Oratorium van Kerstmis
Handels Messiah -
wonder der muziek
Grammofoonplaten in cassette en losbandig
Eerste bouwmeester
van Europa
Op de IrieJ^jeó
paóSe
n
APRIL 1742
BEZETEN
UNIEK
door Frank Lambe
Die dertienduizend gulden verdwenen spaargeld zullen wel heel
wat gemonkel teweeggebracht hebben in de vaderlandse huiskamers. Ik
kan mij tenminste voorstellen hoe menig huisvader hoofdschuddend
de krant heeft neergelegd en met enig leedvermaak opgemerkt: Daar moet
je nu echt weer een vrouw voor hebben om zo dwaas met geld om te
gaan. Wie stopt er nu zo'n bedrag, het kostelijke spaargeld van je dochter
nog wel, onder een vloerkleed: En dat terwijl er een vrijer over de vloer
komt van wie je zo goed als niets weet, en die enorm gedienstig is op
het punt van kleden kloppen. Dan vraag je toch om bestolen te worden.
Moeder de vrouw kan tegenover zijn commentaar natuurlijk hardop het
hare zetten en kalm vooral kalm) verklaren, dat dit goedkope wijsheid
achteraf is. Die gedienstige vrijer blijkt nu pas in vrijwel alle opzichten
onbetrouwbaar te zijn geweest wie weet wat voor brave verhaaltjes
hij bij moeder en dochter dag aan dag heeft opgehangen. En hoeveel
mannen laten zich niet door. fraaie of aandoenlijke verhaaltjes van lieve
juffrouwen geld uit de beurs kloppen
Maar in haar hart zal zij moeten toegeven dat, afgezien van deze
langvingerige Odysseus, het toch op zijn zachtst gezegd een wel heel
vreemde manier van geld bewaren was. Een van die averechtse slimmigheden
waarvoor, och ja, speciaal vrouwen een voorkeur schijnen te hebben.
Waarom doen ze eigenlijk zo dwaas en kortzichtig
Misschien omdat zij het geld bij de hand willen houden, direct onder
hun bereik, terwijl zij alleen weten waar het is. Alsof veel geld in huis
hebben, ook achter slot en grendel niet altijd een onvoorzichtigheid is.
Als deze buitenlandse vrijer er niet mee vandoor was gegaan was er altijd
nog het gevaar van brand of inbraak geweest.
Waarom hebben deze en dergelijke vrouwen toch zo'n geweldige
drempelvrees voor een doodgewone spaarbank Omdat zij dan hun
dierbare centjes „uit handen moeten geven" en „niet weten wat ermee
gebeurt" Lieve dames zou men hun willen bezweren, u krijgt toch,
gratis nog wel, een spaarbankboekje waarop de ambtenaar achter het
loket in uw bijzijn het bedrag in cijfers en letters bijschrijft, welke han
deling hij met zijn handtekening bekrachtigd. En bij de Rijkspostspaarbank
garandeert de Staat der Nederlanden zelf (als die failliet is zijn al uw
brief jes'van honderd onder het karpet óók waardeloos) u de onvoorwaar
delijke terugbetaling der ingelegde gelden.
En daar komt dan nog bij dat, wie haar geld op een spaarbankboekje
zet, rente trekt. Zonder er een hand voor uit te
steken had deze zuinige jongedame als kapster dertienduizend gulden
sparen noem ik een prestatie per jaar zo'n vierhonderd en vijftig
gulden bij haar bezit kunnen laten schrijven. Terwijl de uitgeslapendste
vrijer met zijn handige vingertjes er niet aan kon komen, al klopte hij
dag aan dag alle vloerkleden in huis aan weerskanten.
Maar ja, zo'n loket waar je je goeie geld onderdoor schuift, terwijl wie-
weet-wie achter je in de rij kan staan en nu meteen hoort wat je bezit.
Een waanzinnige overweging, maar ik maak me sterk dat die ook hier
weer de doorslag heeft gegeven. Met geld omgaan op zichzelf is dat voor
sommige vrouwen al een gevaarlijk achteloze bezigheid. Wie de moeite
neemt daarop eens te letten zal zich vaak verbazen dat er niet meer
ongelukken als bovenstaand gebeuren.
Zo is het een heel gewoon verschijnsel om een huismoeder uit een
volgepropte beurs een aankoop van zeven gulden vijfendertig met
een briefje van honderd te zien betalen.
Is het nu beslist noodzakelijk, denkt men dan, om met het hele weekloon
op stap te gaan voor een paar gewone huishoudelijke boodschappen
Waarom niet eerst één briefje van honderd omgewisseld in tientjes bij een
leverancier in de buurt Het grootste gedeelte kan dan thuis veilig
opgeborgen worden in een afgesloten kast niet in de lade van de
keukentafel a.u.b. en dan kan moeder rustig boodschappen gaan doen
met het bedrag dat zij ongeveer denkt nodig te hebben.
Terwijl veel brave huismoeders in de kinderlijke waan schijnen te
leven dat de wereld om hen heen bevolkt wordt door lieden die even
goudeerijk zijn als zijzelf. En die iemand spoorslags achterna zullen hollen
om hem een gevallen dubbeltje zogoed als een huishoudbeurs met een
prop bankbiljetten erin terug te bezorgen.
Zij zijn er: de krant weet, gelukkig, wekelijks ook genoeg verhalen
van eerlijke vinders. Maar niemand mag er blindelings op vertrouwen dat
zo een zich nu juist permanent in haar buurt ophoudt.
Daaromwees toch akelig voorzichtig met het mooie drukwerk van de
Nederlandse Bank. Het is vaak zo zuur verdiend.
Miljoenen mensen, in de gehele
wereld, vinden kerstmis geen echte
kerstmis als zij niet naar een uit
voering van Handels oratorium
Messiah kunnen gaan. Geen enkele
partituur heeft ooit zo'n populari
teit gekregen, geen enkel ander mu
ziekstuk buiten de cyclus van tra
ditionele liederen wekt zulke leven
dige associaties met de viering van
het kerstfeest en in de sfeer van
het oratorium is er niets dat zulke
gevoelens van wonderlijke verruk
king wekt. De Messiah is boven
dien een echt „geestelijk" stuk. De
boodschap komt óók over als het
oratorium wordt uitgevoerd door
een middelmatig orkest, met een
tweederangs koor en vlakke solis
ten.
Het zou geen zin hebben als wij het suc
ces van Handels Messiah zouden willen ver
klaren op basis van een wetenschappelijke
analyse van het werk. Akkoord: de parti
tuur is technisch volkomen gaaf, de muziek
past ideaal bij de tekst. Als werkstuk van
een kunstenaar staat de Messiah boven de
kritiek.
Er is in feite slechts één verklaring mo
gelijk. Vóór wij die aanvaarden, moeten wij
echter kunnen erkennen, dat als een kunste
naar worstelt met zichzelf om hetgeen hij
als de waarheid beschouwt op de juiste wij
ze te vertolken, hij soms, een heel enkele
keer, kan worden geïnspireerd door invloe
den die machtiger zijn dan de gaven waar
hij onder normale omstandigheden over be
schikt. Als wij het hiermee eens zijn, mogen
wij vaststellen, dat Handel in zijn werkdrift
kon putten uit een bron van mystieke inspi
ratie.
In het voorjaar van 1742 kreeg Georg Frie-
drich Handel, een componist van Duitse af
komst die te Londen triomfen had gevierd,
de uitnodiging, te Dublin een reeks concer
ten te geven ten bate van een liefdadig doel.
Tijdens een van deze concerten in Neale's
Music Hall in Fishamble Street werd de
Messiah voor het eerst uitgevoerd. Het was
de 13e april. Om het succes te begrijpen,
moeten wij de omstandigheden, waaronder
het oratorium werd geconcipieerd en ge
schreven, in de herinnering terugroepen.
De voorafgaande zomer maakte Handel
toen 56 jaar oud een dieptepunt in
zijn loopbaan door. Hij had invloedrijke
kringen in Londen tegen zich in het harnas
gejaagd doordat hij zich niet had kunnen
schikken naar de wensen van de adellijke he
ren, die hem wel onder hun hoede wensten
te nemen als hij hun instructies opvolgde.
Zijn twee laatste opera's waren een grote
teleurstelling geworden. Felle tegenstanders
hadden zelfs een bende nozems gehuurd óm
de straten in de buurt van zijn theater te
versperren. Handel had praktisch geen geld
meer. Bovendien verminderde zijn gezichts
vermogen dermate snel, dat hij op korte
termijn blind dreigde te worden.
De oppositie genoot van de gemakkelijke
overwinning. Het was afgelopen met de Gro
te Kunstenaar. Rond die Handel zou voort
aan stilte heersen
Alles wees erop dat het met de carrière
van Handel inderdaad was afgelopen. De
componist sloot zich half augustus af van
de buitenwereld. En hij hield het isolement
vol, gedurende de herfst, tijdens de kerst-
dagen van 1741, tot het moment dat de
sneeuw verdween en andermaal de lente in
het land kwam. Toen, opeens, kwam de uit
nodiging uit Dublin. Het betekende de we
deropstanding van een man, die door zijn
vijanden reeds was doodgewaand. De vijan
den konden ook niet weten, dat Handel in
eens de drang had gekregen opnieuw te gaan
componeren, destijds op die 22ste dag van
de afschuwelijke augustusmaand, toen hij
eenzaam aan de schrijftafel had gezeten in
zijn studeerkamer aan de Brook Street te
Londen. Een huisknecht heeft later verteld,
wat er is gebeurd.
Handel moet door een koortsachtige
werkdrift zijn gegrepen. Amper raakte hij
aan de maaltijden, die de bediende met de
regelmaat van de klok voor de deur van de
studeerkamer zette. Met zijn neus bijna op
het papier zo zwak waren zijn ogen
schreef hij en schreef hij door. Op 28 augus
tus voltooide hij het eerste deel van de Mes
siah. Het tweede stuk was 6 september ge
reed, het derde deel 12 september. Hij com
pleteerde het instrumentarium op 14 sep
tember. Het gehele werk was in vierentwin
tig dagen afgemaakt. Toen pas nam hij
rust.
Hij heeft er later dit van verteld „Ik
meende de gehele hemel voor mij te aan
schouwen en God zelf erin". Extase
Verbeeldingskracht Een moment van
hoogste verrukking, zoals Beethoven zou
hebben gezegd Wat er precies gedurende
die drie wonderbaarlijke weken moge zijn
gebeurd het resultaat is de Messiah ge
weest.
Dublin juichte het nieuwe werk toe, doch
Londen, geprikkeld door de triomf van een
man die immers terneer was geworpen, ont
ving de Messiah met onverholen afkeer. Pas
acht jaar later begon de Messiah ook te
Londen in de gunst van het publiek te ko
men. Van dat moment af is het oratorium
ieder jaar ten gehore gebracht, met speciale
uitvoeringen in de kersttijd. En daarna kwa
men andere plaatsen, andere landen, van
Parijs tot Kaapstad, van Toronto tot Syd
ney.
Kathleen Ferrier, wier magnifieke a
tientallen malen in Handels Messiah te ho
ren is geweest, zei mij eens: „De muziek is
uniek. Ik kan alleen maar zeggen een won
derlijk mooi kunstwerk. Zelfs als het in de
oorspronkelijke vorm wordt uitgevoerd, met
het uiterst beperkte orkest waarop Handel
was ingesteld, als één enkele viool de so
list begeleidt, dan is er al dat echte gevoel
van verrukking, van magische kracht".
Jean Watson, een andere beroemde alt dit
de Messiah honderden keren in de Verenig
de Staten heeft gezongen, had dezelfde me
ning. Toen ik eens met haar sprak in Co-
vent Garden zei zij: „Volgens mij heeft
Handel op heel bijzondere wijze inspiratie
gekregen. Ik heb altijd de indruk gehad, dat
de Messiah een spontane creatie is geweest
van een mens die werd voortgedreven door
iets van buitenaf, zoals ook de muziek de
toehoorders en de uitvoerenden meesleept.
Het zou onmogelijk zijn geweest zo'n werk
in koel overleg, stap voor stap op te bou
wen".
Georg Friedrich Handel is begraven in
Westminster Abbey te Londen, te midden
van de nationale figuren uit de Britse ge
schiedenis. Maar hij heeft geen behoefte
aan een luisterrijk grafmonument. Zijn na
gedachtenis wordt elk jaar met Kerstmis in
ere gehouden, als de koren van de Messiah
triomfantelijk weerklinken in de eenvoudige
dorpskerk, in de machtige kathedraal, in de
grote concertzalen in de hele wereld.
Cedert een jaar of vijf heeft de platen
koper in het tijdvak tussen het
Grand Gala du Disque dat de „Maand
van de grammofoonplaat" (oktober) in
luidt en de jaarwisseling de gelegenheid
om in te tekenen op een aantal cassettes,
dat aangeboden wordt volgen het principe
„drie halen, twee betalen". Zo bracht
D.G.G. onlangs de Missa Solemnis van
Beethoven onder Von Karajan uit, waar
over hier genoeg lelijke dingen geschre
ven zijn. Bij hetzelfde merk kan men in
tekenen op een doos met de 17 orgelcon
certen van Handel, met Wagner's Tristan
und Isolde en, alsof het niet op kan, met
alle 32 pianosonates van Beethoven. Bij
Phonogram kan men dit jaar terecht voor
cassettes bevattende: werken van oude
Italianen, Hëndel's Messiah, 8 Pianocon
certen van Mozart, Weense kamermuziek
en de zo mogelijk nog meer specifiek
Weense muziek van de familie Strauss.
Ik heb er geen flauw idee van of die cas
sette-verkoop een doorslaand succes is.
Aan de groei van een zekere traditie zou
je het wel zeggen, maar ik kan het me
toch maar moeilijk voorstellen dat een be
ginnend verzamelaar in een keer de 32 so
nates van Beethoven, 8 pianoconcerten van
Mozart of 17 orgelconcerten van Handel
aanschaft. En de meer gevorderde disco-
fiel zit met het probleem dat hij bij een
eventuele aankoop ongetwijfeld doublures
krijgt, waardoor voor hem goedkoop wel
•ens duurkoop zou kunnen betekenen.
Vanzelfsprekend gelden deze bedenkingen
niet voor een Messiah, een Missa Solem
nis of een Tristan, omdat zo'n werk een
afgerond geheel is en als zodanig, afhan
kelijk van de belangstelling en draagkracht
van de koper, niet, wel of, vanwege een
uitzonderlijke verbetering ten opzichte
van alle voorgaande versies, als totale
doublure aangeschaft wordt.
r|tt is dan een vrijblijvende inleiding
op de bespreking van twee cassettes
die ik van Phonogram ontving: C 71 AX
300 (stereo) met Handel's Messiah, door
Heather Harper, Helen Watts, John Wake
field,' John Shirley-Quirk en „The London
Symphony Orchestra and Choir" o.l.v. Co
lin Davis en C 71 AX 402 (stereo) met de
pianoconcerten K.V. 413, 415, 449, 450, 453,
466, 488 en 595 met als soliste Ingrid Haeb-
ler, die begeleid wordt door het London
Symphony Orchestra.
Als ik het goed heb kende ik van de
Messiah, voor ik de versie van Davis
hoorde, vijf Engelse plaatversies (de enige
opname in het Duits, op Archiv onder
Richter, heb ik nooit gehoord). Van dat
vijftal had de goedkoopste, op Marble
Arch, mijn voorkeur. Niet dat ik daarbij
de gevolgde gewoonte van een fors bezet
koor en orkest niet afkeurde, maar ik be
wonderde de zin voor continuïteit bij di
rigent Siisskind en de zeldzame stembe-
heersing en vocale schoonheid van de so
praan April Cantelo en, in het bijzonder,
van de onvergelijkelijke tenor Wilfred
Brown. Colin Davis heeft dezelfde frisse
COLIN DAVIS
wind in de zeilen die ook Süsskind voort
dreef, maar voor hij van wal stak heeft
hij zich eerst eens terdege op de onderne
ming bezonnen. Dat betekende dat hij alle
negentiende-eeuwse ballast overboord gooi
de en als bemanning, behalve het genoem
de solistenkwartet, een koor van 40 stem
men en een even groot orkest monsterde.
Daarbij liet hij het niet. Hij zorgde ervoor
dat zijn solisten, geheel in overeenstem
ming met de uitvoeringspraktijken uit de
tijd van Handel, in hun partijen beschei
den versieringen aanbrachten. Het resul
taat laat zich denken: van alle bombast
ontdaan klinkt de „Messiah" spiritueler
dan wij tot nu toe gewend waren. De koor-
stemmen zijn moeiteloos te volgen en het
orkest blijft ook in de tutti doorzichtig.
Wat de solisten betreft: het zijn vier com
petente musici die, ook alweer conform
Handel's wensen, vrij zijn van ster-allures.
Wel heb ik soms de indruk dat speciaal
de tenor moeilijkheden heeft met de vlotte
tempi van Davis, die zich dan manifeste
ren in een klein volume en een zekere in
stabiliteit in de realisatie van de korte
nootwaarden. Maar die opmerking kan
ook wel voortkomen uit de vergelijking met
Wilfred Brown, die dezelfde partij schijn
baar zonder enige inspanning met veel
reliëf zingt. De opname is heel goed ge
lukt. Het begeleidend boekwerk is fraai
geïllustreerd, maar verschaft door het
principe van de drietaligheid (merkwaar
digerwijs niet doorgevoerd in de eigenlijke
tekst) minder informatie dan men op het
eerste gezicht zou denken. De betiteling
van de counter-tenor uit Handel's tijd als
een „Kastrat-Alt" is een grove fout in de
Duitse informatie. De prijs van de casset
te is tot 31 december f 45,-, daarna f 67,50.
Dij Ingrid Heabler's vertolkingen van
acht pianoconcerten van Mozart is de
boven genoemde kans op een doublure al
wel heel groot. Twee platen uit de doos
zijn bij mijn weten namelijk al eerder af
zonderlijk op de markt gebracht en het
zou helemaal niet zo gek zijn als u die
toen gekocht hebt. Want Ingrid Haebler
speelt nu eenmaal erg goed piano. Vroe
ger klonk haar spel wel eens wat te deli
caat, maar haar huidige visie op Mozart
heeft duidelijk met dat academisch gepeu
ter afgerekend en biedt, waar nodig, ook
plaats aan stevige accenten en zelfs aan
kleine, niet voorgeschreven maar zeer
aannemelijke cadensen. Als ik nu nog op
merk dat haar tempi over het algemeen
aan de rustige kant zijn ben ik over Ingrid
Haebler eigenlijk uitgeschreven. Dat lijkt
misschien wat misplaatst bij zulk voortref
felijk spel, maar ik geef het u te doen om
acht pianoconcerten binnen 48 uur te moe
ten draaien en met andere versies te ver
gelijken (welke vergelijkingen, uitgezon
derd in K.V. 466, waarin Gieseking duide
lijk de meerdere is, altijd in het voordeel
van Haebler uitvielen). Om de monotonie
van zoveel moois wat te doorbreken heb
ik extra aandacht besteed aan het aandeel
van de dirigenten: Witold Rowicki is in
K.V. 453 en 488 wat nonchalant en ver
zuimde daardoor om veel profiel te geven
aan de prachtige partijen van de houtbla
zers in deze concerten. Het deed mij goed
om Alceo Galliera (in K.V. 466 en 595)
weer eens aan het werk te horen, omdat
deze dirigent met zijn gezonde, exacte ma
nier van optreden door de platenmaat
schappijen m.i. ten onrechte wat vergeten
is. Colin Davis neemt op de van hem be
kende voortvarende en luchtige manier de
begeleiding van de overige concerten voor
zijn rekening. De opnames zijn over het
algemeen genomen niet uitzonderlijk bril
jant, maar met een vaste pianotoon en
een goede balans tussen soliste en orkest.
Een uitschieter is K.V. 466, dat profiteert
van een opvallend markant geïntoneerde
vleugel. Het begeleidende boekwerk (En
gels/Duits) bevat naast vele illustraties
o.a. een interessante tabel van belangrijke
data uit Mozart's leven. De cassette kost
tot Oudjaar f 69,-, daarna f 90,-.
INGRID HAEBLER
r|e stap van Handel over Mozart naar de
Losbandige Liedjes deel 1 en 2, verza
meld op Delta DL 507 en 508 is kleiner
dan u misschien denkt. Ik wil Handel hier
beslist niet in opspraak brengen, maar
van zijn illustere voorloper Henry Purcell,
die vele werken voor de eredienst schreef,
ken ik liederen waartegen de „Losbandige
Liedjes" nog zeer beteugeld afsteken.
Maar zo liggen de zaken nu eenmaal in
Nederland: geen lied wordt als pikant be
schouwd, zolang het maar in het Engels
of Frans gezongen wordt. Maar vertaalt
bijvoorbeeld Ernst v. Altena zo'n kleinnood
in het Nederlands dan zou het ernst kun
nen worden voor de heer Algra.
jyjaar nu zonder smoesjes: ik vind de
twee platen waardevolle bijdragen
aan het Nederlandse cabaret-repertoire.
Nelly Frijda brengt vier wufte pseudo-
volksliedjes, waartegen het kwartet dat
Jaap van de Merwe zingt, fel contrasteert
met zijn bijtende sarcasme op de moder
ne samenleving. Cobi Schreyer valt met
haar twee solonummers niet bij Nelly
Frijda uit de toon en is een hulpvaardige
duet-juffrouw voor Ronnie Potsdammer in
„De 12 maanden van het jaar", „Bermre
creatie", „Oogjes dicht" en „The smar
test Lap ever made". Potsdammer heeft
zeven nummers voor zichzelf, waarvan ik
„Zebra" onder de maat vind en „Fokke-
maatje" en „De maritieme Alpen" wat
schools. Maar daar staan o.a. een fijne
„Zang van de zwarte vrouwen" tegenover
en een uitstekende vertaling van Bras-
sens' „De lijkzang van weleer". Over het
aandeel van Peter Blanker (Houtepoot, De
deserteur, Cabriolet) kan ik niet zo ver
rukt zijn. Zijn presentatie is mij te opge
schroefd. De registratie van de stemmen
en de sterk wisselende, maar steeds goede
begeleidingen laten hier en daar wel wat te
wensen over, maar u moet maar zo den
ken: toen men Miller's werk nog voor por
nografie aanzag werd het ook op niet zulk
best papier gedrukt. Mocht u zich generen
voor de hoestversiering, leg dan de beide
voorkanten op elkaar. U hebt de twee be
langrijke platen dan meteen. Zij kosten u
samen slechts f 23,80.
B. v. d. K.
Deze tentoonstelling is een sensatie. Voor
de leek zal het echter niet altijd gemakkelijk
zijn, de betekenis te doorgronden, van wat
thans in de Westduitse stad Aken de geleer
den, de kunst- en cultuurhistorici in 't strijd
perk doet treden. „Karl der Grosse - Werk
und Wirkung": voor de eerste maal is een
tentoonstelling van de Raad van Europa niet
aan een heel tijdperk of een kunstkring ge
wijd, maar aan één enkele persoonlijkheid
en er zullen waarschijnlijk vele tientallen ja
ren voorbijgaan, tot er weer zo'n hoeveelheid
aan materiaal kan worden verenigd, om de
persoonlijkheid en de prestatie van de „eerste
bouwmeester van Europa" aanschouwelijk te
maken. En als het opvalt, dat zich onder
de drommen bezoekers een groot aantal jon
geren bevindt, die aan de hand van de cata
logus de geestelijke betrekkingen tussen de
tentoongestelde schatten trachten op te spo
ren, dan toont dit aan, dat de tentoonstelling
ver boven alle wetenschappelijke kennis
uit ook de meest onbevangen toeschouwer
geweldig fascineert.
rpoen Karei de Grote in het jaar 789 het
bevel gaf, in zijn koningshof in Aken 'n
„palatium" te bouwen, gaf hij zjjn rijk, dat
hij tot dat ogenblik van zijn veldtochten en
van zijn winterverblijven in de meest ver
schillende gebieden uit gereageerd had een
politiek en cultureel centrum. Van Aken uit,
dat een zeer eigen stempel van zijn persoon
lijkheid droeg en dat hij de laatste twintig
jaar van zijn leven nog maar zelden verliet,
heeft Karei getracht, de heterogene delen
van het gebied, waarover hij heerser was,
samen te smelten. In Aken concentreerden
zich ook alle stromingen van een tijdperk,
die juist door deze concentratie op het hele
rijk uitstraalden en, tenminste indirect, nog
vele eeuwen doorwerkten.
Dij de betekenis van Aken voor het Karo-
lingische tijdperk doet de bezoeker van de
tentoonstelling er goed aan, eerst de midden
bouw van de Dom te bezichtigen, door Karei
als paleiskapel gebouwd en tot op heden bijna
onveranderd bewaard gebleven. In de gigan
tische achthoekige bouw, waarin Karel's mar
meren troon nog op de oorspronkelijke plaats
staat, blijkt misschien wel het duidelijkst, wat
onder het begrip „Karolingische renaissance"
moet worden verstaan. Pas dan zal het moge
lijk zijn, in de kroningszaal van het op de fun
damenten van de oude koningshal rustende
stadhuis de geheime betrekkingen tussen de
700 tentoongestelde objecten te onderzoeken, in
te zien, hoe hier door een vereniging en pene
tratie van continentaalgermaanse, en angel-
saksische, romeinsantieke en byzantijnse bron
nen de bloei van de „Aachener Hofschule"
ontstond.