G. Puchinger stelde Tilanus' levensverhaal te boek Set Snoezige Babykleertjes Tevens een stuk eigentijdse parlementaire geschiedenis Schouten. wat doen nou Oosten nog een bedreiging Over de grenzen 0.A.L Gevluchte Roberts zou hoofddader zijn Indonesische begroting in evenwicht j Dat jongetje uit j Deventer.... I Interessant Zalmhaan" Mr. Marijnen Slecht behandeld Bekwaam Aspida-proces in Athene i bij p» NA VO^parlementariërn bijeen Nikolai overleden na tof Moord op 3 Londense agenten UiiiJun^ iiv)ki«iuLi\ I )vw (Van een onzer redacteuren) f\f schoon de vroegere leider der Christelijk-Historisclie Tweede-Kamer- fractie, de in februari j.l. overleden dr. H. W. Tilanus, ons geen zelfge schreven memoires heeft nagelaten, is dezer dagen bij de Uitgevers Mij. J. H. Kok N.V. te Kampen een boek verschenen, dat heel goed voor zo'n per soonlijk gedenkschrift kan doorgaan. Na zijn afscheid van het politieke toneel, heeft nu wijlen dr. Tilanus zich door drs. G. Puchinger laten overreden om hem zijn levensverhaal te vertellen en deze laatste heeft dal thans gepubliceerd in het boek Tilanus vertelde mij zijn leven". Daarmee heeft de schrijver niet alleen een portret getekend van een Kamerlid, dat als zodanig decenniën ach tereen op de voorgrond stond, maar ook een opmerkelijk stuk eigentijdse par lementaire geschiedschrijving toegevoegd aan de weinige lectuur, die er op dit gebied in Nederland bestaat. Het 280 pagina's tellende boek is verlucht met ongeveer 25 foto's en kost in de boekhandel f 13,75. In zijn inleiding verhaalt drs. Puchinger hoe hij in augustus 1962 voor het eerst persoonlijk contact met dr. Tilanus had, toen hij hem vroeg een paar brieven te mogen inzien, in verband met een proefschrift, dat hij van plan is te schrijven over enkele kabinetsformaties in het verleden. Hij kwam bij die eerste ontmoeting tot de conclusie, dat de grijze parlementariër heel wat we tenswaardigs te vertellen had en dat eigenlijk zou moeten opschrijven om het voor het nageslacht te bewaren. \Jerhalen over zijn prille jeugd, die 2 2 hij in Deventer doorbracht hij j j werd daar zondag 5 oktober 1884 ge- boren vertelde dr. Tilanus de heer 2 Puchinger de volgende anekdote: „Ik 2 2 reed als kind op een driewielertje. Een jong advocaat zag mij dan wel, als hij 2 naar zijn kantoor wandelde, en zei mij 2 2 altijd heel vriendelijk goedendag: 2 „Dag, jongetje!" Die advocaat heette Marchant. Een vijfenveertig jaar later 2 was mr. H. P. Marchant minister van 2 Onderwijs, Kunsten en Wetenschap- pen en kwam hij met zijn nieuwe spel- 2 ling: Niet zóó maar zó. Ik hield toen 2 op 21 juni 1934 in de Kamer een inter- 2 pellatie en op 27 juni werd een motie, 2 die ik indiende met Feber, Suring, 2 2 Wendelaar en A. Zijlstra, tot teleur- J stelling van minister Marchant aange- nomen. Na de aanvaarding van die 2 motie zei Marchant mij: „Ik had niet 2 gedacht, dat ik van dat jongetje op die driewieler in Deventer later nog 2 zoveel last zou hebben!" i ADVERTENTIE Nadat dr. Tilanus in 1963 als fractie leider van de C.H.U. was afgetreden, drong drs. Puchinger er in de loop van het volgende jaar nog eens voorzichtig bij hem op aan, dat hij, nu hij zich nog gezond voelde, ernst moest maken met het schrijven van zijn memoires en hij bood hem daarbij gaarne zijn diensten aan. Eind 1964 nam dr. Tilanus het besluit, dat zij in 1965 iedere woensdag avond bij elkaar zouden komen en dat hij drs. Puchinger dan rustig zijn levens- haal zou vertellen. Deze verzamelde de stof voor het boek in ongeveer twintig werkbezoeken bij dr. Tilanus thuis, die hem steeds zeer hartelijk ontving en zich ook seri eus voorbereidde door het maken van „huiswerk": op grote vellen papier maakte hij vooraf aantekeningen, opdat zijn geheugen hem in de loop van zijn verhaal niet in de steek zou laten. Drs. Puchinger mocht van hem opschrijven wat hij wilde. Zijn enige verzoek was om niets van al wat hij vertelde nog tijdens zijn leven te publiceren: „Dat zou ik nou bepaald vervelend vinden", zei hy, maar voor het overige liet hij de schrijver volledige vrijheid. Helaas is het levensverhaal van dr. Tilanus door diens dood in februari van dit jaar niet geheel voltooid. Het is af gebroken bij zijn verslag over de Hui zencrisis, waarmee het kabinet-De Quay omstreeks de jaarwisseling 1960/ '61 te kampen had. De heer Puchinger meende, dat het zijn plicht was op kor te termijn iets ter nagedachtenis van dr. Tilanus te publiceren, die hem immers zoveel avonden gastvrijheid had ver leend. „Hij had niets gevraagd, maar ik had hem zijn medewerking verzocht om een publikatie over hem voor te be reiden, en het leek mij mijn taak daar nu snel vorm aan te geven", aldus de schrijver, die aan de afronding van dit boek voorrang heeft gegeven boven het voltooien van zijn dissertatie. Het levensverhaal van dr. Tilanus be helst tal van passages over zyn per soonlijk leven (zijn jeugd, de opleiding tot beroepsofficier, zyn intrede in 't po litieke leven, zijn vier jaar durende gij zeling in de oorlogsjaren), maar het is vooral interessant geworden, doordat men rechtstreeks te horen krijgt hoe dr. Tilanus kamerlid van 1922 tot 1963 heeft geoordeeld over bepaalde si tuaties, kabinetten, ministers en oolle- ga's. Drs. Puchinger schrijft: „Hij betoon de zich als verteller dezelfde mens, die hij was geweest in de politiek; in zijn overtuiging als het moest een terrier; men bracht hem niet gemakkelijk van een eenmaal gevormd oordeel af, of het nu zaken of mensen betrof. Maar men selijke mildheid behield daarbij steeds de overhand". „Eigenlijk sprak hij nooit kwaad over mensen. Een enkele keer, wan neer ik eens op een oordeel aandrong, was het: „Nou ja", of, sterker: „Die kan je van mij gestolen krijgen" Met daarna een pertinent zwijgen. Het allerergste was, als hij een héét en kele maal, starend in de verte, tegen me zei: „Ik zie hem liever niet meer terug". „Hij sprak met respect over vroege re politieke leiders. Hij had geen neiging te suggereren, dat hij het nu allemaal beter zag dan zij, ook al was dat wel eens het geval. Maar ik hoorde ook nooit met ze dwepen". De schrijver concludeert: „Zeker, hij behoort in onze Vaderlandse Geschiede nis niet tot de eersterangs staatslieden, die langere of kortere perioden geheel beheerst hebben, zoals Groen, Thorbecke Kuyper, Lohman, Colijn, en in zekere zin ook Ruijs, Nolens en Drees. Hij zelf zou trouwens slechts willen, dat hij tot de politieke leiders van de tweede klas se gerekend werd. Maar onder hen be hoort hij dan ook tot de allerbeegaafd- sten als mens en medemens". Met toestemming van de uitgever, la ten wij hieronder een fragment uit het boek volgen om onze lezers een indruk te geven van de „indirecte memoires" van dr. Tilanus. Wij kozen hiervoor het laatste gedeelte waar de vroegere C.H.- leider zijn mening geeft over het kabi net-De Quay, dat in mei 1959 optrad. Voorop gesteld moet worden, dat de aanvaarding van het premierschap voor De Quay een offer betekend heeft. Het was algemeen bekend, dat men om een premier verlegen zat! De Quay was Commissaris van de Koningin in Noord- Brabant, en vergeleken bij het premier schap is dat een zalmbaan. Toen Romme mij de naam van De Quay noemde, heb ik direct opgemerkt, dat ik dat geen gekke uitvinding vond. Sommigen hadden bezwaar tegen zijn benoeming, omdat De Quay in 1940-'41 behoord heeft tot het driemanschap van de „Nederlandse Unie". Maar hoewel ik zelf tegenstander van de „Nederland se Unie" ben geweest, vond ik het wat klein om daar in 1959 nog weer op te rug te komen. Daarbij, bijna iedereen was in 1940 van de kook. Wanneer ik terugdenk aan een goed vaderlander als Colijn, die nota bene een apart kabinet had willen vormen! De Quay was in geen geval ambitieus en ik prijs het in hem, dat hij niet heeft willen weigeren. Ik vond voor hem de aanvaarding van het premierschap een heel ding, aangezien hij het grote politieke leven niet uit dagelijkse erva ring kende! Hij was geen krachtfiguur en toch er kennen de meesten, dat hij uiteindelijk goed gedaan heeft. Met zijn vriende lijkheid voelde hij sommige situaties heel goed aan en hij groeide in zijn ambt, evenals destijds Ruijs de Beeren- brouck. Voor Justitie trad mr. A. C. W. Beer man in het kabinet, een zeer bekwaam advocaat uit Rotterdam, die al even zeer met zijn ministerschap een offer bracht, want hij had een prachtige ad vocatenpraktijk, waarin hij nu trouwens weer is teruggekeerd. Als opvolger van Zijlstra, die nu de finitief naar Financiën ging, kwam op Economische Zaken drs. J. W. de Pous, die het uitstekend deed. Hij was niet alleen in alle opzichten een waardig opvolger van Zijlstra, maar ook als mens prettig en eenvoudig in de om gang, daarbij zeer begaafd en adrem in zijn opmerkingen, soms zelfs geestig. Mr. V. G. M. Marijnen (Landbouw en Visserij) was aanvankelijk een on opvallend minister, die heel weinig naar voren trad. Maar hij had blijkbaar b i n- n e n het kabinet, vooral onder zijn rooms-katholieke collega's gezag, anders hadden die hem later niet gevraagd T"|rs. Puchinger heeft bij het te boek stellen van dr. Tilanus' levensverhaal ook de beschouwingen weergegeven, die de vroegere C.H.-leider gaf van 2 de verschillende parlementariërs, die in de Tweede Kamer zitting hadden, toen hij daar in 1922 zijn intrede deed. Omdat het een aardig beeld geeft van de verhouding tussen de Christelijk-Historische Unie en de Anti-Revolutionaire 2 Partij, laten wjj hier volgen hoe dr. Tilanus de vroegere A.R.-leider, wijlen j dr. Jan Schouten, zag: „Voor J. Schouten had ik veel respect, vooral voor zijn streng formule-den- 2 ken, dat vaak juist was, maar soms wel moeilijk te volgen. Hij had een heel goed verstand en kon ook scherp analyseren, maar hij was daarin ook moeilijk en soms wat stroef in de omgang. Een enkele keer kon hij bepaald afstotend 2 benoeming bevorderd maar "hem daar- stroef zijn, al bedoelde hij dat niet. 2 na niet geholpen Èn ook Van Riel heeft dat slechte spel premier te worden. Men leert iemand nu eenmaal het best kennen in een kleine kring van mensen, ook in de politiek en daar ging men hem kennelijk waarderen. Dat zijn rooms-katholieke collega's in 1963 zeiden: jij moet pre mier worden, dat zegt iets. Zijn naam blijft overigens, evenals die van Barend Biesheuvel (die iedereen graag mag), verbonden aan de Irene-kwestie die hij even rustig en evenwichtig, zonder overmatig naar voren te treden, heeft opgelost. Mr. dr. Ch. J. M. A. van Rooy (Sociale Zaken) onderschatte het minis terschap: hij wist er werkelijk niets van. De kamerleden, die, als ze bemer ken dat een minister zijn zaken niet kent, rakkers kunnen zijn, stelden hem vragen, die hij niet kon beantwoorden. Want hij kende de wetgeving van zijn departement nu eenmaal niet. Toch ben ik er van overtuigd, dat hij het nu als Commissaris van de Koningin uitste kend zal doen, want op dat gebied is hij wél goed ingewerkt. Dr. G. M. J. Veldkamp werd zijn opvolger: ondanks zijn grijze haren is hij nog jong; daarbij bekwaam en am bitieus. Hij kent de sociale wetgeving door en door, want hij is er op zijn de partement waar hij eerst staatssecre taris was mee opgegroeid. Wel ge loof ik, dat hij een beetje erg op de so cialisten gesteld is. Dat is mij uit zijn contacten met kamerleden altijd opge vallen. Wanner je in de Kamer stil zit en rustig rondkijkt, ontdek je vanzelf waar en hoe de contacten liggen tussen sommige ministers en kamerleden. Als vice-premier en tevens voor het departement van Verkeer en Waterstaat trad op drs. H. A. Korthals. Hij zal wel nooit gedroomd hebben nog eens vice- premier te worden. Ik ben in 1948 met hem naar Indië gereisd en bewaar aan die reis vele goede herinneringen, te meer omdat ik hem graag mag. Hij behoort tot de vooruitstrevende libera len, met werkelijk sociaal besef en hij verloochende dat tijdens zijn minister schap niet. Nu is hij lid van de Raad van State. Mr. E. H. Toxopeus, die Binnenlandse Zaken kreeg, is een typische advocaat, die als zodanig in Breda een goede naam had. Hij is luthers, maar met een tamelijk vrijzinnige inslag, geloof ik. Toxopeus spreekt met groot gemak, ook wel eens over zaken waar hij niet al te veel van weet, maar daar staat tegen over, dat hij fris en gezellig in de om gang is en dat is in de politiek op zijn tijd van belang. Daarom bracht hij iets van een frisse wind in het liberale ge zelschap. Helaas is Sidney J. van den Bergh maar heel kort minister van Defen sie geweest, wat vooral voor dat moei lijke departement erg jammer was. Hij werd opgevolgd door ir. S. H. Visser, want Van den Bergh moest en zou nu eenmaal door een liberaal worden opge volgd. Maar Visser was qua inslag toch tamelijk rouge. En misschien heeft dat hem binnen de lilterale gelederen vijanden bezorgd. Hij trof de moeilijke zaak Van der Putten aan. Ik heb het dossier van Van der Putten geheel moeten bestuderen en ik kwam tot de conclusie.dat Van der Putten het type querulant was, zo als ik die heb leren kennen en begrijpen in het werk van de Commissie van Ver zoekschriften. waarvan ik lid ben ge weest. Querulanten hebben altijd 'n tik- kie gelijk, maar ze laten nooit meer los en komen steeds weer op hun zaak te rug. Zo was het ook met Van der Put ten. Hij zag wel degelijk enige fouten, maar zijn actie was overtrokken en ging gepaard met een krantengebrul, waar voor Oud en zijn fractie veel te beducht zijn geweest. Helaas heeft de liberale fractie zich hierbij niet sympathiek jegens Visser ge dragen. Eerlijk gezegd, ik maakte nooit groter schandaal mee dan de behande ling van Visser, die eerst met medewe ten van Oud een ministerschap op zich nam en daarna door zijn eigen fractie deloyaal werd behandeld. Oud heeft zijn „Ik herinner mij nog, dat wij bij een kabinetsformatie eens samen op de stoep bij Drees stonden, om door hem ontvangen te worden. Ik zat er erg mee 2 wat we maesten doen en vroeg aan Schouten, tijdens een klein minuutje wach- ten voor we werden opengedaan, heel persoonlijk: „Schouten, wat doen jullie nou?" Hij keek me daarop, zoals hij dat doen kon, met zijn strakke ogen lang 2 aan en zei toen: „Ja, Tilanus, dat zou je nu zeker wel eens willen weten!" Maar hij zweeg. Ik kreeg geen antwoord. Hij vond het formeel als hij was kennelijk ongepast, dat ik hem zoiets vertrouwelijks op z'n moment vroeg. 2 En volgens hem, liet de verhouding A.R.—C.H. zo'n vertrouwelijkheid aller- minst toe! j Zijn onbaatzuchtigheid in al zijn arbeid was even spreekwoordelijk als de 2 eenvoud, ja soberheid, van zijn levenswijze. Ik heb maar één keer een bezoek bij hem thuisgebracht; dat was het jaar vóór zijn dood. Ik dacht: wat woon jij hier eenvoudig!" in de Eerste Ka mer jegens Visser gespeeld en hem daar het leven moeilijk gemaakt. Ik heb veel ministers zien afmaken, maar de manier waarop men 't Visser deed dat wil zeggen zijn eigen geestverwan ten! heb ik verschrikkelijk gevonden! Ik heb hem naar vermogen gesteund en heb daar nooit spijt van gehad, want ik vond Visser een goede mi nister; als het moest een minister met lef, die, toen Oud hem slecht behandel de, niet voor hem opzij ging, en als minister, volkomen constitutioneel, zijn eigen weg ging. Visser had in ieder ge val de moed zich jegens zijn liberale geestverwanten zelfstandig te gedragen In feite betrof het hier een tweede geval Stikker, hoewel er gelukkig geen kabi netscrisis uit is voortgekomen, zoals in 1951, zelfs geen ministerscrisis. Terecht is Visser aangebleven, omdat hij, met alle kritiek die zijn eigen fractie op hem had, de steun van de meerderheid der Staten-Generaal nooit verloren heeft. Gelukkig had hij twee bekwame staatssecretarissen naast zich: gene raal M. R. H. Calmeyer, over wie ik al gesproken heb, en P. J. S. de Jong. De laatste is nu met ere minister van Defensie. Hij is bekwaam en denkt in stilte: laten ze maar praten. Hij regeert zijn moeilijke departement uitstekend, want evenals Veldkamp begon hij als staatssecretaris en werd daarna minis ter. Dat heeft het voordeel, dat men de structuur van 'n departement leert be heersen. Het kabinet-De Quay had trouwens verschillende bekwame staatssecre tarissen. Ik denk allereerst aa"n dr. W. H. van den Berge, die als staatssecreta ris van Financiën een prima deskundige, was. Niet alleen als uitvoerder van het belastingwezen, maar ook als denker was hij van formaat. Wanneer wij hem tussen 12 en 2 buiten wel eens ontmoet ten, zag je hem denken en had je de indruk, dat zijn enige politieke gebrek was, dat hij vergat, dat je op straat ook bekenden moet groeten. Hij is nu 'n waardevol lid van de Raad van State. Ook B. Roolvink vond ik als staats secretaris zeer bekwaam. Wij kenden hem bij zijn benoeming niet, maar tij dens zijn eerste debatten in de Tweede Kamer kwamen kamerleden op mij toe, die vroegen; „Wie is hij eigenlijk? Hij is prima!" Roolvink kan de taal spre ken, die Suurhoff verstaat en als het moest, sloeg hij er in de debatten van achter de ministerstafel op los. Ten slotte denk ik aan drs. W. K. N. Schmelzer, die 't evenals Roolvink van staatssecretaris tot fractieleider bracht. Hij is knap en charmant en tevens een fijn mens. Ik leerde hem vooral op buitenlandse congressen waarderen. Wel zou men hem in de Kamer soms stoer der wensen, vooral als leider van zijn zo verdeelde fractie. Hij moet maar veel aan Nolens denken, len kop"! met zijn sta- Een pyamajasje, een luierbroekje met zijdezacht plastic gevoerd plus een royale trappelzak - alles in hetzelfde vrolijk gedessineerde zwanendons, prachtige stevige kwaliteit - voor slechts 7.50 totaal en 5 Molenaar waardezegels (winkelprijs ƒ11.40). Stuur uw waardezegels aan: Babyset-actie, Postbus 161, Westzaan. Vermeld duidelijk uw naam en adres en ook welke kleur u wilt hebben - rose, bleu of wit. U ontvangt dan een ingevulde giro- stortingskaart. Binnen 10 dagen na ontvangst van het bedrag krijgt, u de set babykleertjes thuisgestuurd. Molenaar waardezegels vindt u op alle pakjes Molenaar's Kinder meel - Rijstebloem, Bordklaar Rijstebloem, Tarwebloem, Smulklaar Tarwebloem en Kindergries (Molenaar's Kindermeel is als enige in een assortiment van 5 soorten verkrijgbaar). PARIJS In een rede voor meer dan 2041 afgevaardigden op de twaalfde jaar lijkse bijeenkomst van NAVO-parlementsleden, heeft Manlio Brosio, de secreta ris-generaal van de Noordatlantische Verdragsorganisatie, gezegd, dat de Sov jet-Unie nog steeds een geweldige bedreiging voor het Westen vormt en dat de Verenigde Staten alleen in staan zijn om afdoende bescherming te bieden. De verklaring van secretaris-generaal Brosio is een duidelijke afwijzing van het door Frankryk ingenomen standpunt, dat het communistische blok niet langer een militair of politiek gevaar vormt en dat geen verdere behoefte meer bestaat aan een geïntegreerde defensie. De topconferentie van de O.A.E. <d Organisatie voor Afrikaanse Een heid) die vorige week werd besloten, heeft de tegenstellingen tussen de ver schillende Afrikaanse staten eerder verscherpt dan verzacht. Toen de organisatie voor Afrikaanse eenheid door 32 onafhankelijke Afri kaanse landen in 1963 werd gesticht, I luidde het voornaamste in het handvest j vastgelegde doel van de organisatie: j „Het bevorderen van de Afrikaanse so- I lidariteit". Het ledenaantal is inmiddels tot 38 I gegroeid, maar heden ten dage kan I zelfs de schijn van Afrikaanse eenheid niet meer worden opgehouden. Praktisch niemand van de honderden I staatslieden en diplomaten die aan de topconferentie hebben deelgenomen, is j met de bereikte resultaten geheel te vreden. Allereerst waren er de vijandelijkhe- i den tussen Ghana en Guinee, die aan de vooravond van de topconferen- j tie tot uitbarsting kwamen. Ook toen 1 de moeilijkheden voor een deel waren j opgelost, bleven zij hun stempel op de conferentie drukken. Voorts kwam de krachtmeting tussen de radicale landen zoals Tanzania, Egypte, Algerije, Zambia en de con servatieve landen zoals Tunesië, de j Ivoorkust en andere voormalige Franse bezittingen aan het licht. De president van Tanzania, Juliua Nyerere, noemde de conferentie on der meer „meer dan teleurstellend" en beklaagde zich er over dat de topcon ferentie iedere verplichtingen uit de weg was gegaan. Verder is er nog het geschil tussen Rwanda en Boeroendi, dat tijdens een De waarschuwing van secretaris-gene raal Brosio om de waakzaamheid niet te laten verslappen, werd door de voorzit ter van de conferentie, J. Soares da Fonseca uit Portugal onderschreven. MOSKOU. In Moskou ls overleden de politicus Nikolai Ignatof. Hij is 64 jaar geworden. Van 1957 tot 1960 diende Ignatof, zoon van een arbeider in Stalingrad, in het presidium van de communistische partij. Dit maakte hem een van de 12 machtigste mannen van het land. Hij was tevens lid van het partijsecretariaat. Later werd hij plaatsvervangend pre mier een van de zes die onder premier Kroestsjef dienden verant woordelijk voor de landbouw. In 1960 werd hij uit de partijleiding gezet en in 1962 verloor hij ook zijn functie van plaatsvervangend premier. Hij sleet zijn laatste jaren in de hoofdzakelijk cere moniële functie van vice-president van de Opperste-Sovjet. f De gemeentebesturen van Zaandam, Westzaan, Assendelft en Wormer- veer hebben, na lange aarzeling, aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring voorgelegd de raadsbesluiten van 27 ju li, betreffende het vormen van een ont wikkelingsschap voor de Zaanstreek. LONDEN Voor de Old Bailey, het centrale bof voor strafzaken in Londen, is de behandeling begonnen van de zaak betreffende de drie rechercheurs, die op 12 augustus j.l. voor een gevangenis in Londen werden doodgeschoten. Twee van de drie verdachten zijn in hechte nis, terwijl de derde, Harry Roberts nog niet Is opgespoord. ATHENE In Athene is het proces begonnen tegen 28 officieren van het Griekse leger, die er van worden be schuldigd lid te zijn geweest van een Illegale organisatie die uit was-op om verwerping van de regering. In de 475 bladzijden omvattende aan klacht wordt gezegd, dat die organisa tie, Aspida-schild genaamd, de Griekse regering wilde vervangen door een van het recept-Nasser. Omdat het proces ge voerd wordt door een militair hof, staan alleen militairen terecht, doch in de aan klacht wordt beweerd, dat de burger Andreas Papandreoe, zoon van de ex- premier George Papandreoe, aan het hoofd van Aspida stond. Er worden in dit proces 400 getuigen verwacht, met aan het hoofd gen. Geor ge Grivas de geheimzinnige figuur ach ter de anli-Britse campagne welke Cy prus onafhankelijkheid bezorgde. Grivas heeft begin vorig jaar, koning Constan- tijn schriftelijk het bestaan van .Aspida' onthuld. De procureur-generaal Sir Elwyn Jo nes verklaarde, dat Roberts de recher cheurs Wombwell en Head had doodge schoten en dat de 37-jarige John Duddy rechercheur Fox had gedood. De derde verdachte is de 36-jarige John Witney. Volgens de lezing van Sir Elwyn be- vonden de drie verdachten zich in de oude bestelauto van Witneywaarmee zij van plan waren een misdrijf te be gaan, toen zij werden aangehouden door een politie-auto. Agent Wombwell en sergeant Head liepen op de bestelauto af. Roberts schoot door het portierraam Wombwell neer, sprong uit de auto en vuurde op Head. Dit schot miste. Head riep „nee. nee' en probeerde tevergeefs dekking te zoeken achter de politiewa gen. Intussen schoot Duddy, die ook uit de bestelauto was gekomen, van nabij agent Fox neer die nog ln de politie auto zat. Hoewel Witney dus zelf niet had ge schoten, aldus Sir Elwyn. is het open baar ministerie van oordeel, dat beide verdachten schuldig zijn aan de drie moorden, omdat zij wisten dat er in hun auto geladen vuurwapens lagen. „Ieder van hen was bereid en stond gereed ze zo nodig te gebruiken. Hetzij bij het plegen van de misdaden die zij die dag hadden willen plegeh, hetzij om te kunnen ontkomen indien Iemand zou trachten hen te arresteren," aldus Sir Elwyn. Volgens een verklaring van Duddy, waren de mannen die dag van plan geweest een huurophaler te beroven. Witney zou de politie verteld hebben_ dat Roberts een der rechercheurs in zijn gezicht had geschoten toen zij door de rechercheurs werden ondervraagd. Een andere rechercheur die naar zijn wagen rende werd door Duddy neergeschoten, aldus de verklaring van Wltney. Alhoewel Frankrijk deel blijft uitma- maken van de Noordatlantische Ver dragsorganisatie onder een speciale sta tig, zou volgens secretaris-generaal Bro sio de NAVO ernstig verzwakt worden, indien andere landen het voorbeeld van Frankrijk zouden volgen. De Duitse minister van Defensie, Kai Uwe von Hassel, keerde zich indirect eveneens tegen de door Frankrijk ge volgde politiek. Onder de NAVO-partners bestaat geen instemming over de mate van dreiging uit het Oosten. Maar een feit is, zo ver volgde de Duitse defensieminister, dat er achter het IJzeren Gordijn twee mil joen man gereed staan, die centraal gecommandeerd worden. Feiten zijn ook dat het raketten-potentieel, dat van het westen van de Sovjet-Unie uit op Euro pa gericht staat, zijns gelijke in de Wes telijke landen niet heeft, dat alle strijd krachten van de landen van het War- schau-Pact voortdurend gemoderni seerd worden, dat het Oost blok in de laatste jaren zodanig aan zijn verbindingen met het achter land gewerkt heeft, dat het op het ogenblik in staat is om per dag onge veer vijf volledig uitgeruste divisies uit het achterland snel naar voren te bren gen en dat zich ten westen van het Oe- ralgebergte zes luchtlandingsdivisies be vinden. Iedere vermindering van de troepen, die ter beschikking staan van het geal lieerde opperbevel in Europa, leidt tot uitholling van het beginsel van de „flexible response". De gebeurtenissen in een jong ver leden hebben veertien landen van de NAVO er toe gebracht, genoegen te ne men met wat men zou kunnen noemen een organisatie op twee niveaus, met een speciaal statuut voor de bondgenoot Frankrijk. Dat wil echter niet zeggen dat de veertien principieel een tweevou dige organisatie hebben aanvaard. Soms is het noodzakelijk te aanvaarden waar van het gezond verstand zegt dat het niet juist is. Zo heeft Manlio Brosio, secretaris-generaal van de NAVO, de si tuatie gekarakteriseerd, waarin het At lantische bondgenootschap zich op het ogenblik bevindt. Twee onderwerpen zullen tijdens de ze conferentie speciaal de aandacht heb ben, namelijk het vraagstuk van het omzetten van de conferentie van parle mentariërs in een Atlantische raadge vende vergadering en in de tweede plaats de hervorming van het Atlantisch bondgenootschap. Over het eerste onder werp heeft de Britse afgevaardigde Sir Geoffrey de Freitas een rapport uitge bracht. Brosio herinnerde er aan dat het instellen van een Atlantische raad gevende vergadering in kringen van het Amerikaanse State Department prema tuur genoemd is. Ook verheelde hij niet te geloven dat de regeringen van de verbonden landen wel eens de grootste struikelblokken voor realisering van het plan zouden kunnen zijn. JULIUS NYERERE verre van één van de zittingen van de ministers van Buitenlandse Zaken opvlamde. Rwanda uitte toen de beschuldiging aan het adres van Boeroendi, dat dit land ter roristen over de grens naar Rwanda had gestuurd om onrust aan te wakke ren. Boeroendi wees onmiddellijk alle be schuldigingen van de hand en stglde, dat Rwanda slechts de feitelijke bin nenlandse ongeregeldheden wilde ver bloemen. De ministers van Buitenlandse Zaken konden geen verzoening tot stand bren gen en de op de topconferentie aanwe zige staatshoofden moesten later pre mier Moboetoe van Kongo als bemid delaar aanwijzen, omdat zij het con flict ook niet konden oplossen. De krachtmeting tussen de radicale landen en de conservatieven vond zijn hoogtepunt, toen het uit 11 landen bestaande bevrijdingscomité, dat hulp aan Afrikaanse „vrijheidsstrijders" ver leent. aan de orde kwam. Tunesië en verscheidene andere voor malige Franse bezittingen trachtten te vergeefs een resolutie aangenomen te krijgen, waarbij het comité werd opge heven. gezien de kosten en de hierme de niet in overeenstemming zijnde re sultaten. Toen dit niet doorging, trachtten de conservatieve landen de begroting van het comité, dat het hoofdkwartier in Dar Es Salaam heeft, drastisch te be snoeien. Maar president Nyerere liet de waar schuwing horen, dat indien op de be groting zou worden besnoeid het comi té beter uit Dar Es Salaam zou kun nen worden teruggetrokken, waarna de meer gematigde Afrikaanse landen hun pogingen in dit verband opgaven. Volgens waarnemers zal de krachtme ting tussen de radicale landen en de conservatieven zich voortzetten en zal de positie van de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid er ernstig door ver zwakt worden in de komende jaren. 0 De politie van het bureau Lodewijk van Deyselstraat te Amsterdam heeft de 26-jarige automobielVerkoper L. G. aangehouden, op verdenking van verduistering van f 14.000. Op diverse manieren heeft de man zijn werkgever benadeeld door het achterhouden van geld bij de aan- en verkoop van zowel oude als nieuwe wagens. DJAKARTA Voor het eerst na vele jaren zal de Indonesische regering voor volgend jaar een evenwichtige begroting kunnen indienen, 7.0 heeft de Indone sische minister van Voorlichting. Burhanuddin Mohammed Diah, op een perscon ferentie in Djakarta meegedeeld. De begroting zal op 17 november worden voorgelegd aan. het parlement. De laatste zeven jaar werd het parlement alleen achteraf meegedeeld, hoe reusachtig groot het tekort op de begroting was geweest. Volgens Diah, bedragen inkomsten en uitgaven van de begroting 1967, 80,3 miljard nieuwe rupia. Een kwart van de uitgaven is bestemd voor Defensie en nationale veiligheids maatregelen. De laatste jaren slokte defensie 70 tot 80 procent van de begrotings middelen op, door de str(jd om het voormalige Nieuw-Guinea en later de „con frontatiepolitiek" tegen Maleisië.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1966 | | pagina 6