Rapport Jeugdenquête Veenendaal
TWEEDE BLAD „DE VALLEI"
DINSDAG 4 AUGUSTUS 1964
Nr. 61
Vervolg van dinsdag 28 juli 1964
CONTACT MET
LEEFTIJDSGENOTEN
ZAKGELD EN BESTEDING
WENSEN OP HET GEBIED VAN VRIJE TIJDSBESTEDING
VRIJE TIJD
SAMENVATTING EN CONCLUSIES
Vervolg hoofdstuk WERKEN
Jongens Meisjes
het werk bevalt wel
256
274
het werk bevalt niet
31
33
het werk bevalt
helemaal niet
17
18
geen antwoord
4
6
totaal
308
331
Verder gaven 199 meisjes en 204 jongens
op in hun eerste werkkring te werken.
Ook dit wijst erop dat het „zich be
trekkelijk wel bevinden" der jongeren in
hun werkkring nog wel vrij algemeen is.
Het verdiende loon en de daarmede
verband houdende zakgeld-uitkeringen
willen wij ook nog graag even onder de
aandacht brengen.
Zoals reeds eerder gemeld, is dit be
langrijk voor de wijze waarop deze jeugd
haar vrije tijd besteedt.
loon per week
10,20,—
20,30,—
30,40,—
40,en meer
geen antwoord
totaal
Jongens Meisjes
15
64
96
119
14
308
54
78
89
78
32
331
Ten aanzien van het thuis afdragen van
het loon wordt verwezen naar hoofdstuk
Zakgeld en besteding.
Van de geënquêteerden zijn de gegevens
ten aanzien van het al of niet kostgeld
betalen als volgt:
ja
neen
geen antwoord
totaal
Jongens Meisjes
29 44
242 256
37 31
308 331
Een overgroot deel betaalt dus geen
kostgeld, een evengroot deel draagt de
verdienste thuis af. Hieruit zouden we
kunnen afleiden dat de ouders voor de
jeugd sparen.
Interessant in verband met de vrije
tijdsbesteding is ook de vraag naar de
cursussen die door jongeren gevolgd
worden.
Wordt er een cursus
gevolgd?
ja
neen
geen antwoord
totaal
Jongens Meisjes
191
100
17
308
160
145
26
331
Hieruit blijkt dat voor hen die werken
een stimulans aanwezig is om door cur
sussen hun positie te verbeteren of te ver
anderen.
Bij de meisjes zijn Huishoudcursussen
en Handelsopleiding het meest in trek. Bij
de jongens zijn dat Technische Vakcur
sussen en handelsopleiding.
Waar al deze jongeren hun vrije tijd
doorbrengen is moeilijk te achterhalen.
Natuurlijk zijn een aantal van hen lid van
één of meerdere verenigingen met name
vooral van de sportverenigingen.
Van de 308 jongens gaven er 230 op naar
een vereniging te gaan, en van de 331
meisjes gaven er 167 op naar een ver
eniging te gaan.
Ten aanzien van het flaneren 's zater
dags en 's zondags in de Hoofdstraat is
het aantal van hen, die reeds in het ar
beidsproces zijn opgenomen, het grootst
Van de 87 jongens en 61 meisjes, gaven
60 jongens en 44 meisjes die reeds werk
ten op, hieraan mee te doen.
Het percentage jongens en meisjes, dat
zegt hobby's te hebben, ligt ongeveer in
dezelfde orde van grootte als bij de
schoolgaande jeugd.
Het contact met leeftijdsgenoten is voor
de onderhavige leeftijdsgroepen van bij
zonder groot belang. Aan de ene kant zijn
deze jongeren erop gericht een eigen zelf
standigheid te verwerven tegenover de
ouders en alle andere ouderen. Aan de
andere kant zijn zij op zoek naar een
eigen binding met andeien, vooral met
jongeren van gelijke leeftijd. Enerzijds
helemaal op zichzelf en de eigen ontwik
keling gericht, anderzijds veiligheid, be
schutting en sociaal contact zoekend in de
groep.
Zo zijn ze soms omringd door een hele
schare vrienden of vriendinnen, of soms
meer samen als twee kameraden
Het is goed te stellen, dat voor de mees
ten het begrip .vrienschap" weinig dieper
zal gaan, dan het bij elkaar zijn en samen
optrekken. De diepere betekenis van het
alles voor elkaar over hebben en het
elkaar over en weer kennen en waarderen
komt meest op wat latere leeftijd sterker
naar voren.
Vandaar dat het hebben van meer dan
één vriend of vriendin heel normaal is
op deze leeftijd.
In de enquête werd gevraagd: „Vind je
't prettig veel vrienden (en/of vriendin
nen) te hebben, of voel je meer voor een
enkele maar dan een werkelijke vriend of
vriendin".
De antwoorden daarop luidden als volgt:
Antwoord:
Jongens Meisjes
Graag veel vrienden(innen) 193
Liever een enkele goede
vriend(in) 332
Weet niet, nooit bij
stilgestaan 71
Geen antwoord 12
Totaal
608
190
337
36
11
574
Voorts werd gevraagd hoeveel vrien-
den(innen) men had. Daarvan bleek het
volgende:
Aantal vrienden(innen) Jongens Meisjes
1- 5
395
338
6-10
95
97
11-15
22
35
16-20
11
6
meer dan 20
26
29
geen antwoord
59
69
Totaal
608
574
De vriendschap met leeftijdsgenoten is
o.i. van groot belang voor de vraag, hoe
de vrijetijdsbesteding in het algemeen ge
zien wordt. Is er een gezamenlijk bele
ven van de vrije tijd, of is het meer een
individuele zaak, waarbij elk voor zich
zoekt naar de eigen beleving van die vrije
tijd? Want duidelijk Is wel, dat de ont
moetingsplaatsen voor de jonge mensen
ook die plaatsen zijn, waar men over het
algemeen de vrije tijd doorbrengt.
In dit verband werd dan ook gevraagd,
waar men zijn vrienden heeft leren ken
nen en waar men deze als regel ontmoet.
De antwoorden daarop worden in de
beide volgende overzichten gegeven.
Waar vrienden(innen) leren kennen?
Antwoord:
Jongens
Meisjes
Op school
142
163
Thuis
35
44
Op vereniging
38
21
Op het werk
22
42
Op straat, bios, enz.
49
13
Weet niet meer
30
25
Diverse manieren
254
234
Geen antwoord
38
32
Totaal
608
574
Ontmoetingsplaats met vrienden(innen).
Antwoord:
Jongens
Meisjes
Bij mij thuis
43
81
Bij hen thuis
26
14
Op vereniging
32
12
Op straat
45
18
Bij mij thuis/bij hen thuis
179
260
Op div. plaatsen (café, dancing,
bioscoop e.d.)
236
159
Geen antwoord
47
30
Totaal
608
574
School en thuis, vereniging en straat, werk en bios, het kunnen allemaal ont
moetingsplaatsen zijn, elk met zijn eigen mogelijkheden voor de jongeren. Bij
veel meer meisjes dan jongens is het eigen thuis nog een ontmoetingsplaats,
hetgeen ons - gezien het huidig levenspatroon - normaal lijkt.
Velen geven op elkaar op diverse plaatsen te ontmoeten, dan thuis, dan op
straat, op de vereniging enz. Dit geldt in meerdere mate voor de jongens dan
voor de meisjes. Ook dit lijkt ons niet meer dan normaal.
Gewezen moet nog worden op de relatief kleine plaats, die het verenigings
leven als ontmoetingsplaats met vrienden of vriendinnen inneemt. Dit zou kun
nen duiden op een gering verenigingsbezoek. Gezien echter de antwoorden op de
vragen 5 en 6 over het lidmaatschap van verenigingen, waaruit blijkt dat meer
dan de helft der jongeren een vereniging bezoekt, moet gezegd worden dat een
dergelijke conclusie niet gewettigd is.
Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn, dat de gemiddelde vereniging te
veel gebonden is aan een bepaald programma, dat gevolgd moet worden, zodat
daardoor te weinig mogelijkheid wordt geboden tot persoonlijk contact.
De vereniging wordt misschien daardoor zo weinig opgegeven als ontmoetings
plaats, Gmdat de jongere zelf - bewust of onbewust - de eigenlijke ontmoeting
als buiten het programma vallend beschouwt.
Mocht deze conclusie juist zijn, dan zou dit pleiten voor een veel soepeler
programmering in het verenigingswerk, waardoor meer tijd beschikbaar zou
kunnen komen voor de niet-georganiseerde ontmoeting met elkaar.
Waarover men zoal spreekt, wanneer men onder elkaar is? In die richting is
een vraag gesteld, waarvan de antwoorden hierna weergegeven. Het is een sa
menvatting geworden van ernstige en minder ernstige gesprekken en ook een
samenvatting van een aantal onderwerpen, waarbij wel duidelijk is, dat het
„Over van alles" inderdaad ook alles betekenen kan.
Onderwerp van gesprek
Jongens
Meisjes
Politiek
14
12
Godsdienst
33
37
Toekomst
16
32
Geloof en politiek
24
14
Geloof en liefde
10
12
Liefde
9
Aktuele onderwerpen
8
29
Over van alles
460
401
Geen antwoord
34
37
Totaal
608
574
Soms gaat het over de politiek, soms over de godsdienst. Soms gaat het ook
wel eens over „liefde", alhoewel dat weinig schijnt voor te komen. Of is het
doodgewoon schuchterheid om het te erkennen?
Inderdaad wordt over van alles gepraat. Ouderen zeggen wel eens dat het
niet zoveel om de hakken heeft, dat gesprek van hun kinderen met hun vrien
den en vriendinnen. Daarmee geven zij er dan blijk van weinig te weten van
het - juist zo serieuze - over „van alles wat" praten. Dat doe je inderdaad als
jongeren. Soms heeft het een beetje lijn, soms gaat het in het wilde weg. „Moet
het altijd zo serieus zijn, waarover je praat?" merkte een jongen op.
In elk geval gaat het om het contact met elkaar, om het scheppen van een
eigen wereld en de vulling daarvan met eigen gedachten en ideeën. Soms is het
imitatie van het oudere, soms is het volkomen orgineel en van grote waarde
voor hen zelf en voor elkaar.
Bij de enquête is ruimschoots aandacht besteed aan het zakgeld en de beste
ding daarvan. Overigens werd alleen aan de categorie van de werkenden ge
vraagd of men zakgeld ontving. Waarom deze vraag niet tevens aan de scho
lieren is voorgelegd, is niet helemaal duidelijk. Het bleek voorts niet mogelijk
verband te leggen tussen de leeftijd en de hoogte van het zakgeld. Behoudens
deze opmerkingen, zijn toch interessante gegevens verkregen.
Uit een desbetreffende vraag blijkt dat van de categorie „werkenden" het
overgrote deel het loon afdraagt. Onderstaand is een overzicht gegeven van de
antwoorden op de vraag: of men het loon afdraagt, gedeeltelijk afdraagt of dat
met het behoudt.
Jongens
Meisjes
Totaal
Draagt het loon af
Draagt het ged. af
Houdt het zelf
Geen antwoord
Totaal
Abs.
in
Abs.
in
Abs.
in
252
81,6
225
68,0
477
74,7
30
9,8
44
13,3
74
11,6
18
5,9
37
11,1,
55
8,6
8
2,7
25
7,6
33
5,1
308
100
331
100
639
100
Aan hen werd verder gevraagd, of men zakgeld ontving of niet. De antwoorden
daarop waren als volgt:
Wel zakgeld
Geen zakgeld
Geen antwoord
Totaal
Jongens
263
7
38
308
Meisjes
237
5
89
331
Totaal
500
12
127
639
Gevraagd werd verder, of men geld aan liefdadige instellingen gaf. Het staat
overigens niet vast dat het begrip „liefdadige instelling" voor ieder volkomen
duidelijk is geweest, aangezien de vraag vrij summier was gesteld.
De gegeven antwoorden geven het volgende beeld.
Aan de eerste categorie (263 jongens en 237 meisjes) werd verder gevraagd
hoeveel zakgeld men ontving. De antwoorden daarop zijn samengevat in het
volgende overzicht.
Hoogte zakgeld
Jongens
Meisjes
Totaal
1,— tot f 2,50
17
39
56
2,50 tot 5,
86
93
179
5,— tot 7,50
58
53
111
7,50 tot 10,—
53
29
82
10,— tot 15,—
14
15
29
15,— tot 20,—
10
3
13
20,— tot 25,—
1
1
25,en meer
Geen antwoord
25
4
29
Totaal
263
237
500
Uitgegeven bedrag
Jongens
Meisjes
Totaal
f 1,— tot f 2,50
258
258
516
2,50 tot 5,
135
99
234
5,— tot 10,—
101
66
167
10,— tot 15,—
23
28
51
15,tot 20,
11
13
24
20,en meer
17
25
42
Geen antwoord
63
85
148
Totaal
608
574
1182
Waaraan werd dit geld besteed? Op deze vraag geeft onderstaand overzicht
enigszins antwoord.
Doel
Jongens
Meisjes
Totaal
Sparen
23
44
67
Sparen en andere
13
102
115
Bioscoop
10
10
Bioscoop en andere
21
21
Liefhebberijen
58
32
90
Kleding
19
19
Roken
27
7
34
Roken en andere
179
31
210
Snoep
35
75
110
Diversen
200
200
400
Geen antwoord
42
64
106
Totaal
608
574
1182
Wel bijdrage
Geen bijdrage
Geen antwoord
Totaal
Jongens
368
205
35
608
Meisjes
350
160
64
574
Totaal
718
365
99
1182
Aan de eerste categorie werd gevraagd welk bedrag per jaar aan dit soort
giften werd besteed.
De antwoorden waren als volgt:
Aan ALLE JONGEREN werd de vraag voorgelegd hoeveel geld men de week
tevoren voor zichzelf had uitgegeven. Ook hier was geen verband te leggen
tussen leeftijd en uitgegeven bedrag.
Het volgende overzicht geeft van de antwoorden een samenvatting.
Bedrag
Jongens
Meisjes
Totaal
tot f 5,
157
157
314
5,— tot 10,—
69
66
135
10,— tot 15,—
16
11
27
15,— tot 20,—
5
6
11
20,en meer
15
11
26
Geen antwoord
106
99
205
Totaal
368
350
718
Frappant is dat door de meisjes beduidend meer gespaard wordt dan door de
jongens, terwijl de post roken bij de jongens een belangrijke plaats inneemt»
Opvallend is voorts dat de post liefhebberijen bij beide categorieën laag ge
noteerd staat, in verhouding tot andere doelen.
Opvallend is het hoog aantal dat op de laatste vraag geen antwoord gaf. Wist
men het wellicht niet precies meer?
Tenslotte werd nog gevraagd, wat men zou doen wanneer men plotseling
2,50 per week méér aan zakgeld zou ontvangen.
De antwoorden op deze vraag waren als volgt:
Bestemming
Jongens
Meisjes
Totaal
Sparen
349
384
733
Sparen en andere
87
81
168
Hobby's
47
22
69
Sport
3
1
3
Ontspanning
3
4
Zonder meer uitgeven
24
23
47
Weet het niet
32
8
40
Diversen
42
32
74
Geen antwoord
21
23
44
Totaal
608
574
1182
Via de enquête is getracht te peilen welke wensen er bij de jeugd leven op het
gebied der vrije-tijdsbesteding.
Eén der vragen die daarop werd gericht was de vraag: welke hobby men het
liefst zou beoefenen, wanneer met geld geen rekening behoefde te worden ge
houden. De antwoorden die daarop zijn gegeven zijn verwerkt in de volgende ta
bel.
Zoals af te lezen valt, zou het overgrote deel der jongeren gaan sparen.
Hoewel deze vraag academisch was, blijkt er wel uit dat bij het merendeel
der jongeren de wens, c.q. de neiging tot sparen bestaat.
Het begrip „vrije tijd" is zeker niet zonder meer van toepassing op al die tijd, die
de jeugd niet gebonden is aan school of werk. Hierover kan n.l. misverstand ontstaan,
hetgeen doorwerkt in een verwarring omtrent de zogenaamde vrijetijdsbesteding.
Wij willen dan ook pleiten voor een driedeling in het begrip „tijd", n.l.
a. De arbeidstijd, de tijd gedurende welke men is opgenomen in arbeids- of leer
proces;
b. De eigen tijd, waarin gevraagd wordt bezig te zijn met eigen vorming en ingroei
in de gemeenschap. De tijd waarin gevraagd wordt verplichtingen te willen ver
vullen en te willen kiezen voor het leven in de gemeenschap.
c. De vrije tijd. De tijd, die elk mens nodig heeft om geheel zichzelf te kunnen zijn,
alles van zich af te kunnen zetten en die dingen te doen, die men het liefste wil
doen.
Het zal duidelijk zijn dat de verhoudingen veranderen naarmate de leeftijd anders
is. Hoe de verhouding tussen deze drie moet zijn, kunnen wij dan ook nauwelijks aan
geven. Er zijn vele factoren, die hierin een rol spelen. Eén daarvan is bijvoorbeeld
de ontwikkeling naar mechanisatie en automatisatie in het arbeidsproces, met de
daaraan verbonden werktijdverkorting.
Een paar voorbeelden mogen duidelijk maken, waarom deze driedeling wordt ge
maakt.
Een jongen of meisje is in de schooltijd bezig met arbeid. En als zij na school
tijd bezig zijn huiswerk te maken, dan is dat geen vrije-tijdsbesteding, maar dan
werken zij.
Een jongen, die naar catechisatie gaat, zal dit zeker niet zien als een vorm
van vrije-tijdsbesteding. Een meisje dat na haar werk op de fabriek thuis helpt,
zal zeker niet kunnen zeggen dat dit vrije-tijdsbesteding is. Zij werkt, zij het dan
ook andersoortig dan in het bedrijf. Het is van zeer groot belang dit alles goed
te onderscheiden, wanneer over besteding van de „vrije tijd" wordt gesproken.
Wij gaan er vanuit, dat ieder in de gemeenschap waarin hij leeft zijn ver
plichtingen heeft, waardoor een deel van de tijd wordt opgeëist, waarin niet
wordt deelgenomen aan een arbeids- of leerproces. Een dergelijke indeling in de
tijd laat ruimte open voor ingroei van de jongere in maatschappelijke en kerke
lijke activiteiten.
In de besteding van de echte vrije tijd zal niet teveel regulerend moeten wor
den opgetreden. Op die tijd moet niet teveel beslag gelegd worden. Er zullen
mogelijkheden moeten zijn om die tijd te vullen met - naar eigen inzicht -
zinvolle dingen.
Die vrije tijd moet zeker niet gezien worden als een vermorseling van energie,
immers deze tijd is hard nodig om de problemen, waarvoor de maatschappij ons
stelt, aan te kunnen en te kunnen verwerken.
Bij de enquête zijn vragen gesteld over de voor huiswerk benodigde tijd. Daar
uit is gebleken dat degenen die vervolg-onderwijs genieten 1-4 uur per dag aan
huiswerk besteden, waarschijnlijk al naar gelang het soort onderwijs dat gevolgd
wordt. Er zijn er, die meer tijd besteden, maar dit is een gering aantal.
Dit betekent intussen dat de „schooldag" niet 6-8 uur per dag omvat, maar
8 tot 12 uur. Het is goed zich dit te realiseren, alvorens men de jeugd ertoe wil
bewegen nog deel te nemen aan allerlei verenigingswerk.
Een en ander geldt eveneens voor de werkende jongens en meisjes, waarvan
54,9 nog part-time onderwijs volgt. Zij zullen buiten de 8- of 9-urige werk
dag nog één of meer avonden per week enige uren hebben te besteden aan het
volgen van de lessen of het maken van huiswerk. Daarbij komt dan nog een
aantal jongeren, die een „bijbaantje" hebben, hetzij om de gezinsinkomsten te
helpen vermeerderen, hetzij om geld te verdienen voor zichzelf.
Uit dit alles mag dan worden geconcludeerd dat men niet zonder meer kan
stellen dat de jeugd op deze leeftijd tijd te over heeft. (Zoals reeds werd opge
merkt bleek van de scholieren 55,4% van mening dat er te weinig tijd voor
hobby's beschikbaar is).
Natuurlijk is het goed, dat de voorbereiding op het volwassen leven offers
vraagt van de jongeren, dit is zelfs noodzakelijk. Maar dat betekent o.i. dat er de
aandacht voor gevraagd moet worden, dat de vrije tijd dan ook kan worden
gevuld met die dingen, die de jongeren zelf zinvol achten.
Voor diegenen, die niet naar school gaan en ook geen avondcursussen volgen
- en dat is een belangrijke groep - zal moeten worden uitgezien naar vormen
van vrije-tijdsbesteding, die aanspreken en a.h.w. spelenderwijs voorbereiden
op de latere taak. Het jeugdwerk in club- en verenigingsverband zal zich bezig
moeten houden met de mogelijkheden, die aan deze jeugd geboden moeten wor
den. Daarbij kan een aanknopingspunt zijn, het ontwikkelen van de eigen acti
viteit en vaardigheid der jongeren.
Er is gevraagd of men lid was van een vereniging en zo ja, welke. De beant
woording daarvan is neergelegd in onderstaand overzicht.
leeftijden
Soort vereniging
14
15
16
17
18
19
20
Totaal
j-
m.
j-
m.
j-
m.
j-
m.
j-
m.
j-
m.
j-
m.
j.
m.
Jeugdveren.
48
26
70
24
30
21
26
14
30
20
16
22
4
2
224
129
Sportveren.
42
21
65
34
45
23
38
26
41
20
26
21
4
3
261
148
Muziekveren.
5
15
15
15
4
4
7
8
11
6
4
7
1
47
50
Toneelveren.
1
2
1
1
2
1
5
1
1
4
9
10
Schoolveren.
3
1
4
2
4
2
2
1
5
1
2
2
20
9
Padvinderij
2
5
2
2
2
3
1
1
7
11
Vakveren.
1
25
1
13
3
11
18
1
8
4
1
77
9
Jongens
Meisjes
Totaal
iveuze:
Absoluut in
Absoluut
in
Absoluut
in
Sport
282
46,4
226
39,5
508
43,0
Muziek
47
7,7
70
12,1
117
9,9
Verzamelen
15
2,5
7
1,2
22
1,9
Handenarbeid
86
14,2
26
4,5
112
9,5
Dansen
2
0,4
23
4,0
25
2,1
Reizen
6
1,0
18
3,2
24
2,0
Studeren
10
1,6
17
3,0
27
2,2
Diversen
55
9,0
79
13,6
134
11,4
Weet het niet
105
17,2
108
18,9
213
18,0
Totaal
608
100
574
100
1182
100
Hobby
Jongens
Meisjes
Sport
253
190
Lezen
187
267
Muziek
127
190
Knutselen
68
Studeren
39
27
Verzamelen
37
42
Dansen
30
78
Zoals blijkt, wordt de sport verreweg het hoogst genoteerd, n.l. bij 43,0% van
de jongeren. (Dit blijkt eveneens hierna, wanneer wordt gevraagd welke ont
spanningsmogelijkheden er zouden moeten komen). Opvallend is het toch wel
grote percentage van 18 dat niet weet te zeggen welke hobby men het liefst zou
beoefenen. Na de sport volgen als hobby's van betekenis: muziekbeoefening 9,9%
der jongeren en handenarbeid met 9,5%.
De redactie van de vraag hield uiteraard de suggestie in van actief bezig zijn.
Bij de gegeven antwoorden moet daarmede dan ook wel rekening worden gehou
den. In elk geval is met de beantwoording van deze vraag duidelijk naar voren
gekomen op welke wijze men actief bezig wil zijn.
Voor degenen die zich met jeugdwerk bezighouden, c.q. die zich bezinnen op
de planning te dien aanzien zijn o.i. met name deze antwoorden van grote waar
de.
Tot slot werd bij de enquête gevraagd of men van mening was dat Veenen
daal behoefte heeft aan ontspanningsmogelijkheden, die er nu niet zijn. Een
overgrote meerderheid, n.l. 86,5% der jongeren was van mening dat er meer
dere ontspanningsmogelijkheden zouden moeten komen. De antwoorden zijn
verwerkt in onderstaand overzicht.
Zoals valt af te lezen zijn er de meeste lidmaatschappen in de leeftijden van
14-16 jaar. Opgemerkt kan worden dat dit de leeftijd is, waarop men het meest
naar gezamenlijke activiteiten zoekt. Daarna gaan velen hun eigen weg en vin
den minder bevrediging in het collectieve. Men gaat zich meer richten op direc
te contacten met anderen. Ook het zoeken van een levenspartner gaat dan een
rol spelen.
Het best vertegenwoordigd zijn de sportverenigingen, die ook een wat gelijk
matiger opbouw naar leeftijd te zien geven.
Typerend is dat bij deze vraag slechts 29 jongeren opgaven lid te zijn van een
schoolvereniging, terwijl bij de vraag naar het lidmaatschap van schoolclubs, aan
degenen die dagonderwijs volgen, een aantal van 200 uit de bus komt.
Waarschijnlijk komt dit doordat de schoolclubs in het geheel van verenigingen
een rol van geringe betekenis spelen.
Er is voorts gevraagd naar de hobby's die men heeft. De opsomming geeft het
onderstaande overzicht.
Ook hier staat de sport weer bovenaan. Opmerkelijk is dat ook muziek hoog
genoteerd staat.
Een vraag die wij tenslotte willen opwerpen in het verband van vrijetijdsbe
steding, is de vraag naar geëigende ruimte.
In dit verband moet dan worden gedacht aan sportaccomodatie, aan gemeen
schapsruimten en ruimten waar hobby's kunnen worden beoefend. Het zou mis
schien aanbeveling verdienen voor Veenendaal eens een nauwkeurige inventari
satie te maken van datgene wat op dit gebied voorhanden is. Zodat critisch kan
worden nagegaan of wellicht op dit terrein voorzieningen nodig zijn. Bij het
voorzien in behoeften is immers de vraag of er voldoende geëigende ruimte is,
een vraag van de eerste orde.
Daarbij komt dat in het algemeen de huidige woonruimte-positie weinig mo
gelijkheden biedt voor de beoefening van hobby's in de eigen woning.
Sprekend over geëigende ruimte wordt dan niet in de eerste plaats gedacht
aan voldoende volume, maar met name ook aan een accomodatie een sfeer, die
beantwoordt aan datgene waaraan de jeugd behoefte heeft, waar zij zich-zelf
kan zijn. Ook op dit punt zou een critische bezinning o.i. zijn aan te bevelen.
Jongens
Meisjes
Totaal
Absoluut in
Absoluut
in
Absoluut
in
WEL nieuwe nodig
524
86,2
498
86,7
1022
86,5
NIET nieuwe nodig
43
7,0
42
7,3
85
7,2
Geen antwoord
41
6,8
34
6,0
75
6,3
Totaal
608
100
574
100
1182
100
Vervolgens is gevraagd welke ontspanningsmogelijkheden er zouden moeten
komen. Men was daarbij volledig vrij in het noemen van mogelijkheden, ook
voor wat betreft het aantal.
Hieronder is derhalve een overzicht gegeven van de frequentie waarmede
bepaalde objecten zijn genoemd, respectievelijk door de jongens en de meisjes.
Ter verduidelijking is één en ander tevens in een grafiek weergegeven.
Wensen
Jongens
Meisjes
Totaal
Sporthal/sportvelden
336
266
602
Overdekt zwembad
255
253
508
(Overdekte) ijsbaan,
ijshockey
242
257
499
Tennisbanen
99
143
242
Clubhuizen
126
93
219
Schouwburg
99
132
231
Goede bioscoop
31
20
51
Dansgelegenheid
115
150
265
Sporthal/sportvelden
M.
Overdekt zwembad
(Overdekte) ijsbaan
Tennisbanen
Clubhuizen
Schouwburg
Goede bioscoop
Dansgelegenheid
(Bij de opening van het Panhuis gaat een deel der wensen in vervulling. Red.)
Buiten de in dit schema geuite wensen, zijn nog enige incidentele wensen ge
uit, die zo sterk uiteenliepen, dat ze in de telling verwaarloosd zijn. Zoals, blijkt
is er een groot aantal wensen uitgesproken.
In elk geval kan worden geconstateerd:
a. bij het noemen van hobby's die men zou willen beoefenen;
b. bij het uiten van wensen voor te creëren ontspanningsmogelijkheden;
dat door het overgrote deel der jeugd gekozen wordt voor vormen van actieve
en creatieve vrijetijdsbesteding.
De bewering die men vaak kan horen, dat de jeugd zo passief zou zijn en in
grote mate alleen geneigd zou zijn tot het „ondergaan" van ontspanning, wordt
door de verkregen gegevens duidelijk geloochenstraft.
Verder mag worden geconcludeerd, dat de sport het hoogst genoteerd staat, ge
volgd door muziekbeoefening en handenarbeid.
Een en ander correleert met de geuite wensen t.a.v. de sportvoorziening:
- sporthal, -sportvelden, -overdekt zwembad, -(overdekte) ijsbaan en -tennisba
nen, alsmede met de vraag naar clubhuizen en schouwburg.
Veenendaal maakt een sterke groei en ontwikkeling door, die zich zal door
zetten, gezien de door deskundigen gemaakte prognoses. Het aantal industrieën
is de laatste jaren uitgebreid. Een en ander gaat gepaard met vestiging van ge
zinnen uit andere streken, hetgeen mede zijn invloed heeft op de structuur der
gemeenschap. Veenendaal is in belangrijke mate een verzorgingscentrum voor de
omgeving, hoewel dit nog niet in cultureel opzicht gezegd kan worden.
Door verschillende oorzaken, o.m. ook de woningbouw (hoogbouw) is er sprake
van verstedelijking en een zich wijzigende levensstijl.
Bij deze ontwikkeling moet aandacht worden besteed aan een goede intregra-
tie van de bevolking. Met behoud van het goede uit de traditie zullen met na
me voor de jeugd nieuwe verbanden moeten worden gevonden. De vraag naar
culturele en creatieve mogelijkheden is tot nog toe betrekkelijk gering. Ver
wacht mag worden dat deze vraag zal toenemen, als gevolg van het urbanisatie
proces en van toenemende vrije tijd.
De jeugd die bij deze enquête werd betrokken is voor het merendeel afkomstig
uit de grotere gezinnen (5 of meer personen). De indruk wordt gevestigd dat
overwegend sprake is van orde en regelmaat in de gezinnen.
Door het overgrote deel der jongeren wordt het loon aan de ouders afgedra
gen, dit is mede maatgevend voor de verhoudingen en het gezag der ouders.
Van sterke desintegratieverschijnselen in de gezinnen is niets gebleken.
Een belangrijk punt is, dat het 3-ploegenstelsel in Veenendaal (nog) nauwelijks
voorkomt. Overigens is van veel belang dat de industrie in Veenendaal is voort
gekomen uit de huisindustrie en daardoor in de samenleving is geaccepteerd.
Zoals blijkt is Veenendaal een overwegend Protestantse gemeenschap. De be
volking is in grote mate kerkelijk meelevend. De tradities spelen ook in het ker
kelijk leven nog een belangrijke rol.
Het blijkt dat van de jongeren een groot deel regelmatig ter kerke gaat, nl.
van de jongens 72% en van de meisjes 76%. Bij de vragen over de intentie tot
dit kerkbezoek bleek dat 60% van hen vrijwillig gaat.
Daartegenover is het bezoek aan de kerkelijke jeugdverenigingen laag te noe
men,nl. voor de jongens 20% en voor de meisjes 17%.
Een bezinning in kerkelijke kringen op het functionneren van de kerk in deze
veranderende samenleving en in het bijzonder op eigentijdse methodieken bij
catachese en jeugdwerk lijkt ons geboden.
Van de jongeren volgt nog 45,8% dagonderwijs blijkens de verkregen gegevens.
Van de overige jongeren mag worden aangenomen dat, m.n. de ouderen, voor
een deel reeds vervolgonderwijs hebben genoten.
De scholieren bleken 1-4 uur per dag voor huiswerk nodig te hebben, van hen
vond het merendeel dat men niet voldoende tijd voor hobby's had.
Van de werkende jongeren bleek een groot deel nog cursussen te volgen, in
hoofdzaak gericht op vakopleiding.
Deze uitkomsten zijn van bijzonder belang bij het spreken en denken over de
besteding van de werkelijk vrije tijd.
Het merendeel der jongeren was in het arbeidsproces opgenomen (nl. 308 jon
gens en 331 meisjes). Zij vonden algemeen in de eerste plaats de soort van arbeid
belangrijk en pas in de tweede plaats de beloning. Natuurlijk heeft dit in belang
rijke mate te maken met het „plezier" in het werk".
In bepaalde mate speelt hier wellicht ook het status-symbool een rol.
Van de geënquêteerden vond 80% dat het werk bevalt, terwijl het overgrote
deel nog in de eerste werkkring werkzaam is.
Zoals reeds opgemerkt, dragen de meeste jongeren het loon aan de ouders af.
Het zakgeld dat men ontvangt variëert van f 2,50 tot f 10,per week.
Zie andere zijde van dit blad.