„ue Helleveeg ARAM ARAM Natuurzuivere TWEEDE BLAD „DE VALLEI" VRIJDAG 29 JANUARI 1965 Nr. 8 De Hondsenelleboog verleden. Waar de klop winterkoning. WIE een écht, oud stukje Veenendaal wil zien moet de moeite eens nemen te gaan wandelen in het gebied van de Hondsenelleboog. De weg er door is ver hard met sintels en bij regen staan de kuilen vol met water. Maar met die eiken be planting is die Zandheuvelweg een fijn romantisch gevalletje. Vroeger zei men dat de mensen daar in de „hondskont" woonden en nu heeft men het blijkbaar nodig geacht dat te kuisen, 't Is al net als toen met „Helweg". In het Jeruzalem van de Gelderse Vallei moest dat maar niet komen. Wéét men wel wat hel en hond bete kenen!!! In het eerste geval de naam van een diepe plek in het land. Ze gaan toch namen als Hellevoetsluis en Helmond ook niet veranderen. Dat „kont" heeft letterlijk niets met het geslacht canis te maken, noch met deszelfs achterwerk. En elleboog is zo iets als een knik in een landscheiding of zo. Vroeger waren het heel gewone namen en begrijpelijke namen en het getuigt van bit ter weinig piëteit jegens het voorgeslacht zo wij aan die oude, beslist uit de middeleeuwen stammende namen, gaan knoeien. Verhoef en Eef van Schuppen blijven in „de hondskont" wonen, net zo goed als Chris van Rijswijk „op het boerseland" woont en Nannenberg „op 't Lombok". Probeer eens in Amsterdam de Kalverstraat te liquideren of in Tiel 't „Kijk in 't Jat"! Dat zijn toch begrippen geworden. bewaart nog de rust van het van de eekschiller klonk ratelt de Het spookslot aan de Tiber frisse King Pepermunt, het beste dagelijkse middel ter opwekking en Het domein van patrijs en nachtegaal Een eenzame eik aan de bosrand in 'n besneeuw de wereld, dat is één van de grote aantrekke lijkheden van een land schap als dat van de Hondsenelleboog: eer biedwaardig en toch groots. door Adriaan P. de Kleuver. Met tekeningen van de schrijver. door heeft, begint ze lastig te worden. Steeds komt ze met klachten. De ene keer over het eten een andere keer weer over iets anders. Maar toch zo, dat het ieder danig begint te vervelen. Op een keer gaat ze één van de dochters met een schoen te lijf. Deze heeft echter zoveel zelfbeheer sing dat ze niet reageert, omdat ze wel weet dat de gevolgen beroerd zouden zijn. Maar als broer Gijs thuiskomt en het ge treiter aanziet, begint hij inwendig te ko ken. Zijn spieren spannen zich. Automa tisch ballen zich zijn handen tot vuisten. Als de vrouw weer met haar getrei ter begint, stort hij zich met een ver schrikkelijke kreet op haar. Hy ver koopt haar wel een paar zulke op- lawaaiers, dat ze als een blok tegen de grond slaat. Er valt een stilte in de kamer. Zal het de stilte zijn, voor de storm? De vrouw staat op. Haar gezicht is be hoorlijk geschonden. Nog beheerst Gijs zich niet. „D'r uit! brult hij tot het mens. Z'n bevel wordt onmiddellijk opgevolgd en dan komen de tongen los. Als dit maar goed gaat Eén van de jongens, Rein, snikt van chagrijn. „Ich werde Sie einsperren. Sie sind Par- tisanen!" kermt de Duitser. Na enige tijd kalmeert hij toch en ver trekt dan. Maar steeds komen de Duitsers weer terug om het de familie van Leeu wen zuur te maken. Het is duidelijk de bedoeling van de vrouw, om de familie van Leeuwen van de boerderij af te wer ken en dan zelf hun plaats in te nemen. Ze schijnt nog succes te krijgen ook. Ze probeert de boer en zijn gezin in een staat van angst-psychose te brengen. Op zekere dag komt er een Duitser naar binnen bij de fam. van Leeuwen, met een handgranaat. Nonchalant gaat hij ermee staan spelen. Hij schroeft de dop los en dan weer vast. Zo blijft hij een poosje levensgevaarlijk met het licht ontplofbare projectiel bezig. Ze staan doodsangsten uit. Ten einde raad rent één van de dochters naar buiten en ontmoet onderweg een paar Feldgendarmes. Geen andere uitweg ziende, vertelt ze hen in gebroken Duits, wat er aan de hand is. Toevallig heeft ze het goed ge troffen. Het zijn rechtschapen kerels, wel ke men gelukkig in die tijd onder de Duitsers ook nog wel aantrof. De buurtnaam Hondsen elleboog gold één van die eigenaardige Veenendaalse perceelsnamen, die ook in de naamgeving van de wijk Engelenburgh zulk een rol gespeeld hebben. De Haspel, het Veeneind en de Middelbuurt behielden met de Hondsen elleboog dat oude agrarische karakter vrij zuiver en laten wij hopen dat dit voor de toekomst behouden mag blijven. Vroeger maakte je van die fijne wan delingen van het dorp over de Geer naar de Bergweg. Dat ging dan dwars door het boerenland. Nu moeten we ons „loopje" verleggen, want in de steenwoestijn van het Franse gat en deszelfs aanhang naar het zuiden is voor de wandelaar alléén nog maar de haarspeldbocht van de Geer over gebleven. Wij wandelen nu liever over het Panhuis naar vanouds 't Armen- blok en dan het nieuwe fietspad naar de Haspel, gaan evenwel door en het spoor over naar de Dijkstraat, waar óók al zoveel veranderd is. Waar is dat mieterse „lekkere watertje" gebleven, waar wij als jongens poedelnaakt gingen „zwem men", nou ja, „pootjedouwen" dan. Maar wie lette daar nu op! En dan sta je voor dat echte, oude landschap met hakhout- wallen rond de akkers. ROODBORSTJE Ons vertrouwelijke en óh zo nieuws gierige roodborstje komt in de winter- tijd al spoedig opdagen in onze tui nen. Guitig kijkt het ons dan aan met g.rote kraalogen. Zingen doet het het he le jaar door met hoge parelende toon tjes. En dat klinkt altyd helder en zui ver. In één woord: een schat van een vogeltje. Vroeger een „berucht" gebied op de koop toe. Vanwege de vele stroperijen. Iets van de zigeunermentaliteit van „ga je weg of ik neem je weg" zat menigeen in het bloed. Een andere menselijke on deugd was de vogelstroperij, waarvoor de Geer en „d'n hondskont" zó in trek wa ren dat de bedrijVers er van hun na men of „uitschei" met dit geliefde oord in rijmpjes vastgelegd hebben. Ja, die vogel maniakken van toen wisten best waar Abram de mosterd haalde. In hun geval de goudvinken en zo. En nu moeten myn vrienden volière houders maar niet met hunkering in hun ogen aan die „goede, oude tyd" terug denken. Voor u is de vrye na tuur evengoed één grote volière, maar dan een waar de vogels vrij rond vliegen. En is dat niet heerlijk? Wat is er nu mooier en natuurlijker dan zo'n vrije vo gel die maar net doet waar ze zin in heeft. Wij weten best dat uw tropica dat niet kan. Daarom heb ik ook zoveel res pect voor uw eindeloze geduld en grote kennis van zaken. Er is iets goeds tot stand gekomen sinds de vogelwet er ge komen is. Geloof nu niet dat die er kwam omdat een paar schatrijke ouwe dametjes er al hun geld tegen aan gesmeten hebben omdat ze de vogelkoopman op de markten van toen zo'n griezelige man vonden. Neen, die wet kwam er uit eerbied voor het leven, omdat de landbouw het eiste en om in voorkomende gevallen zelfs tegen het teveel van 't een of ander te kunnen optreden met geoorloofde mid delen. En zo bent u, vogelvrienden, ge komen tot de kweek van die schitterende tropische vogelweelde. En nu begrijpen wij elkaar best, nietwaar? Wij, buiten mensen, bij de vogels in 't vrije revier en jullie met je kweek op de tentoonstellin gen. Ja, en dan maar eens bij elkaar op bezoek komen. U bij mij en ik bij u. Wat zo fijn is? Dat ik nog nooit tegen een georganiseerde vogelvriend moest optre den als het de vogelbescherming betrof. Echte vogelstroperij wordt hoe langer hoe minder uitgeoefend. Ik werd eens bij een geval gehaald waar zo'n misselijke vent drie koolmezen in een kooi had zitten. Ze verrekten van de honger en waren te vies om aan te pakken. Na de determina tie ten behoeve van het proces-verbaal kreeg ik van de politie toestemming het deurtje te openen. Lieve mensen, 't was of die vogels bij toverslag veranderen! Maar om nu zulke meesjes te vangen, wat moet je dan klein van geest zyn. Zo'n gebied als de Hondsen elleboog noemt men wel een „parklandschap", een landschap dus met veel laag struikgewas. Nu kan Veenendaal in de directe omge ving best wat meer groen gebruiken. Dat kan ons dorp in haar opmars naar de status stad leefbaarder maken. Wij barsten toch al uit het corset van de véél te ge rekte dorpskern. Een beetje van die weelderige plooien zal ons beslist niet misstaan. Zo zal straks het park „de Groene velden" een bijzonder gewenste groenstrook vormen tussen de agglomeratie Veenendaal en het vlakke agrarische ge bied. Denkt men er wel bij na wat dit gaat betekenen voor onze vogelstand! Die is er óók prachtig mede gebaat! Een merkwaardig en veel beoefend oud- Veenendaals beroep was dat van „eek schiller". Nog ca. 1920 waren er een paar; nu klinkt rond april het kloppen op de groene bast van het gehakte eikenhout niet meer. Om dit grondrrrateriaal werden de lange wildevallen in de eerste plaats in stand gehouden. Dan stonden naast de boerenhoeven de houtmijten van talhout en dat was dan weer bij uitstek geschikt om aan de Gelderse rookworst, ham en spek, ja vooral aan de paling die hoog- fijne rooksmaak te geven. De losgelaten bast ging in bosjes gebonden naar de leerlooierijen. Allemaal verleden tijd in de contereien van Veenendaal. En daar ligt dan onze oude Hondsen elleboog, met hier en daar een boeren hoeve, met z'n roggevelden en bieten akkers en de aardappelvelden waar in de late zomer die pittige, rype geur hangt. En om dat alles heen die heerlijke wildwallen met gemengde houtopstand. Langs de weg naar de kennel van Eef van Schuppen heb je er al een en zo liggen er vier die op de Zandheuvelweg uitkomen. Een zeldzaam mooi landschap met veel kansen op het waarnemen van vogels en reeën. En dan tref je er zowat alles wat je er zou zoeken: merels, lijsters, vinken, fitisjes, spotvogels, roodborstjes, braamsluipertjes, alle meesachtigen nou ja, op de baardmees na dan en in de wintertijd kramsvogels en koperwie ken. Zo nu en dan trof ik er de grauwe klauwier, een miniatuur rovertje, dat mei- HOpV OSEI- EEN ZééR ZELDZAME GAST De hopvogel was dit jaar de zeldzaam ste gast in het wildwallenlandsehap van de Hondsenelleboog. 't Is een prach tige vogel met een wat vieze leefwijze. Ze pikt veel larven uit de mest op het land en dat gaf haar de naam stront vogel en ook wel drekhaan. Maar zoals gezegd: een mooie vogel in oranje, bruin en wit. Een lust voor het oog. kevers en zo aan de scherpe doorns van meidoorn en zelfs aan prikkeldraad priemt om ze dan rustig op te gaan peuzelen. Eén keer vond ik een salamander op het prikkeldraad! Zal wel uit een sloot op gevist zijn! Maar 't meest verrast was ik toch op een keer in de buurt bij Eef van Schuppen toen daar een hele troep kruis bekken zat, zo goed als allemaal nog jon ge vogels, met één er tussen verdwaalde, prachtig oranje met bronsgroen gekleur de man. Op de velden vind je wel eens een koppel patrijzen en stapt een trotse fazanthaan. Er zwierf dit jaar een hop vogel rond en op de besrijke vogelkers kwamen de vorige winter zo nu en dan een paar pestvogels fourageren. De buurschap vormt maar een klein stukje van het engengebied dat zich voor de totaal 90 km lange Stichtse stuwwal uitstrekt, onderbroken door restanten van de eens onafzienbare heidevelden. Alvorens de lente tegemoet te treden moet u, die nog van klare rust houdt, toch dit „loopje" eens maken. Nadat het bos er in vuur en vlam stond en wy van het herfstfestyn genoten heb ben, kwam zonder pardon de winter. En dan is een wandeling over de land wegen van de Hondsenelleboog vol be koring. Het zachte, transparante licht van een nevelige dag tovert alles om in pas teltinten. Het felle smaragd van de wei landen lijkt dan getemperd. De tekenen van de vergankelijkheid zijn de richels van opgewaaid blad, waarin je baldadig schoppend je voeten zet. Maar zie toch eens naar het leven rond u! Roodborstjes en Winterkoninkjes tetteren er altijd lus tig op los. En in het bramenstruweel zingen vriendelijk de Heggemusjes. En net zo min als u deze wildzang kan ontgaan, net zo min zal het u ontgaan hoe vriendelijk de boeren hofsteden met hun intieme landweg getjes in dit nog ongerepte stukje Veenendaal gebleven zyn. Je hebt hier ook geen „last" van onze tieners. Nu wordt daar al genoeg op afgegeven en ik schaar mij zeker niet on der hen die geen goed woord voor de jeugd over hebben. Eerlijker is wat die ouderling in de Betuwe mij toevertrouw de: „heus, ik zou zelf nog wel zo willen zijn en het kwaad dat men er in ziet zou dan evengoed op mijn kop neerkomen". Wie meent dat de zijige typetjes het voor het bestellen moesten hebben, die mag voor mij opvliegen. Wij hebben die vroe ger ook gehad. Eens stond zo'n „jonge ling" ons op te wachten bij „Eben Haëzer" op het Boerseland en noodde: „kom, ga met ons en doe als wijHoepel op, zo zeiden wij terecht! Dat was toch geen „taal" voor een flinke, jonge vent! Wat hebben de mensen van het Instuif-werk dit ook bijzonder goed begrepen! Wat hebben wij nu aan van die ouwe manne tjes in spé! Maar ter zake! Manneke Cupido schiet in de Hondsen elleboog elleen maar op verliefde reeën, konijntjes en hazen. En de nachtegalen brengen daarbij hem serenade. ■ö- Toen ik in alle stilte in de steenhouwe rij van de firma Van Manen op het monu mentje dat op het graf van Margrietje van Schuppen geplaatst zou worden de merel stond te beeldhouwen heb ik voort durend gedacht: „Kind, wat moet je daar, in de Hondsen elleboog, ondanks alles toch gelukkig geleefd hebben tussen je vogels en honden". Het was voor de fa milie en de vrienden een grote verrassing toen daar op het Veenendaalse kerkhof een merel zijn jubel schalde over de graven, als bracht ze een laatste groet aan het dierenvriendinnetje dat daar be graven werd. Het was een piëteitsvolle gedachte van de ouders dit onvergetelijke moment in het witte marmer te laten vastleggen, 't Mag louter toeval geweest zijn, maar als de Heer van de Schepping Zijn schepselen zulk een groet laat bren gen, dan mogen wij daar zeker bij stil staan. Laatst ving ik uit een preek deze woorden op: „Alle wijsheid begint bij de verwondering. Het leven is van de Schep per uitgegaan. En daarom zal het leven een wonder blijven". De titel „Helleveeg" is zeer zeker geen aanduiding voor de heer G. R. van Leeu wen, A 153, te Renswoude. Immers ieder die hem kent en dat zijn er nogal wat weet welk een bescheiden, gastvrij en hartelyk mens hij is. In Renswoude kent men hem door zyn verschillende functies op schoolgebied, en ook als ouderling der Gereformeerde kerk, aldaar. In Veenen daal geniet hy bekendheid, door zijn ver antwoordelijke post bjj de Ritmeester Sigarenfabrieken, waar hy als kassier, een belangrijke functie vervult. Hij verschafte ons de inlichtingen voor onderstaande flits Dat kon hy ook, want van de meeste gebeurtenissen, hierin vermeldt, was hij ooggetuige. Het speelde namelijk af in zyn ouderlyk huis. Een boerderij in de Melm. Op de boerderij van Van Leeuwen Sr. was tijdens de oorlog al aardig wat ge passeerd. Dan vond dit plaats en dan weer dat. In die tijd was er praktisch elke dag De beide andere rovers komen snel toelopen en kijken met open mond naar de grote goudklomp, die hun hoofdman uit de zadeltas gehaald heeft. „Daar ligt de enige man, die weet, waar de goud ader te vinden is, waar deze klomp uitgehakt is," roept Presto, op de bewusteloze Aram wijzenden die man zouden jullie, ezels, die je bent, willen doden!" De roverhoofdman wrijft nadenkend aan zijn kin. „De knaap heeft gelijk", gromt hij dan, „daar hadden we warempel haast de kip met de gouden eieren ge slacht! Vooruit, mannen, neem hem op en sjouw hem naar de hut!" „Jij gaat met ons mee, begrepen!" bijt de hoofdman Presto toe, terwijl hij Arams paard bestijgt. Maar Presto heeft dit bevel allerminst nodig, hij denkt er niet aan zijn meester alleen te laten Terwijl Presto en de hoofdman voor hen uit rijden, dragen de beide andere rovers hun zware last moei zaam een bergpad op. Bij een berghut, aan de voet van een waterval, houdt de vreemde stoet stil. Aram wordt naar binnen gedragen en op een rustbank gelegd. En nauwelijks heeft Presto hem met koud bergwater de slapen gebet, of met een pijnlijk gekreun slaat de rid der zijn ogen open (wordt vervolgd) een verrassing. Meestal echter waren die verrassingen maar erg onprettig. Uiteraard moesten ook diverse zonen van het grote gezin onderduiken, met alle moeilijkheden daaraan verbonden. Som migen weken uit naar Terschuur of von den in Utrecht onderdak. Bij razzia's sliep er één zelfs onder de blote hemel. De dood van moeder in 1943, welke overleed in het ziekenhuis te Wageningen, luidde een verdrietig tijdperk in, op de boerderij. In de loop van 1944 komen de onderduikers weer naar huis. Er is zo veel werk! Waag het dus maar! Evenals zovelen, stelde ook de heer van Leeuwen in dat najaar, zijn huis open, voor eva cués. Daar komen ze. Evacués uit Renkum. Ze hebben een karretje met spullen bij zich. Zielig gezicht. Het is een man en vrouw, met drie kin- der. Hartelijk en gastvrij worden zij ont vangen en daarna liefderijk opgenomen. De kaaskamer is geheel voor hen inge richt. Ze zijn niet rijk, maar maken een beschaafde indruk. Ze eten met z'n allen met het gezin van Van Leeuwen mee. Aanvankelijk gaat alles goed. De man wordt tewerkgesteld bij de TODT. Dan gaat het mis. De eva cué nodigt namelijk enkele OT-bazen op visite. Ze komen koffie drinken en hebben het er schijnbaar nogal goed naar hun zin. Na enige tijd gebeurt het, dat als de Duitsers op visite komen, meneer bood schappen gaat doen en de kinderen naar buiten gestuurd worden. Als het te koud is gaan ze de deel wel op. Als zo de kamer geheel ontruimd is en de vrouw alleen met de Duitsers is overgebleven, worden van het venster, de gordijntjes dichtge trokken De familie Van Leeuwen begreep spoe dig, dat dit geen zuivere koffie was. Ze gaan er op reageren en geven duidelijk blijk van hun ongenoegen. En zo ontstaat er een ongezonde situatie, waarbij de on tevredenheid van beide kanten steeds toe neemt. Van Leeuwen snapte niet, hoe haai man hiermee kon instemmen. Schijnbaar brachten de Duitsers wel veel geld in. Naarmate de vrouw inziet dat men haar Op deze wyze trok toen de evacué het gor dijntje van de kaas- kame,r (nog steeds in gebruik), dicht, tot er gernis van de fam. van Leeuwen. De boerderij van de heer G. R. v. Leeu wen in de Melm, waar de flits zich af speelde. Het gaat niet goed. De vrouw slaat groot alarm. Niet lang daarna komt ze met een Duitser de kamer binnen. Helaas is Gijs nog aanwezig. De Duitser schuim bekt van woede. Hij wijst op het gewonde gezicht van de vrouw en brult: „Wo ist der Mann der ein Fraulein geschlagen hat?".... Het mens wijst op Gijs. Gijs is reeds lang gekalmeerd en wordt wel een tint bleker, als de Duitser zijn geweer van de schouder trekt en de haan overhaalt. „Hande hoch und in die Ecke", gilt de soldaat. Schoorvoetend voldoet Gijs aan het be vel. Nu begint de Duitser te vloeken en te tieren en prikt de jongeman wel een kwartier lang aanhoudend met de geweer loop in de maagstreek. Gijs wordt doods bleek en kan zijn lol best op. Plotseling vertrekt de Duitser naar de kaaskamer, waar het gordijntje weer dicht gaat Verontwaardigd gaan ze met het meisje mee. Als zij de kamer binnenkomen schrikt de schobbejak daar, niet weinig. De Feldgendarmes overzien spoedig de situatie en pakken de soldaat zijn granaat af. Ze knuppelen de vent de kamer uit, en bevelen tevens de eva cués de volgende dag te vertrekken. Daarna gaan de Feldgendarmes weer huns weegs. De vrouw echter is een taaie rakker. De volgende dag ontbiedt ze weer enkele Duifsers bij zich. Ze durft het warempel aan om met de Duitsers de woonkamer van de familie van Leeuwen binnen te dringen. Onder bedreiging van een vuur wapen, wordt G. R. van Leeuwen Jr. ge dwongen een verklaring op te stellen en te ondertekenen, dat de evacués blijven mogen. Tergend langzaam verricht Gert deze taak. Aldoor hopend op hulp en redding. De volgende dag komt er weer een an dere vriend van~ de evacué. Ditmaal iemand met een revolver. Hij vraagt eveneens waar de boosdoener is. Maar dit keer is Gijs gelukkig niet aanwezig. Hij is in het bos aan het hout hakken. Iemand geeft een tip aan Jan, de jongere broer en deze glipt het huis uit naar het bos. Gelukkig weet hij Gijs tijdig te waarschu wen, niet thuis te komen. In de kamer is de toestand niet erg rooskleurig. De Duitser gaat te keer als een bezetene. In zijn opwinding, durft hij het zelfs te bestaan, vader Van Leeuwen een klap recht in zijn gezicht te geven. Nu rijst als één man, de gehele fami lie overeind Onheilspellend blikken hun ogen naar de edelgermaan wiens eerste reactie is, de revolver te trek ken en te schreeuwen: „Was ist los?" Die redding komt echter niet en de ver klaring moet worden overhandigd. Knar setandend van spijt gebeurt dit. Later op de dag komt het vrouwmens met deze verklaring weer de kamer bin nen en eist een goede verzorging. Maar dan heeft het mens pech. De deur gaat open en de twee Feldgendarmes komen binnen, om naar de afloop te informeren Als van Leeuwen hen het zaakje uit de doeken doet, worden ze zo kwaad, dat ze de evacués met hun leren laarzen de deur uittrappen. Deze zelfde avond pakken de evacués hun boeltje en vertrekken. De familie van Leeuwen slaakt een grote zucht van verlichting. Met medelijden kij ken ze naar de drie kinderen. Wat moet er van hen terecht komen, met zulk een moeder? Wie nu denkt dat de familie Van Leeuwen er voor eens en voor altijd ge noeg van heeft om evacués te herber gen, heeft het mis. Ze geven zich op voor nieuwe vluchtelingen. De familie Van Leeuwen is streng ortho dox. Ze zijn vurig protestant en komen daar ook voor uit. Ze hopen dat hun nieuwe evacués ook van protestantse ori gine zullen zijn. Korte tijd daarna komen de nieuwe evacués reeds. Het is een echtpaar zonder kinderen. Ze eten gelijk maar met de familie mee en blijven ook bij de sobere huisgodsdienstoefening. Als er uit de Bij bel gelezen wordt, slaat het tweetal dee moedig het kruisteken op hun borst Dus toch R.K. mensen! Hoe zal dat gaan? Het ging zo, dat heden ten dage nog steeds vriendschap bestaat tussen de fami lie Van Leeuwen en deze mensen. Het ging niet alleen goed; maar buitengewoon goed! Er worden nog steeds de beste her inneringen aan deze mensen bewaard. Zelfs zo, dat toen de familie Van Leeu wen, in maart 1945, zelf haar boerderij moest verlaten, omdat het daar sper gebied werd, deze evacués beslist met hen mee wilden. Gezamenlijk werden de families ondergebracht, in een paar kip penhokken van de familie Brandhof te Emmikhuizen. Verkwikkend is het, dat mensen van zulke verschillende opvattingen, als Ne derlanders, tóch waardering voor elkaar kunnen opbrengen, zoals in dit geval.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1965 | | pagina 3