G. Puchinger stelde Tilanus'
levensverhaal te boek
Set
Snoezige
Babykleertjes
Tevens een stuk eigentijdse
parlementaire geschiedenis
Schouten.
wat doen
nou
Oosten nog een
bedreiging
Over de
grenzen
0.A.L
Gevluchte Roberts zou
hoofddader zijn
Indonesische begroting
in evenwicht
j Dat jongetje uit j
Deventer.... I
Interessant
Zalmhaan"
Mr. Marijnen
Slecht behandeld
Bekwaam
Aspida-proces
in Athene
i
bij
p»
NA VO^parlementariërn bijeen
Nikolai
overleden
na tof
Moord op 3 Londense agenten
UiiiJun^ iiv)ki«iuLi\ I )vw
(Van een onzer redacteuren)
f\f schoon de vroegere leider der Christelijk-Historisclie Tweede-Kamer-
fractie, de in februari j.l. overleden dr. H. W. Tilanus, ons geen zelfge
schreven memoires heeft nagelaten, is dezer dagen bij de Uitgevers Mij.
J. H. Kok N.V. te Kampen een boek verschenen, dat heel goed voor zo'n per
soonlijk gedenkschrift kan doorgaan. Na zijn afscheid van het politieke toneel,
heeft nu wijlen dr. Tilanus zich door drs. G. Puchinger laten overreden om
hem zijn levensverhaal te vertellen en deze laatste heeft dal thans gepubliceerd
in het boek Tilanus vertelde mij zijn leven". Daarmee heeft de schrijver niet
alleen een portret getekend van een Kamerlid, dat als zodanig decenniën ach
tereen op de voorgrond stond, maar ook een opmerkelijk stuk eigentijdse par
lementaire geschiedschrijving toegevoegd aan de weinige lectuur, die er op dit
gebied in Nederland bestaat. Het 280 pagina's tellende boek is verlucht met
ongeveer 25 foto's en kost in de boekhandel f 13,75.
In zijn inleiding verhaalt drs. Puchinger hoe hij in augustus 1962 voor het
eerst persoonlijk contact met dr. Tilanus had, toen hij hem vroeg een paar
brieven te mogen inzien, in verband met een proefschrift, dat hij van plan is
te schrijven over enkele kabinetsformaties in het verleden. Hij kwam bij die
eerste ontmoeting tot de conclusie, dat de grijze parlementariër heel wat we
tenswaardigs te vertellen had en dat eigenlijk zou moeten opschrijven om het
voor het nageslacht te bewaren.
\Jerhalen over zijn prille jeugd, die 2
2 hij in Deventer doorbracht hij j
j werd daar zondag 5 oktober 1884 ge-
boren vertelde dr. Tilanus de heer 2
Puchinger de volgende anekdote: „Ik 2
2 reed als kind op een driewielertje. Een
jong advocaat zag mij dan wel, als hij 2
naar zijn kantoor wandelde, en zei mij 2
2 altijd heel vriendelijk goedendag:
2 „Dag, jongetje!" Die advocaat heette
Marchant. Een vijfenveertig jaar later 2
was mr. H. P. Marchant minister van
2 Onderwijs, Kunsten en Wetenschap-
pen en kwam hij met zijn nieuwe spel- 2
ling: Niet zóó maar zó. Ik hield toen 2
op 21 juni 1934 in de Kamer een inter-
2 pellatie en op 27 juni werd een motie, 2
die ik indiende met Feber, Suring, 2
2 Wendelaar en A. Zijlstra, tot teleur-
J stelling van minister Marchant aange-
nomen. Na de aanvaarding van die 2
motie zei Marchant mij: „Ik had niet
2 gedacht, dat ik van dat jongetje op
die driewieler in Deventer later nog 2
zoveel last zou hebben!" i
ADVERTENTIE
Nadat dr. Tilanus in 1963 als fractie
leider van de C.H.U. was afgetreden,
drong drs. Puchinger er in de loop van
het volgende jaar nog eens voorzichtig
bij hem op aan, dat hij, nu hij zich nog
gezond voelde, ernst moest maken met
het schrijven van zijn memoires en hij
bood hem daarbij gaarne zijn diensten
aan. Eind 1964 nam dr. Tilanus het
besluit, dat zij in 1965 iedere woensdag
avond bij elkaar zouden komen en dat
hij drs. Puchinger dan rustig zijn levens-
haal zou vertellen.
Deze verzamelde de stof voor het
boek in ongeveer twintig werkbezoeken
bij dr. Tilanus thuis, die hem steeds
zeer hartelijk ontving en zich ook seri
eus voorbereidde door het maken van
„huiswerk": op grote vellen papier
maakte hij vooraf aantekeningen, opdat
zijn geheugen hem in de loop van zijn
verhaal niet in de steek zou laten. Drs.
Puchinger mocht van hem opschrijven
wat hij wilde. Zijn enige verzoek was
om niets van al wat hij vertelde nog
tijdens zijn leven te publiceren: „Dat
zou ik nou bepaald vervelend vinden",
zei hy, maar voor het overige liet hij
de schrijver volledige vrijheid.
Helaas is het levensverhaal van dr.
Tilanus door diens dood in februari van
dit jaar niet geheel voltooid. Het is af
gebroken bij zijn verslag over de Hui
zencrisis, waarmee het kabinet-De
Quay omstreeks de jaarwisseling 1960/
'61 te kampen had. De heer Puchinger
meende, dat het zijn plicht was op kor
te termijn iets ter nagedachtenis van dr.
Tilanus te publiceren, die hem immers
zoveel avonden gastvrijheid had ver
leend. „Hij had niets gevraagd, maar
ik had hem zijn medewerking verzocht
om een publikatie over hem voor te be
reiden, en het leek mij mijn taak daar
nu snel vorm aan te geven", aldus de
schrijver, die aan de afronding van dit
boek voorrang heeft gegeven boven het
voltooien van zijn dissertatie.
Het levensverhaal van dr. Tilanus be
helst tal van passages over zyn per
soonlijk leven (zijn jeugd, de opleiding
tot beroepsofficier, zyn intrede in 't po
litieke leven, zijn vier jaar durende gij
zeling in de oorlogsjaren), maar het is
vooral interessant geworden, doordat
men rechtstreeks te horen krijgt hoe dr.
Tilanus kamerlid van 1922 tot 1963
heeft geoordeeld over bepaalde si
tuaties, kabinetten, ministers en oolle-
ga's.
Drs. Puchinger schrijft: „Hij betoon
de zich als verteller dezelfde mens, die
hij was geweest in de politiek; in zijn
overtuiging als het moest een terrier;
men bracht hem niet gemakkelijk van
een eenmaal gevormd oordeel af, of het
nu zaken of mensen betrof. Maar men
selijke mildheid behield daarbij steeds
de overhand".
„Eigenlijk sprak hij nooit kwaad
over mensen. Een enkele keer, wan
neer ik eens op een oordeel aandrong,
was het: „Nou ja", of, sterker:
„Die kan je van mij gestolen krijgen"
Met daarna een pertinent zwijgen. Het
allerergste was, als hij een héét en
kele maal, starend in de verte, tegen
me zei: „Ik zie hem liever niet
meer terug".
„Hij sprak met respect over vroege
re politieke leiders. Hij had geen neiging
te suggereren, dat hij het nu allemaal
beter zag dan zij, ook al was dat wel
eens het geval. Maar ik hoorde ook
nooit met ze dwepen".
De schrijver concludeert: „Zeker, hij
behoort in onze Vaderlandse Geschiede
nis niet tot de eersterangs staatslieden,
die langere of kortere perioden geheel
beheerst hebben, zoals Groen, Thorbecke
Kuyper, Lohman, Colijn, en in zekere
zin ook Ruijs, Nolens en Drees. Hij zelf
zou trouwens slechts willen, dat hij tot
de politieke leiders van de tweede klas
se gerekend werd. Maar onder hen be
hoort hij dan ook tot de allerbeegaafd-
sten als mens en medemens".
Met toestemming van de uitgever, la
ten wij hieronder een fragment uit het
boek volgen om onze lezers een indruk
te geven van de „indirecte memoires"
van dr. Tilanus. Wij kozen hiervoor het
laatste gedeelte waar de vroegere C.H.-
leider zijn mening geeft over het kabi
net-De Quay, dat in mei 1959 optrad.
Voorop gesteld moet worden, dat de
aanvaarding van het premierschap
voor De Quay een offer betekend heeft.
Het was algemeen bekend, dat men om
een premier verlegen zat! De Quay was
Commissaris van de Koningin in Noord-
Brabant, en vergeleken bij het premier
schap is dat een zalmbaan.
Toen Romme mij de naam van De
Quay noemde, heb ik direct opgemerkt,
dat ik dat geen gekke uitvinding vond.
Sommigen hadden bezwaar tegen zijn
benoeming, omdat De Quay in 1940-'41
behoord heeft tot het driemanschap van
de „Nederlandse Unie". Maar hoewel
ik zelf tegenstander van de „Nederland
se Unie" ben geweest, vond ik het wat
klein om daar in 1959 nog weer op te
rug te komen. Daarbij, bijna iedereen
was in 1940 van de kook. Wanneer ik
terugdenk aan een goed vaderlander als
Colijn, die nota bene een apart kabinet
had willen vormen!
De Quay was in geen geval ambitieus
en ik prijs het in hem, dat hij niet
heeft willen weigeren. Ik vond voor hem
de aanvaarding van het premierschap
een heel ding, aangezien hij het grote
politieke leven niet uit dagelijkse erva
ring kende!
Hij was geen krachtfiguur en toch er
kennen de meesten, dat hij uiteindelijk
goed gedaan heeft. Met zijn vriende
lijkheid voelde hij sommige situaties
heel goed aan en hij groeide in zijn
ambt, evenals destijds Ruijs de Beeren-
brouck.
Voor Justitie trad mr. A. C. W. Beer
man in het kabinet, een zeer bekwaam
advocaat uit Rotterdam, die al even
zeer met zijn ministerschap een offer
bracht, want hij had een prachtige ad
vocatenpraktijk, waarin hij nu trouwens
weer is teruggekeerd.
Als opvolger van Zijlstra, die nu de
finitief naar Financiën ging, kwam op
Economische Zaken drs. J. W. de Pous,
die het uitstekend deed. Hij was niet
alleen in alle opzichten een waardig
opvolger van Zijlstra, maar ook als
mens prettig en eenvoudig in de om
gang, daarbij zeer begaafd en adrem
in zijn opmerkingen, soms zelfs geestig.
Mr. V. G. M. Marijnen (Landbouw en
Visserij) was aanvankelijk een on
opvallend minister, die heel weinig naar
voren trad. Maar hij had blijkbaar b i n-
n e n het kabinet, vooral onder zijn
rooms-katholieke collega's gezag, anders
hadden die hem later niet gevraagd
T"|rs. Puchinger heeft bij het te boek stellen van dr. Tilanus' levensverhaal
ook de beschouwingen weergegeven, die de vroegere C.H.-leider gaf van 2
de verschillende parlementariërs, die in de Tweede Kamer zitting hadden, toen
hij daar in 1922 zijn intrede deed. Omdat het een aardig beeld geeft van de
verhouding tussen de Christelijk-Historische Unie en de Anti-Revolutionaire 2
Partij, laten wjj hier volgen hoe dr. Tilanus de vroegere A.R.-leider, wijlen j
dr. Jan Schouten, zag:
„Voor J. Schouten had ik veel respect, vooral voor zijn streng formule-den- 2
ken, dat vaak juist was, maar soms wel moeilijk te volgen. Hij had een heel
goed verstand en kon ook scherp analyseren, maar hij was daarin ook moeilijk
en soms wat stroef in de omgang. Een enkele keer kon hij bepaald afstotend 2 benoeming bevorderd maar "hem daar-
stroef zijn, al bedoelde hij dat niet. 2 na niet geholpen Èn ook Van Riel
heeft dat slechte spel
premier te worden. Men leert iemand
nu eenmaal het best kennen in een
kleine kring van mensen, ook in de
politiek en daar ging men hem kennelijk
waarderen. Dat zijn rooms-katholieke
collega's in 1963 zeiden: jij moet pre
mier worden, dat zegt iets. Zijn naam
blijft overigens, evenals die van Barend
Biesheuvel (die iedereen graag mag),
verbonden aan de Irene-kwestie die hij
even rustig en evenwichtig, zonder
overmatig naar voren te treden, heeft
opgelost.
Mr. dr. Ch. J. M. A. van Rooy
(Sociale Zaken) onderschatte het minis
terschap: hij wist er werkelijk niets
van. De kamerleden, die, als ze bemer
ken dat een minister zijn zaken niet
kent, rakkers kunnen zijn, stelden hem
vragen, die hij niet kon beantwoorden.
Want hij kende de wetgeving van zijn
departement nu eenmaal niet. Toch ben
ik er van overtuigd, dat hij het nu als
Commissaris van de Koningin uitste
kend zal doen, want op dat gebied is
hij wél goed ingewerkt.
Dr. G. M. J. Veldkamp werd zijn
opvolger: ondanks zijn grijze haren is
hij nog jong; daarbij bekwaam en am
bitieus. Hij kent de sociale wetgeving
door en door, want hij is er op zijn de
partement waar hij eerst staatssecre
taris was mee opgegroeid. Wel ge
loof ik, dat hij een beetje erg op de so
cialisten gesteld is. Dat is mij uit zijn
contacten met kamerleden altijd opge
vallen. Wanner je in de Kamer stil zit
en rustig rondkijkt, ontdek je vanzelf
waar en hoe de contacten liggen tussen
sommige ministers en kamerleden.
Als vice-premier en tevens voor het
departement van Verkeer en Waterstaat
trad op drs. H. A. Korthals. Hij zal wel
nooit gedroomd hebben nog eens vice-
premier te worden. Ik ben in 1948 met
hem naar Indië gereisd en bewaar aan
die reis vele goede herinneringen, te
meer omdat ik hem graag mag. Hij
behoort tot de vooruitstrevende libera
len, met werkelijk sociaal besef en hij
verloochende dat tijdens zijn minister
schap niet. Nu is hij lid van de Raad
van State.
Mr. E. H. Toxopeus, die Binnenlandse
Zaken kreeg, is een typische advocaat,
die als zodanig in Breda een goede
naam had. Hij is luthers, maar met een
tamelijk vrijzinnige inslag, geloof ik.
Toxopeus spreekt met groot gemak, ook
wel eens over zaken waar hij niet al te
veel van weet, maar daar staat tegen
over, dat hij fris en gezellig in de om
gang is en dat is in de politiek op zijn
tijd van belang. Daarom bracht hij iets
van een frisse wind in het liberale ge
zelschap.
Helaas is Sidney J. van den Bergh
maar heel kort minister van Defen
sie geweest, wat vooral voor dat moei
lijke departement erg jammer was. Hij
werd opgevolgd door ir. S. H. Visser,
want Van den Bergh moest en zou nu
eenmaal door een liberaal worden opge
volgd. Maar Visser was qua inslag toch
tamelijk rouge. En misschien heeft
dat hem binnen de lilterale gelederen
vijanden bezorgd.
Hij trof de moeilijke zaak Van der
Putten aan. Ik heb het dossier van Van
der Putten geheel moeten bestuderen
en ik kwam tot de conclusie.dat Van
der Putten het type querulant was, zo
als ik die heb leren kennen en begrijpen
in het werk van de Commissie van Ver
zoekschriften. waarvan ik lid ben ge
weest. Querulanten hebben altijd 'n tik-
kie gelijk, maar ze laten nooit meer los
en komen steeds weer op hun zaak te
rug. Zo was het ook met Van der Put
ten. Hij zag wel degelijk enige fouten,
maar zijn actie was overtrokken en ging
gepaard met een krantengebrul, waar
voor Oud en zijn fractie veel te beducht
zijn geweest.
Helaas heeft de liberale fractie zich
hierbij niet sympathiek jegens Visser ge
dragen. Eerlijk gezegd, ik maakte nooit
groter schandaal mee dan de behande
ling van Visser, die eerst met medewe
ten van Oud een ministerschap op zich
nam en daarna door zijn eigen fractie
deloyaal werd behandeld. Oud heeft zijn
„Ik herinner mij nog, dat wij bij een kabinetsformatie eens samen op de
stoep bij Drees stonden, om door hem ontvangen te worden. Ik zat er erg mee 2
wat we maesten doen en vroeg aan Schouten, tijdens een klein minuutje wach-
ten voor we werden opengedaan, heel persoonlijk: „Schouten, wat doen jullie
nou?" Hij keek me daarop, zoals hij dat doen kon, met zijn strakke ogen lang 2
aan en zei toen: „Ja, Tilanus, dat zou je nu zeker wel eens willen weten!"
Maar hij zweeg. Ik kreeg geen antwoord. Hij vond het formeel als hij was
kennelijk ongepast, dat ik hem zoiets vertrouwelijks op z'n moment vroeg. 2
En volgens hem, liet de verhouding A.R.—C.H. zo'n vertrouwelijkheid aller-
minst toe! j
Zijn onbaatzuchtigheid in al zijn arbeid was even spreekwoordelijk als de 2
eenvoud, ja soberheid, van zijn levenswijze. Ik heb maar één keer een bezoek
bij hem thuisgebracht; dat was het jaar vóór zijn dood. Ik dacht: wat woon
jij hier eenvoudig!"
in de Eerste Ka
mer jegens Visser gespeeld en hem
daar het leven moeilijk gemaakt. Ik heb
veel ministers zien afmaken, maar de
manier waarop men 't Visser deed
dat wil zeggen zijn eigen geestverwan
ten! heb ik verschrikkelijk gevonden!
Ik heb hem naar vermogen gesteund
en heb daar nooit spijt van gehad,
want ik vond Visser een goede mi
nister; als het moest een minister met
lef, die, toen Oud hem slecht behandel
de, niet voor hem opzij ging, en als
minister, volkomen constitutioneel, zijn
eigen weg ging. Visser had in ieder ge
val de moed zich jegens zijn liberale
geestverwanten zelfstandig te gedragen
In feite betrof het hier een tweede geval
Stikker, hoewel er gelukkig geen kabi
netscrisis uit is voortgekomen, zoals in
1951, zelfs geen ministerscrisis. Terecht
is Visser aangebleven, omdat hij, met
alle kritiek die zijn eigen fractie op
hem had, de steun van de meerderheid
der Staten-Generaal nooit verloren heeft.
Gelukkig had hij twee bekwame
staatssecretarissen naast zich: gene
raal M. R. H. Calmeyer, over wie ik
al gesproken heb, en P. J. S. de Jong.
De laatste is nu met ere minister van
Defensie. Hij is bekwaam en denkt in
stilte: laten ze maar praten. Hij regeert
zijn moeilijke departement uitstekend,
want evenals Veldkamp begon hij als
staatssecretaris en werd daarna minis
ter. Dat heeft het voordeel, dat men de
structuur van 'n departement leert be
heersen.
Het kabinet-De Quay had trouwens
verschillende bekwame staatssecre
tarissen. Ik denk allereerst aa"n dr. W.
H. van den Berge, die als staatssecreta
ris van Financiën een prima deskundige,
was. Niet alleen als uitvoerder van het
belastingwezen, maar ook als denker
was hij van formaat. Wanneer wij hem
tussen 12 en 2 buiten wel eens ontmoet
ten, zag je hem denken en had je de
indruk, dat zijn enige politieke gebrek
was, dat hij vergat, dat je op straat
ook bekenden moet groeten. Hij is nu 'n
waardevol lid van de Raad van State.
Ook B. Roolvink vond ik als staats
secretaris zeer bekwaam. Wij kenden
hem bij zijn benoeming niet, maar tij
dens zijn eerste debatten in de Tweede
Kamer kwamen kamerleden op mij toe,
die vroegen; „Wie is hij eigenlijk? Hij
is prima!" Roolvink kan de taal spre
ken, die Suurhoff verstaat en als het
moest, sloeg hij er in de debatten van
achter de ministerstafel op los.
Ten slotte denk ik aan drs. W. K. N.
Schmelzer, die 't evenals Roolvink van
staatssecretaris tot fractieleider bracht.
Hij is knap en charmant en tevens een
fijn mens. Ik leerde hem vooral op
buitenlandse congressen waarderen. Wel
zou men hem in de Kamer soms stoer
der wensen, vooral als leider van zijn
zo verdeelde fractie. Hij moet maar
veel aan Nolens denken,
len kop"!
met zijn sta-
Een pyamajasje, een luierbroekje met zijdezacht plastic gevoerd
plus een royale trappelzak - alles in hetzelfde vrolijk gedessineerde
zwanendons, prachtige stevige kwaliteit - voor slechts 7.50 totaal
en 5 Molenaar waardezegels (winkelprijs ƒ11.40).
Stuur uw waardezegels aan: Babyset-actie, Postbus 161, Westzaan.
Vermeld duidelijk uw naam en adres en ook welke kleur u wilt
hebben - rose, bleu of wit. U ontvangt dan een ingevulde giro-
stortingskaart. Binnen 10 dagen na ontvangst van het bedrag krijgt,
u de set babykleertjes thuisgestuurd.
Molenaar waardezegels vindt u op alle pakjes Molenaar's Kinder
meel - Rijstebloem, Bordklaar Rijstebloem, Tarwebloem, Smulklaar
Tarwebloem en Kindergries (Molenaar's Kindermeel is als enige
in een assortiment van 5 soorten verkrijgbaar).
PARIJS In een rede voor meer dan 2041 afgevaardigden op de twaalfde jaar
lijkse bijeenkomst van NAVO-parlementsleden, heeft Manlio Brosio, de secreta
ris-generaal van de Noordatlantische Verdragsorganisatie, gezegd, dat de Sov
jet-Unie nog steeds een geweldige bedreiging voor het Westen vormt en dat de
Verenigde Staten alleen in staan zijn om afdoende bescherming te bieden.
De verklaring van secretaris-generaal Brosio is een duidelijke afwijzing van
het door Frankryk ingenomen standpunt, dat het communistische blok niet
langer een militair of politiek gevaar vormt en dat geen verdere behoefte meer
bestaat aan een geïntegreerde defensie.
De topconferentie van de O.A.E. <d
Organisatie voor Afrikaanse Een
heid) die vorige week werd besloten,
heeft de tegenstellingen tussen de ver
schillende Afrikaanse staten eerder
verscherpt dan verzacht.
Toen de organisatie voor Afrikaanse
eenheid door 32 onafhankelijke Afri
kaanse landen in 1963 werd gesticht,
I luidde het voornaamste in het handvest
j vastgelegde doel van de organisatie:
j „Het bevorderen van de Afrikaanse so-
I lidariteit".
Het ledenaantal is inmiddels tot 38
I gegroeid, maar heden ten dage kan
I zelfs de schijn van Afrikaanse eenheid
niet meer worden opgehouden.
Praktisch niemand van de honderden
I staatslieden en diplomaten die aan de
topconferentie hebben deelgenomen, is
j met de bereikte resultaten geheel te
vreden.
Allereerst waren er de vijandelijkhe-
i den tussen Ghana en Guinee, die
aan de vooravond van de topconferen-
j tie tot uitbarsting kwamen. Ook toen
1 de moeilijkheden voor een deel waren
j opgelost, bleven zij hun stempel op de
conferentie drukken.
Voorts kwam de krachtmeting tussen
de radicale landen zoals Tanzania,
Egypte, Algerije, Zambia en de con
servatieve landen zoals Tunesië, de
j Ivoorkust en andere voormalige Franse
bezittingen aan het licht.
De president van Tanzania, Juliua
Nyerere, noemde de conferentie on
der meer „meer dan teleurstellend" en
beklaagde zich er over dat de topcon
ferentie iedere verplichtingen uit de
weg was gegaan.
Verder is er nog het geschil tussen
Rwanda en Boeroendi, dat tijdens een
De waarschuwing van secretaris-gene
raal Brosio om de waakzaamheid niet te
laten verslappen, werd door de voorzit
ter van de conferentie, J. Soares da
Fonseca uit Portugal onderschreven.
MOSKOU. In Moskou ls overleden
de politicus Nikolai Ignatof. Hij is 64
jaar geworden.
Van 1957 tot 1960 diende Ignatof,
zoon van een arbeider in Stalingrad, in
het presidium van de communistische
partij. Dit maakte hem een van de 12
machtigste mannen van het land. Hij
was tevens lid van het partijsecretariaat.
Later werd hij plaatsvervangend pre
mier een van de zes die onder
premier Kroestsjef dienden verant
woordelijk voor de landbouw. In 1960
werd hij uit de partijleiding gezet en in
1962 verloor hij ook zijn functie van
plaatsvervangend premier. Hij sleet zijn
laatste jaren in de hoofdzakelijk cere
moniële functie van vice-president van
de Opperste-Sovjet.
f De gemeentebesturen van Zaandam,
Westzaan, Assendelft en Wormer-
veer hebben, na lange aarzeling, aan
Gedeputeerde Staten ter goedkeuring
voorgelegd de raadsbesluiten van 27 ju
li, betreffende het vormen van een ont
wikkelingsschap voor de Zaanstreek.
LONDEN Voor de Old Bailey, het
centrale bof voor strafzaken in Londen,
is de behandeling begonnen van de zaak
betreffende de drie rechercheurs, die op
12 augustus j.l. voor een gevangenis
in Londen werden doodgeschoten. Twee
van de drie verdachten zijn in hechte
nis, terwijl de derde, Harry Roberts nog
niet Is opgespoord.
ATHENE In Athene is het proces
begonnen tegen 28 officieren van het
Griekse leger, die er van worden be
schuldigd lid te zijn geweest van een
Illegale organisatie die uit was-op om
verwerping van de regering.
In de 475 bladzijden omvattende aan
klacht wordt gezegd, dat die organisa
tie, Aspida-schild genaamd, de Griekse
regering wilde vervangen door een van
het recept-Nasser. Omdat het proces ge
voerd wordt door een militair hof, staan
alleen militairen terecht, doch in de aan
klacht wordt beweerd, dat de burger
Andreas Papandreoe, zoon van de ex-
premier George Papandreoe, aan het
hoofd van Aspida stond.
Er worden in dit proces 400 getuigen
verwacht, met aan het hoofd gen. Geor
ge Grivas de geheimzinnige figuur ach
ter de anli-Britse campagne welke Cy
prus onafhankelijkheid bezorgde. Grivas
heeft begin vorig jaar, koning Constan-
tijn schriftelijk het bestaan van .Aspida'
onthuld.
De procureur-generaal Sir Elwyn Jo
nes verklaarde, dat Roberts de recher
cheurs Wombwell en Head had doodge
schoten en dat de 37-jarige John Duddy
rechercheur Fox had gedood. De derde
verdachte is de 36-jarige John Witney.
Volgens de lezing van Sir Elwyn be-
vonden de drie verdachten zich in de
oude bestelauto van Witneywaarmee
zij van plan waren een misdrijf te be
gaan, toen zij werden aangehouden door
een politie-auto. Agent Wombwell en
sergeant Head liepen op de bestelauto
af. Roberts schoot door het portierraam
Wombwell neer, sprong uit de auto en
vuurde op Head. Dit schot miste. Head
riep „nee. nee' en probeerde tevergeefs
dekking te zoeken achter de politiewa
gen. Intussen schoot Duddy, die ook uit
de bestelauto was gekomen, van nabij
agent Fox neer die nog ln de politie
auto zat.
Hoewel Witney dus zelf niet had ge
schoten, aldus Sir Elwyn. is het open
baar ministerie van oordeel, dat beide
verdachten schuldig zijn aan de drie
moorden, omdat zij wisten dat er in
hun auto geladen vuurwapens lagen.
„Ieder van hen was bereid en stond
gereed ze zo nodig te gebruiken. Hetzij
bij het plegen van de misdaden die zij
die dag hadden willen plegeh, hetzij om
te kunnen ontkomen indien Iemand zou
trachten hen te arresteren," aldus Sir
Elwyn.
Volgens een verklaring van Duddy,
waren de mannen die dag van plan
geweest een huurophaler te beroven.
Witney zou de politie verteld hebben_
dat Roberts een der rechercheurs in zijn
gezicht had geschoten toen zij door de
rechercheurs werden ondervraagd. Een
andere rechercheur die naar zijn wagen
rende werd door Duddy neergeschoten,
aldus de verklaring van Wltney.
Alhoewel Frankrijk deel blijft uitma-
maken van de Noordatlantische Ver
dragsorganisatie onder een speciale sta
tig, zou volgens secretaris-generaal Bro
sio de NAVO ernstig verzwakt worden,
indien andere landen het voorbeeld van
Frankrijk zouden volgen.
De Duitse minister van Defensie, Kai
Uwe von Hassel, keerde zich indirect
eveneens tegen de door Frankrijk ge
volgde politiek.
Onder de NAVO-partners bestaat geen
instemming over de mate van dreiging
uit het Oosten. Maar een feit is, zo ver
volgde de Duitse defensieminister, dat
er achter het IJzeren Gordijn twee mil
joen man gereed staan, die centraal
gecommandeerd worden. Feiten zijn ook
dat het raketten-potentieel, dat van het
westen van de Sovjet-Unie uit op Euro
pa gericht staat, zijns gelijke in de Wes
telijke landen niet heeft, dat alle strijd
krachten van de landen van het War-
schau-Pact voortdurend gemoderni
seerd worden, dat het Oost
blok in de laatste jaren zodanig
aan zijn verbindingen met het achter
land gewerkt heeft, dat het op het
ogenblik in staat is om per dag onge
veer vijf volledig uitgeruste divisies uit
het achterland snel naar voren te bren
gen en dat zich ten westen van het Oe-
ralgebergte zes luchtlandingsdivisies be
vinden.
Iedere vermindering van de troepen,
die ter beschikking staan van het geal
lieerde opperbevel in Europa, leidt tot
uitholling van het beginsel van de
„flexible response".
De gebeurtenissen in een jong ver
leden hebben veertien landen van de
NAVO er toe gebracht, genoegen te ne
men met wat men zou kunnen noemen
een organisatie op twee niveaus, met
een speciaal statuut voor de bondgenoot
Frankrijk. Dat wil echter niet zeggen
dat de veertien principieel een tweevou
dige organisatie hebben aanvaard. Soms
is het noodzakelijk te aanvaarden waar
van het gezond verstand zegt dat het
niet juist is. Zo heeft Manlio Brosio,
secretaris-generaal van de NAVO, de si
tuatie gekarakteriseerd, waarin het At
lantische bondgenootschap zich op het
ogenblik bevindt.
Twee onderwerpen zullen tijdens de
ze conferentie speciaal de aandacht heb
ben, namelijk het vraagstuk van het
omzetten van de conferentie van parle
mentariërs in een Atlantische raadge
vende vergadering en in de tweede
plaats de hervorming van het Atlantisch
bondgenootschap. Over het eerste onder
werp heeft de Britse afgevaardigde Sir
Geoffrey de Freitas een rapport uitge
bracht. Brosio herinnerde er aan dat
het instellen van een Atlantische raad
gevende vergadering in kringen van het
Amerikaanse State Department prema
tuur genoemd is. Ook verheelde hij niet
te geloven dat de regeringen van de
verbonden landen wel eens de grootste
struikelblokken voor realisering van het
plan zouden kunnen zijn.
JULIUS NYERERE
verre van één
van de zittingen van de ministers van
Buitenlandse Zaken opvlamde. Rwanda
uitte toen de beschuldiging aan het
adres van Boeroendi, dat dit land ter
roristen over de grens naar Rwanda
had gestuurd om onrust aan te wakke
ren.
Boeroendi wees onmiddellijk alle be
schuldigingen van de hand en stglde,
dat Rwanda slechts de feitelijke bin
nenlandse ongeregeldheden wilde ver
bloemen.
De ministers van Buitenlandse Zaken
konden geen verzoening tot stand bren
gen en de op de topconferentie aanwe
zige staatshoofden moesten later pre
mier Moboetoe van Kongo als bemid
delaar aanwijzen, omdat zij het con
flict ook niet konden oplossen.
De krachtmeting tussen de radicale
landen en de conservatieven vond
zijn hoogtepunt, toen het uit 11 landen
bestaande bevrijdingscomité, dat hulp
aan Afrikaanse „vrijheidsstrijders" ver
leent. aan de orde kwam.
Tunesië en verscheidene andere voor
malige Franse bezittingen trachtten te
vergeefs een resolutie aangenomen te
krijgen, waarbij het comité werd opge
heven. gezien de kosten en de hierme
de niet in overeenstemming zijnde re
sultaten.
Toen dit niet doorging, trachtten de
conservatieve landen de begroting van
het comité, dat het hoofdkwartier in
Dar Es Salaam heeft, drastisch te be
snoeien.
Maar president Nyerere liet de waar
schuwing horen, dat indien op de be
groting zou worden besnoeid het comi
té beter uit Dar Es Salaam zou kun
nen worden teruggetrokken, waarna de
meer gematigde Afrikaanse landen hun
pogingen in dit verband opgaven.
Volgens waarnemers zal de krachtme
ting tussen de radicale landen en de
conservatieven zich voortzetten en zal
de positie van de Organisatie voor
Afrikaanse Eenheid er ernstig door ver
zwakt worden in de komende jaren.
0 De politie van het bureau Lodewijk
van Deyselstraat te Amsterdam
heeft de 26-jarige automobielVerkoper
L. G. aangehouden, op verdenking van
verduistering van f 14.000. Op diverse
manieren heeft de man zijn werkgever
benadeeld door het achterhouden van
geld bij de aan- en verkoop van zowel
oude als nieuwe wagens.
DJAKARTA Voor het eerst na vele jaren zal de Indonesische regering voor
volgend jaar een evenwichtige begroting kunnen indienen, 7.0 heeft de Indone
sische minister van Voorlichting. Burhanuddin Mohammed Diah, op een perscon
ferentie in Djakarta meegedeeld.
De begroting zal op 17 november worden voorgelegd aan. het parlement.
De laatste zeven jaar werd het parlement alleen achteraf meegedeeld, hoe
reusachtig groot het tekort op de begroting was geweest.
Volgens Diah, bedragen inkomsten en uitgaven van de begroting 1967, 80,3
miljard nieuwe rupia.
Een kwart van de uitgaven is bestemd voor Defensie en nationale veiligheids
maatregelen. De laatste jaren slokte defensie 70 tot 80 procent van de begrotings
middelen op, door de str(jd om het voormalige Nieuw-Guinea en later de „con
frontatiepolitiek" tegen Maleisië.