Naast autochtone bevolking veel importgezinnen Verstedelijking van Veenendaai nam laatste jaren grotere vormen aan Urbanisatieproces duurt voort Hoe verhouden zich beide bevolkings groepen? Gevestigde bevolking: „Veenendaai gaat vooruit" Import opinie„Meer vertier en ontspanning gewenst TWEEDE BLAD „DE VALLEI" VRIJDAG 27 NOVEMBER 1964 Nr. 94 Wie maar even om zich heenkijkt merkt direct dat zich binnen de plaats Veenendaai veran deringen voltrekken. Wijzigingen qua woongebruiken (flatbouw), wijzigingen qua struc tuur (van dorp naar industrieplaats) en verandering van bevolkingssamenstelling. Men mag gevoeglijk aannemen dat meer dan 1/3 van de bevolking niet in Veenendaai geboren is en dus onder de z.g. importgezinnen gerangschikt kan worden. De vraag die ons bezig hield was deze: Hoe verhouden zich beide groepen en welke wensen bestaan er om de inpassing van de „nieuwkomers" in het patroon van de gemeente Veenendaai zo soepel mogelijk te doen verlopen. Uit enkele vraaggesprekken, die wij met beide categoriën mochten voeren, kwam aan het licht dat de kloof zo die al mocht bestaan tussen de „rasechte" Veenenda- lers en de „importmensen" met een normale polsstok kan worden genomen. Beide catego riën accepteren elkaar in hun verscheidenheid en hoewel er hier en daar nog wensen over blijven, is de samenwerking hetzij op het dagelijks werk of anderszins prettig. Het ur banisatieproces, de toenemende verstedelijking wordt vooral door de jeugd van Veenendaai als een normaal verschijnsel opgevat. AANSLUITING Hulpvaardig Stemmen uit oud-Veenendaai Burenhulp Fifty-fifty Enquetrice Mevrouw Fidder-Schoeman (midden) de enige Veenendaalse in de Heyermansflat gezellig pratend met haar buren de heer en mevrouw Lantrok. De Herman Heyermansflat in het Schrijverspark bewoond door 23 importgezinnen. -5SP-* Een der eersten, die wij interviewden was de Veenendaalse wethouder van Onderwijs, de heer R. Koppenberg, zelf rasecht Amsterdammer. De heer Kop penberg is van mening dat hij eigen lijk niet meer bij de import gerekend kan worden, hij voelt zich finaal inge burgerd. Ieder heeft de plicht als hij zich in een gemeente vestigt zich aan te pas sen bij de gemeenschap die hij daar aantreft. Sommigen praten over aan passingsmoeilijkheden, maar die wor den soms vrij sterk overtrokken, aldus de wethouder. Wethouder R. Koppenberg. Zaalruimte niet toereikend. Men heeft wel eens klachten over een gebrek aan cultureel leven, maar als er werkelijk een hoogstaand concert wordt gegeven is de belangstelling nog zeer ma tig. Dit is overigens een landelijk pro bleem, aldus de heer Koppenberg. Wel zouden er in Veenendaai meer mogelijkheden geschapen moeten wor den om eens „gezellig uit te gaan". Na afloop van het concert b.v. wat napraten in een stijlvolle omgeving, in een foyer of iets dergelijks. De zaalruimte is in deze plaats niet toereikend, maar wat niet is kan komen, vindt de wethouder. In deze gesloten ge meenschap is het wellicht in het begin wat moeilijk om zich aan te passen, maar bij. ernstige pogingen lukt het zeer wel, waarbij men zijn eigen zienswijze kan behouden. De import moet zich uiteraard niet als op een eiland voelen, dat is hele maal niet nodig, vindt de heer Koppen berg. Wat zou een stadsmens hier dan willen? De middenstand geeft een ver bluffende service, het winkelen is gezellig, alleen kan men zich ook alweer in het begin misschien wat minder vrij voelen, maar daarentegen is het leven in deze gemeenschap ook minder gecom pliceerd. Zowel de autochtone bevolking als de import kan in deze groeiende plaats gelukkig wonen en werken, mits de goede wil aanwezig is. Problemen zie ik niet, of ze moeten door de mensen zelf worden opgeworpen. Wethouder Koppen berg is een dergenen, die zich als „nieuw- kopier" zodanig heeft aangepast, dat hij zich volkomen tevreden voelt. De Heyermansflat in het Schrijverspark is een importbolwerk. Van de 24 gezinnen komen er 23 van buiten. Op nummer 139 woont de familie Fidder, waarvan de vrouw des huizes de enige Veenendaalse is in het hele flatgebouw. Toch voelt mevrouw Fidder zich op geen enkele wijze als een éénling. De buren waren juist op visite toen wc aanbelden. De heer en mevrouw Lantrok van nummer 137. De heer Lantrok was gedurende 27 jaar werkzaam in het toenmalige Ned Indië en kwam in 1950 als gepensioneerd Hoofdinspecteur van Politie naar Ne derland terug. Laatstelijk bewoonde de familie een bungalow in het Veluwse Ermelo en vertrok medio 1964 naar Vee nendaai. De kinderen waren getrouwd, het huis in Ermelo werd te groot en zo besloot men na een advertentie in een dagblad te hebben gelezen de flat in Veenendaai te kopen. Verhuizingen zijn de heer Lan trok niet vreemd, want in Indië gebeurde dat wel zo'n twintigmaal. Waarom men speciaal Veenendaai als woonplaats koos? Behalve op de Veluwe of de rand daar van kan de heer Lantrok niet leven naar hij zegt. Hier vindt men in de natuur nog iets van het ongerepte. De heer Lantrok, die een verwoed jager was, heeft enkele jachttrofeeën uit Indië meegebracht en de wand van zijn woning o.a. versierd met een tijgerkop. Ik ben hier nog maar kort, maar heb me wel georiënteerd, vertelt de heer Lantrok. De grote winkels in het centrum trokken dirokt mijn aandacht en overi gens ook die hier pas in de omgeving zijn zijn gebouwd. Ermelo was eigenlijk een enclave, de mensen waren wat stijf. Wij gingen daar uitsluitend om met import kennissen. Je blijft import, daar op de Veluwe. Of dat hier ook zo zal gaan? Ik geloof dat men hier wel wat vrijer denkt, zegt de heer Lantrok. Overigens moet ik mij nog wat meer inwerken. Ik ben al aan het zoeken geweest naar een vis club, want dat mag ik deksels graag doen. Verder zou ik mij willen aansluiten bij een bridgeclub (als die bestaat) en een vereniging van philatelisten (moet u mijn verzameling maar eens zien). Wij kunnen de heer Lantrok gerust stel len, al die clubs zal hij hier kunnen vin den. Mevrouw is bijzonder gefrappeerd door de correcte inrichting van de flat. De leveranciers waren zeer hulpvaardig en geschikt. Werkelijk een fijne gewaar wording vindt mevrouw. Wat die winkels betreft, daar kan Har derwijk of Ermelo niet aan tippen, vindt mevrouw Lantrok, die jarenlang onder wijzeres was in het mooie Insulinde. We vragen nog even aan mevrouw Fidder, wat zij als geboren Veenendaalse van al die ontwikkelingen denkt. Nou, het gaat meer en meer op een stad Hjken hè? K(jk maar eens rond, al die flats en er komen er nog veel meer. Voor 10 jaar terug vond ik 't Veen al ben ik er zelf gebo ren nog een stijf dorp, maar het breidt zich geweldig uit. Weet u wat er eigenlijk meer gedaan moest worden? De sportaccomodatie uit breiden. Vroeger was ik bij Sparta, maar dat was eigenlijk de enige grote sport club. Er moet veel meer variatie komen. De aanleg van het Sportpark is al een mooi ding. Nou nog een zwembad en dat is alweer een stap verder, zegt mevrouw Fidder. Met de buren kan ik goed over weg, je merkt er niets van af ze nou Veenendalers zijn of van buiten komen. Het uitzicht is hier prachtig, je kijkt zelfs helemaal naar de Berg toe. We zijn hier best tevreden en ik geloof dat al de buren dat ook wel zijn, vooral nu die vijver zo fijn is aangelegd. Er zwommen al echte snoeken in heb ik gezien. Voor mij betekenen al deze dingen een grote vooruitgang van de plaats Veenendaai. Alleen die sportgelegenheden waar ik het Een stukje oud-Veenendaal. De 72-ja rige heer J. v. d. Poel met kleinzoon op de „Hucht" waar hij zelf jarenlang woonde. net over had, daar ontbreekt nog wat aan, is de conclusie van deze geboren Veenendaalse. Na enkele stemmen van „newkomers" gehoord te hebben, togen we naar het oude Veenendaai, waar we op de Hucht (aan het einde van de Molenstraat) de 72-jarige heer J. v. d. Poel aantreffen, die een rustige middagwandeling houdt. Ruim 52 jaar werkte de heer v. d. Poel op de VSW en is nu gepensioneerd. Welwillend vertelt de oude baas iets over de ouwe tijd. Hier op deze Hucht heb ik jarenlang gewoond in een blok huizen dat nu ver dwenen is. Wel loopt er nog een jaagpad naar 't Kostverloren, maar dat is het enige oude dat overgebleven is. Het huis waar ik nu woon in de Korte Molenstraat dateert van 1927. Deze weg was vroeger een zandweg, waar veel verkeer was met kruiwagens. De mensen gingen dan strooi sel halen over de Grift, nodig voor het bedekken van de vloer in het varkens hok (want iedereen hield er wel een keutje op na) vertelt de heer v. d. Poel. Men zegt dat er hier vlakbij een Joden kerkhof is geweest, maar dat weet ik niet zeker. Als je met de kruiwagen over het brugje aan de Geer ging kwam je in een soort moeras. Vooral 's winters was het een ellende daar op die Geer. Als het regende kon je nergens door komen. Je ging dan met de kruiwagen over de vlondertjes heen om het strooisel te be machtigen. Wat nu Veenendaal-Zuid is daar stond nog niets, alleen de Geerboer en er was ook het „lekkere water tje" waar de schapen in gewassen werden, zodat men het ook wel het „schapenwatertje" noemde. Hoe of ik Veenendaai op het ogen blik vind? Je kent er niks meer van, zegt de heer v. d. Poel. Vooral in de nieuwbouw ken ik praktisch geen mens. Vroeger wist je direct die of die woont daar en daar. Ik ga nog wel eens de Straat in, maar voor een oud mens is het niets gedaan. Je hebt nog geen plekje op het trottoir. Wel is de toestand gewel dig verbeterd wat de levensomstandig heden betreft. Toen ik pas getrouwd was verdiende ik zeven gulden in de week en was het behoorlijk uitkijken. Nou is dat allemaal verbeterd en ik mag zeggen: ,,'k Heb het nog nooit zo goed gehad." Of ik alle veranderingen in 't Veen moet toe juichen? Och, je kunt er toch niets aan doen en ik geloof dat het allemaal wel zo zal moeten gebeuren. Een hoop dingen zijn absoluut verbterd en dat mag gezegd worden. Vroeger stroomde het water de Hucht af en van dat alles heb je geen last meer. Ik heb samen met m'n vrouw een rustige oude dag en ben erg tevreden, zo besluit de heer v. d. Poel. Dwalend door oud-Veenendaal treffen we bij het oude kerkhof op de hoek van 't Kostverloren, drie oudere Veenendalers, gezellig keuvelend. De heren Brouwer, G. Bolderman beiden uit 't Achterkerk en de heer Wesselo uit 't Kostverloren. Of 't Veen veranderd is? Nou dat zou ik den ken, zegt de heer Brouwer (85). Ik ken geen mens meer. Trouwens ik kom niet ver meer. Pasgeleden ben ik nog bij de nieuwe brug over de vaart gaan kijken, maar dat is ook alles. In de Straat durf ik me niet te wagen, met al die drukte, vertelt de heer Brouwer. Hoe of die nieuwe straten allemaal heten? Daar weet ik totaal niets vanaf. Ik ken zelfs mijn eigen buurt niet meer. Je raakt eruit, verzucht de heer Brouwer. De heer Bolderman is iets jonger dan zijn straatgenoot. Hij houdt alles nog wel zo'n beetje bij. Hij vindt de tijden wel erg veranderd. Iedereen is op zichzelf aangewezen en de meeste mensen sluiten zich ook in eigen kring op. Vroeger was dat anders. Als je in nood zat kwam er een hele rits buren opzetten om te vragen of je hulp nodig had. Dat schijnt niet meer nodig te zijn en het komt ook niet meer voor. Iedereen is in de ziektewet, dus het geld gaat door bij ziekte en een dok ter halen is ook niet meer nodig want ze bellen de arts op. In al die dingen was je vroeger op elkaar aangewezen, vertelt de heer Bolderman. In de oorlogsdagen kroop je met een hele buurt tegelijk in de kelder. Nood leert helpen denk ik. Het is me al eens gebeurt dat iemand 25 gulden leende en met een kwartje in de week weer terug betaalde. Je kende elkaar en je wist wat je aan elkaar had. Te genwoordig snellen de mensen je voorbij. Je denkt dan: ken ik je of ken ik je niet. Je weet niet of je er goed aan doet om te groeten. De ouwe Veensen doen dat ook al niet meer. Men ging bij elkaar koffie drinken, maar dat is ook verleden tijd. De mensen zitten bij de televisie, en blijven in d'r eigen huis. Of ik kennissen heb tussen de importmensen? Nou hier in 't Achter- kerk wonen er niet veel. Maar als ik een Amsterdammer naast me had wonen ging ik er evengoed een buurpraatje houwen als ik het bij een Veense zou doen. Wat maakt dat voor verschil? Je moet tegen iedere medemens hetzelfde blijven en ik geloof dat zo de meeste Veensen wel den ken, zegt de heer Bolderman. De heer Wesselo was wat stilletjes, maar zegt later kernachtig: Het gaat er nou net toe als in een stad. Trouwens het Schrijverspark is al een stad op zichzelf. Ik heb er geen connectie mee, zegt de heer Wesselo. Van de jongelui ken ik niemand meer. Vroeger kende je hele geslachten „van ouwer op ouwer" maar dat is afgelopen. Of ik er blij om ben? Och, we kunnen de loop van de dingen toch niet tegenhouden. Na het onderhoud met de oud-Veenen- dalers keren we terug tot de import. De Heemskerkstraat zal ongeveer voor de helft door Veenendalers en de helft door import worden bewoond. Op nummer 43 woont de wegenwachter de heer Hout man, afkomstig uit Rotterdam. Ik ben nu 15 jaar in Veenendaai en kan het er best uithouden, vertelt de heer Houtman. Het was aanvankelijk wel een overgang van de grote stad naar deze kleine industrieplaats. Het stadsleven is heel anders, hier is het landelijker. Ik zal alles in de stad niet goedkeuren, zegt de heer Houtman. Je ziet geen verschil tussen de zondag of doordeweek. Ze gaan rustig hun auto wassen, tuin spitten op hard gewerkt worden en na inspanning komt ontspanning. De boog kan niet altijd gespannen zijn. De mensen hebben dat nodig, vindt de heer Houtman en zijn vrouw valt hem bij. Dhr. Houtman wegenwachter, kan het best uithouden Er ontbreekt een goede schouwburg en gelegenheid om 's winters sport te beoefenen. Maar er komt toch een Sporthal wagen we op te merken. Ja, dat is bekend en je moet constateren dat het de laatste jaren de goede kant op gaat. Ove,r de contacten met de Veenen dalers is de heer Houtman best te spreken. De mensen van buiten, die voor my kwamen zeiden: „Als je van buiten komt wordt je nooit De Mr. Heemskerkstraat in Veenendaai-zuid heeft een gemengde bevolking. Verhouding import-Veenendalers fifty-fifty. zondag. Al ben ik dan zelf buitenkerke lijk, ik vind dat zoiets niet past. Dat neemt niet weg dat ik hier ook wel be zwaren heb. Er zijn weinig, tè weinig ontspannings mogelijkheden. Je moest b.v. zaterdags avonds eens gezellig uit kunnen gaan. Het zij naar een goede toneelavond, een ca baret of zoiets. Dat je er echt eens uit bent. Want er moet hier in de industrie II een Veenendaler" maar In die 15 jaar heb ik ondervonden dat dit onzin is. Misschien was dat vroe ger wel zo, by de oude kern, maar by de jonge Veenendalers blyft dat hetzelfde. Ook hier in deze straat wordt er niet naar gevraagd. De heer Houtman vindt Veenendaai wel een plaats waar de mensen erg religieus zijn, maar dat kan hij waarderen. Je moet ieder vrijlaten in z'n principes en dan kan je goed met elkaar leven. Wel geloof ik dat de Vee nendalers moeten beseffen dat hun dorp geen dorp meer is, maar door de komst van grote industrieën geheel verstede lijkt is. Dat brengt bepaalde verande ringen mee en die moet men aanvaar den. Dat er soms jeugduitspattingen zijn (b.v. op Lampegietersavond) komt louter door het gebrek aan goede ont spanning, is de mening van de heer Houtman. Hierdoor worden ze brood dronken en gaan herrie schoppen. Maar overigens, de mensen hier zijn best en het werk bevalt me, wat zou ik nog meer wensen. Mevrouw Houtman voegt er nog aan toe dat er eens een goede operette opgevoerd zou moeten worden. De laatste vertegenwoordigers van de import zijn de heer en mevrouw Visser van Hogendorpstraat 6. Onze enquête, bleef uiteraard zeer beperkt, maar mevrouw Visser kan veel meer over het enquêteren meedelen, omdat zij menig uurtje op pad is als enquêtrice voor het landelijk Bureau voor de Sta tistiek. Haar rayon omvat de plaatsen: Veenendaai, Rhenen, Eist en Ameron- gen. De mensen geven enorm veel me dewerking bij het beantwoorden van de vragen. (Zie verder pag. 2, 2de blad) Oud- en jong-Veenendaai. Drie geboren en getogen Veenendalers op middag wandeling nabij het Kostverloren.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1964 | | pagina 3