Een zonnige winterdag aan de
Biauwe Hamer
FLITSEN
UIT
ROSELLA
Setter Set
ARAM
ARAM
VEENENDAAL
EN OMSTREKEN
De zee is rijker dan men denkt
K£"?Dampo
NYLONS
in de
nieuwste
FLORYN
TWEEDE BLAD „DE VALLEI"
VRIJDAG 8 JANUARI 1965
Nr. 2
't Is niet de vraag of een blauw bergmeer
mooier is. Schoonheid heeft haar eigen
karakter.
In een vorig artikel rees min of meer de vraag of de plas in de
Blauwe kamerse waard minder mooi is dan zo'n blauw berg
meer. Laten wij die kwestie nu eens blauw-blauw laten en ge
woon zeggen waar het om gaat. Die plas aan de voet van de
Grebbeberg is zonder meer mooi. U hebt die wellicht nooit ge
zien als op de tekening. Deze werd gemaakt vanaf de weg die
dwars door de oorspronkelijke plas gaat en twee geheel ver
schillende landschapstypen in het leven riep: rechts de open
plas en links een eendenkooiachtig iets met rietkragen en hoog
broekbos. De hoge zandrichel van de Grebbeberg boort zich aan
de Rijnzijde met 'n steile helling in de grond en gaat aan de zijde
van Heimerstein zacht glooiend over in 't kleiland van de Nude.
Dat zie je op de tekening heel goed. En geheel rechts is nog een
stukje Grebbedijk zichtbaar, de grendel van de Gelderse vallei.
Een stukje van de oude rijksweg, die precies is een oeroud erosie
dal uit de ijstijd paste zie je ook nog en ook de plek die als een
grote, open, gele wonde eeuwenlang dit prachtige landschap ont
sierde. Langzaam aan verbetert dat nu er geen zand meer weg
gehaald wordt. Die afgraverij dateert al uit de zeventiende eeuw,
toen de boeren uit Achterberg domweg zand aan de voet van de
berg begonnen weg te halen. En toen zei het stadsbestuur dat
het wel daar mocht. Maar toen was er nog geen schoonheids
commissie
Het
spookslot
aan
de
Tiber
door Rite Valkenburg
7. Het geweer en de
dolk
V.A.B.
KIRPESTEIN
kleuren
KIEST U BIJ:
Fa. L. HEY
Maar hoe krijgt men er iets uit?
ADRIAAN P. DE KLEUVER
Wie van de Grebbesluis tot bijna de
veerweg naar Opheusden gaat, die
komt over de gehele lengte langs de
plas. Men begrijpt dat zo iets niet van
een dijkdoorbraak afkomstig kan zijn.
Dit alles werd afgegraven ten behoeve
van de steenbakkerij. En ook dat is stop
gezet. Op die afgekleide plek bleven
dan deze plassen over. Er ontstond een
zandbodem die zo lek als een mandje
is en maakt dat de waterstand geheel
afhankelijk is van het pijl van de Rijn.
Daar zorgt het grondwater voor.
's Winters staat er het meeste water
en dan komen de wintergasten op
dagen. De uitgestrekte rietlanden en
het hoge broekbos trekken vooral in de
broedtijd talloze vogels, van roerdomp
en wouaapje tot al dat kleine zangers-
goed toe. Het behoeft eigenlijk geen
betoog dat dit gehele gebied een zeer
gevarieerde vogelstand heeft.
En om deze (en meerdere andere re
denen) bleek het niet mogelijk er ieder
Een grote troep pikzwarte meerkoe
ten met witte voorhoofdsbles vormt de
hoofdmoot, maar kijk eens naar die an
dere zwarte vogels met witte flanken
en sommigen met een grappig kuifje op
de kop. Dat zijn nu onze kuifeendjes,
helemaal uit Lapland gekomen, waar
een deel zelfs voorgaande zomer uit
gebroed en grootgebracht zijn. Wonder,
oh wonder hebben die net zo goed als
de „ouderejaars" de weg naar de Ne
derlandse wateren gevonden. Wie van
hen géén kuifje heeft is van vrouwe
lijke kunne.
Kleuriger zijn de tafeleenden, een
wat logge, breeduit op het water liggen
de soort, met roodbruine kop en parel
grijze rug. De toppereenden zijn weer
wat bescheidener, veel grijzer, maar
géén van deze duikeenden haalt het bij
de zeldzaam mooie krooneend, een wa
tervogel met opzichtige kleuren, waar
bij het mannetje in de paartijd een
hoog opstaande oranjegele kuif heeft
KRooneend
willekeurig te laten rondneuzen. Wat
zou ervan de uitzonderlijke vogelrijk
dom terecht komen? Geen snars, zou
ik menen! Alles hier wordt uitsluitend
aan de natuur overgelaten. Zeker, er
wordt gejaagd en gevist. Maar wie zal
dat recht de eigenaren betwisten?
'k Zou er graag een écht natuurre
servaat van hebben zien gemaakt. Maar
zolang er het huidige beheer over gaat
wil ik met deze toestand gaarne vrede
hebben.
't Kan daar aan de Grebbe fiks boes
teren. Dat weten we maar al te goed
uit eigen ervaringen. Toen ik er iedere
veertien dagen kwam om te inventari
seren - dat fijne werkje heb ik iemand
overgedragen - toen was dat niet altijd
even fijn. De wind komt hier uit het
westen of uit het oosten onbelemmerd
aanwaaien. En nu is het om vogel
waarnemingen te doen niet zo best
wanneer windvlagen als draaikolken
over het water gieren en zuchten en
steunen als ze tegen de zware wilgen-
stammen te pletter lopen.
En als dan door najaarsstormen
voortgezwiepte regen in je gezicht
striemt is het of dat ijskoude gesel
slagen zijn. Dan is het echt beter thuis,
bij de kachel. Op zulke dagen heb je
bij de vogels het nastaren. Dan kruipen
ze allemaal weg in verborgen hoekjes.
Dan laten ze Jan de wind maar huilen
en scharrelen onzichtbaar voor ons wat
rond in het rietland.
Maar op een stralende winterdag,
dén is het er voor de pietenkijkers
feest! Dan kun je rustig aan de
oever staan en vrijmoedig met de
kijker de plas aftasten.
De prachtige
krooneend is met
recht de koning
onder de soort
genoten.
Bijzonder is ook
de snavel, die in
afwijking met die
van andere
eenden spits
toeloopt.
(Tek. Adriaan P.
de Kleuver)
en een hel rode snavel, diep zwarte
borst en evenals de voorgaanden een
witte buik. Maar die is zeldzaam hoor!
Héél zeldzaam. Zelf heb ik wat de En
gelsen Red-crested Pochard noemen
maar twee maal gezien en beide keren
op de Blauwe Kamerse plassen.
Die krooneend is voor mij werke
lijk het einde ja, en dan komen
tussen die eenden in hoogste nood
wel eens een paar echte zee
eenden voor, de ook wel mooie bril-
duïkers.
bruine kuif. Als je 't niet wist zou je
ze voor twee soorten vogels houden.
Het verwante nonnetje - ook wel
„witte eendje" genoemd - is in een
stemmig wit-zwart kleedje gestoken en
ook in dit geval heeft het eendje een
warm-bruin getinte kop. Je staat er
van te kijken hóé veel en snel die
laatste twee duiken. En wat óók zo op
valt? Die duikeenden zijn minder schuw
en zwemmen rustigjes aan met de
koeten mee naar de rietkragen, waar
ze doodkalmpjes tussen zwemmen en
zich zo onopgemerkt mogelijk verber
gen.
Héél anders als bij de „zwemeenden",
want dié maken onmiddellijk het groot
ste misbaar, zo van „kwaak, kwaak,
wat dóé je hier!!" En dan gaan ze nog
met véél geraas op de wieken ook.
Die zwemeenden duiken dus niet, ze
„grondelen" zo gezegd, u kent dat wel
van de wilde en tamme eenden uit de
grachten en vijvers. Die van sloot en
plas doen dat precies zo. ppvallend
mooi zijn de woerden van de wilde
eenden met glanzend groene kop en
bruinrode borst, gescheiden door een
opzichtige witte ring. Het grappige
staartkrulletje laat je als herkennings
middel nooit in de steek.
Er zit veel kaf onder het koren. De
bonte mengeling van kruisingen in de
vijvers kun je gerust als bij straat
honden tot het vuilnisbakkenras reke
nen. En er is wel eens een wilde woerd
met zo'n kwakertje tussenuit geknepen,
maar de hypothese dat er geen zuiver
wilde eendenras meer bestaat deel ik
helemaal niet. Zó erg is die maagden
roof nu ook weer niet geweest.
En dan moet u de woerd van zo'n
slobeend eens goed bekijken. Die is
overwegend wit met een mooie donkere,
groenglanzende kleurverdeling van hals
tot staart en kastanjebruine flanken.
Weet u hoe u het eendje van een
slobeend uit al die bruine zusters
kunt halen? Ze heeft - evenals
manlief - een groenzwarte, naar
de punt lepelvormig verbrede sna
vel.
En dan die slanke pijlstaart eenden!
De woerd heeft als juwelen glanzende
paarse veertjes in de vleugelspiegel en
lange, puntige staartveren.
Man en vrouw van de zeldzame krak
eend lijken wél op elkaar. Toch is de
woerd best te herkennen en wel aan de
„vlag" op beide vleugels. Je zou niet
weten van welke nationaliteit die is:
rood-zwart-wit. Het opvallende bij de
krakeend is dan deze kleurovereen-
komst. De woerden zijn veelal opzich
tig. Bevreemd u dit soms? Mij niets!
Al die eenden broeden bij voorkeur in
rietlanden; soms zelfs in de koppen
van knotwilgen. Een broedende eend
valt met dat bruine pakje niet op in
de natuurlijke omgeving.
Talingen, ja, die zul je er nooit mis
sen! Zomer en winter niet. Al naar ge
lang ze vroeger of later aankomen
spreken wij van zomertalingen en win
tertalingen. Fantastisch is het te zien
hoe deze spitsvleugelige, kleine eendjes
met onbeheerste bewegingen zéér snel
over het water scheren.
Maar dan zijn wij er nog niet: de
smient! Ja, die smienten van de Blauwe
Kamer! Geliefde jachtbuit, maar voor
ons een hoogst interessante vogel. Al
les is anders; de vlucht en vóóral die
merkwaardige geluiden. Ze kwaken
niet. Neen, ze miauwen meer. 't Heeft
iets van de roep van een buizerd. En
bij het overvliegen horen wij hoog en
fluitend: hiéuw-hiéuw-hiéuw
Nooit zal ik vergeten hoe een hon
derdtal smienten in gesloten formatie
boven het zonovergoten land en voor
langs het donkere heuvelmasief van de
Nou moet men niet denken dat met
het voorgaande de koek op is. Wel-
néén! Dót was in hoofdzaak het vogel
leven op de grote, open plas. Van de
dijk af is dat zelfs zónder kijker wel
waar te nemen; Toch wil ik u ook wat
vertellen over dat broekbos met moe
rassige plekken en al.
Er wordt wel eens wat wilgenhout
gekapt en op die plaatsen vind je al
tijd wel watersnippen. Uit het hoge
griend klinkt de schorre schrikroep
van een fanzanthaan. Waar het griend
overgaat in rietland is het één en al
bedrijvigheid van meerkoeten en water
hoentjes. Maar die produceren die bor
relende, gesmoorde en gillerige gelui-
Slobeend
Nóg twee wintergasten komen trouw
de plas bezoeken. Die roomkleurige
„eend" met in lichtrose overgaande
borst, kop en vleugels diepzwart en
hél oranje snavel is de woerd van de
grote zaagbek; moeder de vrouw heeft
grijze vleugels en een wonderlijke vos-
De mooie kleuren
van de woerd
van de slobeend
zijn opvallend,
evenals de naar
de punt verbrede
snavel.
(Tek. Adriaan P.
de Kleuver)
Grebbeberg vloog. Nu eens geelachtig,
dan weer roodbruin al naar gelang je
de vlucht van „achter" of van „voor"
zag.
Eenden zijn zo maar geen éénd-
vogels; het zijn pracht vogels!
Met zijn statige verschijning is de rei
ger altijd een graag geziene gast bij de
Blauwe Kamerse plassen.
(Tek. Adriaan P. de Kleuver)
den, waar men soms met de beste wil
van de wereld geen raad weet.
Voor wie thuis is in het rietland heb
ben die gekke geluiden niets myste
rieus. Dat zijn waterralletjes, kleine
ral-achtige vogels met een „sperwer
achtige" tekening aan flanken en stuit
en een bruingevlekte rug. 't Duurt wel
even voor je ze te zien krijgt. Ze leven
daar teruggetrokken in de beslotenheid.
Nóg schuwer is het vex-wantte porce-
leinhoen dat op een zwart fond fijn
gepointileerde witte vlekjes vertoont.
Met kalme vleugelslag zeilen twee
blauwe reigers over; een weemoedige
schreeuw doe je ervaren dat ook zij
onze aanwezigheid opgemerkt hebben.
Al direct komen uit het rietland vijf,
zes, zeven reigers op de wieken. Zó stil
hadden wij ons gehouden, dat het he
lemaal niet opgemerkt werd dat wij
op de weg stonden. De waarschuwings
kreet evenwel verraadde ons. En is het
zó ver, dan is met recht het hek van
de dam. Dan zie je de andere vogels
stuk voor stuk de wijk nemen naar de
beschermende rietkragen. Het meest
opmerkelijke doen dat de dodaarsjes.
Die duiken plotseling onder de water
spiegel, komen wat verder weer boven,
proberen het nóg eens en nóg eens, tot
ze de rietkraag genaderd zijn en zich
ook aan ons oog onttrekken.
Zelden komt een aalscholver op bezoek.
Maar toch past deze interessante, grote
zwarte vogel zo voortreffelijk in dit
mïllieu. De keren dat wij er een gezien
hebben bij de Blauwe Kamer waren
dan ook even zo vele welkome verras
singen.
(Tek. Adriaan P. de Kleuver)
De enigen die zich van onze aanwe
zigheid niets aantrekken zijn de twee
torenvalkjes en de slechtvalk die zo
gracieus rondcirkelen; de torenvalkjes
al wiekelend van de ene plek naar de
andere, de slechtvalk soms met felle
uitvallen in de richting van de oever,
waar een waterhoen zich waagde, dat
hevig geschrokken ijlings naar het nat
te element terug gaat. Die moet het
maar met veldmuizen doen zouden wij
zo menen. Dat is vrij wat nuttiger.
Een prachtig oord, die Blauwe Ka
mer, waarvan wij hopen dat de
er liggende plassen voor het nage
slacht behouden blijven. Maar 't
meest nog voor de vogels die er
gedurende de winter zulk een voor
treffelijke schuilplaats hebben. En
hoe fantastisch kan men er de
schaatssport beoefenen.
Al was het dan maar dóarom ver
zekerde men mij meermalen. Goed,
de natuurliefhebbers helpen het u ho
pen, maar dan moet u er aan medewer
ken dat de rust daar bewaart blijft.
Jeder het zijne. Zó hoort het in het
leven.
(38) Op een der transen van het kasteel Spoleto
staart Gratz, de rentmeester van Hertog Orsino,
gespannen naar de strakblauwe lucht. Een duif
komt in een lange glijvlucht op de stenen transen
neergestreken en mengt zich tussen zijn soortge
noten, die daar koerend rondtrippelen. Om de hals
van de vogel hangt een klein langwerpig kokertje
Gejaagd kijkt de rentmeester om zich heen.
„Niemand te zien", mompelt hij opgelucht en haas
tig maakt hij zich meester van het kokertje. In de
veilige beschutting van zijn privé-vertrek ontrolt
Gratz met trillende vingers het perkament, dat in
de koker verborgen zit en begint te lezen. „Wij heb
ben Aram, Heer van Barranca, op bezoek gehad.
Ofschoon wij met hem afspraken, dat hij terug zou
gaan naar zijn gebied, is het mogelijk, dat hij van
gedachten veranderd is en naar Uw meester toe-
reist. In dat geval komt hij binnen korte tijd langs
de grote weg en verzoeken wij U dringend, hem
daar door Uw afgezanten zeer warm te doen ont
vangen Er staat geen naam onder de brief,
die zodanig is opgesteld, dat de inhoud, bij een
buitenstaander geen enkele verdenking zou oproe
pen. Maar Georg Gratz heeft de betekenis van het
epistel maar al te goed begrepen. Die avond be
treedt hij een donker, vervallen huis in een der
buitenwijken van de stad. Op gedempte toon voert
hij een gesprek met een verdacht uitziend individu.
De rentmeester overhandigt de man een kleine
buidel deze grijnst breed en maakt een veel
zeggend gebaar met zijn hand langs zijn keel
(wordt vervolgd)
De heer Ries van Kruistum aan de
Valleistraat, heeft er nog steeds plezier
in als hij vertelt op welke wijze en hoe
vaak hij in de oorlogsjaren de Duitsers
er liet intippelen.
Hij wilde geen foto van zich in de
krant, maar had er geen bezwaar in dat
zijn belevenissen gepubliceerd werden.
Welnu, in onderstaande flits vindt u en
kele van zijn ondervindingen geboek
staafd.
Cor Dreyer was een Hollandse soldaat
en een leuke jongen. Vaak kwam hij op
bezoek bij de heer H. Spies, waar ook
Ries dikwijls te vinden was. 't Was in de
mobilisatietijd en men genoot van de
vindingrijkheid van Cor. De jongeman
was zeer muzikaal en kon letterlijk alles.
Zo maakte hij van een stel flessen, een
pracht van een xylophoon. En spelen
dat die er op kon't Was een lust om
naar te luisteren. Spies en van Kruis
tum vonden het dan ook aardigheid, als
Cor op visite kwam.
Toen brak de oorlog uit.
Daarna was er de spanning. Zou Cor
de oorlog overleefd hebben of zou hij
ergens, aan de Grebbelinie, gesneuveld
zijn
Gelukkig, er kwam spoedig bericht dat
Cor nog springlevend was. Spoedig kwam
hij op bezoek en alles leek oké.
Wie schetst echter de verbazing van
de twee Veenendalers, als Cor onver
wachts weer op bezoek komt in het zwar
te uniform van de één of andere NSB-
brigade? De begroeting is uiteraard stroef
en men weet niet wat men met het geval
aan moet. Dat Cor, hun sympathieke
vriend, nu zó kan handelen
Er volgen nog meer bezoeken, maar
het vlot niet meer. Soms heeft Dreyer
wapenen bij zich. Wat reeds lang gevreesd
werd, gebeurt op zekere dag.
De heer Spies en Cor Dreyer krijgen een
heftige woordenwisseling, waar het heet
aan toe gaat. Er wordt met de vuist op
tafel geslagen. Een zoon van de heer
Spies krijgt het er benauwd van en rent
op oen draf naar Ries van Kruistum.
VEENENDAAL
„Hé, Ries, kom eens gauw! Vader en
Cor hebben ruzie. Straks gaat Cor mis
schien schieten en dan is vader dood
Rustig en kalm gaat Ries mee. Als ze
het huis van Spies binnenlopen, horen ze
reeds in de keuken de felle ruziestemmen.
Maar dan ziet Ries ietsCor is zo
stom geweest het geweer in de keuken
neer te zetten. Ries gaat de kamer niet in
maar ratst het geweer en wandelt dood
gemoedereerd weer naar zijn eigen home
(bij de heer A. van Amerongen). De zo
nen van zijn kostbaas vinden het een
machtige daad van hun kostganger en
betasten om beurten het geweer. „Mach
tig gedaan, Ries", complimenteren ze
hem. Maar ze begrijpen allen, dat ont
dekking van deze daad, de doodstraf ten
gevolge zal hebben. Er moet dus een plek
opgezocht worden waar het geweer nooit
zal gevonden worden. Na heel wat gezoek
besluit men het geweer op te bergen in
de schoorsteen. Aldus wordt gedaan. Zie
zo, dat is geleverd!
De ruzie tussen de heer Spies en Cor
Dreyer liep met een sisser af, maar Cor
'Dreyer was woedend, toen hij ontdekte
dat zijn geweer er vandoor was. Hij liep
weg en men heeft nooit meer iets van hem
vernomen
Waarschijnlijk heeft hij ook geen aan
gifte gedaan. Ergens was er misschien
toch nog een gevoel van vriendschap in
zijn hart overgebleven.
Eens, bij een razzia was er plotseling
huiszoeking ten huize van de heer van
Amerongen. De heer van Kruistum was
niet gauw bang, maar toen werd hij toch
wel een tint bleker. Stel je voor, dat de
Duitsers de schoorsteen zouden onderzoe
ken of er een onderduiker zat
Hoofdstraat 45, Telefoon 2165
Frans Halslaan 26 Telefoon 3044
Het liep gelukkig goed af, maar van
Kruistum besloot om het geweer subiet
op een andere plaats te verstoppen. Hij
dacht lang na en eindelijk had hij het ge
vonden. Hij zou het geweer gaan ver
stoppen achter de bijenstal. Al meerma
len had hij gemerkt dat de Duitse soldaten
een afschuwelijke afkeer hadden van
bijen. Dus, dacht onze vriend, daar gaan
ze vast niet zoeken. Spoedig volvoerde
hij. zijn plan en genoot ervan dat hij de
bezetter op deze manier maar aardig
dwarsboomde. Echter, zijn wapenarsenaal
zou nog verder uitbreiden. Op een keer
moest de heer van Kruistum op bezoek
bij een kennis in Ede. Als hij daar aan
komt, zijn de Duitsers juist weer met een
razzia bezig. Ook op het adres waar Ries
moest zijn, ziet hij een Duitse officier
met enkele manschappen naar binnen
gaan. Ries gaat er achterna en ziet iets
wonderlijks. De officier doet zijn koppel
af waar een grote, waarschijnlijk buit
gemaakte, Hollandse officiersdolk aan
bevestigd is, en legt deze op tafel.
De revolver neemt hij in zijn vuist en
gaat dan een trap op.
„Stommelingen!"scheldt Ries voor
zich uit. Hij loopt naar de tafel, pakt de
dolk uit de schede en snijdt het hele ge
val met een paar krachtige halen van de
koppel af. „Dit spul behoort aan ons",
mompelt hij en steekt de dolk met sche
de onder zijn jas. Snel verlaat hij het
huis en peddelt weer naar Veenendaal.
Deze nieuwe jachttroffee voegt hij bij zijn
vorige en hij verkneutert zich om het
gezicht wat de Duitse officier zal getrok
ken hebben, toen hij zijn koppel weer
wilde omdoen;;
Deze buitgemaakte dolk is heden nog
steeds te bezichtigen en bijgaand ziet u er
een originele foto van.
De laatste oorlogswinter is aangebroken.
Ries van Kruistum loopt ergens op het
ex-f achter het huis. Plotseling jaagt een
felle schrik door hem heen. Zijn hart
weigert even verder te kloppen. Fel tuurt
zijn oog naar de bijenstal. Is het werke
lijkheid wat hij daar ziet?
Er loopt een gewapende SS-er. Hij zoekt
iets
Als de vent klaar is, komt hij weer over
eind en trekt zijn jas aan, waarna hij
met een opgelucht gezicht het veld uit
loopt.
Ries is echter niet minder opgelucht,
als hij de kerel ziet vertrekken en hij
voelt zich geroepen om te gaan kijken of
er werkelijk iets uit die jas viel. Ries
heeft succes. Hij vindt een dikke porte
feuille, waar minstens f 150,inzit. Maar
dat is nog niet het belangrijkste, want
Ries vindt nog meer. Er bevindt zich na
melijk een stafkaart in met een aandui
ding van een landmijnenveld. Verder ook
nog een stel foto's. De buit is nu dus wel
heel bijzonder. Ries wrijft zich vergenoegd
in de handen. Maar, hij weet niet dat dit
muisje een staart zal hebben
„Herausü!Herausü!Drausen mit
Ihnen!"
Een vreselijk geschreeuw achter het
huis. Schuimbekkend van woede dreunt
een SS-er zijn bevelen. Bleek als een
dode wordt de heer van Amerongen Sr.
door een andere SS-er het huis uit ge
duwd. Zijn dochter kermt van angst. Wat
gaat er gebeuren?
„Noch einmal! Wo ist die Karte?"
bulkt de SS-er.
Doch de heer van Amerongen haalt zijn
schouders op. Hij. weet niet waar waar
de SS-ers het over hebben. Vreselijk gaan
de SS-ers te keer.
Ergens hoort Ries van Kruistum het
lawaai en gaat er op af. Onmiddellijk
heeft hij de situatie door. Zijn kostbaas
wordt ervan verdacht de portefeuille met
de stafkaart gestolen te hebben. Koorts
achtig werken Ries gedachten. Wat moet
hij doen? Zijn plan was om de stafkaart
aan de ondergrondsen te geven, maar
moet hij er dan zijn kostbaas aan wagen?
Snel neemt hij een besluit. Hij rent naar
de hooiberg waar hij de portefeuille zo
lang verstopt had en pakt het ding weg.
Als hij terug komt ziet hij. hoe de SS-er
zijn geweerloop reeds richt op het hart
van de ongelukkige.
Nu komt Ries tussenbeide en maakt de
SS-er duidelijk dat hij de portefeuille ge
vonden heeft. Hij gebaart met zijn ax-men,
druk gesticulerend, naar de bijenstal. De
De jachttr of feeën van Ries van Kruistum nog steeds te bezichtigen.
De eerste gedachte bij Ries is, dat er
verraad in het spel moet zijn.
Waarom loopt die SS-er daar zo te
zoeken? Hij twijfelt er niet aan of de
SS-er heeft een tip gehad, dat daar wa
penen verstopt zijn. Ries snapt dat hem
dat zijn kop kan kosten. Kijk, de SS-er
loopt maar heen en weer. Hé, nu staat
hij stil en trekt zijn uniformjas uit. Wat
nu, denkt Ries. De Duitser legt deze jas
een paar meter verder ergens neer, en
Ries meent stellig dat er iets uit viel.
Maar zijn aandacht blijft bij de SS-er
want deze loopt weer terug, tot vlak bij.
de plek waar het geweer ligt
Dan opeens begint Ries onbedaarlijk te
lachen. Hij grijpt zijn zakdoek en houdt
die voor zijn mond om geen geluid te
maken. Wat Ries nu ziet is niet voor pu
blicatie vatbaar, maar het blijkt dat de
SS-er in een gewone, maar hoge mense
lijke nood verkeerde
Duitser snapt het en knikt met zijn hoofd.
„Stimmtstimmt!"gilt hij vol
vreugde. Het lijkt wel of hij Ries wil
omhelzen. Maar Ries zou liever een straal
tabaksap in dat gezicht deponeren, dan
dat hij zich dat liet welgevallen. Het is
dat het niet anders kon, maar verder
Nee, het was met weinig genoegen, dat
Ries de portefeuille overhandigd.
Toen de SS-ers allang weer vertrokken
waren, mompelde Ries nog steeds: „Jam
mer, jammer, van die stafkaart"
Toch wreef hij. zich even later weer in
zijn handen. „Ha," grinnikte hij voor zich
heen „als ze eens wisten hoe ze over mijn
geweer heen liepenen niets vonden I
Die slag is dan toch maar aan mij"
En zo heeft de heer Ries van Kruistum
het geweer en de dolk verborgen kunnen
houden tot na de oorlog. Toen kreeg het
geweer een betere bestemming
De zee is altijd een ryke bron van voedsel voor de mens geweest. De visvangst is
even oud als de mens zelf. En de soorten vis zyn even afwisselend als alle andere
voedingsmiddelen gezamenlyk. Men kan kreeft eten en oesters, inktvis en mosselen
en kiezen uit duizenden verschillende vissen. Toch is dit nog maar een heel klein
deel van wat de zee voor ons kan betekenen, menen Amerikaanse deskundigen. Bjj de
miljoenen verschillende vormen, die het leven in zee heeft aangenomen, zyn er vele,
die voor de mens bijzonder waardevol kunnen zyn.
De dode stof blijft daarbij niet achter.
De zee is rijk aan allei'lei metalen en
delfstoffen, die de mens maar al te
hard nodig heeft. Ze worden alleen niet
ontgonnen. De Amerikaanse oceano-
graaf Dr. John Mero heeft hierover
weer eens een klaaglied laten horen.
„De industriële kringen weten niet
welke rijkdommen zij laten liggen",
meent hij. Men exploiteert wel de bo
demrijkdommen langs de kust, zoals
kalksteen, olie en gas, maar men vergeet
de miljoenen tonnen metaal, die op de
diepere plaatsen van bijvoorbeeld de
Stille Oceaan liggen te wachten. Als
voorbeelden noemt hij: kobalt, nikkel,
kopex-, mangaan, fosfaten en goud.
Zijn klacht is niet nieuw en eigenlijk
bedoeld als stimulans om er eindelijk
eens wat aan te gaan doen. Wel zoeken
geleerden naar alle mogelijke manie
ren om de mens middelen te geven de
bodem van de zee ook als een tweede
domein te beschouwen en zij hebben
ook resultaten, maar de weerklank
hiervan bij de mannen die het moeten
doen, de gx-ote industriëlen of de staats
lieden, ontbreekt eigenlijk. Wel inves
teren de oliemaatschappijen miljoenen
in hun speurtocht naar olie en gas
kijk maar naar ons eigen Ameland
maar de rest wordt eigenlijk vergeten.
En die rest is heel wat groter dan
op het eerste gezicht lijkt. Amex'ikaanse
geleerden hebben erop gewezen, dat bij
de vele raadsels, die de zee nog heeft,
wel eens heel goed de oplossingen kun
nen worden gevonden voor een groot
aantal kwalen waaronder de mens nog
gebukt gaat. In de zee leven xxiiljoenen
soorten planten, microben en andere le-
vensvox-men. Deze levende ox-ganismen
bevatten vaak stoffen, die bijzonder
bruikbaar zullen zijn voor de produktie
van geneesmiddelen. Enkele voorbeel
den zijn al gevonden. In de vijftiger ja
ren ontdekte men al in Amerika dat
een soort zeewier een vernietigende
wex-king had op ziekte-verwekkende
virussen. Zelfs een bepaalde stof, die
voorkomt in onze dagelijkse oester,
bleek in staat bij proefnemingen op
muizen virussen 4e vernietigen, die
griep en kinderverlamming veroorza
ken.
Een uitgebreid onderzoek van deze
materie moet volgens de Amerikaan
Prof. Paul Burkholder verrassende re
sultaten opleveren. Zijn universiteit (in
Columbia) heeft al zelfstandig een ex
peditievaartuig aangekocht en van alle
denkbare instrumenten voorzien om on
derzoekingen uit te voeren bij koraal
riffen en kleine eilanden in de Grote
Oceaan. Maar een grotere inspanning
is nodig, wil de mens op niet al te lan
ge termijn zijn voordeel kunnen doen
met de enorme schatten die de oceanen
nog verbergen, meent Bux-kholder.
De zee zal mogelijk ook een oplossing
kunnen bieden voor de voedselnood,
waarin een groot deel van de mens
heid al verkeert. Talrijke algen- en
wiei'soorten blijken onmisbare voeding
stoffen in zeer rijke hoeveelheid te be
zitten. Het moet niet moeilijk zijn, me
nen de geleerden, deze soorten ook nog
een aangename smaak geven. Praktijk
voorbeelden zijn hier ook al te vinden.
In Japan is een bepaalde, zeer voed
zame algensoort al een zeer geliefde
lekkernij geworden. Het gaat hier nog
om een specialiteit, wel wat al te duur
voor dagelijks gebruik. Maar een zeer
goedkope exploitatie op grote schaal,
ten bate van de hongerige medemens,
is beslist niet onmogelijk, menen de ge
leerden.
Wij kijken te veel naar de ruimte,
zeggen zij, met enige jaloersheid op hun
collega's die in deze tak van de weten
schap werken. Grote sommen worden
besteed aan de sprong in de ruimte, die
de komende decennia geen praktische
voox-delen voor de mensheid kan op
leveren. Veel te weinig aandacht wordt
geschonken aan het terrein waar we
nog even weinig van afwetep. de rijk
dommen van de zee. Het zou meer nut
hebben als wij wegen gingen zoeken
om deze rijkdommen sneller te kunnen
exploiteren, zeggen de oceanografen.
N.V. DISTILLEERDERIJ M. DIRKZWAGER Az SCHIEDAM