Rapport jeugdenquête Veenendaal
Om zoveel mogelijk aan ieders belangstelling te kunnen voldoen hebben wij gemeend uitvoerig aandacht aan het rapport te
moeten schenken. Op deze wijze kan iedereen de rubrieken waar hij interesse voor heeft uitkiezen. Wij wijzen erop dat wanneer
„ons", „wij" of iets dergelijks gebruikt worden, daar niet de redaktie van de Vallei mee bedoeld wordt, maar de samenstellers
van het rapport. Nog even als leidraad voor de lezer: de enquête werd gehouden in februari 1962; 2705 jongeren in de leef
tijd van 14 t/m 19 jaar werden gevraagd mee te werken. Hiervan retourneerden 608 jongens en 574 meisjes 't enquêteformulier.
JEUGD EN GEZIN
GODSDIENST
JEUGD EN ONDERWIJS
Inbraak in
textielzaak
Officiële
bekendmaking
Voetbalver. „Veenendaal"
weer in derde klas D.
EDERVEEN
AMERONGEN
D.V.S.A. in vierde klas
van K.N.V.B.
Opening
tentoonstelling
In de enquête zijn een aantal vragen gesteld met betrekking tot het gezin, waar
toe betrokkenen behoorden.
Het behoeft geen betoog, dat het gezin een zeer belangrijke plaats inneemt in
enze samenleving. Alleen daarom reeds is het van veel belang iets te weten van
de relaties van de jongeren tot het gezin en de positie die zij daarin innemen.
In de eerste plaats was er de vraag naar de grootte van het gezin, waartoe men
behoorde.
De beantwoording geeft het volgende overzicht:
Gezinsgrootte
10 personen
9
8
7
6
5
4
3
2
Alleenstaand
Totaal
Aantal jongeren daaruit afkomstig
Absoluut
in
11
0,93
46
3,89
102
8,63
228
19,29
211
17,86
247
20,90
215
18,19
105
8,89
15
1,26
2
0,16
1186
100
Zoals uit dit overzicht blijkt, waren dus 845 jongeren (71,5%) afkomstig uit
gezinnen van 5 of meer personen.
Ter vergelijking moge het volgende dienen.
Blijkens de Volkstelling 1960 bedroeg het totaal aantal huishoudens in Veenen
daal: 5891. Daarvan bestonden 1726 huishoudens (29,3%) uit 5 of meer personen.
Getracht is voorts via de enquête enig inzicht te krijgen in het sociale milieu
waartoe de jongeren behoorden. Daartoe werd gevraagd naar het beroep van het
gezinshoofd. Voor de verwerking van deze gegevens moest een indeling worden
gemaakt naar beroepsgroepen, waarvan het volgende staatje een overzicht geeft.
Beroepsgroep van het gezinshoofd
Nijverheid en ambacht
Land en tuinbouw
Dienstverlening
Handel
Onbekend
Totaal
Aantal in deze beroepsgroep werkzaam:
Absoluut
in
688
50,2
50
4,2
105
8,8
285
24,2
54
4,6
1182
100
Het was niet mogelijk hierbij een betrouwbaar onderscheid te maken b.v. naar
functie, zodat met het gegeven overzicht moet worden volstaan.
Een vergelijking met de gegevens uit de Volkstelling 1960 is daarom eveneens
niet goed mogelijk.
Van belang is voorts de vraag naar orde en regelmaat in het gezin. Dit kwam
aan de orde bij de vragen 20 tot 22. Daar werd n.l. gevraagd of men op een be
paald tijdstip thuis moet zijn en voorts of men op een bepaalde tijd naar bed
gaat. De antwoorden daarop zijn verwerkt in onderstaande staatjes.
HOE LAAT MOET MEN 'S AVONDS THUIS ZIJN?
Tijdstip
14
jr.
15
jr.
16
jr.
17
jr.
18
jr.
19
jr.
Totaal
j-
m.
J-
m.
J-
m.
J.
m.
J.
m.
J.
m.
3-
m.
vóór 8 uur
11
7
6
1
17
8
8— 9 uur
33
42
23
36
6
10
62
88
910 uur
43
31
92
86
52
64
38
39
18
37
6
19
249
276
1011 uur
2
1
17
9
22
9
30
22
41
34
19
35
131
110
11—12 uur
1
1
1
1
2
2
9
2
5
2
5
1
23
9
geen bep. tijd
11
6
12
13
15
18
20
12
32
14
36
20
126
83
Totaal
101
88
151
146
97
103
97
75
96
87
66
75
608
574
TIJDSTIP WAAROP MEN NAAR BED GAAT
Tijdstip
Eerder dan de ouders
Gelijk met de ouders
Later dan de ouders
Geen antwoord
Totaal
jongens
424
121
52
11
608
meisjes
429
121
10
14
574
Uit het b ovenstaande blijkt dat het overgrote deel der jongeren op een be
paald tijdstip thuis moet zijn. Op dit punt heerst dus stellig nog een bepaalde
door de ouders ingestelde orde.
Er is voorts een vraag geweest naar de wijze van verjaardagviering, m.n. waar
de verjaardag werd gevierd. Het volgende overzicht kan van de antwoorden
worden gegeven.
Wijze van viering jongens meisjes
Gezellige avond thuis 587 569
Buitenshuis in andere gelegenh. 6
Op straat 1
Geen speciale viering 10 3
Geen antwoord 4 2
Totaal G08 574
Met enige voorzichtigheid mag gesteld worden dat men op dit punt dus nog
wel gezelligheid thuis vindt. Verdergaande conclusies zouden wij aan deze uit
komst niet durven verbinden.
Zoals bekend zijn er gemeenschappen waar desintegratie verschijnselen optre
den, als gevolg van een zeer snelle overgang van agrarisch naar industriëel kli
maat. Opgemerkt moet worden dat daarvan voor wat betreft Veenendaal geen
sprake is, immers de industrie is in Veenendaal ontstaan uit de huisarbeid en als
zodanig van oudsher in de samenleving geïntegeerd.
Daarbij komt dat het zgn. drie-ploegenstelsel in Veenendaal nog weinig voor
komt. Dit betekent derhalve nog vrij veel regelmaat in de gezinnen en overwe
gend vrije tijd op normale tijdstippen.
Zoals bekend kan een drie-ploegenstelsel een zware belasting betekenen voor
de gezinnen, vooral wanneer meerdere gezinsleden daarin werken. Ook het
jeugdwerk enz. zou bij een drie-ploegenstelsel rekening moeten houden met
spreiding van de activiteiten op verschillende tijdstippen. Voorshands lijkt dit
niet urgent te zijn. Voor de besteding van zakgeld en dergelijke wordt verwezen
naar hoofdstuk 8.
Zonder meer is duidelijk: Veenendaal is protestants en kerkelijk. Het overgrote
deel van de bevolking behoort tot één van de vele Protestantse kerkgenoot
schappen.
Dit blijkt niet alleen uit de vele kerkgebouwen maar ook uit de procentuele
cijfers van het C.B.S.
GODSDIENSTIGE OVERTUIGING IN VEENENDAAL:
1930
1947
1954
1960
Ned. Hervormd
67.5
67.6
66.9
64.2
Geref. Kerken
9.3
10.2
9.0
9.7
R.K. Kerk
2.3
3.1
5.7
5.5
Israëlitisch
0.2
0.1
Andere godsd. gez.
18.9
16.2
15.0
15.4
Niet tot kerk behorend
1.9
2.8
3.4
5.2
Om terug te komen op de geënqêteerde jeugd, dan constateren wij eenzelfde
beeld.
N.H.
Geref. K.
Chr. Geref. K.
Geref. K.
R.K.
Overig
Geen
jongens
344
95
77
16
30
16
30
meisjes
324
81
72
25
30
22
20
totaal
668
176
149
41
60
38
50
in
57%
15%
12.5%
3.5%
5%
3%
4%
(64%)
(22.5%)
(5.5%)
(5°/o)
De cijfers tussen aanhalingstekens in bovenstaand schema zijn de percentages
opgegeven bij de volkstelling van 1960.
Wij mogen dus wel aannemen dat de geënquêteerden een dwarsdoorsnede van
het kerkelijk totaal weergeven. Ook blijkt uit dit onderzoek dat het aantal niet-
gedoopten vrij gering is.
jongens
meisjes
totaal
gedoopt
572
550
1122
niet gedoopt
29
28
49
onbekend
7
4
11
totaal
608
574
1182
Evenals de andere terreinen van het leven is ook het kerkelijke leven door
traditie bepaald.
Het is „gek" zijn kind niet te laten dopen. Ook het belijdenis doen gebeurt
soms meer uit traditie dan uit een persoonlijke behoefte, voorkomend uit een
levend geloof. Men wil niet breken met de oude gewoonte, omdat het tot de kerk
behoren toch iets van veilig zijn in zich draagt.
Men heeft een sterk religieus gevoel. Verder probeert men „goed" te leven en
goed betekent dan: zo leven, dat de mensen er zo weinig mogelijk op aan te
merken hebben.
Het oordeel van de mensen is de beoordeling van God tegelijk.
Hoewel dus de doop nog door allen als deel van het leven wordt gezien, ligt
dit anders t.a.v. catechisatie- en kerkbezoek.
CATECHISATIEBEZOEK, GESPLITST NAAR GESLACHT:
wel
niet
geen antwoord
Totaal
jongens
334
259
15
608
meisjes
383
181
10
574
CATECHISATIEBEZOEK, GESPLITST NAAR KERKGENOOTSCHAP:
wel
niet
geen antwoord
Totaal
N.H.
Ger.
C. Ger. K. Ger.Gem.
R.K.
Overfgen
Geen
357
149
126 37
27
20
4
304
25
23 4
29
13
40
7
2
4
5
6
668
176
149 41
60
38
50
Van de jongens gaat 72% regelmatig naar de kerk en van de meisjes 76%.
Hierbij is met de intentie van het kerkbezoek geen rekening gehouden. Omtrent
de vrijwilligheid van het kerkbezoek kan nl. gezegd worden, dat die zich beweegt
rondom de 60%.
Omtrent het catechisatiebezoek liggen de cijfers wat ongunstiger dan het kerk
bezoek nl. jongens 55% en de meisjes 65%.
FREQUENTIE KERKBEZOEK:
N.H.
Ger.
C. Ger. K. Ger.Gem.
R.K.
Overigen
Geen
regelmatig
423
164
141 39
27
21
4
nu en dan
203
9
8 1
29
10
8
bijna nooit
1
1
geen antwoord
41
3
1
4
7
37
totaal
668
176
149 41
60
38
50
INTENTIE TOT KERKBEZOEK:
N.H.
Ger.
C. Ger. K. Ger.Gem.
R.K.
Overigen
Geen
vrijwillig
475
140
105 28
55
28
18
terwille van de
ouders
146
28
35 10
5
6
4
geen antwoord
47
8
9 3
4
28
totaal
668
176
149 41
60
38
50
In Veenendaal met zijn collectivisme, was het nog niet zo heel lang geleden,
dat ieder naar de kerk ging. Men had behoefte aan deze kerkgang, omdat men
als dorp luisterde naar de dominee, die hen sprak van de Almachtige, die over
het leven regeerde.
De kerkgang is minder geworden, omdat de nadruk meer is komen -te liggen
op een persoonlijk geloof, iets wat de mensen, die alles deden als groep, niet be
grepen. Men kwam altijd als groep naar voren, niet als individu. Daarom vond
het appelleren op het persoonlijke geen weerklank en velen bleven weg, omdat
de preek hen niet voldoende gaf.
De kerk was niet meer de veilige haven, maar een plaats waar persoonlijke
inspanning van de mens werd gevraagd, iets wat niet paste bij deze gemeenschap.
Van een samen opgaan naar Gods huis is dan ook niet zo heel veel sprake meer.
Steeds meer blijkt en zal blijken, dat zij die naar de kerk gaan, dit doen op
grond van persoonlijke motieven.
Na dit beeld van het kerkelijk leven kunnen we ons gevoeglijk de vraag stellen
hoe nu de verhouding is tussen kerkelijk leven en vrije-tijdsbesteding.
Gaat er van de kerk een stimulans uit ten goede? Doen de kerken zelf veel voor
de vrije-tijdsbesteding van hun jeugd, en hoe reageert de jeugd daarop?
Er zijn kerkelijke jeugdverenigingen, die, alhoewel in hun programmering vaak
zeer onzeker en soms ook zeer conservatief, toch al hun best doen de jongeren
van vandaag op te vangen en in een stukje gemeenschappelijke vrijetijdsbesteding
te vormen.
131 jongens en 100 meisjes gaven op een kerkelijke jeugdvereniging te bezoeken.
Dat is resp. 20 en 17
Een veel gehoorde klacht bij de catachese en kerkelijk jeugdwerk is dat de
school en de cursussen teveel tijd in beslag nemen, en dat daarom zo weinig tijd
voor de catachese en het jeugdwerk overblijft.
Van de 334 jongens die opgaven naar de catechisatie te gaan, gaan er 191 naar
school en 143 niet naar school. Van de 143 niet schoolgaande jongens, volgen er
94 een cursus. Bij de meisjes liggen de cijfers niet veel anders.
Opvallend is dat bij de niet-catechisanten het aantal niet-schoolgaanden, dus
werkenden, veel groter is dan bij de catechisanten.
Bij de catechisanten gaat 50 naar school, bij de niet-catechisanten 40
Het argument van school en cursus, die teveel tijd in beslag zouden nemen, gaat
dus maar ten dele op. Er is een zekere correlatie te onderscheiden, maar die is
niet van dien aard, dat dit het overwegende motief zou kunnen zijn.
De sportbeweging, die overwegend algemeen van aard is, heeft een veel grotere
aantrekkingskracht op de jongeren. 40 van de jongens gaf op bij een sport
vereniging aangesloten te zijn, bij de meisjes 25%.
De vraag had ook nog gesteld moeten worden, hoe de vrijetijdsbesteding op de
zondag is voor de kerkgaande jeugd. Dit is niet geheel te achterhalen omdat de
betreffende vraag niet duidelijk genoeg gesteld is.
Wel kan gezegd worden dat naast het kerkbezoek op zondag fietsen en wande
len veel wordt opgegeven. Wat dit betekent is, vooral op mooie dagen, duidelijk
te zien in de bossen rondom de Amerongseberg.
Verder gaven 72 jongens en 48 meisjes op, dat zij 's zondagsavonds aan hun
hobby's werkten, terwijl 66 jongens en 43 meisjes opgaven dat zij de bioscoop
dan bezochten.
Bij de hobby's zowel als bij het lezen, werd ook nog veel melding gemaakt van
het „oppassen". Dit vooral voor de meisjes. Het wijst erop dat veel ouderen
de zondagavond gebruiken om op visite te gaan.
Ten besluite concluderen wij dat de kerk nog een relatief sterke positie in
Veenendaal heeft. Aan godsdienst en kerkelijkheid van de Veenendalers mogen
wij niet tornen. Wel is zeker, dat de mensen vaak leven vanuit een goeddeels
onbewust collectivistisch traditionalisme, anderzijds gevangen zijn in binnen
eigen gezichtskring godsdienstige verabsoluteerde overtuigingen.
Beiden worden gelijkelijk ondermijnd door de maatschappelijke ontwikkeling.
Desintegratieverschijnselen kunnen zich dan gemakkelijk voordoen.
Vanuit een, nog levende dorpstraditie, is men niet bij machte nieuwe samen
levingsnormen en sociale bindingen voor de oude in de plaats te stellen. Met name
onder de ouderen zal zich een steeds sterkere, van de „wereld" afkerige gesloten
groepsmentaliteit voordoen, die negatief tegenover de moderne ontwikkeling van
individu en samenleving is ingesteld.
Dan blijft de keerzijde van veel dorpse en orthodoxe godsdienstigheid: dode
sleur of een bij gebrek aan andere levende geestelijke waarden, hulpeloos toe
vallen aan het „natuurlijke leven", zich uitend in oppervlakkigheid, onver
schilligheid en een volledige materialistische gezindheid.
Vooral de jeugd wordt dan het kind van de rekening. Steeds meer dreigt zij
aan traditie en gewoonte en aan de haar innerlijke vreemde, vaak starre gods
dienstigheid te ontvallen, waardoor zij zich gewillig en geheel overgeeft aan
meer bij haar jeugdigheid passende invloeden.
En dit zijn, ook in Veenendaal, in hoofdzaak de sport, met name de voetbal, de
straat en de bioscoop. Zo ontstaat een potentiële massajeugd, innerlijk van kerk
en godsdienst vervreemd, zonder leiding aan negativistische, vervlakkende in
vloeden overgelaten.
Dit komt uit allerlei statistische gegevens en enquêtes nog niet zozeer tot
uiting, hoewel achteruitgang geboekt wordt.
Niettemin dient te worden erkend, dat dit probleem thans meer dan ooit
levensgroot voor ons staat. De kerk ziet dit probleem doorgaans niet. Hoogstens
acht zij de terugkeer tot de oude opvattingen en verhoudingen geboden, terwijl
de jeugd juist binnen nieuwe opvattingen en verhoudingen zich ontwikkelen en
opgroeien moet. Hoe zullen deze jongeren, eens volwassen, hun kinderen be-
invloeden? Een bange vraag.
Alweer: geestelijke en maatschappelijke heroriëntering van de kerk in Vee
nendaal is dringend noodzakelijk.
Dit betekent vooral: aan het moderne levensgevoel aangepast.
Daarbij dient het jeugdwerk centraal te staan.
DAG-ONDERWIJS
In de enquête werd gevraagd of men dagonderwijs volgde en zo ja, welke
soort. Onderstaand schema geeft een overzicht van de gegeven ontwoorden.
Soort dagschool
U.L.O.
L.T.S.
U.T.S. c.s.
H.T.S. c.s.
V.H. en M.O.
Huish. school
Geen
Totaal
Jongens
Meisjes
Totaal
Absoluut in
Absoluut
in
Absoluut
in
98
16,1
97
16,9
195
16,5
89
14,6
89
7,5
20
3,3
6
1,0
26
2,2
14
2,3
9
1,6
23
1,9
94
15,5
66
11,5
160
13,6
49
8,7
49
4,1
293
48,2
347
60,3
640
54,2
608
100
574
100
1182
100
Men dient er hierbij rekening mede te houden, dat de categorie die geen
dagonderwijs volgt een deel al reeds vervolg-onderwijs heeft genoten, gelet op
de leeftijden der geënquêteerden.
HUISWERK
Bij vraag 37 werd degenen die dagonderwijs volgen gevraagd hoeveel tijd men
per dag aan huiswerk besteedde. De onderstaande tabel geeft een overzicht van
de gegeven antwoorden.
Aantal uren huis
werk per dag
1
2
3
4
5
6
7
Geen antwoord
Totaal
Jongens
Absoluut in
Meisjes
Absoluut in
Totaal
Absoluut in
58
85
86
49
19
7
2
9
315
18.5
26,9
27,4
15.6
6,0
2,2
0,6
2,8
100
32
58
56
44
21
5
2
9
227
14
25.6
24.7
19,4
9,2
2,2
0,9
4,0
100
90
143
142
93
40
12
4
18
542
16,6
26,4
26.3
17,1
7,4
2.2
0,7
3.3
100
Zoals valt af te lezen, besteedden de meeste jongeren 14 uur per dag aan
hun huiswerk.
Bij het gesprek over vrije tijdsbesteding is dit zeker een punt dat in het oog
dient te worden gehouden.
Verder dient in aanmerking te worden genomen dat het hier gaat om jonge
ren, die dagonderwijs volgen. Sprekend over vrije tijdsbesteding moet dan ver
der rekening worden gehouden met die jongeren, die een avondcursus volgen
en ook daarvoor behalve de cursustijd de studietijd nodig hebben.
v TIJD VOOR HOBBY'S
Bij de vraag of men meent voldoende tijd te hebben voor hobby's antwoord
den de scholieren als volgt:
Jongens
Absoluut in
Meisjes
Absoluut in
Totaal
Absoluut in
WEL voldoende tijd
NIET voldoende tijd
Geen antwoord
Totaal
127
172
16
315
40,3
54,7
5,0
100
92
128
7
227
40,5
56,4
3,1
100
219
300
23
542
40,4
55,4
4,2
100
Zoals blijkt is de meerderheid der scholieren van mening dat onvoldoende tijd
beschikbaar is voor de uitoefening van hobby's, namelijk 55,4% der scholieren.
BAANTJE IN VRIJE TIJD
Vervolgens is er gevraagd of de scholieren in hun vrije tijd een baantje hadden.
Daarop werd als volgt geantwoord: y
WEL een baantje
GEEN baantje
Geen antwoord
Totaal
Jongens Meisjes
81 (25,7%) 36 (15,8%)
211
23
315
174
17
227
Zoals valt af te lezen, heeft van de scholieren bij de jongens 25,7 een baantje
er bij en bij de meisjes 15,8
Interessant zijn de antwoorden op de vraag: wat hef doel van dit baantje is,
waarvan onderstaand een overzicht.
Om wat te verdienen
Als vrije tijdsbesteding
Geen antwoord
Totaal
Jongens
42
26
13
81
Meisjes
24
6
6
36
Het merendeel was er dus op uit in de vrije tijd wat te verdienen. Wat gebeurde
er met die verdiensten? Die vraag werd als volgt beantwoord:
Geeft verdienste thuis af
Houdt het zelf
Geeft het gedeeltelijk af
Geen antwoord
Totaal
Jongens
12
42
27
81
Meisjes
1
24
4
7
36
Een groot deel van deze scholieren mocht dus deze verdienste zelf behouden.
Bij vraag 42 is nog een interessant punt aan de orde gesteld. Daar werd name
lijk gevraagd wat deze scholieren zouden doen, wanneer zij daarover zelf zouden
kunnen beslissen.
Gevraagd werd of men dan:
a. op school wenste te blijven, totdat die geheel doorlopen zou zijn;
b. direct van school zou gaan en een baan zou zoeken;
c. naar een andere school zou gaan.
Het overgrote deel bleek de school die men bezocht te willen afmaken, dit
blijkt uit onderstaand overzicht van de gegeven antwoorden.
Jongens
Absoluut in
Op school blijven
Direct van school
en werken
Naar een and. school
Geen antwoord
Totaal
250
15
39
20
315
79,4
4,7
9,6
6,3
100
Meisjes
Absoluut in
177
Totaal
Absoluut in
25
12
13
227
77,9
11,0
5.5
5.6
100
427
40
42
33
542
78,8
7,4
7,8
6,0
100
PART-TIME ONDERWIJS
Nagegaan werd hoeveel werkende jongeren nog onderwijs genieten. De uit
komsten blijken uit het volgende overzicht.
Jongens
Absoluut in
Meisjes
Absoluut in
Totaal
Absoluut in
Volgt WEL cursus
Volgt GEEN cursus
Geen antwoord
Totaal
191
100
17
308
62
32,4
5,6
100
160
145
26
331
48.4
43,8
7,8
100
351
245
43
639
54,9
38,4
6,7
100
Voorts werd nagegaan welk soort cursus men in dat geval volgt, daarvan geeft
onderstaande tabel enig inzicht.
Jongens Meisjes
Algemene vorming 7 16
Verzorgende beroepen 3 11
Technische vakcursus 69 4
Huish. cursus 1 54
Handel en kantoor 67 55
Diversen 38 15
Geen antwoord 6 5
Totaal 191 160
Aan de werkende jeugd werd gevraagd wat zij deden. Onderstaand lijstje geeft
een beeld:
Jongens Meisjes
Metaal
Textiel
Tabak
Winkel
Kantoor
Huishouding
Bouwnijverheid
Soc. Med. beroepen
Techn. beroepen
Handel
Dienstverl. beroepen
Diversen
Totaal
54
48
16
21
43
3
39
8
9
7
6
54
308
1
65
8
53
96
57
10
1
14
26
331
Op de vraag aan deze jongens en meisjes wat het belangrijkste wordt geacht:
de „soort van arbeid" of de „beloning", zijn de antwoorden als volgt verdeeld:
soort van arbeid
beloning
soort v. arbeid/beloning
geen antwoord
Totaal
Jongens
149
81
64
14
308
Meisjes
169
67
77
18
331
Deze opvatting correspondeert met de mening, die bij verschillende onderzoeken
in bedrijven in andere plaatsen, werd opgegeven. De soort van arbeid kan dus
in zekere zin, toch wel als doorslaggevend worden beschouwd voor de jeugdigen
in de bedrijven.
De soort van arbeid kan ook als status symbool gezien worden. Een kantoor
jongen, die minder verdient dan de jongen achter de machine gevoelt zich toch
altijd nog de meerdere door zijn werk. Een ander gegeven is „plezier in het werk".
Een groot aantal jongeren geeft op dat het werk hen wel bevalt, d.i. 80
(wordt vervolgd)
In de nacht van vrijdag op zaterdag
heeft de textielzaak C. D. in de Hoofd
straat te Veenendaal ongewenst bezoek
gehad van een of meer personen. Het
gevolg was dat de kassa een flink stuk
lichter gemaakt werd aan geld en
waardepapieren. Zoals gebruikelijk in
dergelijke gevallen stelt de politie een
onderzoek in om de dader(s) op te spo
ren.
Gemeente Veenendaal
Burgemeester en wethouders van
Veenendaal maken bekend: dat in ver
band met de uitvoering van werkzaam
heden de openbare weg de Emmalaan,
voor zover deze weg is gelegen tussen
de Koninginnelaan en de Prinsesselaan,
in beide richtingen is gesloten verklaard
voor alle motorrijtuigen.
Deze tijdelijke verkeersmaatregel zal
gelden tot 1 september 1964 of zoveel
korter als mogelijk zal" blijken te zijn of
zoveel langer als nodig mocht zijn.
Veenendaal, 22 juli 1964
Burgemeester en wethouders
voornoemd
De burgemeester,
Ant. de Ruiter, l.b.;
De secretaris,
Van Manen
Heden werd de indeling bekend voor
de voetbalclubs in de amateursector
van de KNVB. „Veenendaal", is weer
ingedeeld in de 3c klasse D. West met
de volgende verenigingen: CDN (Drie
bergen); Hercules (Utrecht); Holland
(Utrecht); JSV (Jutfaas); LVV (Laren);
Saestum (Zeist)); SEC (Soest); Victoria
(Hilversum); Vriendenschaar (Culem-
borg); VVY (IJsselsein) en Zeist.
Niet teruggekeerd van vorig seizoen
zijn dus BVC (promotie) en HMS en
Amsvorde (degradatie).
Nieuwelingen zijn SEC, Victoria en
Zeist.
HOGERE OPBRENGST VOOR
RODE KRUIS
De onlangs gehouden collecte vooi
het Roode Kruis heeft in Ederveen het
bedrag van f 185,12 opgeleverd tegen
f 127,vorig jaar. In de gehele ge
meente Ede werd ruim 13 mille bijeen
gegaard.
TEVEEL LINKS GEHOUDEN,
ZESTIEN GULDEN BOETE
Voor het Amersfoortse kantonge
recht moest de heer J. de R. uit Eder
veen zich verantwoorden ter zake dat
hij op 13 maart met een door hem be
stuurde auto in het dorp Scherpenzeel
niet voldoende rechts zou hebben ge
houden. De R. kwam hierdoor in bot
sing met een tegemoetkomende auto
bus. De R. verdedigde zich door op te
merken: Ik reed schuin achter een
bromfietser en de autobus reed over
de middenstreep. De kantonrechter re
pliceerde „U hebt absoluut ongelijk,
want uit de opmetingen is duidelijk ge
bleken dat U links reed. De R. hoorde
een boete van zestien gulden tegen
zich eisen.
Het gepromoveerde DVSA uit Ame-
rongen zal in de komende competitie
worden ingedeeld in de 4e klasse H.
West I met de volgende tegenstanders:
Amsvorde A'foort); Brederode's (Via-
nen); EMS (Bunnik); Fortitudo (Culem-
borg); Midlandia (Utrecht); Patria
(Zeist); Stichtse Boys (Utrecht); SVF
(Cothcn); Utrecht en Vreeswijk.
Onder auspiciën van de Stichtse Cul
turele Raad vond vrijdagavond jl. in de
raadzaal van het gemeentehuis te Ame-
rongen de opening plaats van de 6e
zomer-tentoonstelling van beeldhouw
werk, schilderijen en etsen. Voor deze
tentoonstelling zijn werken bijeenge
bracht door de kunstenaars Willem van
Kuilenburg, beeldhouwwerkLuigi de
Lerma, schilderijen; Willem van Leus
den, grafiek en Otto van Rees, schil
derijen.
Om precies 8 uur heette burgemees
ter jhr. mr. O. R. van den Bosch de
ruim 70 aanwezigen hartelijk welkom
voor deze 6e zomertentoonstelling. In
het bijzonder werd welkom geheten de
de heer Kappeijne en echtgenote, de
voorzitter van de Stichtse Culturele
Raad. Deze jaarlijkse expositie verrijkt
telkens weer het dorp. Er werd de hoop
uitgesproken dat in de toekomst nog
vele jaren een dergelijke tentoonstelling
zal worden gehouden.
In het welkomstwoord werden tevens
betrokken de heren Van Leusden en
De Lerma, welke personen hier thans
exposeren. De dames en heren, die zich
bereid verklaard hebben geheel vrij
willig de wacht te houden bij de ten
toonstelling, werden bijzonder begroet.
In de loop der jaren is dit vrijwel
een vaste kern geworden. Het is niet
altijd een even opwekkend werk en
daarom is men temeer dankbaar, dat
elk jaar een groepje personen beschik
baar is. Voor hun voorbereidende
werkzaamheden om alles vlot te doen
verlopen werden bij deze dankwoorden
tevens betrokken de heren Jonker en
De Boer van de Stichtse Culturele
Raad, alsmede mevrouw Gerritsen-Bol-
derman.
Spreker zegt dat het burgemeester
ambt vaak toespraken met zich brengt
van een voor hem onbekend terrein.
Om deze reden gaf hij dan ook gaarne
het woord aan de heer C. A. Schilp,
kunstcriticus uit Utrecht.
Vervolgens besprak de heer Schilp
een aantal bijzonderheden van de deel
nemende kunstenaars. Elke persoon
werd besproken en de bijzonderheden
uit hun leven verteld. De heer Schilp
boeide zijn toehoorders wel zeer bij
zonder. Hij wilde evenwel niet teveel
in details treden.
Uit deze inleiding kon mogelijk een
misleiding ontstaan, want het gevaar
blijft bestaan, dat door een spreker de
eigen mening wordt opgedrongen. Het
is daarom juist de bedoeling dat de
mensen zelf de tentoongestelde werken
gaan zien en dan beoordelen. Met deze
woorden besloot de heer Schilp zijn
toespraak en verklaarde de tentoon
stelling geopend.
Onder de aanwezigen merkten wij
o.a. op wethouder K. G. Tiel, mevrouw
Von Illseman, Mr. de Brauwere, Ds.
G. Kaastra en notaris D. S. Vink. De
expositie wordt gehouden van 24 juli
t/m 15 augustus a.s.