Ver weg van huis en haard „In zulke donkere nachten ben ik soms heel bang „jDankbaar en ondankbaar karwei" Twee van de 350.000 DONDERDAG 3 NOVEMBER 1966 Tussen de bijna 350.000 Amerikanen, die momenteel in Vietnam zijn gestationeerd, bevinden zich twee Neder landers. Het zijn de korporaal Hub J. Knoester, wiens ouders in Scheveningen wonen, en Gerrit H. Maneschyn, afkomstig uit Deventer. De eerste dient bij de mariniers, de laatste is op het burgerfront ingezet. Knoester 1261 vecht niet als vrijwilliger in Vietnam. Hij tekende voor een kort dienstverband in het Ameri kaanse leger met het doel zich als immigrant snel te kunnen laten naturaliseren. Toen zijn eenheid naar Viet nam werd gestuurd, kon hij niet meer terug, hoe graag hij dat misschien ook gewild had. Maneschyn 1361 heeft zich op eigen verzoek naar „de groene hel" laten sturen. Voordat deze Deventernaar naar Vietnam vertrok, werkte hij in Indonesië, Zuid- Amerika, West-lndië, Groenland en het gebied van de Noordpool. Hij bezocht de hogere hotelschool in het Franse Thonon les Bains en studeerde enkele jaren medi cijnen aan twee Amerikaanse universiteiten. Van deze medische opleiding, hoewel onvoltooid, trekt hij veel profijt bij zijn werk onder de Viëtnamese bevolking. Na veel moeite overplaatsingen, die aan de orde van de dag zijn, en censuur, welke de vermelding van plaatsnamen taboe maakt is het onze redactie gelukt contact met beide Nederlanders te krijgen. Ze kennen elkaar, ze komen regelmatig in eikaars kwartier, in de loop der maanden zijn ze zelfs vrienden geworden. Hun werd gevraagd iets van hun ervaringen op papier te zetten, teneinde dit als publikatie te kunnen brengen. Onafhankelijk van elkaar voldeden ze aan ons verzoek. Vandaar deze pagina, die na enig schaven en vijlen is ontstaan, omdat het ongetwijfeld goede Engels van de militair en de burger hun in hun Nederlandse woord keuze nogal wat parten speelde. De lezer oordele zelf. De voorlopig uitzichtloze oorlog in Viëtnam gaat niemand, die hier op directe wijze bij betrokken is, in de koude kleren zitten. lijk met me trouwen!" Of een ander zegt glunderend: „M'n vrouw schrijft me dat ik gauw vader worden zal". Helaas: niet voor iedereen brengt de post prettige berichten. Soms zie je een kameraad zwijgend voor zich uitstaren, terwijl z'n brief verloren op de grond ligt. Je hebt behoefte zo'n man wat op te beu ren, maar de ervaring heeft me intussen wel geleerd dat het beter is hem even al leen te laten met zijn zorgen. jje bevolking van de plaats, waar ik nu ben, bestaat uit vissers en rijstboeren. De kinderen proberen je bananen, pinda's zeepdoosjes of handdoeken te verkopen. Ze vragen een krankzinnig hoge prijs en je moet dan ook altijd proberen er ten minste de helft af te krijgen. Doe je dat niet, dan wordt je voor een sul aangezien. Als je niet onmiddellijk begint met af te dingen, verlies je zelfs hun respect. Nu zijn er ook artikelen, aan welker prijs nooit iets te knabbelen valt. Je moet dat leren leren onderscheiden dan. Het gaat om geïmporteerde spullen, die op de zwarte markt terecht gekomen zijn en die hun vaste prijs hebben. Voor een Japanse aansteker bijvoorbeeld betaal je altijd acht gulden, ofschoon deze in de Verenigde Staten nog geen daalder kost. En een flesje coca-cola kost je gegarandeerd f 1,80, hoe zeer je je ook voorhoudt, dat je er in de kantine een kwartje voor be taalt. De beste dienst, die de dorpelingen ons bewijzen, is onze kleren wassen. Het is allemaal heel goedkoop en wat ze onder handen hebben gehad, is heel schoon. Hoe wel ze arm zijn, stelen ze niet. Een ma rinier van mijn peloton had honderd pias ter in de zak laten zitten van een broek, die hij liet wassen. Hij kreeg alles tot de laatste duit terug. We proberen het vertrouwen van de Viëtnamezen om ons heen te winnen. Wij leren hun Engels, zij leren ons hun eigen bijzonder moeilijke taal. Ook brengen wij de vissers en boeren de voorwaarden bij om hygiënisch te kunnen leven, terwijl ze zich in verschillende ambachten kunnen bekwamen. Niet ver van onze legerplaats is een groot arbeiderskamp ingericht voor Viët namezen. die in dienst staan van Ameri^ kaanse firma's. Ze krijgen da^r gratis voedsel en onderdak, alsmede een behoor lijk salaris. /Vndanks al het vertrouwen, dat we trachten te winnen en te schenken, leven we als militair in een afgrond van wan trouwen. De Viët-Cong kan zich overal be vinden, ook in ons mooie dorp. Mannen en vrouwen moeten zich vele malen per dag legitimeren. Elke dag trekken we de rijstvelden in om te kijken, of er geen sporen zijn, die op de aanwezigheid van guerrilla's wijzen. We controleren de zandwegen cp mij nen, „booby-traps", valkuilen enzovoorts. We trekken de grotten in de heuvels bin nen om te zien, of zich daar geen Viët- Cong schuil houd of dat zich er rijstvoor- raden bevinden. We pogen elke vorm van sabotage te voorkomen, wat betekent dat we voortdurend op het topje van onze ze nuwen leven. Nog niet zolang geleden betrapten we een jongetje bij het neerzetten van bam boestokjes in de rijstvelden. Dat zegt de mensen in Nederland waarschijnlijk niets en misschien vragen ze zich zelfs af, of er een onschuldiger spelletje voor een kind bestaat. Het ventje bleek echter het verlengstuk van een Viët-Cong-complot te zijn. De ge plante stokjes moesten de richting aange ven van het voorgenomen mortiervuur op onze stellingen. Onze taak hier in Viëtnam is moeilijk en zwaar. Ik ben eigenlijk iemand met twee gezichten. Aan de voorkant sta ik met het geweer in de aanslag, aan de achterkant verleen ik zoveel mogelijk hulp om het miserabele lot van het Viëtnamese volk wat te kunnen verlichten. Jk weet wat het betekent een vrij man te zijn, zomede onderdaan van een vrije staat. Het verlies aan mensenlevens in Viëtnam is ten hemel schreiend. Mis schien breekt de dag eens aan dat dit land de vruchten kan plukken van de inspannin gen en de offers van de Amerikanen en dat van een waarlijk democratische republiek Viëtnam kan worden gesproken. door HUB J. KNOESTER DA NANG Toen ik in Viëtnam aankwam, had ik veel last van het kli maat. Ik had drie weken op zee gedob berd een koele wind, soms zelfs koud en werd daarna meteen in het binnen land gestationeerd. Het was daar erg vochtig en de temperatuur kon er oplo pen tot 158 graden Fahrenheit. Ik trans pi- eerde maar. Het maakte weinig of geen verschil, of je nu onder een douche stond of niet. Het stof en het zand waren een ver schrikking. Niet alleen voor de ogen, die ontstoken raakten, of gingen schrijnen, maar ook voor de dorst. Ik heb dagen ge kend dat ik zes k zeven liter per etmaal dronk. Om, wat we hier noemen, „hitte- uitputting" tegen te gaan, slikte ik er zo'n dozijn zoutpillen bij. Doe je dat niet, dan krijg je krampen, die je arm- en been spieren lijken te verlammen. Het acclimatiseringsproces duurt een maand of twee, drie. Daarna raak je ge wend aan de hitte, met andere woorden: je drinkt lang niet meer zoveel. De frontsoldaat hier leeft en slaapt in het veld. De geluksvogels, of althans de genen, wier dienst dat toestaa', hebben een bamboehutje en een vouwbed, maar voor mij was dat in de eerste periode niet weggelegd. Ik lag op de harde grond, in een bunker, of, in het gunstigste geval, op een paar zandzakken. Als ik de modder moest slapen onder m'n regenjas verwenste ik de muskieten, de zandvliegen en al dat andere gespuis, die me gezelschap hielden. En als het dan begon te regenen niet druppels-, maar emmersgewijs! wist ik dat ik een zo veelste slapeloze nacht zou hebben. Hoe verlangde ik dan naar de donszachte bed den van de kazerne, of naar die kleine soldatenheerlijkheden van de kantine. Wanneer de regen viel en ik me op pa- trouilletochten door het natte en dichte struikgewas moest worstelen, voelde ik me nog veel ellendiger. Bloedzuigers pro beerden zich op je lichaam vast te bijten. De grootste hadden een lengte van twaalf en een doorsnede van anderhalve centime ter. Voordat je het wist, had je een ga pende wond op je hand, je arm, je been of je gezicht. r*e nachten hier zijn erg donker, terwijl de temperatuur tot 20 graden Fahren heit kan dalen. Ik ben altijd blij, als de maan tevoorschijn komt, want dan heb je meer zicht en voel je je niet meer eo ge spannen. In zulke donkere nachten ben ik bang De vijand bevindt zich ergens voor je. maar je kunt hem niet zien. Wat je van hem werkt, is plotseling schieten van heel dichtbij, of het ontploffen van een hand granaat, die naar je toe wordt gegooid. Je neemt geen risico. Op alles wat je van je wachtpost uit ziet bewegen, schiet Je met een. De nacht knaagt aan je zenuwen, voor al als je aan je vrienden denkt, die ge sneuveld zijn, aan je ouders, of aan je meisje. Het geluid van een dier, van de wind, die de bladeren van het geboomte doet ritselen, of van water, dat door de irrigatiekanalen van de rijstvelden stroomt, kan je in een paniekerige staat van waakzaamheid brengen. Steeds speelt door je achterhoofd dat een heel peloton Viët-Cong je besluipt. Ik heb een marinier gekend, die, toen hij na een jaar dienst in Viëtnam, naar de „States" terugging, grijs haar had, ter wijl dit ravenzwart had moeten zijn. En ik heb een verhaal gehoord van een ande re marinier, die een aanval van kanon- nenkoorts kreeg en in het nachtelijk duis ter begon te schreeuwen: „Viet-Congü Viët-Cong! Ik sta hier! Vooruit, Viët-Cong! Kom en schiet me neer, als je kunt!" Als de postbode komt, breekt het fijn ste moment van de dag aan. De banden met thuis worden dan het hechtst ge voeld. Er is maar even stilte. Niet zodra zijn de brieven geopend, of je hoort al of niet opgewonden commentaar. „Hey!" üchj-eeuwt er aan. Jkt'n meisje wil einde pen tijdje geleden moest ik naar Antai. om fruit en kippen te kopen. De tolk, die ik altijd bij me heb, werd toen door iemand aangesproken, die vertelde dat er in een kampong in de buurt een vriend van hem zwaar ziek lag. Ik voelde er eerst weinig voor daar naar toe te gaan, niet alleen omdat het al bijna donker was en het dorp, waar men mij naar toe wil de hebben, als onbetrouwbaar bekend stond, maar ook omdat ik zo goed als geen instrumenten en verbandmiddelen bij me had. Men bezwoer mij echter, dat ik niets te vrezen had en smeekte me bij na op de knieën om alsjeblieft mee te ko men. Ik liet me tenslotte overhalen en over een soort Achterhoekse zandweg met die pe gaten hotsten en botsten we naar een hutje ergens midden in het veld. Daar lag een man van een jaar of dertig, om geven door jongelieden, die mij en mijn tolk zwijgend aankeken. Eindelijk verbrak iemand de stilte. De man op de grond had de vorige dag „een ongelukje" ge had. Hij had iets aan z'n been; of ik hem maar wilde helpen. Bij het licht van een zaklantaarn boog ik me over de patiënt, wiens linker on derbeen met vuile, bloederige doeken be dekt was. Ik zag het meteen: hij was ge raakt door een granaatsplinter, die een gapende wond in de kuit veroorzaakt had. Men weigerde me te vertellen hoe de ver wonding ontstaan was. Omdat ik echter wist dat er de vorige avond bij de in de buurt liggende heuvel 69 hevig gevochten was, raakte ik er door al die geheimzin nigheid .om me heen van overtuigd met een Viët-Cong te doen te hebben, of in ieder geval met een handlanger. Ik stond er nu eenmaal en ik heb hem zo goed en zo kwaad als dat ging gehol pen. Zonder narcose of plaatselijke verdo ving heb ik die afschuwelijke wond ver zorgd en de scherf, die er nog achter zat, uit het been gewipt. Ik heb het ding in m'n zak gestopt en later gehoord dat het van een Amerikaanse handgranaat af komstig was. De gewonde en de mensen, die om hem heen stonden, waren erg dankbaar. Ik kreeg kippen en eieren mee, zomede een vrijgeleide om in de donkere avond weer m'n basis te kunnen bereiken. "penslotte wil ik nog iets vertellen over de Amerikaanse constructiewerkers hier, burgers dus, die overigens allen kun nen schieten en die aan alle mogelijke projecten (kampen, gebouwen, wegen, ont ginningen, vliegvelden enz.) werken. Het zijn er duizenden en nog eens duizenden, vrijwilligers allemaal, die door particulie re firma's worden uitgestuurd. De eigenaars hiervan verdienen kapita len. Ze lopen geen enkel risico, omdat de strijdkrachten alles betalen en bovendien tien procent winst uitkeren. Dat winstper centage geldt voor de gekste zaken. Voor de leeftocht bijvoorbeeld, de salarissen, het overwerk en zelfs de vliegtickets, die gekocht moeten worden om het personeel van de Verenigde Staten naar Viëtnam en ook in omgekeerde richting te vervoeren. Handige zakenlui hebben slinkse wegen ontdekt om die tien procent winst tot in het oneindige op te voeren. Neem een bulldozer, die ergens midden in de rimboe staat te grommen. Als er geen onderde len bij geleverd worden, of geen mon teurs, dan staat zo'n ding na een paar we ken stil, en is, door de inwerking van het klimaat, spoedig net zo waardeloos als 'n voertuig, dat op de schroothoop is ge gooid. Omdat aan de levering van een nieuwe bulldozer nu eenmaal meer wordt verdiend dan aan het opvoeren van on derdelen komt het meer dan eens voor dat er zó wordt gemanoeuvreerd dat er alleen maar hele dure wegen bewandeld worden. Een ander bijzonder winstgevend zaak je is de voortijdige vervanging van perso neel. Er worden middelen bedacht om het de vrijwilligers slecht naar de zin te ma ken, of hen als onbekwaam te laten kwa lificeren. Aan het terugsturen en weer uit zenden van burgers zit immers steeds op nieuw tien procent winst? Iedereen weet het: de oorlog in Viët nam kost veel Amerikaanse levens. Maar dat de Amerikaanse schatkist ook nog eens op ongepaste wijze geplunderd wordt, is misschien minder bekend. door GERRIT H. MANESCHYN CHULAI Niet lang geleden, vlie gend van eiland naar eiland om de arbei derskampen te inspecteren, werden we boven de Mekong Delta aangeschoten. Met een scherpe klap werd de linkervleu gel geraakt van de oude C-47, waarin ik me bevond. M'n hart stond bijna stil. Ik zag benzine uit de tank stromen, die zich door de snelheid als een mistbank ver spreidde. Gelukkig was de piloot met de omgeving vertrouwd. Binnen vijf minu ten slaagde hij er in een noodlanding te maken op een vlak stuk land, dat zich op een afstand van een half uur vliegen van Tan Son Nhut bevond, de grote, zich steeds uitbreidende luchthaven van Sai gon. De laatste plaats bereikten we per auto, maar ik moet eerlijk bekennen dat ik uren daarna de schrik nog in m'n be nen had zitten. Hier, in Chulai, waar Amerikaanse ma riniers een bruggehoofd hebben gevormd, ben ik aangesteld om een kamp te helpen opzetten voor bijna drieduizend Vietname- zen, die aan zogenaamde constructiepro jecten werken. Met deze naam wordt van alles bedoeld. Het gaat om bouwwerken in de ruimste zin van het woord, met in begrip van irrigatiesystemen van de rijst velden. Het is een zwaar en ondankbaar karwei. Het heeft me maanden gekost om het kamppersoneel begrip en takt bij te bren gen. De sanitaire en hygiënische omstan digheden waren net zo primitief als de mensen. Ik heb een niet te tellen aantal rpzies moeten bijleggen tussen Vietname- zen uit de bergen en uit de kuststreken. Bovendien moest er met behulp van Ame rikaanse mariniers de ene aanval na de andere worden afgeslagen. De Viët-Cong zat overal en infiltraties van gewapende eenheden waren aan de orde van de dag. |-|oewel ik niet gemilitariseerd ben, draag ik wapens om, als dat te pas komt, mezelf te beschermen. De laatste keer, tij dens een nachtelijke overval, die hevig en tegelijkertijd benauwend was, kreeg ik 'n schampschot aan m'n hoofd. Het was een flinke schram, ontstaan door een wegvlie gend stuk van een mortiergranaat. Ik kon er pas aandacht aan besteden, toen de aanval afgeslagen was. Ik vergeet het nooit: lichtkogels, die van de nacht een dag maakten, gegil, geschiet, het klikken van karabijnen en andere automatische wapens, krekels, die bij honderden tege lijk bleven doorzingen, zwarte schadu wen, die opsprongen, bleven liggen of in het prikkeldraad bleven hangen. In de eerste weken van mijn verblijf in dat kamp was ook de omgeving verre van veilig. En toch moest ik er elke dag op uit om in de kampongs in de buurt groen ten en andere leefvoorraden te kopen. De gevolgen bleven dan ook niet uit. Op een morgen reed de truck, waarin ik zat, op een landmijn, die in de weg was gegra ven. Er gebeurde gelukkig niets, althans niet met ons. De auto, die op z'n kant in een greppel lag, was een wrak en als hij niet door de bevolking gesloopt is, ligt hij er nog. Jk doe veel aan medische verzorging zowel in het kamp als daarbuiten. Dat is een dankbare taak en het regent dan ook uitnodigingen om in de omliggende kampongs te komen eten. Een vreselijke zaak soms, want de Viëtnamezen houden ervan eieren van eenden of kippen te eten waarin zich een net niet volgroeid kuiken bevindt. Tien tot vijftien minuten worden die eieren in kokend water gelegd en daar na met vloeibare trassi en gekookte rijst geserveerd. Ik walg van deze zogenaamde lekkernij, maar een enkele keer kan ik er niet onderuit, hoewel ik weet dat ik er ge garandeerd een dysenterie van over hou. De vliegenplaag is niet te beschrijven. Er zijn zóveel van deze insekten dat je er bijna tureluurs van wordt. Spuiten helpt weinig of niets, want ze blijven komen. Wat de muskieten betreft, zitten we vrij goed, met de ratten daarentegen niet. Ze vreten zich door de vloeren van de barak ken en graven holen en tunnels onder de gebouwen. Omdat ze zoveel geluid maken zijn ze bepaald irriterend. Zo nu en dan gaan we op rattenvangst, waarbij we in een uur tijd zeker dertig tot veertig enor me knapen liquideren. Ik zoek regelmatig weeskinderen op, die op een missiepost in de buurt van Cytin- Tamky verblijden. Ze worden niet al te best verzorgd, vooral niet als ze ziek zijn. De Viëtnamese verplegers houden ze niet schoon en staan toe dat de patiënten de zwachtels van hun zweren plukken. Ik maak me dan maar eens goed kwaad; meestal helpt dat wel. Een goed' deel van de oorlog aneeli letterlijk onderjurunds af. De Viëtcong beheerst een ingewikkeld stelsel van loopgraven en vluchtgangen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1966 | | pagina 9