Rapport jeugdenquête Veenendaal Om zoveel mogelijk aan ieders belangstelling te kunnen voldoen hebben wij gemeend uitvoerig aandacht aan het rapport te moeten schenken. Op deze wijze kan iedereen de rubrieken waar hij interesse voor heeft uitkiezen. Wij wijzen erop dat wanneer „ons", „wij" of iets dergelijks gebruikt worden, daar niet de redaktie van de Vallei mee bedoeld wordt, maar de samenstellers van het rapport. Nog even als leidraad voor de lezer: de enquête werd gehouden in februari 1962; 2705 jongeren in de leef tijd van 14 t/m 19 jaar werden gevraagd mee te werken. Hiervan retourneerden 608 jongens en 574 meisjes 't enquêteformulier. JEUGD EN GEZIN GODSDIENST JEUGD EN ONDERWIJS Inbraak in textielzaak Officiële bekendmaking Voetbalver. „Veenendaal" weer in derde klas D. EDERVEEN AMERONGEN D.V.S.A. in vierde klas van K.N.V.B. Opening tentoonstelling In de enquête zijn een aantal vragen gesteld met betrekking tot het gezin, waar toe betrokkenen behoorden. Het behoeft geen betoog, dat het gezin een zeer belangrijke plaats inneemt in enze samenleving. Alleen daarom reeds is het van veel belang iets te weten van de relaties van de jongeren tot het gezin en de positie die zij daarin innemen. In de eerste plaats was er de vraag naar de grootte van het gezin, waartoe men behoorde. De beantwoording geeft het volgende overzicht: Gezinsgrootte 10 personen 9 8 7 6 5 4 3 2 Alleenstaand Totaal Aantal jongeren daaruit afkomstig Absoluut in 11 0,93 46 3,89 102 8,63 228 19,29 211 17,86 247 20,90 215 18,19 105 8,89 15 1,26 2 0,16 1186 100 Zoals uit dit overzicht blijkt, waren dus 845 jongeren (71,5%) afkomstig uit gezinnen van 5 of meer personen. Ter vergelijking moge het volgende dienen. Blijkens de Volkstelling 1960 bedroeg het totaal aantal huishoudens in Veenen daal: 5891. Daarvan bestonden 1726 huishoudens (29,3%) uit 5 of meer personen. Getracht is voorts via de enquête enig inzicht te krijgen in het sociale milieu waartoe de jongeren behoorden. Daartoe werd gevraagd naar het beroep van het gezinshoofd. Voor de verwerking van deze gegevens moest een indeling worden gemaakt naar beroepsgroepen, waarvan het volgende staatje een overzicht geeft. Beroepsgroep van het gezinshoofd Nijverheid en ambacht Land en tuinbouw Dienstverlening Handel Onbekend Totaal Aantal in deze beroepsgroep werkzaam: Absoluut in 688 50,2 50 4,2 105 8,8 285 24,2 54 4,6 1182 100 Het was niet mogelijk hierbij een betrouwbaar onderscheid te maken b.v. naar functie, zodat met het gegeven overzicht moet worden volstaan. Een vergelijking met de gegevens uit de Volkstelling 1960 is daarom eveneens niet goed mogelijk. Van belang is voorts de vraag naar orde en regelmaat in het gezin. Dit kwam aan de orde bij de vragen 20 tot 22. Daar werd n.l. gevraagd of men op een be paald tijdstip thuis moet zijn en voorts of men op een bepaalde tijd naar bed gaat. De antwoorden daarop zijn verwerkt in onderstaande staatjes. HOE LAAT MOET MEN 'S AVONDS THUIS ZIJN? Tijdstip 14 jr. 15 jr. 16 jr. 17 jr. 18 jr. 19 jr. Totaal j- m. J- m. J- m. J. m. J. m. J. m. 3- m. vóór 8 uur 11 7 6 1 17 8 8— 9 uur 33 42 23 36 6 10 62 88 910 uur 43 31 92 86 52 64 38 39 18 37 6 19 249 276 1011 uur 2 1 17 9 22 9 30 22 41 34 19 35 131 110 11—12 uur 1 1 1 1 2 2 9 2 5 2 5 1 23 9 geen bep. tijd 11 6 12 13 15 18 20 12 32 14 36 20 126 83 Totaal 101 88 151 146 97 103 97 75 96 87 66 75 608 574 TIJDSTIP WAAROP MEN NAAR BED GAAT Tijdstip Eerder dan de ouders Gelijk met de ouders Later dan de ouders Geen antwoord Totaal jongens 424 121 52 11 608 meisjes 429 121 10 14 574 Uit het b ovenstaande blijkt dat het overgrote deel der jongeren op een be paald tijdstip thuis moet zijn. Op dit punt heerst dus stellig nog een bepaalde door de ouders ingestelde orde. Er is voorts een vraag geweest naar de wijze van verjaardagviering, m.n. waar de verjaardag werd gevierd. Het volgende overzicht kan van de antwoorden worden gegeven. Wijze van viering jongens meisjes Gezellige avond thuis 587 569 Buitenshuis in andere gelegenh. 6 Op straat 1 Geen speciale viering 10 3 Geen antwoord 4 2 Totaal G08 574 Met enige voorzichtigheid mag gesteld worden dat men op dit punt dus nog wel gezelligheid thuis vindt. Verdergaande conclusies zouden wij aan deze uit komst niet durven verbinden. Zoals bekend zijn er gemeenschappen waar desintegratie verschijnselen optre den, als gevolg van een zeer snelle overgang van agrarisch naar industriëel kli maat. Opgemerkt moet worden dat daarvan voor wat betreft Veenendaal geen sprake is, immers de industrie is in Veenendaal ontstaan uit de huisarbeid en als zodanig van oudsher in de samenleving geïntegeerd. Daarbij komt dat het zgn. drie-ploegenstelsel in Veenendaal nog weinig voor komt. Dit betekent derhalve nog vrij veel regelmaat in de gezinnen en overwe gend vrije tijd op normale tijdstippen. Zoals bekend kan een drie-ploegenstelsel een zware belasting betekenen voor de gezinnen, vooral wanneer meerdere gezinsleden daarin werken. Ook het jeugdwerk enz. zou bij een drie-ploegenstelsel rekening moeten houden met spreiding van de activiteiten op verschillende tijdstippen. Voorshands lijkt dit niet urgent te zijn. Voor de besteding van zakgeld en dergelijke wordt verwezen naar hoofdstuk 8. Zonder meer is duidelijk: Veenendaal is protestants en kerkelijk. Het overgrote deel van de bevolking behoort tot één van de vele Protestantse kerkgenoot schappen. Dit blijkt niet alleen uit de vele kerkgebouwen maar ook uit de procentuele cijfers van het C.B.S. GODSDIENSTIGE OVERTUIGING IN VEENENDAAL: 1930 1947 1954 1960 Ned. Hervormd 67.5 67.6 66.9 64.2 Geref. Kerken 9.3 10.2 9.0 9.7 R.K. Kerk 2.3 3.1 5.7 5.5 Israëlitisch 0.2 0.1 Andere godsd. gez. 18.9 16.2 15.0 15.4 Niet tot kerk behorend 1.9 2.8 3.4 5.2 Om terug te komen op de geënqêteerde jeugd, dan constateren wij eenzelfde beeld. N.H. Geref. K. Chr. Geref. K. Geref. K. R.K. Overig Geen jongens 344 95 77 16 30 16 30 meisjes 324 81 72 25 30 22 20 totaal 668 176 149 41 60 38 50 in 57% 15% 12.5% 3.5% 5% 3% 4% (64%) (22.5%) (5.5%) (5°/o) De cijfers tussen aanhalingstekens in bovenstaand schema zijn de percentages opgegeven bij de volkstelling van 1960. Wij mogen dus wel aannemen dat de geënquêteerden een dwarsdoorsnede van het kerkelijk totaal weergeven. Ook blijkt uit dit onderzoek dat het aantal niet- gedoopten vrij gering is. jongens meisjes totaal gedoopt 572 550 1122 niet gedoopt 29 28 49 onbekend 7 4 11 totaal 608 574 1182 Evenals de andere terreinen van het leven is ook het kerkelijke leven door traditie bepaald. Het is „gek" zijn kind niet te laten dopen. Ook het belijdenis doen gebeurt soms meer uit traditie dan uit een persoonlijke behoefte, voorkomend uit een levend geloof. Men wil niet breken met de oude gewoonte, omdat het tot de kerk behoren toch iets van veilig zijn in zich draagt. Men heeft een sterk religieus gevoel. Verder probeert men „goed" te leven en goed betekent dan: zo leven, dat de mensen er zo weinig mogelijk op aan te merken hebben. Het oordeel van de mensen is de beoordeling van God tegelijk. Hoewel dus de doop nog door allen als deel van het leven wordt gezien, ligt dit anders t.a.v. catechisatie- en kerkbezoek. CATECHISATIEBEZOEK, GESPLITST NAAR GESLACHT: wel niet geen antwoord Totaal jongens 334 259 15 608 meisjes 383 181 10 574 CATECHISATIEBEZOEK, GESPLITST NAAR KERKGENOOTSCHAP: wel niet geen antwoord Totaal N.H. Ger. C. Ger. K. Ger.Gem. R.K. Overfgen Geen 357 149 126 37 27 20 4 304 25 23 4 29 13 40 7 2 4 5 6 668 176 149 41 60 38 50 Van de jongens gaat 72% regelmatig naar de kerk en van de meisjes 76%. Hierbij is met de intentie van het kerkbezoek geen rekening gehouden. Omtrent de vrijwilligheid van het kerkbezoek kan nl. gezegd worden, dat die zich beweegt rondom de 60%. Omtrent het catechisatiebezoek liggen de cijfers wat ongunstiger dan het kerk bezoek nl. jongens 55% en de meisjes 65%. FREQUENTIE KERKBEZOEK: N.H. Ger. C. Ger. K. Ger.Gem. R.K. Overigen Geen regelmatig 423 164 141 39 27 21 4 nu en dan 203 9 8 1 29 10 8 bijna nooit 1 1 geen antwoord 41 3 1 4 7 37 totaal 668 176 149 41 60 38 50 INTENTIE TOT KERKBEZOEK: N.H. Ger. C. Ger. K. Ger.Gem. R.K. Overigen Geen vrijwillig 475 140 105 28 55 28 18 terwille van de ouders 146 28 35 10 5 6 4 geen antwoord 47 8 9 3 4 28 totaal 668 176 149 41 60 38 50 In Veenendaal met zijn collectivisme, was het nog niet zo heel lang geleden, dat ieder naar de kerk ging. Men had behoefte aan deze kerkgang, omdat men als dorp luisterde naar de dominee, die hen sprak van de Almachtige, die over het leven regeerde. De kerkgang is minder geworden, omdat de nadruk meer is komen -te liggen op een persoonlijk geloof, iets wat de mensen, die alles deden als groep, niet be grepen. Men kwam altijd als groep naar voren, niet als individu. Daarom vond het appelleren op het persoonlijke geen weerklank en velen bleven weg, omdat de preek hen niet voldoende gaf. De kerk was niet meer de veilige haven, maar een plaats waar persoonlijke inspanning van de mens werd gevraagd, iets wat niet paste bij deze gemeenschap. Van een samen opgaan naar Gods huis is dan ook niet zo heel veel sprake meer. Steeds meer blijkt en zal blijken, dat zij die naar de kerk gaan, dit doen op grond van persoonlijke motieven. Na dit beeld van het kerkelijk leven kunnen we ons gevoeglijk de vraag stellen hoe nu de verhouding is tussen kerkelijk leven en vrije-tijdsbesteding. Gaat er van de kerk een stimulans uit ten goede? Doen de kerken zelf veel voor de vrije-tijdsbesteding van hun jeugd, en hoe reageert de jeugd daarop? Er zijn kerkelijke jeugdverenigingen, die, alhoewel in hun programmering vaak zeer onzeker en soms ook zeer conservatief, toch al hun best doen de jongeren van vandaag op te vangen en in een stukje gemeenschappelijke vrijetijdsbesteding te vormen. 131 jongens en 100 meisjes gaven op een kerkelijke jeugdvereniging te bezoeken. Dat is resp. 20 en 17 Een veel gehoorde klacht bij de catachese en kerkelijk jeugdwerk is dat de school en de cursussen teveel tijd in beslag nemen, en dat daarom zo weinig tijd voor de catachese en het jeugdwerk overblijft. Van de 334 jongens die opgaven naar de catechisatie te gaan, gaan er 191 naar school en 143 niet naar school. Van de 143 niet schoolgaande jongens, volgen er 94 een cursus. Bij de meisjes liggen de cijfers niet veel anders. Opvallend is dat bij de niet-catechisanten het aantal niet-schoolgaanden, dus werkenden, veel groter is dan bij de catechisanten. Bij de catechisanten gaat 50 naar school, bij de niet-catechisanten 40 Het argument van school en cursus, die teveel tijd in beslag zouden nemen, gaat dus maar ten dele op. Er is een zekere correlatie te onderscheiden, maar die is niet van dien aard, dat dit het overwegende motief zou kunnen zijn. De sportbeweging, die overwegend algemeen van aard is, heeft een veel grotere aantrekkingskracht op de jongeren. 40 van de jongens gaf op bij een sport vereniging aangesloten te zijn, bij de meisjes 25%. De vraag had ook nog gesteld moeten worden, hoe de vrijetijdsbesteding op de zondag is voor de kerkgaande jeugd. Dit is niet geheel te achterhalen omdat de betreffende vraag niet duidelijk genoeg gesteld is. Wel kan gezegd worden dat naast het kerkbezoek op zondag fietsen en wande len veel wordt opgegeven. Wat dit betekent is, vooral op mooie dagen, duidelijk te zien in de bossen rondom de Amerongseberg. Verder gaven 72 jongens en 48 meisjes op, dat zij 's zondagsavonds aan hun hobby's werkten, terwijl 66 jongens en 43 meisjes opgaven dat zij de bioscoop dan bezochten. Bij de hobby's zowel als bij het lezen, werd ook nog veel melding gemaakt van het „oppassen". Dit vooral voor de meisjes. Het wijst erop dat veel ouderen de zondagavond gebruiken om op visite te gaan. Ten besluite concluderen wij dat de kerk nog een relatief sterke positie in Veenendaal heeft. Aan godsdienst en kerkelijkheid van de Veenendalers mogen wij niet tornen. Wel is zeker, dat de mensen vaak leven vanuit een goeddeels onbewust collectivistisch traditionalisme, anderzijds gevangen zijn in binnen eigen gezichtskring godsdienstige verabsoluteerde overtuigingen. Beiden worden gelijkelijk ondermijnd door de maatschappelijke ontwikkeling. Desintegratieverschijnselen kunnen zich dan gemakkelijk voordoen. Vanuit een, nog levende dorpstraditie, is men niet bij machte nieuwe samen levingsnormen en sociale bindingen voor de oude in de plaats te stellen. Met name onder de ouderen zal zich een steeds sterkere, van de „wereld" afkerige gesloten groepsmentaliteit voordoen, die negatief tegenover de moderne ontwikkeling van individu en samenleving is ingesteld. Dan blijft de keerzijde van veel dorpse en orthodoxe godsdienstigheid: dode sleur of een bij gebrek aan andere levende geestelijke waarden, hulpeloos toe vallen aan het „natuurlijke leven", zich uitend in oppervlakkigheid, onver schilligheid en een volledige materialistische gezindheid. Vooral de jeugd wordt dan het kind van de rekening. Steeds meer dreigt zij aan traditie en gewoonte en aan de haar innerlijke vreemde, vaak starre gods dienstigheid te ontvallen, waardoor zij zich gewillig en geheel overgeeft aan meer bij haar jeugdigheid passende invloeden. En dit zijn, ook in Veenendaal, in hoofdzaak de sport, met name de voetbal, de straat en de bioscoop. Zo ontstaat een potentiële massajeugd, innerlijk van kerk en godsdienst vervreemd, zonder leiding aan negativistische, vervlakkende in vloeden overgelaten. Dit komt uit allerlei statistische gegevens en enquêtes nog niet zozeer tot uiting, hoewel achteruitgang geboekt wordt. Niettemin dient te worden erkend, dat dit probleem thans meer dan ooit levensgroot voor ons staat. De kerk ziet dit probleem doorgaans niet. Hoogstens acht zij de terugkeer tot de oude opvattingen en verhoudingen geboden, terwijl de jeugd juist binnen nieuwe opvattingen en verhoudingen zich ontwikkelen en opgroeien moet. Hoe zullen deze jongeren, eens volwassen, hun kinderen be- invloeden? Een bange vraag. Alweer: geestelijke en maatschappelijke heroriëntering van de kerk in Vee nendaal is dringend noodzakelijk. Dit betekent vooral: aan het moderne levensgevoel aangepast. Daarbij dient het jeugdwerk centraal te staan. DAG-ONDERWIJS In de enquête werd gevraagd of men dagonderwijs volgde en zo ja, welke soort. Onderstaand schema geeft een overzicht van de gegeven ontwoorden. Soort dagschool U.L.O. L.T.S. U.T.S. c.s. H.T.S. c.s. V.H. en M.O. Huish. school Geen Totaal Jongens Meisjes Totaal Absoluut in Absoluut in Absoluut in 98 16,1 97 16,9 195 16,5 89 14,6 89 7,5 20 3,3 6 1,0 26 2,2 14 2,3 9 1,6 23 1,9 94 15,5 66 11,5 160 13,6 49 8,7 49 4,1 293 48,2 347 60,3 640 54,2 608 100 574 100 1182 100 Men dient er hierbij rekening mede te houden, dat de categorie die geen dagonderwijs volgt een deel al reeds vervolg-onderwijs heeft genoten, gelet op de leeftijden der geënquêteerden. HUISWERK Bij vraag 37 werd degenen die dagonderwijs volgen gevraagd hoeveel tijd men per dag aan huiswerk besteedde. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de gegeven antwoorden. Aantal uren huis werk per dag 1 2 3 4 5 6 7 Geen antwoord Totaal Jongens Absoluut in Meisjes Absoluut in Totaal Absoluut in 58 85 86 49 19 7 2 9 315 18.5 26,9 27,4 15.6 6,0 2,2 0,6 2,8 100 32 58 56 44 21 5 2 9 227 14 25.6 24.7 19,4 9,2 2,2 0,9 4,0 100 90 143 142 93 40 12 4 18 542 16,6 26,4 26.3 17,1 7,4 2.2 0,7 3.3 100 Zoals valt af te lezen, besteedden de meeste jongeren 14 uur per dag aan hun huiswerk. Bij het gesprek over vrije tijdsbesteding is dit zeker een punt dat in het oog dient te worden gehouden. Verder dient in aanmerking te worden genomen dat het hier gaat om jonge ren, die dagonderwijs volgen. Sprekend over vrije tijdsbesteding moet dan ver der rekening worden gehouden met die jongeren, die een avondcursus volgen en ook daarvoor behalve de cursustijd de studietijd nodig hebben. v TIJD VOOR HOBBY'S Bij de vraag of men meent voldoende tijd te hebben voor hobby's antwoord den de scholieren als volgt: Jongens Absoluut in Meisjes Absoluut in Totaal Absoluut in WEL voldoende tijd NIET voldoende tijd Geen antwoord Totaal 127 172 16 315 40,3 54,7 5,0 100 92 128 7 227 40,5 56,4 3,1 100 219 300 23 542 40,4 55,4 4,2 100 Zoals blijkt is de meerderheid der scholieren van mening dat onvoldoende tijd beschikbaar is voor de uitoefening van hobby's, namelijk 55,4% der scholieren. BAANTJE IN VRIJE TIJD Vervolgens is er gevraagd of de scholieren in hun vrije tijd een baantje hadden. Daarop werd als volgt geantwoord: y WEL een baantje GEEN baantje Geen antwoord Totaal Jongens Meisjes 81 (25,7%) 36 (15,8%) 211 23 315 174 17 227 Zoals valt af te lezen, heeft van de scholieren bij de jongens 25,7 een baantje er bij en bij de meisjes 15,8 Interessant zijn de antwoorden op de vraag: wat hef doel van dit baantje is, waarvan onderstaand een overzicht. Om wat te verdienen Als vrije tijdsbesteding Geen antwoord Totaal Jongens 42 26 13 81 Meisjes 24 6 6 36 Het merendeel was er dus op uit in de vrije tijd wat te verdienen. Wat gebeurde er met die verdiensten? Die vraag werd als volgt beantwoord: Geeft verdienste thuis af Houdt het zelf Geeft het gedeeltelijk af Geen antwoord Totaal Jongens 12 42 27 81 Meisjes 1 24 4 7 36 Een groot deel van deze scholieren mocht dus deze verdienste zelf behouden. Bij vraag 42 is nog een interessant punt aan de orde gesteld. Daar werd name lijk gevraagd wat deze scholieren zouden doen, wanneer zij daarover zelf zouden kunnen beslissen. Gevraagd werd of men dan: a. op school wenste te blijven, totdat die geheel doorlopen zou zijn; b. direct van school zou gaan en een baan zou zoeken; c. naar een andere school zou gaan. Het overgrote deel bleek de school die men bezocht te willen afmaken, dit blijkt uit onderstaand overzicht van de gegeven antwoorden. Jongens Absoluut in Op school blijven Direct van school en werken Naar een and. school Geen antwoord Totaal 250 15 39 20 315 79,4 4,7 9,6 6,3 100 Meisjes Absoluut in 177 Totaal Absoluut in 25 12 13 227 77,9 11,0 5.5 5.6 100 427 40 42 33 542 78,8 7,4 7,8 6,0 100 PART-TIME ONDERWIJS Nagegaan werd hoeveel werkende jongeren nog onderwijs genieten. De uit komsten blijken uit het volgende overzicht. Jongens Absoluut in Meisjes Absoluut in Totaal Absoluut in Volgt WEL cursus Volgt GEEN cursus Geen antwoord Totaal 191 100 17 308 62 32,4 5,6 100 160 145 26 331 48.4 43,8 7,8 100 351 245 43 639 54,9 38,4 6,7 100 Voorts werd nagegaan welk soort cursus men in dat geval volgt, daarvan geeft onderstaande tabel enig inzicht. Jongens Meisjes Algemene vorming 7 16 Verzorgende beroepen 3 11 Technische vakcursus 69 4 Huish. cursus 1 54 Handel en kantoor 67 55 Diversen 38 15 Geen antwoord 6 5 Totaal 191 160 Aan de werkende jeugd werd gevraagd wat zij deden. Onderstaand lijstje geeft een beeld: Jongens Meisjes Metaal Textiel Tabak Winkel Kantoor Huishouding Bouwnijverheid Soc. Med. beroepen Techn. beroepen Handel Dienstverl. beroepen Diversen Totaal 54 48 16 21 43 3 39 8 9 7 6 54 308 1 65 8 53 96 57 10 1 14 26 331 Op de vraag aan deze jongens en meisjes wat het belangrijkste wordt geacht: de „soort van arbeid" of de „beloning", zijn de antwoorden als volgt verdeeld: soort van arbeid beloning soort v. arbeid/beloning geen antwoord Totaal Jongens 149 81 64 14 308 Meisjes 169 67 77 18 331 Deze opvatting correspondeert met de mening, die bij verschillende onderzoeken in bedrijven in andere plaatsen, werd opgegeven. De soort van arbeid kan dus in zekere zin, toch wel als doorslaggevend worden beschouwd voor de jeugdigen in de bedrijven. De soort van arbeid kan ook als status symbool gezien worden. Een kantoor jongen, die minder verdient dan de jongen achter de machine gevoelt zich toch altijd nog de meerdere door zijn werk. Een ander gegeven is „plezier in het werk". Een groot aantal jongeren geeft op dat het werk hen wel bevalt, d.i. 80 (wordt vervolgd) In de nacht van vrijdag op zaterdag heeft de textielzaak C. D. in de Hoofd straat te Veenendaal ongewenst bezoek gehad van een of meer personen. Het gevolg was dat de kassa een flink stuk lichter gemaakt werd aan geld en waardepapieren. Zoals gebruikelijk in dergelijke gevallen stelt de politie een onderzoek in om de dader(s) op te spo ren. Gemeente Veenendaal Burgemeester en wethouders van Veenendaal maken bekend: dat in ver band met de uitvoering van werkzaam heden de openbare weg de Emmalaan, voor zover deze weg is gelegen tussen de Koninginnelaan en de Prinsesselaan, in beide richtingen is gesloten verklaard voor alle motorrijtuigen. Deze tijdelijke verkeersmaatregel zal gelden tot 1 september 1964 of zoveel korter als mogelijk zal" blijken te zijn of zoveel langer als nodig mocht zijn. Veenendaal, 22 juli 1964 Burgemeester en wethouders voornoemd De burgemeester, Ant. de Ruiter, l.b.; De secretaris, Van Manen Heden werd de indeling bekend voor de voetbalclubs in de amateursector van de KNVB. „Veenendaal", is weer ingedeeld in de 3c klasse D. West met de volgende verenigingen: CDN (Drie bergen); Hercules (Utrecht); Holland (Utrecht); JSV (Jutfaas); LVV (Laren); Saestum (Zeist)); SEC (Soest); Victoria (Hilversum); Vriendenschaar (Culem- borg); VVY (IJsselsein) en Zeist. Niet teruggekeerd van vorig seizoen zijn dus BVC (promotie) en HMS en Amsvorde (degradatie). Nieuwelingen zijn SEC, Victoria en Zeist. HOGERE OPBRENGST VOOR RODE KRUIS De onlangs gehouden collecte vooi het Roode Kruis heeft in Ederveen het bedrag van f 185,12 opgeleverd tegen f 127,vorig jaar. In de gehele ge meente Ede werd ruim 13 mille bijeen gegaard. TEVEEL LINKS GEHOUDEN, ZESTIEN GULDEN BOETE Voor het Amersfoortse kantonge recht moest de heer J. de R. uit Eder veen zich verantwoorden ter zake dat hij op 13 maart met een door hem be stuurde auto in het dorp Scherpenzeel niet voldoende rechts zou hebben ge houden. De R. kwam hierdoor in bot sing met een tegemoetkomende auto bus. De R. verdedigde zich door op te merken: Ik reed schuin achter een bromfietser en de autobus reed over de middenstreep. De kantonrechter re pliceerde „U hebt absoluut ongelijk, want uit de opmetingen is duidelijk ge bleken dat U links reed. De R. hoorde een boete van zestien gulden tegen zich eisen. Het gepromoveerde DVSA uit Ame- rongen zal in de komende competitie worden ingedeeld in de 4e klasse H. West I met de volgende tegenstanders: Amsvorde A'foort); Brederode's (Via- nen); EMS (Bunnik); Fortitudo (Culem- borg); Midlandia (Utrecht); Patria (Zeist); Stichtse Boys (Utrecht); SVF (Cothcn); Utrecht en Vreeswijk. Onder auspiciën van de Stichtse Cul turele Raad vond vrijdagavond jl. in de raadzaal van het gemeentehuis te Ame- rongen de opening plaats van de 6e zomer-tentoonstelling van beeldhouw werk, schilderijen en etsen. Voor deze tentoonstelling zijn werken bijeenge bracht door de kunstenaars Willem van Kuilenburg, beeldhouwwerkLuigi de Lerma, schilderijen; Willem van Leus den, grafiek en Otto van Rees, schil derijen. Om precies 8 uur heette burgemees ter jhr. mr. O. R. van den Bosch de ruim 70 aanwezigen hartelijk welkom voor deze 6e zomertentoonstelling. In het bijzonder werd welkom geheten de de heer Kappeijne en echtgenote, de voorzitter van de Stichtse Culturele Raad. Deze jaarlijkse expositie verrijkt telkens weer het dorp. Er werd de hoop uitgesproken dat in de toekomst nog vele jaren een dergelijke tentoonstelling zal worden gehouden. In het welkomstwoord werden tevens betrokken de heren Van Leusden en De Lerma, welke personen hier thans exposeren. De dames en heren, die zich bereid verklaard hebben geheel vrij willig de wacht te houden bij de ten toonstelling, werden bijzonder begroet. In de loop der jaren is dit vrijwel een vaste kern geworden. Het is niet altijd een even opwekkend werk en daarom is men temeer dankbaar, dat elk jaar een groepje personen beschik baar is. Voor hun voorbereidende werkzaamheden om alles vlot te doen verlopen werden bij deze dankwoorden tevens betrokken de heren Jonker en De Boer van de Stichtse Culturele Raad, alsmede mevrouw Gerritsen-Bol- derman. Spreker zegt dat het burgemeester ambt vaak toespraken met zich brengt van een voor hem onbekend terrein. Om deze reden gaf hij dan ook gaarne het woord aan de heer C. A. Schilp, kunstcriticus uit Utrecht. Vervolgens besprak de heer Schilp een aantal bijzonderheden van de deel nemende kunstenaars. Elke persoon werd besproken en de bijzonderheden uit hun leven verteld. De heer Schilp boeide zijn toehoorders wel zeer bij zonder. Hij wilde evenwel niet teveel in details treden. Uit deze inleiding kon mogelijk een misleiding ontstaan, want het gevaar blijft bestaan, dat door een spreker de eigen mening wordt opgedrongen. Het is daarom juist de bedoeling dat de mensen zelf de tentoongestelde werken gaan zien en dan beoordelen. Met deze woorden besloot de heer Schilp zijn toespraak en verklaarde de tentoon stelling geopend. Onder de aanwezigen merkten wij o.a. op wethouder K. G. Tiel, mevrouw Von Illseman, Mr. de Brauwere, Ds. G. Kaastra en notaris D. S. Vink. De expositie wordt gehouden van 24 juli t/m 15 augustus a.s.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1964 | | pagina 2