Oratorium van Kerstmis Handels Messiah - wonder der muziek Grammofoonplaten in cassette en losbandig Eerste bouwmeester van Europa Op de IrieJ^jeó paóSe n APRIL 1742 BEZETEN UNIEK door Frank Lambe Die dertienduizend gulden verdwenen spaargeld zullen wel heel wat gemonkel teweeggebracht hebben in de vaderlandse huiskamers. Ik kan mij tenminste voorstellen hoe menig huisvader hoofdschuddend de krant heeft neergelegd en met enig leedvermaak opgemerkt: Daar moet je nu echt weer een vrouw voor hebben om zo dwaas met geld om te gaan. Wie stopt er nu zo'n bedrag, het kostelijke spaargeld van je dochter nog wel, onder een vloerkleed: En dat terwijl er een vrijer over de vloer komt van wie je zo goed als niets weet, en die enorm gedienstig is op het punt van kleden kloppen. Dan vraag je toch om bestolen te worden. Moeder de vrouw kan tegenover zijn commentaar natuurlijk hardop het hare zetten en kalm vooral kalm) verklaren, dat dit goedkope wijsheid achteraf is. Die gedienstige vrijer blijkt nu pas in vrijwel alle opzichten onbetrouwbaar te zijn geweest wie weet wat voor brave verhaaltjes hij bij moeder en dochter dag aan dag heeft opgehangen. En hoeveel mannen laten zich niet door. fraaie of aandoenlijke verhaaltjes van lieve juffrouwen geld uit de beurs kloppen Maar in haar hart zal zij moeten toegeven dat, afgezien van deze langvingerige Odysseus, het toch op zijn zachtst gezegd een wel heel vreemde manier van geld bewaren was. Een van die averechtse slimmigheden waarvoor, och ja, speciaal vrouwen een voorkeur schijnen te hebben. Waarom doen ze eigenlijk zo dwaas en kortzichtig Misschien omdat zij het geld bij de hand willen houden, direct onder hun bereik, terwijl zij alleen weten waar het is. Alsof veel geld in huis hebben, ook achter slot en grendel niet altijd een onvoorzichtigheid is. Als deze buitenlandse vrijer er niet mee vandoor was gegaan was er altijd nog het gevaar van brand of inbraak geweest. Waarom hebben deze en dergelijke vrouwen toch zo'n geweldige drempelvrees voor een doodgewone spaarbank Omdat zij dan hun dierbare centjes „uit handen moeten geven" en „niet weten wat ermee gebeurt" Lieve dames zou men hun willen bezweren, u krijgt toch, gratis nog wel, een spaarbankboekje waarop de ambtenaar achter het loket in uw bijzijn het bedrag in cijfers en letters bijschrijft, welke han deling hij met zijn handtekening bekrachtigd. En bij de Rijkspostspaarbank garandeert de Staat der Nederlanden zelf (als die failliet is zijn al uw brief jes'van honderd onder het karpet óók waardeloos) u de onvoorwaar delijke terugbetaling der ingelegde gelden. En daar komt dan nog bij dat, wie haar geld op een spaarbankboekje zet, rente trekt. Zonder er een hand voor uit te steken had deze zuinige jongedame als kapster dertienduizend gulden sparen noem ik een prestatie per jaar zo'n vierhonderd en vijftig gulden bij haar bezit kunnen laten schrijven. Terwijl de uitgeslapendste vrijer met zijn handige vingertjes er niet aan kon komen, al klopte hij dag aan dag alle vloerkleden in huis aan weerskanten. Maar ja, zo'n loket waar je je goeie geld onderdoor schuift, terwijl wie- weet-wie achter je in de rij kan staan en nu meteen hoort wat je bezit. Een waanzinnige overweging, maar ik maak me sterk dat die ook hier weer de doorslag heeft gegeven. Met geld omgaan op zichzelf is dat voor sommige vrouwen al een gevaarlijk achteloze bezigheid. Wie de moeite neemt daarop eens te letten zal zich vaak verbazen dat er niet meer ongelukken als bovenstaand gebeuren. Zo is het een heel gewoon verschijnsel om een huismoeder uit een volgepropte beurs een aankoop van zeven gulden vijfendertig met een briefje van honderd te zien betalen. Is het nu beslist noodzakelijk, denkt men dan, om met het hele weekloon op stap te gaan voor een paar gewone huishoudelijke boodschappen Waarom niet eerst één briefje van honderd omgewisseld in tientjes bij een leverancier in de buurt Het grootste gedeelte kan dan thuis veilig opgeborgen worden in een afgesloten kast niet in de lade van de keukentafel a.u.b. en dan kan moeder rustig boodschappen gaan doen met het bedrag dat zij ongeveer denkt nodig te hebben. Terwijl veel brave huismoeders in de kinderlijke waan schijnen te leven dat de wereld om hen heen bevolkt wordt door lieden die even goudeerijk zijn als zijzelf. En die iemand spoorslags achterna zullen hollen om hem een gevallen dubbeltje zogoed als een huishoudbeurs met een prop bankbiljetten erin terug te bezorgen. Zij zijn er: de krant weet, gelukkig, wekelijks ook genoeg verhalen van eerlijke vinders. Maar niemand mag er blindelings op vertrouwen dat zo een zich nu juist permanent in haar buurt ophoudt. Daaromwees toch akelig voorzichtig met het mooie drukwerk van de Nederlandse Bank. Het is vaak zo zuur verdiend. Miljoenen mensen, in de gehele wereld, vinden kerstmis geen echte kerstmis als zij niet naar een uit voering van Handels oratorium Messiah kunnen gaan. Geen enkele partituur heeft ooit zo'n populari teit gekregen, geen enkel ander mu ziekstuk buiten de cyclus van tra ditionele liederen wekt zulke leven dige associaties met de viering van het kerstfeest en in de sfeer van het oratorium is er niets dat zulke gevoelens van wonderlijke verruk king wekt. De Messiah is boven dien een echt „geestelijk" stuk. De boodschap komt óók over als het oratorium wordt uitgevoerd door een middelmatig orkest, met een tweederangs koor en vlakke solis ten. Het zou geen zin hebben als wij het suc ces van Handels Messiah zouden willen ver klaren op basis van een wetenschappelijke analyse van het werk. Akkoord: de parti tuur is technisch volkomen gaaf, de muziek past ideaal bij de tekst. Als werkstuk van een kunstenaar staat de Messiah boven de kritiek. Er is in feite slechts één verklaring mo gelijk. Vóór wij die aanvaarden, moeten wij echter kunnen erkennen, dat als een kunste naar worstelt met zichzelf om hetgeen hij als de waarheid beschouwt op de juiste wij ze te vertolken, hij soms, een heel enkele keer, kan worden geïnspireerd door invloe den die machtiger zijn dan de gaven waar hij onder normale omstandigheden over be schikt. Als wij het hiermee eens zijn, mogen wij vaststellen, dat Handel in zijn werkdrift kon putten uit een bron van mystieke inspi ratie. In het voorjaar van 1742 kreeg Georg Frie- drich Handel, een componist van Duitse af komst die te Londen triomfen had gevierd, de uitnodiging, te Dublin een reeks concer ten te geven ten bate van een liefdadig doel. Tijdens een van deze concerten in Neale's Music Hall in Fishamble Street werd de Messiah voor het eerst uitgevoerd. Het was de 13e april. Om het succes te begrijpen, moeten wij de omstandigheden, waaronder het oratorium werd geconcipieerd en ge schreven, in de herinnering terugroepen. De voorafgaande zomer maakte Handel toen 56 jaar oud een dieptepunt in zijn loopbaan door. Hij had invloedrijke kringen in Londen tegen zich in het harnas gejaagd doordat hij zich niet had kunnen schikken naar de wensen van de adellijke he ren, die hem wel onder hun hoede wensten te nemen als hij hun instructies opvolgde. Zijn twee laatste opera's waren een grote teleurstelling geworden. Felle tegenstanders hadden zelfs een bende nozems gehuurd óm de straten in de buurt van zijn theater te versperren. Handel had praktisch geen geld meer. Bovendien verminderde zijn gezichts vermogen dermate snel, dat hij op korte termijn blind dreigde te worden. De oppositie genoot van de gemakkelijke overwinning. Het was afgelopen met de Gro te Kunstenaar. Rond die Handel zou voort aan stilte heersen Alles wees erop dat het met de carrière van Handel inderdaad was afgelopen. De componist sloot zich half augustus af van de buitenwereld. En hij hield het isolement vol, gedurende de herfst, tijdens de kerst- dagen van 1741, tot het moment dat de sneeuw verdween en andermaal de lente in het land kwam. Toen, opeens, kwam de uit nodiging uit Dublin. Het betekende de we deropstanding van een man, die door zijn vijanden reeds was doodgewaand. De vijan den konden ook niet weten, dat Handel in eens de drang had gekregen opnieuw te gaan componeren, destijds op die 22ste dag van de afschuwelijke augustusmaand, toen hij eenzaam aan de schrijftafel had gezeten in zijn studeerkamer aan de Brook Street te Londen. Een huisknecht heeft later verteld, wat er is gebeurd. Handel moet door een koortsachtige werkdrift zijn gegrepen. Amper raakte hij aan de maaltijden, die de bediende met de regelmaat van de klok voor de deur van de studeerkamer zette. Met zijn neus bijna op het papier zo zwak waren zijn ogen schreef hij en schreef hij door. Op 28 augus tus voltooide hij het eerste deel van de Mes siah. Het tweede stuk was 6 september ge reed, het derde deel 12 september. Hij com pleteerde het instrumentarium op 14 sep tember. Het gehele werk was in vierentwin tig dagen afgemaakt. Toen pas nam hij rust. Hij heeft er later dit van verteld „Ik meende de gehele hemel voor mij te aan schouwen en God zelf erin". Extase Verbeeldingskracht Een moment van hoogste verrukking, zoals Beethoven zou hebben gezegd Wat er precies gedurende die drie wonderbaarlijke weken moge zijn gebeurd het resultaat is de Messiah ge weest. Dublin juichte het nieuwe werk toe, doch Londen, geprikkeld door de triomf van een man die immers terneer was geworpen, ont ving de Messiah met onverholen afkeer. Pas acht jaar later begon de Messiah ook te Londen in de gunst van het publiek te ko men. Van dat moment af is het oratorium ieder jaar ten gehore gebracht, met speciale uitvoeringen in de kersttijd. En daarna kwa men andere plaatsen, andere landen, van Parijs tot Kaapstad, van Toronto tot Syd ney. Kathleen Ferrier, wier magnifieke a tientallen malen in Handels Messiah te ho ren is geweest, zei mij eens: „De muziek is uniek. Ik kan alleen maar zeggen een won derlijk mooi kunstwerk. Zelfs als het in de oorspronkelijke vorm wordt uitgevoerd, met het uiterst beperkte orkest waarop Handel was ingesteld, als één enkele viool de so list begeleidt, dan is er al dat echte gevoel van verrukking, van magische kracht". Jean Watson, een andere beroemde alt dit de Messiah honderden keren in de Verenig de Staten heeft gezongen, had dezelfde me ning. Toen ik eens met haar sprak in Co- vent Garden zei zij: „Volgens mij heeft Handel op heel bijzondere wijze inspiratie gekregen. Ik heb altijd de indruk gehad, dat de Messiah een spontane creatie is geweest van een mens die werd voortgedreven door iets van buitenaf, zoals ook de muziek de toehoorders en de uitvoerenden meesleept. Het zou onmogelijk zijn geweest zo'n werk in koel overleg, stap voor stap op te bou wen". Georg Friedrich Handel is begraven in Westminster Abbey te Londen, te midden van de nationale figuren uit de Britse ge schiedenis. Maar hij heeft geen behoefte aan een luisterrijk grafmonument. Zijn na gedachtenis wordt elk jaar met Kerstmis in ere gehouden, als de koren van de Messiah triomfantelijk weerklinken in de eenvoudige dorpskerk, in de machtige kathedraal, in de grote concertzalen in de hele wereld. Cedert een jaar of vijf heeft de platen koper in het tijdvak tussen het Grand Gala du Disque dat de „Maand van de grammofoonplaat" (oktober) in luidt en de jaarwisseling de gelegenheid om in te tekenen op een aantal cassettes, dat aangeboden wordt volgen het principe „drie halen, twee betalen". Zo bracht D.G.G. onlangs de Missa Solemnis van Beethoven onder Von Karajan uit, waar over hier genoeg lelijke dingen geschre ven zijn. Bij hetzelfde merk kan men in tekenen op een doos met de 17 orgelcon certen van Handel, met Wagner's Tristan und Isolde en, alsof het niet op kan, met alle 32 pianosonates van Beethoven. Bij Phonogram kan men dit jaar terecht voor cassettes bevattende: werken van oude Italianen, Hëndel's Messiah, 8 Pianocon certen van Mozart, Weense kamermuziek en de zo mogelijk nog meer specifiek Weense muziek van de familie Strauss. Ik heb er geen flauw idee van of die cas sette-verkoop een doorslaand succes is. Aan de groei van een zekere traditie zou je het wel zeggen, maar ik kan het me toch maar moeilijk voorstellen dat een be ginnend verzamelaar in een keer de 32 so nates van Beethoven, 8 pianoconcerten van Mozart of 17 orgelconcerten van Handel aanschaft. En de meer gevorderde disco- fiel zit met het probleem dat hij bij een eventuele aankoop ongetwijfeld doublures krijgt, waardoor voor hem goedkoop wel •ens duurkoop zou kunnen betekenen. Vanzelfsprekend gelden deze bedenkingen niet voor een Messiah, een Missa Solem nis of een Tristan, omdat zo'n werk een afgerond geheel is en als zodanig, afhan kelijk van de belangstelling en draagkracht van de koper, niet, wel of, vanwege een uitzonderlijke verbetering ten opzichte van alle voorgaande versies, als totale doublure aangeschaft wordt. r|tt is dan een vrijblijvende inleiding op de bespreking van twee cassettes die ik van Phonogram ontving: C 71 AX 300 (stereo) met Handel's Messiah, door Heather Harper, Helen Watts, John Wake field,' John Shirley-Quirk en „The London Symphony Orchestra and Choir" o.l.v. Co lin Davis en C 71 AX 402 (stereo) met de pianoconcerten K.V. 413, 415, 449, 450, 453, 466, 488 en 595 met als soliste Ingrid Haeb- ler, die begeleid wordt door het London Symphony Orchestra. Als ik het goed heb kende ik van de Messiah, voor ik de versie van Davis hoorde, vijf Engelse plaatversies (de enige opname in het Duits, op Archiv onder Richter, heb ik nooit gehoord). Van dat vijftal had de goedkoopste, op Marble Arch, mijn voorkeur. Niet dat ik daarbij de gevolgde gewoonte van een fors bezet koor en orkest niet afkeurde, maar ik be wonderde de zin voor continuïteit bij di rigent Siisskind en de zeldzame stembe- heersing en vocale schoonheid van de so praan April Cantelo en, in het bijzonder, van de onvergelijkelijke tenor Wilfred Brown. Colin Davis heeft dezelfde frisse COLIN DAVIS wind in de zeilen die ook Süsskind voort dreef, maar voor hij van wal stak heeft hij zich eerst eens terdege op de onderne ming bezonnen. Dat betekende dat hij alle negentiende-eeuwse ballast overboord gooi de en als bemanning, behalve het genoem de solistenkwartet, een koor van 40 stem men en een even groot orkest monsterde. Daarbij liet hij het niet. Hij zorgde ervoor dat zijn solisten, geheel in overeenstem ming met de uitvoeringspraktijken uit de tijd van Handel, in hun partijen beschei den versieringen aanbrachten. Het resul taat laat zich denken: van alle bombast ontdaan klinkt de „Messiah" spiritueler dan wij tot nu toe gewend waren. De koor- stemmen zijn moeiteloos te volgen en het orkest blijft ook in de tutti doorzichtig. Wat de solisten betreft: het zijn vier com petente musici die, ook alweer conform Handel's wensen, vrij zijn van ster-allures. Wel heb ik soms de indruk dat speciaal de tenor moeilijkheden heeft met de vlotte tempi van Davis, die zich dan manifeste ren in een klein volume en een zekere in stabiliteit in de realisatie van de korte nootwaarden. Maar die opmerking kan ook wel voortkomen uit de vergelijking met Wilfred Brown, die dezelfde partij schijn baar zonder enige inspanning met veel reliëf zingt. De opname is heel goed ge lukt. Het begeleidend boekwerk is fraai geïllustreerd, maar verschaft door het principe van de drietaligheid (merkwaar digerwijs niet doorgevoerd in de eigenlijke tekst) minder informatie dan men op het eerste gezicht zou denken. De betiteling van de counter-tenor uit Handel's tijd als een „Kastrat-Alt" is een grove fout in de Duitse informatie. De prijs van de casset te is tot 31 december f 45,-, daarna f 67,50. Dij Ingrid Heabler's vertolkingen van acht pianoconcerten van Mozart is de boven genoemde kans op een doublure al wel heel groot. Twee platen uit de doos zijn bij mijn weten namelijk al eerder af zonderlijk op de markt gebracht en het zou helemaal niet zo gek zijn als u die toen gekocht hebt. Want Ingrid Haebler speelt nu eenmaal erg goed piano. Vroe ger klonk haar spel wel eens wat te deli caat, maar haar huidige visie op Mozart heeft duidelijk met dat academisch gepeu ter afgerekend en biedt, waar nodig, ook plaats aan stevige accenten en zelfs aan kleine, niet voorgeschreven maar zeer aannemelijke cadensen. Als ik nu nog op merk dat haar tempi over het algemeen aan de rustige kant zijn ben ik over Ingrid Haebler eigenlijk uitgeschreven. Dat lijkt misschien wat misplaatst bij zulk voortref felijk spel, maar ik geef het u te doen om acht pianoconcerten binnen 48 uur te moe ten draaien en met andere versies te ver gelijken (welke vergelijkingen, uitgezon derd in K.V. 466, waarin Gieseking duide lijk de meerdere is, altijd in het voordeel van Haebler uitvielen). Om de monotonie van zoveel moois wat te doorbreken heb ik extra aandacht besteed aan het aandeel van de dirigenten: Witold Rowicki is in K.V. 453 en 488 wat nonchalant en ver zuimde daardoor om veel profiel te geven aan de prachtige partijen van de houtbla zers in deze concerten. Het deed mij goed om Alceo Galliera (in K.V. 466 en 595) weer eens aan het werk te horen, omdat deze dirigent met zijn gezonde, exacte ma nier van optreden door de platenmaat schappijen m.i. ten onrechte wat vergeten is. Colin Davis neemt op de van hem be kende voortvarende en luchtige manier de begeleiding van de overige concerten voor zijn rekening. De opnames zijn over het algemeen genomen niet uitzonderlijk bril jant, maar met een vaste pianotoon en een goede balans tussen soliste en orkest. Een uitschieter is K.V. 466, dat profiteert van een opvallend markant geïntoneerde vleugel. Het begeleidende boekwerk (En gels/Duits) bevat naast vele illustraties o.a. een interessante tabel van belangrijke data uit Mozart's leven. De cassette kost tot Oudjaar f 69,-, daarna f 90,-. INGRID HAEBLER r|e stap van Handel over Mozart naar de Losbandige Liedjes deel 1 en 2, verza meld op Delta DL 507 en 508 is kleiner dan u misschien denkt. Ik wil Handel hier beslist niet in opspraak brengen, maar van zijn illustere voorloper Henry Purcell, die vele werken voor de eredienst schreef, ken ik liederen waartegen de „Losbandige Liedjes" nog zeer beteugeld afsteken. Maar zo liggen de zaken nu eenmaal in Nederland: geen lied wordt als pikant be schouwd, zolang het maar in het Engels of Frans gezongen wordt. Maar vertaalt bijvoorbeeld Ernst v. Altena zo'n kleinnood in het Nederlands dan zou het ernst kun nen worden voor de heer Algra. jyjaar nu zonder smoesjes: ik vind de twee platen waardevolle bijdragen aan het Nederlandse cabaret-repertoire. Nelly Frijda brengt vier wufte pseudo- volksliedjes, waartegen het kwartet dat Jaap van de Merwe zingt, fel contrasteert met zijn bijtende sarcasme op de moder ne samenleving. Cobi Schreyer valt met haar twee solonummers niet bij Nelly Frijda uit de toon en is een hulpvaardige duet-juffrouw voor Ronnie Potsdammer in „De 12 maanden van het jaar", „Bermre creatie", „Oogjes dicht" en „The smar test Lap ever made". Potsdammer heeft zeven nummers voor zichzelf, waarvan ik „Zebra" onder de maat vind en „Fokke- maatje" en „De maritieme Alpen" wat schools. Maar daar staan o.a. een fijne „Zang van de zwarte vrouwen" tegenover en een uitstekende vertaling van Bras- sens' „De lijkzang van weleer". Over het aandeel van Peter Blanker (Houtepoot, De deserteur, Cabriolet) kan ik niet zo ver rukt zijn. Zijn presentatie is mij te opge schroefd. De registratie van de stemmen en de sterk wisselende, maar steeds goede begeleidingen laten hier en daar wel wat te wensen over, maar u moet maar zo den ken: toen men Miller's werk nog voor por nografie aanzag werd het ook op niet zulk best papier gedrukt. Mocht u zich generen voor de hoestversiering, leg dan de beide voorkanten op elkaar. U hebt de twee be langrijke platen dan meteen. Zij kosten u samen slechts f 23,80. B. v. d. K. Deze tentoonstelling is een sensatie. Voor de leek zal het echter niet altijd gemakkelijk zijn, de betekenis te doorgronden, van wat thans in de Westduitse stad Aken de geleer den, de kunst- en cultuurhistorici in 't strijd perk doet treden. „Karl der Grosse - Werk und Wirkung": voor de eerste maal is een tentoonstelling van de Raad van Europa niet aan een heel tijdperk of een kunstkring ge wijd, maar aan één enkele persoonlijkheid en er zullen waarschijnlijk vele tientallen ja ren voorbijgaan, tot er weer zo'n hoeveelheid aan materiaal kan worden verenigd, om de persoonlijkheid en de prestatie van de „eerste bouwmeester van Europa" aanschouwelijk te maken. En als het opvalt, dat zich onder de drommen bezoekers een groot aantal jon geren bevindt, die aan de hand van de cata logus de geestelijke betrekkingen tussen de tentoongestelde schatten trachten op te spo ren, dan toont dit aan, dat de tentoonstelling ver boven alle wetenschappelijke kennis uit ook de meest onbevangen toeschouwer geweldig fascineert. rpoen Karei de Grote in het jaar 789 het bevel gaf, in zijn koningshof in Aken 'n „palatium" te bouwen, gaf hij zjjn rijk, dat hij tot dat ogenblik van zijn veldtochten en van zijn winterverblijven in de meest ver schillende gebieden uit gereageerd had een politiek en cultureel centrum. Van Aken uit, dat een zeer eigen stempel van zijn persoon lijkheid droeg en dat hij de laatste twintig jaar van zijn leven nog maar zelden verliet, heeft Karei getracht, de heterogene delen van het gebied, waarover hij heerser was, samen te smelten. In Aken concentreerden zich ook alle stromingen van een tijdperk, die juist door deze concentratie op het hele rijk uitstraalden en, tenminste indirect, nog vele eeuwen doorwerkten. Dij de betekenis van Aken voor het Karo- lingische tijdperk doet de bezoeker van de tentoonstelling er goed aan, eerst de midden bouw van de Dom te bezichtigen, door Karei als paleiskapel gebouwd en tot op heden bijna onveranderd bewaard gebleven. In de gigan tische achthoekige bouw, waarin Karel's mar meren troon nog op de oorspronkelijke plaats staat, blijkt misschien wel het duidelijkst, wat onder het begrip „Karolingische renaissance" moet worden verstaan. Pas dan zal het moge lijk zijn, in de kroningszaal van het op de fun damenten van de oude koningshal rustende stadhuis de geheime betrekkingen tussen de 700 tentoongestelde objecten te onderzoeken, in te zien, hoe hier door een vereniging en pene tratie van continentaalgermaanse, en angel- saksische, romeinsantieke en byzantijnse bron nen de bloei van de „Aachener Hofschule" ontstond.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1966 | | pagina 10