een
voudig en nuttig werkje. Plant van
de gescheurde planten 3, 5 of 7
stukken in een groepje bijeen. Geef
hen een flinke ondërlinge ruimte
en plant de stukken in verband.
Maar al te vaak wordt te dicht ge
plant en groeien spoedig de plan
ten ineen. Mocht u te veel planten
krijgen na de deling van de oude
plant, geef dan van uw weldadige
overvloed aan andere liefhebbers
(sters). Dat onderhoud tevens de
vriendschap! Op deze wijze kunnen
liefhebbers zich elkaar aan plant-
materiaal helpen. Uitwisselen en
geen „muur" tegen elkaar optrek
ken! „Helpt elkander voort", dat
moet het parool zijn, ook voor U,
geachte amateur-tuinier!
Zowel in de groentetuin als de
siertuin komt nu werk aan de win
kel. Het laagje turfmolm of blad,
dat men ter bescherming op de di
verse bloembollen of niet-winter-
harde planten had aangebracht,
moet u zo gauw mogelijk wegne
men. Laat men dit te lang liggen
dan heeft dit tot gevolg dat de
neuzen der bollen te hoog en te
spichtig omhoog schieten en de
vaste planten te vroeg tot ontwik
keling zouden komen. De jonge ijle
scheutjes zouden bij nachtvorst
kunnen bevriezen. De winter be
dekking dus nu opruimen. Tuinie
ren is, evenals regeren, „vooruit
zien". Mag ik dit „praatje" met de
volgende regels besluiten?
Van ontberen en van lijden,
Van vreugde en van strijd,
Zingen onze flora-kinderen,
Zij zingen in hoop op een andere
tijd,
Van een mooie schone wereld,
Waarin oorlog en rassenhaat
Is gebrachtten val!
Waar de schoonste bloem zal
bloeien.
Geluk en vrede heersen zal.
E. J. Grijsen