Alleen
voor sterke
magen
SetterSet
Pil rol Houdt huid
Belevenissen uit het land van
„vetpriezen" en „keutjeskermis"
Onbekende schreef boeiend relaas over
laatste oorlogsdagen in Veenendaal
ARAM
ARAM
O
H
l
CHCVBOlCf
En daar draait dan alles om!
Niet zodra worden de nachten langer en kouder en raakt het werk op de akkers en weiden gedaan of er gaat bij de boerenhoe
ven wat veranderen. Ze kunnen nu eenmaal niet stil zitten, en de wintertijd is gunstig om van alles in en rond de boerderij te
doen. Buiten is een diepe rust over de nu stille landouwen gekomen. De akkers liggen deels ingezaaid met winterrogge, die al
aardig de kop opsteekt; deels is het land voorgestort. Hier en daar staan nog een paar verlate knollenplukkers met gebogen
rug de handen beschermd door vingerloze wanten en <Je stapels veevoeder worden al hoger en hoger. De zon laat een
verschraald licht over de vallei schijnen. Zo gaat het landleven de nachtschuit in
u
Fa. L. HEY
AUTODIENSTEN EXP. VAN ECK - E.V.E. - VEENENDAAL
De
Zee
koningin
smetteloos zuiver
V.A. B.
KIRPESTEIN
CITY-MOTORS-tDfc
Nieuwsblad „DE VALLEI"
vrijdag 11 juni 1965
6
door Adriaan P. de Kleuver, met tekening van de schrijver.
De slachter heeft z'n werk gedaan en in afwach
ting van het feestelyk gebeuren hangt het ge
leerde varken op te styven. Straks komen de „vet-
priezers" en zal het „keutjeskaaremis" geblazen
zyn
Maar op een dag schijnt het opnieuw te
zijn gewekt. Er klinkt gerammel van
emmers en uit het bakhuis komen wolken
waterdamp. De vrouw en de meid staan
hun botten af te beulen op het straatje
tussen de geutdeur en het bakhuis. De
boer drentelt wat rond in afwachting van
de dingen die staan te gebeuren. En dan
rijdt Evert de slachter op zijn fiets het
erf op.
Boer Jan Rijksen stopt dat heen en weer
geloop. „Mógge minse", wenst Evert, „hè'j
de boel al ree staon? 'k Het weinig tied,
want bie Lammert mo'k nog aon 't snie-
en" De boerin staat even uit te blazen,
de handen in de zijden, en van onder het
hoofddoekje naar alle kanten uitpiekend
haar. Riek, in gewone doen tóch al zo
blozend, heeft een hoofd als een biet. „Je
bint ok zo vrog bie de pinken", sneerde
het gedienstige huisfactotum, en met een
stem als van Peter de dorpsomroeper gaat
ze verder: „Kees", dat is de boerenknecht,
„hè'j dat oosthout nou nóg niet?" Uit het
open gat van de laaddeur boven de dubbe
le deeldeur komt de rode ragebol van
Kees. Dat haar zit vol spinnewebben.
„Jong", lacht Riek spottend, „jie bint he-
lemaol beschimmeld"! Kees bromde wat
onverstaanbaars terug en zei toen: „dat hij
het ding laatst nog had zien liggen". Riek
herinnerde hem er aan dat dat vast was
geweest toen hij er haar mee achterna
had gezeten. „Nou wit ik 't", riep Kees,
holde de zolder over naar z'n kamertje en
haalde hetonder z'n bed vandaan.
„Zo", plaagde Evert, „slaop jie met 't
kromhout bie je?"
Riek stond er giegelend bij, maar ze
werd mogelijk nóg roder toen Kees terug
grapte dat hij dat deed om haar uit z'n
kamertje te houden. Riek veerde op als
door een wesp gestoken, ,,'k Zou wel we
ten wie 'k liever had dan jie", flapte ze
er kwaad uit. Evert suste de toestand en
zei dat hij het echt niet zo bedoeld had.
„Nou dan", maakte Riek het incident af,
„hou jie dan gerust de moei maor". De
boerin vond het best zo. Niks geen ge
vrij onder haar dak
Evert bekeek het oosthout eens. „Da's
nog wat van de ouwe stempel, Jan", zei
die, „daor kon je groffie nog wel eens de
geslachte keuën mee opgehange hebbe".
't Was een kromme eiken talhoutknuppel
„Och", vond boer Rijksen, „daor gao 't
niet om". Maar tochZo'n knuppel zou
je uit iedere bos hout kunnen halen.
Evert ging met het hele hussie naar 't
einde van de deel en daar stonden ze
samen gebogen over de rand van het var
kenskot.
„Een goeie dikbil", vond Evert, „die zit
fiks in 't spek" Moeder de vrouw was
wat stil. De slachter nam haar eens van
opzij op. Dat had je nou altijd. Die vrou
wen hadden het grootste woord en staken
de handen het méést uit de mouwen als
't varken gekeeld op de binnenplaats lag.
Maar zó, bij 't nog levende beest, stonden
ze altijd te melken over „dat ze er zo veel
zorg aan besteed hadden" en zo. Evert
hakte de knoop door en stapte het hok
binnen.
De boer gaf hem het bindzeel met de
houten knevel aan. Met een mastworp leg
de jiij dat om een achterpoot heen en oh
wéé, als 't keu aan de haal wilde gaan!
Dan trok die knevel de worp nóg strak
ker en gilde het beest het uit. Het var
ken steunde en kreunde toen Evert het uit
het hok begon te duwen. Moeder stond
er hoofdschuddend bij. Zo'n beest toch
óók al bang voor de dood.
Maar voor mijmeren over de zin van le
ven en dood was nu geen tijd. En Riek zei
overmoedig: „och mins, dat moeten ze
toch allemaol". En daar ging het dan in
optocht naar het plaatsje, 't Varken voor
op. Toen ze de koppen buiten de deeldeur
staken bemerkten ze dat het héél fijntjes
was gaan sneeuwen. Enfin, dat kon geen
kwaad, 't Was fijn koud weer. Dat had
je nodig voor het sneeuwblank opstijven
van de reuzeis als 't geslachte varken een
poosje buiten aan de leer moest blijven
hangen. Ja, de zware herfstluchten had
den plaats gemaakt voor een grauwe
sneeuwlucht, 't Had al een paar dagen
aardig wat gevroren. En dat allemaal
bij elkaar was best slachtweer.
Altijd nog is het voor de plattelands
bevolking een groot gebeuren. Als
nieuwtje met grote opmaak krygt juf
het op school te horen: „wie hebbe
vandaog de slacht, Juf"!
„En"? vraagt die dan kwasie belang
stellend. Prompt komt dan: ,,'s Geloof van
een dikke vierhonderd, juf". Nou, dat
weet juf dan alweer. „Kom ie ók vetprieze,
juf", vroeg Jansje van boer Rijksen, „d'r
komme d'r zat", „'k Zal wel eens zien',
zegt ze dan een beetje terughoudend, want
sinds ze er bij boer Rijksen niet onder uit
kon of ze moest gebakken bloedworst mee
eten en de volgende dag met hevige kram
pen het bed had moeten houden, gelo
ven wij niet dat ze er over zal denken
Met, een ruk aan het zeel vloerde Evert
het varken en ging er schrijlings opzit
ten. Wij zullen u het moordtoneel maar
onthouden en eens gaan zien hoe de
vrouwen bezig zijn in het bakhuis. Net als
wij naar binnen willen roept Riek: „op
zie jie'! en draagt een grote ketel vol
kokend water naar buiten. Evert pakt
die over en begint het gevelde varken
rijkelijk te overgieten. De damp trekt er
af. En zo gaat de ene na de andere ketel
kokend water er over. Tot hij zegt: „nou
kan 't wel". Dan begint hij met een krab
ber de opperhuid en de dikke haren er af
te halen. Na een tijdje staat Evert op,
haalt een vervaarlijk groot mes uit de
bij hem onafscheidelijke leren schede vol
gereedschap en zet dat aan op het wet
staal. Zjt, zjt, zjtgaat dat en dan pro
beert hij het op z'n arm. De haren vlie
gen er af. ,,'t Is goeie", besluit hij en be
gint aan het sekuurste karweitje. Het
hele varken moet netjes glad geschoren
worden; geen stoppeltje mag blijven zit
ten.
„Zie zo", zegt Evert, „dat is dan dat"
Nog even rukt hij met een klauwenhaakje
de hoeven van de tenen en snijdt bij de
pezen van de achterpoten in en dan com
mandeert hij: „hurrieóp manne, geef 'm
van kètoen". Stoere knuisten pakken het
nog warme keu beet bij de poten en
leggen het op het gereed liggende, schoon
geschrobde leertje.
Ja. ja, vrouw Rijksen houdt nu een
maal van netjes en heldertjes, zoals ze
altijd zegt. En daar lééft ze ook naar.
„Geef 't oosthout effies an", wil hij, en
dan bindt hij daar stevig het varken met
de achterpoten wijduit op vast met leer
en al. „En nou omhoog, net as toe ze léve
meneer van de zondagschool riepe". Boer
Rijksen moet nog lachen; dat was toen ze
de kruidenier, die de zondagschool leidde,
bij z'n vijfentwintig jarig jubileum op
de schouders genomen hadden. Wat was
dat al een tijd geleden
Evert sneed voorzichtig de varkensbuik
open. Kleine Wimpie' stond het allemaal
met open ogen aan te zien. „Kiek jong",
grapte de slachter, „ze fokke ze nou mit
ritssluitinge", maor deze het de jas nog
dicht gekneupt". Hij wees naar de tepels
en Wimpie gluurde wat onder de half toe
geknepen oogleden uit. „Hu", repliceerde
't ventje, „da's toch zeker flauwe kul
boerin had gesust en gezegd dat ze vroe
ger net zulke braaiers geweest waren
't Was vinnig koud geworden en er
stond een sneeuwjacht van jewelste.
Maar de familie en de buren kwamen
toch naar de „keutjes-kaaremis". Ge
loof my, de bewoners van de Gelderse
Vallei zijn in die dingen trouw.
Bij de boerderij was het aardedonker en
Piet uit Veenendaal, die met tante Nel
met de auto gekomen was, deed de
koplampen aan en zette het erf tot aan
de weg in hel licht. Dat was fijn be
dacht. Om bij de voordeur te komen wa
ren de brede, hoge vensters niet met de
luiden gesloten. Dat scheelde óók al. In
de luwte van een hooiberg probeerden wij
de bobbels aangekoekte sneeuw van de
schoenen te krijgen Toen dat eindelijk
gelukt was en onze jassen sneeuwschoon
geklopt waren, gingen wij naar binnen.
Een lauwe geur van op stal staand vee
sloeg ons in het gezicht. Even aan wen
nen. Vrouw Rijksen kwam ons al tege
moet met een: „Minse nog an toe, wat een
barxebiestig slecht weer is 't gewurden".
Wij verzekerden haar dat we het vetprij
zen niet wilden missen en wij desnoods
op één schoen en één slof waren gekomen.
„Zo jonges", kwam gulhartig boer Rijksen
ons tegemoet, ,,'k docht bie me zelves zou
30 april 1945
Nadat we zover gekomen zijn, dat we
alle slachtoffers gekist en begraven heb
ben, gaan van Asselt, Viegen, Takken,
Vink, Bruis en Gerritsen 's maandags
naar kamp Overberg om de daar begra
ven slachtoffers te kisten en naar het
kerkhof hier ter plaatse over te brengen.
Als de jongens wegrijden, is het weer
tamelijk goed, maar op de Dijkstraat be
gint het gewoon te stormen. Regen, wind
en hagel maken het verder gaan haast on
mogelijk. Maar met de tanden op elkaar
worden de bakfietsen door de modder
heengetrokken.
In kamp Overberg aangekomen wordt de
regen wat minder en worden de slacht
offers opgegraven en gekist.
Na een korte rust in het kamp, wordt
de terugtocht dan aanvaard en nauwelijks
buiten het kamp gekomen, komt het nood
weer in alle hevigheid opzetten. Gelukkig
gaat het nu met de wind mee, zodat de
dwarsweg spoedig achter hun ligt.
Maar bij de Dijk aangekomen begint
de pret pas goed.
Daar de toegang tot de Munnikenweg
versperd is, moet gebruik gemaakt worden
van het Panhuis. En zo'n modderboel als
het daar is, is gewoon ondenkbaar.
doet
langer
met
nylons
V.0.1.98
Setter Set nylons in de nieuwe
Rosella kleuren ziet U bij:
Hoofdstraat 45, tel. 2165
Frans Halslaan 26,
tel. 3044
Verzend per
Dagdiensten Veenendaal - Ede - Wageningen -
Rhenen - Utrecht - Amsterdam
Nijverheidslaan 13
Telefoon 4067
De boerin kwam juist de situatie redden,
door met de jeneverfles en een glaasje
aan te komen. Ze hield niet van dat „wij
ze" gedoe met kinderen. Met een „van 't
goeie 't beste" sloeg Evert als eerste de
borrel achter de knopen. In één teug,
zoals dat goeie slachters betaamt.
Wat dampte dat varken in de koude
vrieslucht. Het in de emmer opgevangen
bloed stond al dik gestold. Na het ingesnee
in een teil te hebben opgevangen zag het
varken er al appeteitelijk uit. ,,'t Is nog
een bietje drillerig", vond Evert, „maor
die stieft bar mooi op jong".
De fles ging nog eens rond en de slach
ter kreeg de traditionele sigaar, die hij
onder de klep van z'n pet stopte zulke
sigaren zijn nu eenmaal geen „buitenro
kertjes" vond hij altijd en met een „tot
mèórege minse" stapte hij op de fiets en
ging op weg naar z'n volgende slachtoffer.
Na een poosje ging Jan Rijksen maar
eens kijken Er drupte geen bloed meer
en toen hij het varken hier en daar eens
bekneep, vond hij het stevig genoeg om
binnen te zetten. „Kees", maande hij de
knecht", haol d'r 's 'n paor bie, dan zette
we 'm op de geut". Te lang buiten laten
staan was er bij hem niet meer bij sinds
kwajongens uit de buurt eens een varken
met leer en al omhoog getrokken hadden
op het dak van een bakhuis. Was me dat
een schrik geweest toen ze kwamen om
't varken te bekijken! En was er al een
naar de fiets gestapt om veldwachter Don
ders te halen, toen die knapen het begon
nen uit te schateren. „Die bliksumse ópe van
jongens", hadden ze geroepen, maar de
d'r nog volluk komme, maor ze bint alle
maol present; kruup maor gauw bie de
kachel".
Moeder Rijksen haalde een kan koffie
van de geut. U weet wel, uit dat keuken
tje waar de pomp staat. Een koffiekan
mijnheer! Zó bestaan ze niet! Ze zag onze
verwondering. „Wie bin met zestien man
moe'j wete", verduidelijkte ze, „de jong
ste ligt nog in de wieg" Dat ze een flink
„wief" was wisten wij al lang en dat
onder de kap van „De Olde Stee" rijke
kinderzegen genoten werd wisten we óók,
maar zestien? „Nou ja", rekende ze ons
nog voor, „daor bin Riek en Kees ok bie".
Kees viel wél op met z'n rode haardos,
die fel afstak tegen het donker glanzen
de glas van het venster waarvoor hij
zat met zijn plukkerig gestopte kousevoe
ten op de stoelsporten. Riek zette kopjes
gereed. Met een vinger wees ze van iede
re bezoeker naar een kopje en telde: „èèn,
twéé, driédartig, èènendórtig.Ze
bind'r", stelde ze vast, „moe'k maor gaon
inschinke?" En toen ieders kopje vol was,
Klaas zwarte had, de domineese „met een
bewijsje suiker" volstond (wóór haalde 't
mens de flauwe kul vandaan stond op
ieders gezicht te lezen) en tante Nel uit 't
Veen van „goeie zeute kèffie" (met veel
suiker) zat te genieten, kwam Gerda, de
oudste, met de koekjestrommel rond. Wel
geteld waren er vijfentwintig komen op
dagen. En déér had je boer Rijksen met
de kist sigaren. Begerige blikken gingen
naar de rokertjes met bandjes van een
goed Veenendaals merk. Vijf minuten la
ter kon je de rook snijden. Opoe vroeg of
10 Ondanks zijn gebonden handen, die zijn be
wegingsvrijheid belemmeren, jaagt Merlin zijn
paard in grote snelheid langs het bospad „Hem
na.!" schreeuwt Agua tot zijn soldaten Maar als
de voorste der achtervolgers de vluchteling bijna
bereikt heeft, springt plotseling een slanke gestal
te uit de struiken tevoorschijn, r n enterhaak
suist door de lucht en valt om de hals van de sol
daat. Het strakgespannen touw rukt de ruiter in
volle vaart achterover en schreeuwend tuimelt hij
uit het zadel. Twee, drie andere touwen vliegen
door de lucht en elke feilloze worp doet één van
Agua's mannen in het zand bijten. Dan stormt
Ambre met het zwaard in de vuist het bospad
óp. „Vooruit, maats, laat zien, dat je niet alleen
op zee je mannetje staat," roept ze luid. Schreeu
wend en joelend springen de matrozen uit het
struikgewas naar voren, hun bootshaken en
zwaarden in de vereelte vuisten geklemd
Riek een nat wasdoekje voor haar wilde
halen want de ogen traanden zo. En 't
werd éven stil toen het jonge vrouwtje
van de bovenmeester uit haar plastiek
tasje een sigaret opdiepte en duchtig mee
deed aan de damperij. Oh, ze was zich er
wél van bewust dat morgen het hele dorp
zou weten: de juffer róókt
„Zulle we maor 's", noodt boer Rijksen
dan, en staat uitnodigend op. Dat is het
sein om te gaan „vetpriezen", „Ja, domi
nee, gao maor 't éérst", biedt hij aan,
maar de vlieger gaat niet op. „Nee, nee",
besluit deze, „doe dat zelf maar't
Was bij zo'n gelegenheid dat dominee par
does over de drempel struikelde en lang
uit op de deel viel. Ze hadden er allemaal
meewarig bij gestaan. Die arme dominee
tochMaar de volgende dag had het
hele dorp zich krom gelachen om de ver
toning bij de valpartij. Och, dominees zijn
ook maar mensen en laat hij de volgende
zondag gepreekt hebben over de tekst:
„Wie staat ziet toe dat hij niet valle".
Een héél ernstige preek en de mensen
waren er eigenlijk wéT van ondersteboven
geweest. Wie had dat nu gedocht! Ja, do
minee wist het altijd wel ten goede te
keren. Je moet de mensen met de dingen
van alle dag pakken, zei hij altijd. Nou
dan, dat was toen óók gebeurd en er werd
altijd nog over gepraat. Nu was het wel
dat komische gebeuren dat er aan ten
grondslag lag. Maar desalniettemin hadden
de woorden hun uitwerking niet gemist!
„Nee, nee!" besloot dominee daarom, „mij
vang je niet meer
De struise boerenvrouwen, de schrale
juffer, de domineese en allemaal stonden
nu om het geslachte varken. „Daar hang-
tie", wees boer Rijkse, zeker bang dat
iemand dat prachtkeu nog over het hoofd
zou zien, „en is 't gien beste?" Ouwe
Teus, altijd van de partij, beaamde het en
sprak met kennersmond: „een bar beste
Jan; za'k is schatte?" „Nou", vroeg Jan
Rijksen, „wat doch 'ie"? „Vierhonderd
ruum", gaf Teus als zijn mening, „vuul
dan altied". De baas knikte goedkeurend
't Was eigenlijk geen kunst als je 't wist;
in de gauwigheid had Wimpie het al ver
kletst. Stien, de vrouw van bakker Wil-
lems, wilde altijd en overal lollig doen en
zei: „wie wordt geleerd als hij dood is?"
Een schaterlach klinkt op. „Stien denkt
dat ze haar leuk vinden", kwam Grietje
haar zuster— in 't midden brengen
„Ben ik ook!" concludeerde Stien. En al
weer had ze een daverend succes. Die
Stien toch! Het gezelschap staat nog steeds
rond het varken en dan komt de borrel op
de proppen. Allemaal eentje „op de ge
zondheid" uit één en hetzelfde glaasje.
„Neen, dank u", weerde de domineese af,
„als u 't heeft straks graag een glaasje
rood". Maar dominee waagde het maar
met de sacrale dronk. En dat nest van de
bovenmeester dronk de „brandewlen" als
een manskerel. Ze dacht bij haar zelf
dat er stof tot kletsen in overvloed zou
zijn
Terug in de zaalgrote, gezellige woon
kamer kwamen de verhalen los: over de
bouw, over 't vee, over de coöperatie,
over de school én over de kerk. Teus, die
jarenlang gejaagd had en goed in 't
jagerslatijn thuis was, vertelde dat hij
eens een koppel van vijftig eenden achter
elkaar neergeknald had. En het bijladen
dan?, waagde ik te vragen. „Oh", was 't
antwoord zonder blikken of blozen, „dat
ha'k glad vergéte 'k Wist dat je
Teus nergens zo kwaad mee kon krijgen
als wanneer je hem uitlachte. Dus deed ik
maar mee aan de algemene verwondering.
Er kwam nog meer los. Zo zou hij eens
op een gans geschoten hebben en vergeten
zijn de laadstok uit het ganzenroer te
halen, ,,'k Schoot toen daarmee dwars
door de gans heen en toen 'k 'm in een
sloot vond en er uithaalde zat aan de
laadstok ook nog een knaap van een
snoek". Dat zijn zo zijn verhalen. Je kent
ze allemaal, maar de manier van vertel
len is het juist waarom je steeds weer
luisteren moet.
Er werden ook herinneringen uit de
oorlog opgehaald. Willem, die uit de
buurt van Ede kwam, vertelde een ver
haal dat ik u beslist niet mag onthouden
Want de Valleibewoners mogen dan ern
stige lieden zijn, hun gevoel voor humor
behielden ze. Welnu, dan nu Willems on
gelofelijke en toch waar gebeurde ver
haal.
We moesten, aldus Willem, de laatste
weken van de hongerwinter binnen
blieven. Een vrouw uut de buurt sting
bie de deur, toen zat as een lap een
mof kwam aanslingeren, 'k Snap nóg
niet hoe ze aon de jenever kwaomcn.
Mens, geet d'r in, snauwde de kerel-
En toen kwam d'r man d'r bie. He't
lef is. dreigde die dat stuk tuug. Me-
deen had de stumper al een blauwe
boon te pakke. Toen ha'j de buure is
motte mee maoke. As wollcve vlogen
ze op die mof af en vuzejeerdcn 'm
met z'n eige geweer.
Gelukkig hebben de meesten laarzen
aan, maar Bruis, die op de klompen is,
moet verschillende malen, het werk aan de
anderen overlaten, daar op meerdere
plaatsen de bakfietsen tot de as toe in de
modder wegzakken.
Doornat en met inspanning van alle
krachten worden de bakfietsen door de
modder heengesleept en er gaat door allen
een zucht van verlichting, als ze eindelijk
weer op de begaanbare weg komen en dan
gaat het in vlot tempo naar het kerkhof.
De bijzetting in de grafkelder is spoedig
gebeurd en als om 9 uur 's avonds de
post weer bereikt is, hoort men slechts
één antwoord op alle vragen: dit was het
zwaarste werk wat wij tot nog toe gedaan
hebben.
27 apt-il 1945
Daar er door de drukke werkzaamheden
een tekort kwam aan bakfietsen, moest
naar een 4de bakfiets uitgekeken worden.
Van Asselt komt dan tot de ontdekking
dat er bij de Duitsers nog een goede bak
fiets staat, die zij indertijd bij de fam,
Diepeveen weggehaald hadden. Zonder te
aarzelen gaat hij naar de Duitsers toe en
met enkele goed gekozen woorden komt
hij lachende met de bakfiets terug.
DINSDAG 1 MEI 1945
Dinsdag verloopt de dag zeer rustig en
doen zich geen bijzondere werkzaamheden
voor.
WOENSDAG 2 MEI 1945
Woensdag is het eveneens rustig. Ho-
gendonk, Takken en Bruis hebben 's mid
dags een slachtoffer aan de Parallelweg
opgegraven en een kindje van Anbeek
in de Hoofdstraat naar het kerkhof ver
voerd. Behalve verschillende boodschap
pen blijft het ook deze dag zeer rustig.
DONDERDAG 3 MEI 1945
Donderdag is voor onze colonne weer
tamelijk rustig. Van Essen en Bruis heb
ben die dag nog een patiënt van de Ju-
lianastraat naar de D.S vervoerd, dit is
Bouwmeester van Julianastraat 51.
lijk rukken de jongens uit om naar even
tuele ongevallen te zoeken. Van alle kan
ten komen ook reeds de andere jongens
naar de plaats des onheils. Maar dat gaat
niet zo gemakkelijk, als dat nodig was.
Want nauwelijks snelden de jongens ter
hulp, of de Duitsers richtten de machine
geweren op hen. Gelukkig bleef het
daarbij en konden zij na enige ogen
blikken verder gaan.
Onder de burgers was er niet één ge
wond of gedood. Alleen 2 S.S. soldaten
waren gedood. De jongens hebben de lij
ken, waarvan er één totaal uiteen ge
slagen was, op de bakfietsen gelegd en
naar het kerkhof overgebracht.
's Avonds hebben Hogendonk, Takken,
Viegen en Bruis, B. Vos van Kerkewijk
overgebracht naar de P.H. van Rijnstraat.
MAANDAG 7 mei 1945
Maandag wordt eerst mej. Eisink door
Hogendonk, Takken en Vink naar Zand
straat 175 vervoerd vanuit de D.S.
Daarna wordt door Hardeveld en van
Essen de weduwe Roks van Julianazieken-
huis naar de Emmalaan gebracht.
Hardeveld en Bruis vervoeren van Hun-
nik uit Hoogstraat 5 naar D.S.
VEENENDAAL
Dat vertelde hij allemaal of het de ge
woonste zaak van de wereld was „En
(Wordt vervolgd) toen", vroegen wij, nieuwsgierig gewor-
VRIJDAG 4 MEI 1945
Vrijdag wordt door Hogendonk en Tak
ken mej. Hardeveld van de D.S. naar de
Holleweg vervoerd. Behalve de dagelijks
voorkomende werkzaamheden gaat het
verdere gedeelte van de dag rustig voor
bij.
ZATERDAG 5 MEI 1945
Zaterdag zijn er enkele patiënten meer
te vervoeren. Hogendonk, Takken en
Vink vervoeren een patiënt van de D.S
naar Eist. Door bovengenoemde werd ook
Bouwman van Lombokstraat naar de D.S
overgebracht. Vink, Takken, v. Essen.
Scholtens en Viegen hebben tijdelijk on-
dergebrachten bij Ds. Kok, teruggebracht
naar de Vendel.
Dezelfde dag werd het tijdelijk overge
plaatste Julianaziekenhuis weer vanuit de
Frisia overgeplaatst.
ZONDAG 6 MEI 1945
Zondagmorgen wordt door Hogendonk
en Takken van Manen van Gortstraat 53
naar de D.S, vervoerd.
Viegen en van Essen vervoeren dan v
d Weerdhof van Boslaan naar de Zand
straat.
Guus Scholtens brengt een vrouw die op
straat aangeschoten is (naam onbekend)
van de Gortstraat naar de D.S.
's Middags komt er een verzoek van de
voedselcommissie gericht tot de hele co
lonne om te helpen de door hen bij de
Duitsers vrijgekregen voedselvoorraden
uit huize „Tonia" weg te halen.
Direct staat de hele colonne klaar om
ook dit werk, ten behoeve van de ge
meenschap, uit te voeren En zo is dan
ook in korte tijd dit werk volbracht.
Nauwelijks zijn de eerste jongens weer
op hun post teruggekeerd, of een oorver
dovend lawaai klinkt hen in de oren
Met ontzetting wordt geconstateerd, dat
de Vaartbrug opgeblazen is en onmiddel-
den. „Oh, ja toen", ging Willem door,
„ja-ja, toen hebbe z'm ingekuuld in de
buurt van 't haozepad".
„Hè wat", vroeg ik ongelovig", wat heb
ben ze met die Duitser gedaan?" „Ja", zo
voegde hij er weer aan toe, „gewoon in
gekuuld, ergens in de grond gestopt, za'k
maor zégge; gewóón, met 't geweer d'r
bie". „En laoter", maakte Willem het ver
haal af, „laoter mosten z'm gaon ver-
lêge; toen ginge ze krek op die plek stel-
lings bouwe. Maor hij was niet bar best
meer
Ongelovig hoorden wij dat verhaal aan
Ze zouden die soldaat toch wel gemist
hebben. Wij wilden dan ook aan de weet
te komen of er geen onderzoek plaats had
„Nou", wist Willem te vertellen, „dat ook
nog; later wel, maar toen waren die luu
al aon 't onderduken.
De volgende dag was nog één en al be
drijvigheid: afhakken, met maken, worst
stoppen, ham en spek zouten, balkenbrei
en bloedworst maken, reuzeis braden
werk genoeg aan de winkel En toen de
slachter het hele varken netjes uitgebeend
had, sneed hij een goeie dikke karbonade
af die mevrouw Rijksen voor hem braad
de. Dat is dan zo de gewoonte. De kinde
ren liepen allemaal uit een kopje „kanen"
te eten toen wij weer arriveerden. Want
wij moesten de hutspöt komen halen
't Werd een beste! ,Wat is veur de juf
fer?" vroeg Riek „Oh", wees moeder
Rijksen, „dat daor; 't most maoger weze"
„Dat geleuf 'k best", vond Riek, „dat
ha'k zo' al wel bekeke".
't Ja, zó zijn ze nu eenmaal bij ons. Wel
gul en goedhartig, maar wie van de regels
afwijkt moet maar niet rekenen in het
dorpsgebeuren betrokken te worden.
Adriaan P. de Kleuver
's Middag maken we ons klaar om een
voor ons officiële begrafenis te verzorgen
en wel van de twee ondergrondse strij
ders v. d. Loosdrecht en Hardeveld.
De lijken zouden vanuit Utrecht naar
de gasfabriek vervoerd worden, waar zij
dan overgenomen zouden worden door de
„Witte Brigade", die hen naar het kerk
hof zouden vervoeren.
Maar als na een uur wachten de droe
vige stoet nog niet aangekomen is, stelt
van Asselt voor om naar Eist te gaan en
het transport onderweg over te nemen.
Allen zijn het hier mee eens en zo ver
trekken we met de hele colonne op de
bakfiets naar Eist.
Gehard door de opgelopen ervaringen
van de laatste weken, is de stemming bij
het naderen van Eist dan ook één en al
vrolijkheid. Even moeten we in Eist af
stappen om een doorgang te maken, want
drommen mensen staan te kijken naar de
doortrekkende troepen. En wanneer wij
dan ook door Eist heen rijden, krijgen we
van de bij grote getalen aanwezige Vee-
nendalers een ovatie aan te horen, die
gewoon ongekend is Even door Eist heen,
komt ons een dokter achterna rijden en
vraagt of wij een patiënt mee naar Vee
nendaal kunnen nemen voor het zieken
huis. En daar wij van de lijkwagen nog
niets bespeuren, wordt dit aangenomen.
Hardeveld, Bruis, v. Essen en Scholtus
zorgen voor deze patiënt, terwijl de an
deren zo spoedig mogelijk naar Veenen
daal terugkeren.
Als allen weer op de post teruggekeerd
zijn, wordt er eerst gezamenlijk gegeten
En nauwelijks is dit gebeurd of onze hulp
wordt weer ingeroepen. In de Molenstraat
62 is namelijk T de Man door een S.S be
schoten en wel zodanig, dat overbrenging
naar het ziekenhuis direct nodig is. v.
Asselt met Bruis en de Gooyer trekken er
direct op uit en zorgen voor het vervoer
Op de post teruggekeerd krijgen wij
het bericht, dat direct alle jongens met de
bakfietsen uit moeten rijden om huis aan
huis bij de mensen die van de centrale
keuken eten, eten te bezorgen. Want daar
de mensen plotseling niet meer op straat
mochten, moet het eten op deze manier
bezorgd worden.
En zo trekken de jongens er dan 's a-
vonds laat nog op uit met bussen soep op
de bakfietsen en een schep in de hand
En zo worden door deze jongens nog ver
scheidene gezinnen voorzien van een por
tie eten.
DINSDAG 8 mei 1945
Dinsdag is weer een drukke dag wat pa
tiënten vervoer betreft-
Viegen en de Gooyer vervoeren een
oude man, die bij de Vaartbrug in elkaar
gezakt is naar v. Eist aan het Verlaat.
v. Asselt, Hogendonk en Bruis zorgen
voor het overbrengen van mevr. Klum-
penaar van Gortstraat 106 naar D.S.
Hogendonk vervoert dan vanuit het zie
kenhuis met Jan de Gooyer een patiënt
naar het Boerseland. terwijl van Asselt
en Bruis v. Schuppen vanuit de D.S
naar de Nieuwe weg overbrengen. Daar
aangekomen, vernemen zij. dat terwijl de
man uit het ziekenhuis thuiskomt, de
vrouw er naar toe moet. En zo gaan v
Asselt en Bruis dan met mevrouw v
Schuppen-v Wakeren weer terug naar
het ziekenhuis'
Hogendonk en van Essen gaan dan naar
het kerkhof om de bij de Vaartbrug ge
dode S.S.-ers te kisten en te begraven.
Dan moeten er 3 typhus patiënten opge
haald worden op de Boslaan en Middel
laan. maar als de jongens aankomen, wei
geren alle 3 om mee te gaan en kunnen zij
onverrichte zake huiswaarts keren.
Teruggekeerd op de post, komt er be
richt dat de slachtoffers, die bij het ge
vecht aan de Buurtsteeg tussen S.S -ers
en ondergronde raags tevoren gevallen
zijn, vervoerd mogen worden.
Onmiddellijk worden er 2 bakfietsen
voor de tocht klaargemaakt en gaan Vie
gen en de Gooyer één der slachtoffers
hier ter plaatse begraven De andere 2
gevallenen moeten naar Ede vervoerd
worden En bedekt met het Oranje. Rood,
Wit en Blauw, komt de droeve stoet in
Ede aan
Als de slachtoffers aan Ede overgedra
gen zijn. moet van Asselt nog op cfe voed-
selbevoorrading uit voor Veenendaal en
de leiders in Ede hebben een open oog
voor de toestand in Veenendaal De jon
gens kunnen dan ook direct de bakfietsen
vol brood laden en deze tn Veenendaal
verdelen Dit is ook inderdaad gebeurd
Het Julianaziekenhuis. de D S en het
Oude liedenhuis hebben hier c.a ruim
schoots hun deel van gehad
's Avonds komen de lijken van Harde
veld en van de Loosdrecht ni Veenendaal
aan, welke dooi onze jongens in een graf
kelder worden bijgezet Om 8 uur starten
Hardeveld, de Gooyer en Bruis naar
komp Overberg om levensmiddelen te be
zorgen en als zij om 11 uur terugkomen
heeft de colonne eindelijk weer haar dag
taak volbracht.
(wordt vervolgd)