Rijke geschiedenis van hotel ,De Klomp' Sinterklaas strooit Aram - Valleispeldj es SINTERKLAAS BRACHT EEN OLIFANT DERDE BLAD „DE VALLEI" VRIJDAG 4 DECEMBER 1964 Nr. 96 Van oude herberg tot modern restaurant Huidige eigenaar opgeleid door Hilton-eoneern Historie Plaats Brouwerij Inventaris Familiebezit Bijenmarkt Nieuwbouw Spoorwegen ST. NICOLAAS- VERHAAL VOOR DE JEUGD VOOR BABY'S HUIDJE AMERONGEN SCHERPENZEEL Jongens en meisjes, Sinterklaas heeft jullie beslist niets op de mouw gespeld in onze laatste dinsdagkrant. Dat heeft de goede Sint trouwens nog nooit iemand aangedaan. We hebben inderdaad een massa speldjes met de figuur van onze - en nog meer: van jullie - Aram erop op stapel staan. De vraag is natuurlijk hoe je aan zo'n Valleispeldje komt. Niet moeilijk. Maar er komt wel een beetje sport aan te pas. Op de advertentie-pagina's van deze krant is een aantal Pieten en Kla- z enafgedrukt. Hun aantal is precies gelijk: half-om Pieten en Klazen. (Neem ons niet kwalijk, Sinterklaas, dat we voor het gemak de namen een beetje inkorten). Knip alle Pieten en Klazen, die je opspeurt, uit. In „De Vallei" van aanstaande dinsdag zetten we een opplakformulier. Knip dat ook uit. Maar nu komt het. Op dat formulier mogen alleen Pieten, óf alleen Kla zen geplakt worden, wil je tenminste in aanmerking komen voor een speldje. Je zult er dus op uit moeten om de helft van de figuren die je hebt uitgeknipt te ruilen met je vriendje, je vriendinnetje, je neefje, je nichtje of wie dan ook. Alleen deze afbeeldingen van Sint en Piet uitknippen en opplakken. Als je voorzien bent van één soort kun je ze op het formulier plakken en dit vóór 15 januari a.s. per post toezenden aan „De Vallei", Parallelweg 10, Veenendaal of het in de brievenbus van ons kantoor of van één onze agentschappen doen. Na 15 januari a.s. krijg je, als je het goed gedaan hebt, het beloofde speldje toege stuurd. Aan deze „wedstrijd" kunnen meedoen kinderen van al onze abonné's in ons gehele verschijningsgebied (zie de kop op de voorpagina). Veel plezier en een speldje toegewenst door de redactie (en Sinterklaas) N.B. De groten mogen er vanzelfsprekend ook aan meedoen! AGENTSCHAPPEN: Zoals wij reeds dinsdag vermeldden onderging het interieur van hel eeuwenoude hotel „Hupkes" te De Klomp een algehele vernieuwing, al blijft de stijl apart en exclusief. De huidige eigenaar, de heer W. J. Hupkes (28) heeft door een moderne aanpak de gastvrije sfeer weten te behouden, maar dit vermengd met strak om lijnde vormen waarin ook plaats is voor eigentijdse ac centen. De combinatie antiek-modern slaagde volko men, zonder een der begrippen geweld aan te doen. De jonge heer Hupkes exploiteert evenwel een hotel, waar omheen een rijke en boeiende geschiedenis verweven is. In onderstaande regels pogen wij iets van de sluier op te heffen, waarbij de grondige en magistrale opleiding van de heer Hupkes Jr. het eerst de aandacht vraagt. De heer Hupkes Jr., die het hotel op 1 april van dit jaar van zijn vader over nam, werd geboren op 29 januari 1936, studeerde aan de H.B.S. te Veenendaal en ging zich verder bekwamen in het vak van hotelier, waarvoor hij bestemd scheen omdat generaties lang de fa milie Hupkes het hotel „De Klomp" ex ploiteerde. Voor zijn studie vertrok de jonge Hupkes naar Lausanne, naar Florence en Parijs, waar hij in de keukens van zeer exclusieve restaurants, de begin selen van de kookkunst opdeed. Na zijn militaire diensttijd, waarin hij opklom tot liasion-officier, vetrok dg heer Hup kes naar Spanje en Majorca om verdere praktijk op te doen als receptionist. Teneinde zijn - toch al niet geringe - talenkennis verder te verrijken vertrok hij naar Amerika om door het Hilton- concern te worden uitgezonden naar verschillende bedrijven. Bij de voor bereiding tot de bouw en de organisatie van de beide Hilton-hotels in ons eigen land, was de heer Hupkes nauw be trokken. Het behoeft geen betoog, dat de jon ge hotelier, na al deze ervaringen in staat moest zijn de voortzetting van hotel „De Klomp" ter hand te nemen en zich met de expansie te gaan bezig houden. Afbuigend naar de historie van het hotel „De Klomp" blijkt dat enkele eeuwen geleden de familie Van den Bosch (waarvan er nog vele nakome lingen in Veenendaal leven) nauw be trokken was met het hotel. Een exacte stichtingsdatum is niet bekend. Wel staat vast dat eeuwen geleden de toendertijd vermaarde herberg „De Clomp", waaraan een stalhouderij en boerderij verbonden waren, op de hui dige plaats stond. De herberg diende tevens als wisselplaats voor de paar den van de diligence en postkoetsen. Koetsier en paarden konden zich dan in of bij de herberg verfrissen. Deze herberg lag aan het eindpunt van de Grift, die in de tweede helft van de 15e eeuw op last van de Bis schop van Utrecht, de bekende David van Bourgondië, was gegraven tenein de dit gebied te ontsluiten. De Grift begon in Wageningen en liep tot ach ter de schuur van de herberg, waar te vens een haventje was om te lossen en te laden. Dat lossen en laden gebeur de op een z.g. vrije clamp „Het Ge- meintje" geheten. Waarschijnlijk is uit de naam clamp via De Clomp de huidi ge naam De Klomp ontstaan. Uit oude, vergeelde archiefstukken blijkt dat er 5 cent tarief werd ge heven als de goederen: turf, wol, stenen en eek (eikenschors) langer dan een dag bleven staan. De naastgelegen herberg was dan ook een zeer druk bezocht verblijf voor de schippers en kooplieden, die over de Grift kwamen aanvaren. Ook is bekend dat de herberg een eigen brouwerij bezat. In 1749 werd al koel gerstenat gebrouwen waarvoor men zelf de hop kweekte. Tot 1930 stond de oude mouterijschuur met bier kelder nog op de oorspronkelijke plaats. Een der koperen brouwketels is nog bewaard gebleven en kan door de heer Hupkes nog met een zekere trots wor den getoond. Uit de inventarislijst, opgemaakt bij het overlijden van Hendrik van den Bosch in 1745 blijkt dat tot de herberg behoorde: „Een brouweriip met een brouwketel, knijp- en koelvast, daarbij gelegen staande op erfpacht ten be hoeve van de Veenraeden in Veenen daal op een jaarlijks canon van 2 gld. en 5 strs." Uit de beschrijving van de boedel scheiding in voornoemd jaar blijkt dat er 45 slopen en 11 lakens aanwezig waren. Men gebruikte in iedere bed stede 4 kussens. Er wordt in dit docu ment ook gesproken over de geut (de deel met slaapplaatsen van de knechts) en de koekzolder waar de meiden slie pen. Het aardrijkskundig woordenboek uit 1845 vermeldt het volgende: „De Klomp, vermaarde herberg op de Needer-Ve- luwe, prov. Gelderland, gem. Eede, aan de groote weg van Utrecht op Arnhem. Ook hier loopt eene klinkerweg van hier over Veenendaal naar het Ingen- sche Veer en het zal eene station wor den aan den ijzeren spoorweg. Er is al daar eene station van de paardenposte- rij gevestigd." De herberg en later het hotel-restau rant is altijd in dezelfde familie ge bleven. Oorspronkelijk was Hendrik v. d. Bosch de eigenaar, daarna volg den P. v. d. Bosch, H. v. d. Bosch, Geurt Hupkes (wiens vrouw v. d. Bosch heet te) Hendrik Hupkes, Jochem Hupkes en sinds 1 april j.l. Willem Hupkes. Het hotel is ook altijd nauw verwe ven geweest met Europa's grootste bij enmarkt, die eigenlijk geen Veenen- daalse maar .een Klompse markt was, omdat de imkers ieder jaar bijeen kwamen op een terrein bij De Klomp. Ook werden er wolmarkten gehouden, praktisch gelijktijdig met de bijen- markt. De wol werd met wagens aan gevoerd om daarna in Veenendaal te worden verwerkt. De herberg kreeg in de loop der eeu wen wel eens bezoek van ongewenste klanten. In 1813 arriveerden voorbij trekkende en plunderende Franse sol daten aan De Klomp. De grootmoeder Hupkes, vader van de huidige eigenaar, zag de eerste auto's aanrollen toen hij boven op een meubelwagen zat. Hierop had een groot aantal vrouwen en kin deren een plaatsje gezocht, want men was zeer benauwd toen er 10 auto's tegelijk naderden, die 'n rit van Duits land naar Amsterdam ondernamen. De komst van de „ronkende en knallende monsters" was dagen tevoren al door middel van aanplakbiljetten bekend ge maakt. In het jaar 1900 werd een nieuw ho tel gebouwd, hoewel verschillende mu ren van de oude herberg en stalhoude rij bleven staan (deze muren dateren waarschijnlijk uit 1600). van Hendrik Hupkes en haar zuster „Aaltje Meue" werden zo bevreesd dat ze hals over kop de schuur in vlucht ten en in het hooi wegkropen. De Fran sen konden hen niet vinden en er ge beurde niets. Eind van de vorige eeuw kwamen leerlooiers uit het Brabantse Dongen naar De Klomp. Op de wei „Het Meentje" werd dan de aange voerde eek (eikenschors) opgekocht. Bij de aanleg van de spoorweg Utrecht-Arnhem in 1854 bracht dit gro te veranderingen teweeg, ook voor het hotel. Er kwamen andere gasten, het vervoer ging sneller, de diligences ver dwenen, kortom in die tijd sprak men al van „grootscheepse veranderingen". Ook de entree van de automobiel ver wekte nogal opschudding. De heer J. De volgende verbouwing had plaats in 1932. De straatweg was verbreed, het verkeer werd intensiever en hiermee moest men rekening houden. De over turn aan de andere (noordelijke) zijde van de Rijksweg ging inmiddels ook verloren. Een tiental jaren terug, bij de inge bruikname van de grote Rijksweg 12, was hotel „De Klomp" daar ook nauw bij betrokken, in die zin, dat het be zoek minder druk werd. Van deze „te genslag" heeft men zich alweer volle dig hersteld. Hotel „De Klomp" is weer een aan trekkelijke halte op het traject Arnhem-Utrecht. Vooral in de zo mermaanden wordt het restaurant druk bezocht. Het is de heer Hup kes Jr. wel toevertrouwd, met in- achtname van de rijke historie, het bekende hotel „De Klomp" te lei den. Bouwend op de traditie wenst de eigenaar dit moderne restaurant zijn plaats laten innemen, die het altijd had, nog heeft en zal hebben. Een hal teplaats met een intieme sfeer, zake lijk en efficiënt beheerd en een plaats waar het in deze gejaagde maatschap pij „goed toeven" is. Rustig en comfortabel gezeten, uit ziend over een landelijke omgeving, kan de klant zich verpozen en zich te goed doen aan de uitnemende gerech ten. die men in „De Klomp" opdient. „Het eeuwenoude hotel ook in 1964 re presentatief en gezellig", dat is het pa rool van W. J. Hupkes Jr.! „Moet je nou toch voor de aardigheid es luisteren", zei Sinterklaas met be kommerd gelaat tot zijn knecht Piet. Ze stonden allebei op het dak van een mooi huis in een deftige buurt en Sint stond voorovergebogen over de schoor steen. De schimmel keek onverschillig naar beneden, waar een late hond tegen hem stond te blaffen. Piet loste Sint af en legde zijn oor te luisteren. „Ik wil een olifantje!" hoorde hij een jongetje roepen. „Ja maar Keesje", zei een zachte vrouwenstem, „je weet dat vader en moeder je altijd alles geven waar je om vraagt." „Heel verkeerd", mopperde Piet op voedkundig en luisterde verder. „En omdat jij nu in Artis dat kleine olifantje gezien hebt", ging de vrou wenstem verder, „en het was een snoes van een diertje, dat is zo - daarom kun nen vader en ik hier toch geen klein olifantje in huis nemen?" ,,'t Kan bést", dwong het knaapje. „Ik wil een olifantje." Piet keek Sint veelbetekenend aan, die al in zijn grote boek stond te bla deren. „Keesje van der Sluys", las Sint op. „Zijn vader is bankdirecteur en heel rijk. Keesje krijgt altijd heel mooie en dure cadeaux. Hij is nooit tevreden, wil altijd meer. Dat staat hier." „Nou", zei Piet kortaf, „dan zullen we hem nu maar eens een lesje moeten geven. Is de knaap helemaal zot? Een olifant maar liefst! Trouwens, zijn va der en moeder zullen toch wel wijzer zijn?" Sint schudde bedenkelijk het grijze hoofd. „Zijn vader heeft het heel druk en Hotel „De Klomp' 'uit de twintiger jaren. zijn moeder denkt, dat als ze Keesje maar zijn zin geeft, dat het bewijs is dat ze veel van hem houdt." „Maar hoe meer je kinderen hun zin geeft, hoe ontevredener ze worden", vond Piet. „Inderdaad", stemde Sint toe. „Je bent zelf wel geen vader, Piet, en dat is eigenlijk jammer, want je hebt een heel goeie kijk op de opvoeding." „Dus Keesje van 't jaar maar niks", meende Piet. „Heeft hij geen andere wensen?" vroeg de zachtmoedige Sint. „Hij heeft alles al en trouwens, hij wil alléén maar een olifantje. Hoort u maar!" Nu luisterde Sint weer aan de schoor steen. „Ik wil een olifant en anders niks!" hoorde hij Keesje krijsen. „Ik wil een olifant, een olifant, een olifant „Ja, stil maar", suste zijn moeder, ik zal het wel aan de Sint vragen. Ik weet niet of Sint olifanten weggeeft." „Als ie dat niet eens heeft kan ie wel wegblijven", zei Keesje oneerbie dig. Sint glimlachte. „Inderdaad een onplezierig manne ke", stelde hij vast. „Dus dan maar niks?" Piet hield zijn balpoint al op de bladzij met Keesje's naam. „Néé", zei Sint, „hij krüet een oli fant." „Met Uw verlof, monseigneur", zei Piet, die van verbazing erg onderdanig werd, „maar heeft Uwe Doorluchtige Hoogwaardigheid bij geval soms last van een zonnesteek?" „In december?" vroeg Sint. „Neen Piet, Zijne Doorluchtige Hoogwaardig heid heeft ze alle vijf neg goed op een rijtje, al is hij vele honderden jaren oud. Keesje van der Sluys krijgt zijn olifant." Op de avond van de vijfde december werd er hard gebeld aan het huis waar Keesje woonde. Het dienstmeisje deed open. „Mevrouw", riep ze onthutst, „er staat een olifant op de stoep!" Mevrouw Van der Sluys zat met gro te ogen te kijken. Meneer Van der Sluys liet zijn krant zakken en vroeg: „Je bent toch wel helemaal goed, meisje?" Maar je moest wel heel kippig zijn als je die olifant niet zag staan. Het was een schat van een olifantje, een baby nog, maar hij was toch wel een meter hoog! „Zijn ze nou helemaal!" mopperde meneer, maar het feit was er, de oli fant stond voor de deur. Mevrouw Van der Sluys keek met betraand oog toe, hoe gelukkig haar Keesje was. Hij sprong door de gang en schreeuwde tegen ieder die het maar wilde horen: „Ik heb een olifant! Dat zal ik ze morgen op school vertellen! Niet één heeft er een olifant, alleen ik!" „Och", zei mevrouw Van der Sluys tot haar man, „als die lieverd maar gelukkig is, dan heb ik het er best voor over." „Wat heb je er voor over", vroeg haar man, „daar heb je nog geen flauw idee van, vrouwtje!" Keesje stond er op, dat de olifant naast zijn bed zou slapen, maar aan gezien Keesje boven sliep en de olifan ten slechte trappenlopers zijn, kon dat niet. In ieder geval werd de olifant in de ruime vestibule gehaald, want er kwam al een hele oploop voor de deur. Het arme dier raakte helemaal in de war en deponeerde in de marmeren gang van pure zenuwen een ontzaglijk present. Het dienstmeisje keek er met grote ogen naar, riep: „Als jullie maar niet denken, dat ik dat opruim!" en zei meteen de dienst op. ^Vraag maar een oppasser uit de dierentuin", zei ze kwaad. Er bleek niets anders op te zitten dan dat de olifant in de garage sliep. Meneers auto moest dan die nacht maar buiten staan. Die nacht, en ook de vol gende nachten, want hoe ze ook pie kerden, er was geen andere plaats voor de olifant. Meneer Van der Sluys mop perde, maar mevrouw zei: „Ach, als we die lieverd er een plezier mee doen!" Ze bedoelde Keesje, niet de olifant. Al de vriendjes van Keesje kwamen kijken en waren jaloers, en Keesje ge noot. Maar het haar van Keesjes va der werd met de dag grijzer. Zijn mooie auto moest iedere nacht buiten staan in weer en wind. En de olifant maakte zijn stro heel gauw vuil en het kostte veel moeite en geld om iemand te vinden, die het wilde opruimen. Mevrouw Van der Sluys keek ook steeds benauwder. Keesje had er op gestaan, dat de olifant iedere morgen in de mooie tuin mocht ronddartelen en al bloeiden er 's winters geen bloe men, het gras was vertrapt, jonge boompjes geknakt en overal lag viezig heid, want de olifant was nog maar steeds niet zindelijk. De rekeningen van de bakker en van de melkboer en de groenteboer liepen hoog op, want olifanten lusten heel wat. En geen meisje kon ze krijgen voor hulp in de huishouding. Als ze hoorden van de olifant, bedankten ze op slag. Het ergste was, dat Keesje zelf nauwelijks meer naar de olifant om keek. Toen alle vriendjes hem hadden gezien en er een keertje op hadden ge zeten, was het nieuwtje er af. De oli fant werd maar steeds groter en log ger en deed niets dan eten, kijken en slapen. Hij kon nu de deur van de garage niet meer uit. En toen kwam de dierenbescherming en zette een groot stuk in de krant, dat het een schandaal was, dat stomme dier op te sluiten in die garage. En toen eindelijk Keesjes vader de knoop doorhakte, toen de garage werd gesloopt om de olifant er uit te laten, die naar Artis zou worden gebracht, toen zat Keesje al te denken over de volgende Sint Nicolaas. De garage werd weer opgebouwd, het hele huis kreeg een beurt, de tuin werd weer in orde gemaakt, maar mevrouw Van der Sluys zat nog weken lang de hele dag met een zakdoek met eau de cologne voor haar neus. Ze rook nóg de olifant! Je kunt de olifant nóg gaan zien. In Artis. Je kunt hem zó herkennen. Hij knipoogt met zijn linkeroog. „Hier zijn we weer bij Van der Sluys", zei Piet het volgend jaar. Zou den ze de olifant nog hebben?" „Die is weg", wist Sint. En hij vertel de Piet wat er allemaal was gebeurd. „Ziet U wel", zei Piet, „U had er nooit aan moeten beginnen". „O ja", zei Sint, „het is een goede les geweest. Niet alleen hebben de va der en moeder van Keesje nu geleerd, dat je kinderen niet altijd hun zin moet geven. Maar Keesje zelf heeft ook wat geleerd." „Wat dan?" vroeg Piet. „Dat het voor een mens niet altijd een zegen is wanneer hij zijn zin krijgt." ONGELUK Woensdagmiddag reed een bestelwagen komend uit de richting van het Veer op de Rijnsteeg tegen enkele schrikhek- ken op in de bocht bij. v. d. Zandschulp. De schauffeur moest naar rechts uitwijken voor een tegenligger. Kennelijk haalde hij teveel uit, waardoor hij de hekken om reed. De wagen sloeg om en kwam op zijn kop in een droge sloot terecht. De bestuurder kwam met de schrik vrij. De auto werd zwaar beschadigd. SCHIETEN Uitslagen van de deze week door de leden van de schietvereniging Scher- penzeel geschoten onderlinge wedstrijd: C. Valkenburg en E. v. d. Werk 92; A. C. van Dusschoten 91; M. Berendse, A. Valkenburg en R. v. d. Burgt 90; P. van Engelenburg 88; A. ter Burg en J. Koudijs 85; H. Pater en J. ten Broek 84; H. Berendse 82; N. Klumpenaar 81; J. Koot 80; J. van Eist 79; J. Davelaar en E. van Setten 75; R. van Eist 74; G. van Eist 73 en J. van Ekris 65. Alleen Aram wordt op het speldje afgebeeld, maar hier staat hij met zijn trouwe schildknaap. Met Aram, de ridder steeds nieuwe avonturen. VEENENDAAL: Van Barneveld, Sig.magazijn Bernhardlaan. ,De Vallei", Pr RUENEN: D. Arends, Goudenregenplantsoen 1. E. van Daalen-Meeuwisz, Julianastraat 20. ELST: H. C. Bos, Veenendaalsestraat 15a. ACHTERBERG: R. Rijkse. Dijk 8. AMERONGEN: C. Th. de Boer, Burg. v. d. Boschstraat 6, Tel. 03434-1262 De Vries, Beatrixlaan 4, Amerongen. OVERBERG: J. H. Koopman, Dwarsweg 16. RENSWOUDE: S. Laansma, Van Reedeweg 3 EDERVEEN: D. van Baaren, Hootsenplein 10. SCHERPENZEEL: P. de Jonge, Pr. Margrietlaan 21, Tel. 03497- 473.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1964 | | pagina 5