Motie Schmelzer met 75-62 aanvaard Begrotingsruimte was nog wat bijgesteld „Inflatie stelt bedrijven voor steeds klemmender problemèn Na in spanning toenemend nachtelijk begrotingsdehat Bij de landbouw valt niets meer te halen Voorzitter Verbond Ned. Werkgevers: Gistermiddag door dr. Vondeling BEGRIP OVERDEKKING99 Voorzitter K.N. L. C. Conservatieven lejjen interventie-Y.N. NIET HELE BELEID TWIJFEL MOTIES SPANNING STEEG KLEMMEND VERMOEID WANKEL SOEPELHEID GRIEZELIG ONRUST VRIJDAG 14 OKTOBER 1966 KABINET-CALS AFGETREDEN (Van onze parlementaire redactie) DEN HAAG Het kabinet-Cals is gevallen. Vanochtend om tien over half vijf aanvaardde de Tweede Kamer met 75 tegen 62 stemmen een motie van de K.V.P.-fractievoorzitter. drs. W. K. N. Schmelzer, nadat minister-president Cals had verklaard er niets anders in te kunnen zien dan een gebrek aan ver trouwen in het financieel-economisch beleid van het kabinet. Slechts vier leden van de K.V.P. steunden het kabinet door hun stem tegen de motie uit te bren gen. Verder stemden tegen de motie, de hele fracties van de P.v.d.A.. A.R.P., P.S.P. en C.P.N. De minister-president vroeg daarna schorsing van de beraadslagingen. Dit betekent, dat hij de Koningin het ontslag van het kabinet zal aanbieden. De Tweede-Kamerverkiezingen, die 24 mei volgend jaar zouden worden gehou den. zullen nu ongetwijfeld worden vervroegd. De behandeling van de rijks begroting voor l%7 blijft rusten tot het volgende kabinet in functie is. De be groting zal dan opnieuw worden bekeken. Welke aangekondigde maatregelen wel en welke niet doorgaan, hangt van het nieuwe kabinet af (Van onze parlementaire redacteur) DEN HAAG Na de uitvoerige rede van premier Cal», heeft de demiasio- naire minister Vondeling van Financiën donderdagmiddag de Tweede Kamer nog een „bijstelling" van de begrotingsruimte 1966 aangeboden ten bedrage van 125 miljoen gulden. Verder had de bewindsman nog 140 miljoen gul den gevonden door bet bedrag van de tweede moot van de belastingverla ging op 1 januari 1967 niet geheel voor rekening van het komende jaar te bren gen, in totaal dus 265 miljoen gulden. Tegenover de „dubhelstelling", die de finan ciële specialist van de K.V.P.-fractie, drs. II. A. C. M. Notenboom, deze week had geconstateerd, die voor het Rijk neerkomt op een bedrag van f 201 miljoen, kwam de minister dan ook tot een gunstig effect van 64 miljoen gulden. Het kabinet-Cals is gevallen. Na de uitslag van de stemming over de motie-Schmelzer, pakten de bewinds lieden hun papieren bij elkaar en maakten zij zich op voor een snelle aftocht. Verder had drs. Notenboom deze week betoogd^ dat naast de verhoging van de omzetbelasting op ljanuaril968 die volgens de minister een bedrag van 680 miljoen gulden zal opbrengen, nog aanvullende belastingmaatregelen in '68 nodig zullen zijn om een „gat" van rond 698 miljoen gulden in dat jaar te dekken. Minister Vondeling kwam daar entegen aan de hand van een nota met cijfers, die hij de Kamer aanbood, tot de conclusie, dat het „gat" niet meer dan 26 miljoen gulden zal bedragen. De dubbeltelling, die drs. Notenboom had aangetoond, betrof de doorwerking van de wettelijk vaststaande dekkings maatregelen 1966, die echter vorig jaar al volledig tot de structurele dekking zijn gerekend. Deze dubbeltelling had betrekking op een bedrag van f 237 mil joen. Voor het Rijk is dit 85 procent van dit bedrag of wel 201 miljoen gul den. Minister Vondeling zei donderdagmid dag in de Kamer, dat hij kon begrij pen, dat deze dubbeltelling het wantrou wen van de Kamer had opgewekt. Hij bood de Kamer yen specificatie aan van een ruimte-bijstelling 1966 wegens: a) hogere belastingontvang sten 20 milj. b) sterkere groei van het nationale inkomen (4,8 pet in plaats van 4,5 pet) 55 milj. c) sterkere groei niet-belas- tingontvangsten 50 milj. totaal 125 milj. Tegenover de fractievoorzitter van de K.V.P., drs. W. K. N. Schmelzer, die dinsdag had betoogd, dat al lang een groep aan het werk had moeten zijn, die de totaliteit van alle takken van on derwijs overziende, moet gaan wegen en maatregelen moet vaststellen om de uit gaven voor het onderwijs binnen de perken te houden, stelde minister Von deling, dat het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen al bezig is met het opstellen van een nota over de kosten ontwikkeling. De minister vond, dat het niet aangaat het kabinet op dit punt verwijten te maken. Van eind 1958 tot midden 1965 is op dit gebied niets ge daan. „Wij iztten heus niet te slapen!" Op de suggesties van prof. Witteveen V..VD.) voor uitgavenverlaging, wilde de minister nu niet ingaan. Hij zou hier voor de algemenebegrotingscommissie afwachten. De minister was van oordeel, dat over de uitgavenstijging verschillend geoor deeld kan worden. Er kan verschil van mening bestaan over de vraag welke uitgaven wel en welke niet moeten wor den meegerekend. Prof. Witteveen heeft destijds de woningwetvoorschotten niet meegerekend. „En dat ging om belang rijke bedragen." Dit kabinet heeft deze voorschotten wel meegerekend. Zou ook thans de methode-Witteveen zijn toege past, dan zou er ;een tekort, maar een overschot, een overdekking." zijn, Bei dr. Vondeling. Drs. Notenboom had dinsdag uiteenge- ïet, dat bepaalde algemene salaris- en fensioenmaatregelen, waarmee een be- rag van f 121 miljoen zijn gemoeid, Biet in de begroting van 1967 waren ge dekt. Minister Vondeling stelde hier te genover, dat de maatregelen, waarop drs. Notenboom doelt, gerekend kunnen worden tot de verbeteringen van secun daire arbeidsvoorwaarden, die naar mag worden aangenomen, over een reeks van jaren gezien, bij de overheid niet aanzienlijk zullen verschillen van die bij het bedrijfsleven. Op grond van die overweging was er, volgens de minister, geen aanleiding ten aanzien van deze maatregelen anders te handelen dan ten aanzien van de al gemene salarisherzieningen. Ook in het verleden zijn, aldus minister Vondeling, soortgelijke maatregelen niet in de toet- Dr. Vondeling gistermiddag tijdens zijn antwoord aan de Tweede Kamer. sing aan de trendmatige begrotingsrui te betrokken. i De financiële specialist van de KVP- fractie had voorts opgemerkt, dat in 1968 een extra-stijging voor de defensie nodig zal zijn van f 230 miljoen, waar bij begrepen een bedrag van f 115 mil joen als inhaal kasuitgaven. Minister Vondeling zei hiervan in zij nnota, dat de inhaal van de verlaging van de kas uitgaven in 1967 wel kan, maar niet aanstonds in 1968 hoeft plaats te hebben. Verder verklaarde de minister in zijn nota, dat over een eventuele bijstelling van het defensieplafond voor de volgen de periode uiteraard nog geen beslis sing is genomen. De egroting 1967 noodzaakt niet tot bijstelling. De minister had ook een bedrag voor 1968 gevonden ter grootte van f 70 mil joen. Deze gunstige uitwerking betrof de doorwerking van de huurverhoging, de verlaging van het woningwetpro gramma en de vermindering van het boordsubsidie. Dr. Vondeling sprak de naar later bleek ijdele hoop uit, dat de bezwa ren van de Kamer door zijn nota uit de weg zouden zijn geruimd. Later merkte hij nog op, dat wie niet overtuigd wilde worden, ook niet overtuigd zou zijn. Hij herinnerde aan zijn uitspraak, dat hij de geschiedenis niet wil ingaan als een onsolide minister van Financiën. Een land kan geen onsolide minister van Fi nanciën hebben. „En ik geloof, dat u die ook niet heeft." (Van een onzer redacteuren) GRONINGEN „Het middel van versnelde belastinginning mag dan op papier wel een verbetering van de schatkistpositie opleveren, maar ik zie er in feite niets anders in dan het ont trekken van middelen aan het overige bedrijfsleven. Dat dit zal kunnen ge beuren zonder de produktie in gevaar te brengen, lijkt mij sterk te In-twijfe len. In ieder geval lijkt het mij goed, dat de minister van Financiën er reke ning mee houdt, dat uit onze bedrijfs tak niets te halen is". Dit zei donderdagmiddag ir. C. S. Knottnerus, voorzitter van het Kon. Ned. Landbouw-Comité, in zijn ope ningsrede bij de algemene vergadering van het K.N.L.C. te Groningen. *Hij voegde er aan het adres van de minis ter de raad aan toe de hele land- en tuinbouw maar uit te zonderen, omdat „zijn ambtenaren anders overbelast zullen raken door de vragen om uitstel van betaling". De heer Knottnerus zei dit. sprekend over de inflatie. Bestrijding hiervan zag hij niet zozeer in versnelde belas tinginning. als wel in het uitkam men van alle uitgaven. „Het bedrijfs leven is hier druk mee bezig en de landbouw gaat hierbij in de voorste gelederen", aldus de K.N.L.C.-voorzit- ter, die constateerde, dat de uittocht van ondernemers en arbeidskrachten in de agrarische sector zelfs zo groot is, dat men wellicht over enige tijd zal zeggen, dat hij te groot is geweest, vooral in de categorie van de jongeren. De heer Knottnerus meende, dat de overheid, met name in de sector van de administratie, "wel wat te vereen voudigen zou kunnen vinden. Naar zijn mening, wordt er nogal wat tijd verdaan met het invullen van for mulieren, het onderzoeken of alle ge gevens wel juist zijn en daarna het con fereren over het wel of niet verlenen van vergunningen, waarbij dan zo zei hij vaak nog rijk. gemeente en provincie te pas komen. BLACKPOOL De Britse conserva tieven hebben met overweldigende meerderheid gestemd tegen elke vorm inmeninging van de Verenigde Naties in Rhodesië. Daarmee hebben zij het voornemen van de Britse socialistische regering om de Verenigde Naties te verzoeken dwin gende sancties tegen de rebellerende kolonie uit te vaardigen wanneer er binnen zes weken geen overeenstem ming is bereikt met het regime van Straks wordt over het lot van Vader beslist, schijnen hier mevrouw Cals en haar kinderen Maria en Jos te denken, die gisteren in een loge ge spannen toeluisterden naar het ant woord van de minister-president op de algemene beschouwingen van de Kamerleden inzake de rijksbegroting. Het einde van het kabinet-Cals kwam na een vergadering, die met enkele on derbrekingen voor onderling beraad duurde van donderdagochtend elf uur tot hedenochtend tien over half vijf. De televisie heeft het debat van mid dernacht tot het einde uitgezonden. Na een geleidelijk in spanning toenemend debat over d erijksbegroting-1967, war- bij van vrijwel allekanten, uitgezonderd de P.vd.A., twijfel aan de soliditeit van de begroting was geuit, diende drs. schmelzer om vijf over half vier de beslissende motie in. In de motie gaf de Kamer, gehoord de algemene politkeke en financiële be schouwingen over de rijksbegroting-'67 als haar mening te kennen, dat in het voorgenomen financieel-economisch be leid meer waarborgen moeten worden gelegd voor een evenwichtige groei en tegen verdergaande geldontwaarding en werkloosheid. De Kamer sprak daarin als haar over tuiging uit, dat mede met het oog op de mogelijkheden- voor 1968, naast een verbetering van de dekking voor 1967, maatregelen ter voorkoming van een ex tra-uitgavenstijging voor 1968 noodzake lijk zijn en nodigde de regering uit daartoe voorstellen te doen. Drs. Schmelzer zei in zijn toelicting op de motie, dat deze niet moest wor den opgevat als een gebrek aan ver trouwen in het hele regeringsbeleid. Veel van het regeringsbeleid werd door zijn fractie positief gewaardeerd. Ook moest de motie niet worden uitgelegd als gericht tegen de politieke combi natie van dit ogenblik als gericht tegen de politieke combinatie van dit ogen blik (KVP - P.v.d.A. - A.R.P.) en kwam zij uitsluitend voort uit de ge- wegingen. P.v.d.A.-fractievoorzitter drs. G. M. Nederhorst concludeerde echter on middellijk. dat het vertrouwen in dit kabinet was opgezegd. „Een kind in de politiek weet, dat zo'n motie voor een kabinet, dat zichzelf ook maar enigs zins respecteert, volstrekt onaanvaard baar is", zei hij. „De motie spreekt twijfel uit over de dekking voor 1967, twijfel aan de finan ciële soliditeit van dit kubinet. Het zou geen knip voor de neus waard zijn, als het deze motie op zich liet zitten", vervolgde drs. Nederhorst. „De motie vraagt voor 1967 belasting verzwaring. Laten wij er niet omheen draaien: dit betekent hogere indirekte belastingen. „Wij zijn tegenstanders van deze motie, omdat wij zulke nieu we belastingverhogingen in 1967 vol strekt onaanvaardbaar vinden. maar vooral omdat wij niet mee willen doen met hen, die het vertrouwen in dit ka binet willen ondergraven", zo besloot hij. De A.R.-fractieleider Je heer B. Rool- vink distantieerde zich onmiddellijk „in de meest volstrekte zin" van wat drs. Nederhorst had gezegd, maar wilde de visie van het kabinet horen alvorens zich verder uit te spreken. Minister-president Cals verklaarde „Volgens de toelichting van de heer Schmelzer, toont de motie niet een ge brek aan vertrouwen in het hele rege ringsbeleid en is zij niet gericht tegen politieke combinatie. Hij ziet de motie dus als een zakelijk bezwaar tegen het financieel-economisch beleid. Die bezwa ren kunnen wij niet delen. Wij menen, dat het niet nodig is voor 1967 meer be lasting op te leggen, waarom zouden wij liet dan doen? De toelichting van de motie js in str(jd met de inhoud. Wij kunnen er niets anders in zien, dan een gebrek aan vertrouwen in het financieel- economisclie beleid van dit kabinet. Het zal de Kamer duidelijk zijn welke conse quenties het hele kabinet aan deze motie en de aanvaarding er van zal verbin den". De heer Roolvink zei vervolgens diepe zorg te hebben voor de voortwoekeren de inflatie. Hij had zich bereid getoond desnoods extra dekkingsmiddelen te aanvaarden om tegendruk te geven aan de sterk inflatoire ontwikkelingen, die de begroting-1967 zijns inziens kenmer ken. Maar het was duidelijk, zei hij, dat hij met het uitgavenpeil akkoord ging. „Ik zei geen kans deze motie te pas sen in mijn betoog van dinsdag (de eerste dag van de algemene beschouwin gen). waarin ik minister Vondeling nog een veer op de hoed heb gestoken voor zijn uitgavenbeleid." Daarom wilde hij zijn stem niet aan de motie geven. De heer Verdijk verklaarde, namens een klein aantal leden van de K.V.P.- fractie. tegen de motie-Schmelzer te zul len stemmen, omdat zij het regerings beleid wensten te steunen. De betrokken K.V.P.-ers waren, behalve drs. Vrolijk, mej. Kessel en de heren Van Doorn en Th. Laan. De P.S.P.-er lankhorst verwachtte van een volgend kabinet geen gunstiger sociaal-economisch beleid en zou daar om tegen de motie stemmen. De communist Bakker voorzag van een volgende regering of hogere belas tingen of verdere vermindering van de noodzakelijke collectieve voorzieningen. De andere partijen zeiden voor de motie te zullen stemmen. De uitslag van de hoofdelijke stemming was tenslotte, dat de motie-Schmelzer werd aanvaard met 75 tegen 62. Twijfel aan de juistheid van de cij fers, die minister Vondeling in de Mil joenennota heeft opgenomen en twijfel aan de mogelijkheid de loonstijging in 1967 binnen de voorgenomen grens van 3'/j pet te houden, kenmerkten gisteren en vannacht het debat In de Tweede Kamer, tijdens de lange derde dag van de algemene politieke en financiële be schouwingen over de rijksbegroting- 1967. De fracties bleken gisteravond geen wijziging van enige betekenis in hun aanvankelijke standpunten te hebben De fractievoorzitter van de K.V.P.drs. Schmelzer, werd vannacht in de Kamer gefotografeerd toen hij een korte woordenwisseling had met zijn socialistische collega, drs. Nederhorst. Zijn motie, die met 75 tegen 62 stemmen werd aan vaard, werd even later de directe aanleiding tot de val van het kabinet-Cals. aangebracht, na de verdediging van 't regeringsbeleid door minister-presi dent Cals en minister Vondeling, eer der op de dag. De spanning in de stampvolle ver gaderzaal steeg pijlsnel, toen KVP- fractieleider drs. Schmelzer bij de re plieken. die 's avonds om kort na acht uur waren begonnen, meer zekerheid eiste, dat de rijksbegroting-1967 niet zou betekenen: onvoldoende dekking van de uitgaven en onvoldoende waar borgen tegen geldontwaarding en fi- nancieel-economische spanningen. De P.v.d.A.-fractievoorzitter, drs. Nederhorst, zette, onder gespannen aandacht van kamerleden en publiek en onder het oog van de televisieca mera's. daarna de K.V.P. de duim schroeven aan. „Waar staat de KVP?" Daarover moeten wij duidelijkheid heb ben, vannacht of morgenochtend. In elk geval in dit debat", zei hij. Drs. Schmelzer verklaarde, dat zijn fractie, na de verdediging van het re geringsbeleid door de minister-presi dent en de minister van Financiën, nog niet overtuigd was van de juistheid van het voorgenomen uitgavenniveau. Hij stelde drie klemmende vragen. Kan de regering meer zekerheid ge ven over de dekking en over het te gengaan van inflatie? Wil de regering zorgen, dat voor 1968 niet nieuwe, zwa re lasten noodzakelijk zijn Kan de re gering concreter aangeven hoe zij de loonsverhoging tot 3'* pet beperkt wil houden Vervolg rigter Drs. Nederhorst reageerde scherp: „Over het standpunt van de K.V.P. ben ik nu niet veel wijzer geworden. Het kabinet heeft er recht op. te weten of de K.V.P. dit uitgavenniveau als het noodzakelijke minimum beschouwt, of zij de dekking toereikend vindt, en of zij meent, dat de begroting voldoende bijdraagt tot herstel van het evenwicht in de economie." De heer Koolvink, fractieleider van de derde regeringspartij, de A.R.P., was sterk ongerust gebleven over onge dekte kosten voor 1968. Hij berekende „gat" van 322 miljoen gulden in de be groting, waarvoor nog inkomsten moe ten komen. Hij diende een motie ln. waarin van de regering een aangepast dekkingsplan wordt gevraagd, wanner de lonen eni germate boven de groei van de arbeids- produktiviteit zouden stijgen. De leider van de liberale oppositie, mr. Toxopeus, had toen al. een motie ingediend, waarin wordt gezegd, dat de begroting niet voldoet aan de eis van evenwichtsherstel en waarin verontrus ting werd uitgesproken over de verschui ving van zware lasten naar 1968. De motie vroeg zodanig herziening van het uitgaven- en belastingbeleid, dat deze bezwaren zouden worden wegge nomen. De financiële specialist van de V.V.D., prof. Witteveen. stelde dat mi nister Vondeling zijn bezwaren tegen de „kunstgrepen" in de begroting niet had 55 I I R ECHT De heer H. 4. de Koster, de algemeen voorzitter van liet Verbond herstel van het economisch evenwicht, van Ned. Werkgevers, heeft donderdagmiddag te Utrecht in zijn jaarrede. op de betoogde de heer De Koster. De be- ledenvergaderlng van het verbond, de voortschrijdende inflatie een van de belang- SrotinS is volgens hem gebaseerd op rijkste problemen van deze tyd genoemd. De inflatie stelt alle bedrijven voor steeds ,7 wank*4 7"ng**n' dl* b,j" klemmender problemen. Zij maakt de bestaande fiscale afschrijvingsmogelijkheden voor liet bedrijfsleven absoluut onvoldoende en brengt de continuïteit van de onderneming in gevaar. Indien men machines in tien jaar af schrijft en de inflatie leidt ertoe, dat voor vervanging een bedrag nodig is, dat circa 50 procent hoger ligt, dan betekent dit, zo rekende de heer De Koster voor. dat de middelen uit af schrijvingen gereserveerd, volledig te kort schieten. De technische evolutie brengt mee. dat ten eerste vervanging van machines op veel kortere termijn moet plaatshebben en ten tweede, dat de behoefte aan kapitaal bij vervan ging op grond van technische verbete ringen wel 200 procent of meer van de oorspronkelijke investering kan bedragen. Het ambitieuze programma van de regering en de wijze waarop het werd uitgevoerd, hebben de inflatie een be hoorlijke steun in de rug gegeven, met ernstige gevolgen voor alle groepen, die niet meedelen in de toegenomen welvaart, aldus de heer De Koster. Er doet zich nu de paradoxale situatie voor, dat uitgerekend deze regering, met deze politieke kleur, in feite het economische „laisser faire" in zijn ruwste facetten doet herleven. De regering heeft nagelaten, zo zei de heer De Koster, doeltreffende maat regelen te nemen om inflatoire krach ten in te dammen. Erger nog, zij heeft er een flink schepje bovenop ge gooid. Zij schuwde bovendien verant woordelijkheid voor de loonontwikke ling, die vooral daardoor elke relatie met de produktiviteit verloor. Ook wat 1967 betreft, kunnen wij nog niet spreken van een duidelijk anti-in flatoir beleid, dat nodig is voor een Nog afgezien van de vraag of de re gering de uitgaven in bedwang zal kun nen houden, achtte hij de geraamde exporttoeneming in 1967 met niet min der dan 10 procent problematisch. De ze twijfel vindt zijn oorzaak deels in de stabilisatiepogingen in landen, die tot onze belangrijkste afnemers beho ren vooral Duitsland deels in de onzekerheid, die de regqring laat be staan over het feitelijke loonbeleid. dat zij denkt te voeren. De veronderstelling, dat de loonont wikkeling binnen de aangegeven gren zen zal blijven, houdt naar onze me ning in, aldus de heer De Koster, dat de regering door haar eigen beleid het bedrijfsleven in staat zal stellen deze veronderstelling waar te maken. De regering zegt echter wèl. dat zij een krachtig prijsbeleid wil voeren, maar door haar weifelende uitlatingen over de loonpolitiek, ontneemt zij hieraan de zin. Zelfs als een evenwicht wordt bereikt gaat dit ten koste van de investerin gen van bedrijven is vaste activa, die volgens de raming van het Planbureau niet of nauwelijks zullen toenemen. „Al met al krijgt het bedrijfsleven zware lasten opgelegd, juist in een tijd, waarin het alle zeilen moet bijzetten om structurele moeilijkheden het hoofd te bieden en het patroon voor de toe komst te vinden", aldus de heer De Koster. weerlegd. De berekeningen van de mi nister vond hij nog steeds onjuister Vondeling zijn bezwaren tegen de „Kunt- grpen" in de begroting niet had weer legd. De berekeningen van de minister vond hij nog steeds onjuist. „Minister Vondeling stapt telkens van de ene be rekeningsmethode op een andere over," zei hij. Prof. Witteveen kwam met twee mo ties. Een motie vroeg terwille van de zelfstandigen die al in liquiditeitsmoei- lijkheden zitten uiterste soepelheid b de versnelde inning van de inkomsten belasting. De andere, motie drong aan op vermindering van het aantal ambte naren. De financiële deskundige van de KVP drs. Notenboom, zei dat de begroting kunstmatig laag is gehouden ten koste van 1968. Hij handhaafde zijn ernstige kritek. namelijk dat in 1968 extra be lasting- of andere inkomstenverhogingen noodzakelijk zullen zijn voor 700 miljoe gulden. Mr. Beernink van de C.H.U. was evenmin overtuigd door de uiteenzettin gen van de minister-presdient en minis ter Vondeling. De P.S.P.-er Lankhorst zei de motie-Toxopeus niet te zullen steunen. Als dit kabinet weggaat, komt er een terug dat erger is, meende hij. De heren Jongeling (G.P.V.), Koe- (B.P.) en Van Dis (S.G.P.) handhaaf den hun bezwaren tegn ehet beleid van het kabinet-Cals. Het liep toen tegen middernacht. De vergadering werd geschorst. Het lot van het kabinet lag in handen van de K.V.P. In de wandelgangen vroeg iedereen aan iedereen of hij wist hoe de kaarten in die 50 man sterke fractie lagen. Men bleef in twijfel. Eerst zouden mr. Cals en dr. Vondeling moeten antwoorden op de „klemmende vragen" van de heer Schmelzer. Om tien minuten over één begon een duidelijk zeer vermoeide en gespannen minister Vondeling aan de laatste ver dediging van zijn begroting. Hij zei geen exacte cijfers te kunnen geven over de mate, waarin de begroting zou bijdragen tot de ontspanning in de eco nomie. Hij wees op de verwachte verbete ring van de betalingsbalans en op de gunstige verwachtingen van het Cen traal Planbureau in de macro-economi sche verkenningen voor 1967. De minister kon op dit moment nog niet zeggen, of het nodig zou zijn, dat het kabinet initiatieven nam om een te ver doorschieten van de uitgaven tegen te gaan. Hij beschikte daarvoor nog niet over voldoende gegevens. Het speet hem. dat hij de K.V.P.'et- Notenboom er niet van had kunnen overtuigen, dat voor 1968 geen extra belastingverhogingen tot een bedrag van 700 miljoen gulden nodig zouden zijn. „Ik kan namens het kabinet zeg gen. dat dit een waterdichte, solide zaak is", betoogde hij. Minister-president Cals antwoordde op de laatste vraag van drs. Schmel zer, dat he kabinet er bepaald niet voor zou terugdeinzen, alles te doen om de loonontwikkeling binnen de grens te houden, eventueel met aanvul lende wettelijke bevoegdheden. Vervolg Barb, vrijdag De motie van de heer Roolvink, die vroeg om een aangepast dekkingsplan als de lonen teveel zouden stijgen, noemde hij „erg groezelig". Hij wilde nog een nadere toelichting van de A.R.- woordvoerder. Over de motie van mr. Toxopeus zei hij: „Wij kunnen die niet anders zien dan als een motie van wantrouwen. Wij zouden aan de aanvaarding van die mo tie alle consequenties moeten verbin den", dus ontslag moeten vragen. Aan het eind van zijn betoog zei hij onder meer: „Wij hebben de Kamer om haar vertrouwen gevraagd. Wij vra gen beslist geen blind vertrouwen. Wij hopen voldoende duidelijkheid te hebben gegeven om de Kamer in staat te stel len te werken aan beslissingen, die re gering en Kamer moeten nemen om verder te werken aan de taken die zijn gesteld". Het was toen vijf over half drie ge worden. De Kamer was zichtbaar on rustig geworden tijdens de herhaalde lijk geïnterrumpeerde rede van minis ter Vondeling. I>e onrust duurde voort. Dr». Schmelzer vroeg tijd voor fract beraad. De vergadering werd drie kwartier geschorst. De K.V.P. had ech ter maar een minuut of vijf nodig om tot een beslissing te komen. OM half vier werd de vergadering hervat. Drs. Schmelzer constateerde, dat hij een vertrouwenwekkend ant woord op zijn vraag over de lonen had ontvangen. Op de vraag naar de las tenverzwaring voor 1968 had hij echter geen houvast gekregen. Over de vraag, die voortkwam uit de mening, dat het uitgavenpeil onvoldoen de waarborgen bood voor een venwich- tige economische ontwikkeling in de toe komst. zei hij: „Wij hebben de regering niet kunnen overtuigen van de juist heid van onze visie; de regering heeft ons niet kunnen overtuigen van haar vi sie". Daarna diende hij de motie in, waar mee het kabinet-Cals een uur later ten val werd gebracht. De andere moties bleven onafgedaan liggen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1966 | | pagina 3