Als de wilde jager door het bos raast Grote puzze Sint Nicolaas is weer in het land Hongaarse kampioen Laatste serje H ei 9 m %j il ÉH iü 8 Hf Mi 11 m iü Hf s Hl §§f iü 'IS s Hl Hf if S iü n MR5 B§jy tl g n g is r g Jan trouwt een bosprinses u SCHAAKRUBRIEK ^H. BOUWMEESTER DAMRUBR1EK P. BERGSMA Je moet de bossen eens ingaan als een fikse wind komt aan- loeien. Als ze aan komt stormen over de vallei, slaat ze te pletter tegen de haast onafgebroken bos rand van de Utrechtse Heuvelrug. U mag mij geloven of niet, maar ik vind een bos als het stormt overweldigend. Aan regen heb ik het land, maar de wind is mijn vriend. Een regenbui heeft ook wel haar goede kanten. Dan ziet bos en veld er uit om door een ringetje te halen en als de zon doorbreekt, hangt het hele bos vol glinsterende diamanten en loop Je in een schoongewassen wereld. Maar 't liefst zijn mij de wan delingen geweest als over de val lei de wolken jagen en de kraai en in de lucht alle moeite hebben het stuur recht te houden. In het dichte bos dringt de wind niet zo door. Dat is ook fijn. Je ziet hoe het ondergedeelte van de denne- stammen niet eens in beweging Is en laten wjj onze blik om hoog gaan, dan deint het dunne re stamgedeelte op de cadans van de wind heen en weer heen en weer. Door het naaldendak zoeft de storm. Zjuuuut - zjuuut - zjuut gaat dat daar maar. Op een open plek stuiven hele wolken dor, bruin blad omhoog en staat de berken opslag te trillen en te beven. Door de beukenlanen stormt del wilde jager voort tot het dwars op de laan staande sparrenbos de aan val vloertJDan leeft en stoeit het bos zelf. Je moet dat ook ééns doen als een fjjne, dunne nevel tussen de dennen hangt en de lage win terzon haar stralen daarmede mengt. Een wonderlijk palet is dat. Heel ijl en wazig zou je dat met conté op parelgrijs papier kunnen proberen vast te leggen. Impessionistisch als u begrijpt wat ik bedoel. Daar mijmert het bos in zichzelf. Dan komt er weemoed in je, een verlangen naar eigen-, lijk niets. Zo maar met je zelf al leen op de wereld zijn. Dan ver andert zo'n stomvervelend cul- tuurbos in eens in een wonder van licht en schaduw. Dan kan het zó stil zijn, dat je het klauwen van de nagels op de stammen hoort wanneer een eekhoorn om hoog klautert. pn 't was op zo'n mistige win- terdag 't liefst al tegen de ivond dat wij een zeldzame ratmoeting hadden. Op een dikke beuketak ontwaarde ik een in 'n zwartbruine pels gestoken boom marter. Ik stootte mijn metgezel voorzichtig aan. Wijzen doe je in zo'n geval niet, want zo'n ge strekte arm betekent voor een dier een bedreiging. De marter zag ons niet. Maar wat dan wel? Aha, wrong de schoen daar. Niet ver bij ons vandaan zat een eekhorn een tussen de voorpoot jes geklemde sparappel af te klui ven. De schubben stoven in het rond, zo rap ging dat. Mijn vriend was nogal verkou den en nieste plotseling. Ijlings stoof de eekhoorn weg. 't Diertje schrok zich een mik. En wat doet dan een eekhoorn? Ze vlucht een boom in. En dat moest nu juist niet. 't Ging allemaal in fracties van seconden. En die marter was zo van jachtdrift bezeten, dat hij maling aan ons had. Ach arme, de dood gluurde mee uit glinsterende kraaloogjes. Het spul begon direct. Een nieuw, veel erger gevaar doemde voor het hevig verschrikte eekhoorntje op. In doodsangst maakte het de stoutste sprongen. De staart zwiepte her en der en je zag hoe het diertje instinctief op zijn ge voel afging en toch geen tak mis te. Een eindeloze afmattingswed loop in de kruinen van de bomen werd het. Ineens zwenkte de eekhoorn on ze kant op. Die rare wezens be neden boezemden hem totaal geen angst meer in. Mijn vriend heeft dat eekhoorntje gered door met een opgeraapt stuk hout hard tegen de boom te ranselen waar- In de marter terecht kwam. Daar had onze rover niet van terug en toen ik met de armen begon te zwaaien raakte die boommarter ln paniek en verdween uit het ge zicht. Wij hadden die eekhoorn in moeilijkheden gebracht en dien den hem op onze beurt te helpen ook. Er zijn nog maar zo wei nig eekhoorns. Tiet mooist vind ik de eekhoorns in winterkleed. Dan zitten ze z olekker dik in hun pels, dan zijn de oorpluimen zo lang en dan zie je ook iets van het resultaat dat de voorraadvorming uit de tijd dat er op de grond veel eikels, beukenootjes en wat al meer la- gen.Ze eten letterlijk alles wat maar „pit" is, dus zaad met een hard omhulsel vooral, dat ze in de herfst in holletjes onder bomen verstoppen. Ze vergeten nogal eens waar ze 't spul verstopt had den en dan bemerkt men zo'n plaats nog wel eens als daar dicht op elkaar beuke- en eike-opslag gaat groeien. Dit evenwel ziet men hoe lan ger hoe minder, omdat het mooie diertje sterk in aantal achteruit gaat. Vroeger ja, toen zag je in de winter wel eens een jachtschut met een bos afgeschoten eek hoorns uit het bos komen. Nu zei Teus de Man, de vogelwachter van het Leersumse veld, dit jaar gedurende een wandelingetje rond de plassen tegen mij: „Hé joh, kijk eens, waarempel een eek hoorn". Zó zeldzaam zijn ze ge worden! Wij hebben nog wel ge speurd naar het nest met de kraamkamer dat dan ergens moest zitten in de vork van een boom tak. Maar mis hoor. 't Zal wel een zwervertje geweest zijn. Zo'n echt eekhoornnest vond ik 'n paar weken geleden in de buurt van de hofstede „Nieuw-Amerongen", onder Overberg. 't Zat daar tegen de stam van een ontbladerde beuk gebouwd, lekkertjes uit de wind en op een veilig plaatsje. Er zat bruin verkleurd blad tus sen omdat ze bebladerde takken mee verwerken. lyaarom schoten de schuts vroe ger de eekhoorns toch zo ge nadeloos weg? Omdat ze ln groot aantal tóch wel schadelijk zijn v rinnr he1 «flrnoh. beien van, de knoppen, ja, en in de broedtijd door de roof- en strooptochten langs de vogelnes ten. Och, en dat is nu ook niet meer nodig, nu ze in ons land zo schaars geworden zijn dat zelfs de jacht opzieners zuing z(jn op hun mooie, vlasinge, van boven roodbruine en aan de buikzijde witte knagertjes. De dikke pluimstaart, die zo grap pig langs de rug omhoog gehou den wordt als het diertje met de voorpootjes als een aapje zit te knabbelen, dit sierraad van een staart is bijna zo lang als het hele lijfje plus de kop. En dat ze er bij het maken van grote spron gen mee kunnen sturen, dat ver telde ik al in de geschiedenis met die marter. C'n marters zijn dan nog zeldza- mer dan eekhoorns. In Jaren zag ik er niet één zelfs en in heel mijn lange tijd van natuuronder zoek maar drie exemplaren. Die ik beschreef was langs de Defen- sieweg, een andere in de bossen van Unitas onder Amerongen en de derde op de tuinmuur van de ridderhofstad te Amerongen. Die laatste was echter een steenmar ter. De, naar u al wel begre pen hebt, doodsvijand van de ran ke eekhoorns is zelf een geweldig acrobaat. Hij moet dagelijks flin ke zwerftochten ondernemen om zijn kostje op te scharrelen. Ze zuigen bloed en hersenen uit hun slachtoffertjes en laten die dan aan de kraaien over. Vreemd ge noeg zijn ze ook verzot op ker sen. Als je veel geluk hebt tijdens een sneeuwwandeling aan de zuid zijde van de Dikkenberg en het Remmersteinse bos zou je in vers gevallen sneeuw de prenten kun nen vinden die alle naar één en dezelfde boom voeren. Een mij bevriende jachtschut vertelde op een keer hoe hij van de nieuws gierigheid van de boommarter ge bruik maakte door, na de ontdek king van het dier, een jas en 'n jagershoed op een stuk hout te hangen, thuis rustig koffie ging drinken. De marter had zich op een tak gedrukt en zat daar nog zoals mjin vriend hem gevonden had. Dat was een prachtig zwart bruin exemplaar geweest in de volle wintervacht. Zo zouden ze er dus nu kunnen uitzien, alsja als u dan toch het geluk eens had er een op uw fietstochtjes tegen te komen. Dat kan echt wel, want 't is altijd nog een echt inlands roofdier. Nu, en een steenmarter is grijsbruin. Daarmee hebben we eens 'n ge weldige scène meegemaakt. Onder de vloer van een huis achter de Parallelweg zou een burg van een das zitten. Zo dach ten de „experts". In een tent heb ben héél wijze mannen van staats bosbeheer er een nacht de wacht gehouden. Ik heb het geval toen op de voet gevolgd en op een mo ment zaagden ze een stuk uit de kamervloer en haalden de jongen er uit. 'k Weet het niet eens meer of ze dood waren, maar ze heb ben er een meegenomen naar Wa peningen, naar de plantenziekten- kundige dienst. Ze wisten het ge woon niet meer. Het diertje was grijs en op 't laatst namen ze maar aan dat het een bunzing- jong was. Tot een marterkenner het uit de ijskast haalde en vaststelde, dat het een jong van een steen marter was. Dat was dan het ein de van een paar veelbewogen da gen. Er is uiteindelijk wel om ge lachen. Wijze mannen kunnen wel eens al te wijs doen. 'k Heb toen maar gedacht dat het zeldzame van deze dieren de mensen uit Wageningen parten gespeeld heeft. Nou ja, een bunzing is óók wel een echte marter. Daar niet van. Maar ze sloegen wel een figuur. YVe dwaalden met onze gedach ten wat af. Dat is altijd zo als je ergens mee bezig bent. Je zou in één artikel wél alles wil len zeggen. En over onze bossen is nog zo veel te vertellen. Aan het begin nam ik u mee naar 'n bos waar een storm doorraasde. Daarna vertoefden wij in een bos waar de zon door de nevels brak en als vanzelf ging het over eekhoorns en marters. Er is evenwel een tijd van de dag dat men in de winter nooit een bos betreedt, n.l. als de avond valt. 'k Heb eens met een vriend zo omstreeks begin november een autotochtje gemaakt gedurende 'n heldere, maanverlichte avond naar het Leersumse veld. Daar stapten we uit en wandelden om de plas sen heen. Die lagen als enorme onbewogen Boeddha-ogen terzijde van het dijkje dat de enorme wa tervlakte in tweeën snijdt. Een heel aparte belevenis. Het toen bladerloze parklandschap aan de oostzijde waren wij gepasseerd zonder een spiertje van leven te ontdekken, 't Was overal dood stil. Geen meeuwengekrijs. Maar dat wij nog geluk zouden hebben olie avond misschien wat ree wild leek ons wat al te optimis tisch. Maar goed, wij waren al weer bijna bij de schuur, toen op de brede bosweg een groepje reeën bij elkaar stond. Tja dat was dan wel erg noverwacht. Dan durf je haast geen adem te ha len. Ze zijn zo schrikachtig en van mensen moeten ze helemaal niets hebben. Er is daar bij de schuur een inrit en die schuifel den wij toen maar omzichting op. Je kunt niet zó voorzichting doen of... foetsie zijn ze .Wij hadden zo'n ontmoeting in de avond nog niet gehad, en 't was beslist te koud om maar ergens aan de kant van de weg te gaan zitten. Nu is dit een vrij natuurlijk bos en als er maar open plekken zijn in dit bostype, dan willen ze daar wel eens rustig gaan grazen. Ik ken daar de weg beter dan Klein Duimpje en wij drongen dan ook door tot aan de rand van het bos waar dit aansluit aan het enorme perceel bouwland. Dèar zouden ze beslist heengaan. En ja, er verscheen er al een. Een grote bok, wist ik, want die éne poten taat is er daar altijd bij. Mijn vriend zei: „Dat is geen bok maar een geit." „Klets niet vent", zo was mijn antwoord, „die is z'n gewei kwijt". Jawel hoor, 't was hemzelf in hoogst eigen persoon, bemerkten wij wat later toen hij als een pasja tussen het vijftal geiten stond. Een beetje schuchter nog kwam er een bok je bij, een héél jonge nog. Nou, die mocht van pa dan ook van de partij zijn. Die ouwe heer kon best z'n pa niet zijn. Ze sluiten meestal zo maar lukraak aan en vormen dan sprongen zoals dat heet. De jagers onder ons weten dat in hun jargon allemaal zo fraai te zeggen. Mijn vriend vond het geweldig en dat was het ook. T~|ie ondanks de avond kilte toch fijne avond blijft in mijn herinnering leven. Maar dat ik diezelfde week voor een zéér, zéér zeldzame waarneming daar nog eens in de buurt verzeild zou raken, neen daar had ik toen nog geen weet van. Op de markt had een boer uit Overberg mij al verteld dat er een „hele witte krein" rond zwierf. Nu is het meestal zo dat als ze je zeggen dat 't een of an dere dier „wit" is, dat veelal een lichtere kleurafwijking betreft. Of 't moeten dan de totaal witte jonge zwaluwen zijn die nu al twee opvolgende jaren in de buurt van de Polderweg uitge broed zijn en waarvan beslist vaststaat dat ze uit een zwart ouderpaar komen. In dat geval zou ik er wat om verwedden dat de oorzaak van dit albinisme bij de vrouwtjeszwaluw ligt, tenzij je zou kunnen bewijzen, dat dit een zo hecht huwelijk is dat die vogels een verbond voor het le ven hebben, 't Is uiteraard iets zeldzaams die spierwitte Veense zwaluwen. Da's een feit.... \fïjn zegsman uit Overberg evenwel bleek een uitermate betrouwbaar waarnemer te zijn geweest. De enige keer in mijn leven dat ik een witte Groen- landse valk gezien heb was toen. En er zijn niet veel pietenkij kers die me dat na kunnen zeg gen. 't Is altijd met volgels waar nemen en het aannemelijk ma ken van een door jezelf gedane waarneming wat moeilijk. Een plant die je gevonden hebt kun je met vindplaats en al doorge ven en dat kan ieder dan persoon lijk controleren. Een vogel leg je nu eenmaal geen „mak zout" op de staart zodat die blijft zitten waar ie zit. Die Groenlandse valk was helemaal wit, al had hq niet als een sperwer overdwars streepjes op de borst. Dat was trouwens 't beste bewijs dat het een valkach tige was. 't Was beslist mijn zeldzaamste vogelwaarneming. ADRIAAN P. DE KLEUVER. In het paleis waren alleen maar lakeisen en die waren allemaal veel ouder. Ze vond het wel leuk kennis te maken met een jongen van haar leeftijd, maar dat liet ze niet direct merken. Eigen lijk voelde ze zich wat vreemd al een paar jaar wist ze, dat er eens iemand zou komen, waar mee ze zou trouwen. Ze had er nooit veel over nagedacht, maar soms bekroop haar wel eens een gevoel van angst voor het onbe kende. Je wist immers nooit wat de generaals mee zouden brengen maar die Jan (Wat een gekke naam. dacht ze) leek haar wel aardig. Met spanning keek ze naar hem Jan had al die tijd naar Myra staan kijken. „Dat is dus dat prinsesje, waarmee ik ga trou wen," dacht hij, besloten om het maar te doen. Hij boog zich naar de koning en zei: „Sire, het zal me een eer zijn de hand van uw dochter te krijgen." (Die zin had hij wel eens in een boek gelezen hij vond dat het onthouden ervan hem nu goed van pas kwam). De koning glimlachte vriendelijk en zei: „Goed, dan is morgen de bruiloft." Jan werd naar zijn slaapkamer gebracht, waar hij meteen op het bed ging liggen, met zijn kleren nog aan. Hij sliep direct ver moeid als hij was door alle onge wone dingen, die hij meegemaakt had. De volgende morgen werd hij vroeg wakker, de zon was nog maar net op. Jan deed zijn kleren O-non dip pen beetje erekreukeld waren en ging naar de zitka mer. Of men geweten had, dat hij zo vroeg wakker zou zijn, kwamen achter elkaar drie bedienden bin nen. Een met thee, een met pap en een met heerlijk verse brood jes. Jan at met smaak, want om dat hij niet meer gegeten had sinds de vorige dag thuis, had hij honger. Enkele uren later kwam er een lakei, die hem vertelde, dat hij zich kleden moest. De kleermaker zou zq komen en samen zouden ze Jan een nieuw pak aantrekken een pak dat geschikt was voor de grote dag. Toen alles gebeurd was, her kende Jan zichzelf niet meer. Hij had een soort uniform aan, met een blauwe broek en een rode jas. Over zijn borst hadden ze een sjerp met een medaille gehangen en ook op zijn jas zat een rij medailles. De lakei vertelde hem, dat de koning hem benoemd had tot ridder in alle ordes, die Polis- tia kende. Dat hoorde erbij, dacht Jan, hij had op de televisie g«ien met koninklijke huwelijken, dat alle prinsen medailles hadden. Om 10 uur in de morgen kwam er een grote gouden koets voor het kasteel aangereden. Sa men met prinses Myra, die een mooie witte bruidsjapon droeg en een gouden kroontje op het hoofd en de koning mocht Jan erin gaan zitten. Door een erehaag van mili tairen en later bijna alle burgers van Polistia eineen ze naar het stadhuis. Hier werd het huwelijk voltrokken. In de middaguren was er groot feest voor alle mensen, waarbij iedereen net zo veel taart kon eten, als hij maar wilde. Er werd gedanst en gezongen en iedereen keek telkens naar het knappe paar dat op een troon midden'in de grote zaal zat, waar het feest gevierd werd. „We hebben het goed getroffen met de nieuwe prins," zeiden de mensen tegen elkaar, „ook al komt hij uit een vreemd land." Prin» Jan zoals hij nu alge meen genoemd werd) beleefde 'n gelukkige tijd. -iet zijn Myra. Vaak gingen ze samen ?ijtoeren maken in de stad, of de omgeving en overal waar ze kwamen wer den ze door de bevolking toege juicht. Enkele dagen in de week werd Jan ingewjjd in de geheimen van het regeren, want hij en My ra moesten later de koning opvol gen. Het werd Jan al gauw dui delijk, dat regeren niet zomaar gaat, maar hij vond het wel pret tig. Toen, plotseling, hoorde hij een stem: „Jan, jongen zou je niet eens naar buiten gaan. Het is he lemaal droog". Verwonderd keek hij op. Hij zat in de kamer ach ter de tafel en alles was gewoon. Het duurde even voor hij begreep, dat hij gedroomd had. Jan ging naar buiten nu weer helemaal wakker. Lang zaam slenterde hij het bos in en toen schrok hij: daar stond de boom, waar ze bijna tegenaan ge reden waren. Hij ging er naar toe en zag, dat de wortels een soort poort vormden. Op zijn buik'kon hij er onderdoor kijken. Vreemd licht kierde tussen de wortels door, op de met mos begroeide grond. Er doorheen slingerde zich een smal „paadje" van enkele millimeters breed, waarover tal loze mieren liepen. Al die mieren haastten zich in de richting van 'n paar grote witte zwammen, die vlak bij elkaar stonden. Samen leken ze precies op Polistia. In het midden stond een witte zwam met allemaal puntjes er op: het kasteel met de torens. Jan, die eerst gedacht had, dat hij gedroomd had, wist nu, dat hij getrouwd geweest was met 'n miereprinsesje. Nog heel vaak ging hij later naar die boom, om naar het gro te rijk van koning Formica Polis- tus III te kijken, maar nooit meer zijn Forminus en Forma- nus in zijn dorp geweest om hem od te halen. Hallo jongens en miesjes Vandaag is Sint-Nicolaas in Ne derland en dus ook hier gearri veerd. Ik heb hem al even ge sproken en hij fluisterde me in het oor, dat alle kinderen van avond reeds hun schoen mogen zetten. De zwarte knechten zullen van nu af aan iedere dag weer aan de schoorsteen luisteren en daar waar lieve kinderen wonen een cadeautje in de schoen leg gen. Hij vindt het leuk, als er nu ook weer iedere avond een liedje gezongen wordt voor de schoor steen, dus dat doen jullie natuur lijk ook. Jullie hartjes zullen nu wel vol verwachting aan het klop pen zijn, wat de Sint dit jaar meegebracht heeft. Je moet ech ter nog twee weken geduld heb ben, voor je het weet, maar juist omdat ook Sinterklaas weet, dat jullie weinig geduld hebben, be gint hij vanavond reeds met klei ne cadeautjes in de schoen te stoppen. Dus denk er aan, want daar waar geen schoen staat, ko men ook geen verrassingen! Deze week heb ik weer capsu les gekregen, en wel van Wilma en Connie Hey. Jullie worden al lebei hartelijk bedankt voor de grote zak vol hoor. De jarigen, die ik deze week mag feliciteren zijn: zaterdag 18 november: Connie Hey; zondag 19 november: Gijs Klaassen uit Rhenen en Alie Ariesen; maan dag 20 november Anneke Fidder, Hel mi van de Kraats en Rieni van Hensbergen; dinsdag 21 no vember Betty Albers en Hans Bleyenberg; woensdag 22 novem ber Ria v.d. Heuvel; donderdag 23 november Leo Bosboom en Tonneke Elsendoorn; vrijdag 24 november Mieneke van Kooten en Beppie en Gerda v.d. Heerdt. Allemaal een gezellige dag toe gewenst. Ik hoop, dat jullie veel plezier zult hebben en dat jullie nog heel vaak jarig zullen zijn. TANTE JOS. \Ian de tweede prijswinnaar van het zone- toernooi in Den Haag, de Hongaar Istvan Bilek, volgt hieronder een vlotte aanvalspartij. In Hongarije is het de laatste jaren dringen geworden om de topplaatsen. Gideon Barcza is praktisch uitgerangeerd; hij zal wel, gezien zijn bijzondere didactische kwaliteiten, een verdienstelijke rol spelen bij de opleiding van de jonge talenten. Laszlo Szabo is nog steeds een actief schaakmeester maar zijn grote tijd heeft hij vermoedelijk wel achter de rug. Lajos Portisch en Levente Lengyel zijn de belangrijkste concurrenten voor Bilek als het om de hedendaagse Hongaarse hegemonie gaat. Eerstgenoemde nam dit jaar aan de lan delijke kampioenswedstrijd niet deel en Bilek kon, mede daardoor, de titel veroveren. Door zqn tweede plaats in Den Haag heeft Bilek het recht verworven op een plaats in het inter- zone-toernooi. Of hij in dat zware concours een rol van betekenis zal kunnen spelen moet worden afgewacht. Wit: Bilek Zwart: Corral. FIDE-zonetoernooi 1966, Den Haag. Konings-Indisch 1. Pgl—f3, Pg8—f6 2. c2c4, g7—g6 3. Pbl c3, Lf8g7 4. e2e4, d7—d6 5. Lfl—e2, 00 6. d2d4, c7c6 7. d4d5 (Deze pion- nenopmars is niet gebruikelijk, maar waar schijnlijk goed speelbaar) 7. Lc8g4 8. 00 Pb8d7 9. Lel—e3, a7—a6 10. Tal—cl, Ta8 b8 11. a2a3 (Voor deze zet gebruikte de witspeler een half uur van zijn bedenktijd) 11. c6c5 12. a3—a4, Pf6—e8 13. h2—h3, Lg4x f3 14. Le2xf3, Dd8b6 (Helaas voor zwart is de opmars b7b5 niet goed mogelijk) 15. b2 b3, e7e5 (Wat anders?) 16. d5xe6 e.p., f7 xe6 17. Lf3—g4, Pe8—c7 18. a4—a5, Db6xa5 (Ook c6 is geen fraai veld voor de dame we gens f4 en Lf3) 19. Ddlxd6, Tf8—f7 20. Pc3 a4 (Dreigt 21. Ld2) 20. Lg7—f8 21. Dd6 —dl, b7—b5 22. Le3d2, b5—b4. 23. Ld2e3, Pd7—f6 24. e4—e5 (Onvoldoende is direct 24. Tal, omdat zwart op g4 ruilt en met ..Lg7 voortzet) 24. Tf7—d7 25. Ddl— e2, Pf6xg4 26. h3xg4, Pc7a8 (De enige ver dediging tegen het dreigende Tal) 27. Tfl— dl, Td7xdl+ 28. Tclxdl. Pa8—b6 29. De2—f3 (De beslissende aanval op de ontredderde ko ningsvleugel) 29. Pb6xc4 30. Df3f6, Tb8 e8 31. Tdld7, Pc4xe5 32. Df6xe5, Da5—b5 (Er dreigde 33. Ld4) 33. Pa4xc5, a6—a5, 34. De5f6 Zwart geeft het op. m HORIZONTAAL: I. werp touw; 6. toorn II. kwaadwillige ac tie; 14. lansier; 15. ontrouw a. e. rege ring; 16. eer; 17. edelgas, afk.; 18. on buigzaam; 20. grap pig zoogdier; 21. smakeloos, flauw; 22 alvorens; 24. metaal; 26. muziekteken in de psalmen; 28 .lust; 30. vuur, geesdrift; 32. idee; 35. in schijn; 38. met ge rechtvaardigde trots; 39. hoeveelheid; 41. vragend voornaam woord; 43. gemeente 0. d. Veluwe; 45. ge wezen-: voorvoegsel; 48. bloem; 50. zeld zaam; 51. kippepro- dukt; 53. verf. 55. foedraal; 57. uit Noorwegen; 59. licht beige; 62. laagst ge legen; 64. oude Lat. bijbelvertaling. 65. tedere: 68. teug; 70. kaartspel; 72. Ier land; 73. zie 22 ho- riz.; 75. zoen zie 11 horiz.; 77. tegen-: voorv.; 79. volt-am- père, afk.; 80. Engels bier; 81. geneesk. leefregel; 83. appel soort; 85. klooster zuster; 86. profeet (O.T.); 87. gasten aan tafel. VERTIKAAL: 1. verdedigingswerk; 2. alvorens; 3. zonder jaartal (sine anno), afk.; 4. schutsluis; 5. op onbehoorlijke tijd (in zegswijzen); 6. koeken (uit wafel ijzer); 7. voegwoord; 8. vrouw v. Adam (O.T.); 9. steekvlieg; 10. van ivoor; 11. be trekking (tot elkaar) 12. tijdperk; 13. moed, durf; 19. gru wen; 23. vervoeging v. h. werkw. „rek ken"; 25. ongekookt; 27. groente; 29. weke klomp (vet of vlees); 31. inwendig orgaan; 33. elk; 34. eens (zegswijze); 36. iedereen; 37. groente 39. ingedikt sap; 40. nauwkeurig; 42. mo gelijkheid; 46 -scoop: oorspiegel; 47. geld stuk; 49. stenen berg 52 lichte insnijdingen maken; 54. inval; 56. onzin; 58. bunzing (O. Ned.); 60. fouten, dwalingen (Lat.); 61. zuiver; 63. planeet; 66. waterkant; 67. schijntje; 69. ovaal vat met oren; 71. (vervelend) wezen; 73. Oosterse herberg 74. vorm v. onderwijs afk.; 76. dunbladig gesteente; 78. iets (in zegsw.); 82. hoge akker; 84. zie 17 ho rizontaal. Wan onze eerste oploswedstrijd volgt thans de laatste serie van vjjf problemen. Volgende week plaatsen we alle 20 opgaven dan nog maals en daarna kunt u uw oplossingen inzen den. Nu eerst de laatste serie: 16. zw.: 1, 6, 8, 9, 11, 13, 16, 19, 25, 37, 48. w.: 17, 21, 22, 27, 29, 32-34, 36, 41, 45. L. d. Roorj. De bekende eindstand behoeft u niet uit te werken. 17. zw.: 1, 9, 18, 19, 23-26, 30. w.: 11, 16, 27, 28, 32, 35, 38, 39, 44. L. d. Rooij. Ook hier vragen we niet naar het eindspel. 18. zw.: 7, 9. 17, 27, 37, 38, 45. w.: 19, 20, 28, 39, 47-49. H. J. v. d. Holst. 19. W. Lente 9 'W\ 46 47 48 49 50 zw.; 7, 9, 12-14, 19. 22, 25, 26, 36. w.: 20, 30, 33-35, 37, 40-42. 20. H. Schürer 46 47 48 49 50 zw.: 12-15, 22, 27, 32. 35. w.: 25, 29. 31. 34, 39. 41. 43, 48. OPLOSSINGEN 1. zw.: R. Palmer: 2, 4. 6. 8-12, 16-19. 21. 22, 24. w.: F. v. Erve: 26. 28, 32-35, 37, 38, 40-43, 45. 47, 48. - Zwart hoopte op 33-29. Dan was gekomen: (22x33) (21-27!) 32x21 (16x27) (27-32) (17- 21) (11x15). Het ging in de partij niet door! 2. w.: A. Babajan: 2-6. 8-10, 13, 14, 16-19, 23, 24, 26. zw.: T. Egtiew: 25. 27, 28. 30-33, 35, 36, 38, 40, 41, 43. 45, 46, 48. 49. Wit won een schijf door 25-20. 40x20, 36-31, 33-29, 20-14, 27-21, 32x25 waarna schijf 34 verloren gaat. 3. zw.:Sjarapow: 3, 4, 6-8, 13, 15, 16, 18, 20-22, 24, 26. w.: A. Babajan: 28, 29, 31, 33, 35-39, 41-44, 48. Zwart won door (21-27) (27-32) 38x27 <16- 21) (24-30) (18-23) (20x40). DAMDAGEN Het aantal damdagen in Friesland is ook ditmaal weer bijzonder groot. De volgende dagen zijn ons bekend: 10 dec.: Bolsward: J. Winselaar, IJlostins- laan 15, IJlst. 7 jan.: Woudsend: W. H. Atsma, Koetshuis laan 37 (05141-214), Woudsend. 14 jan.: Workum: W. Rusticus, Begine 27 (05142-384), Workum. 21 jan.: Twijzelerheide: O. Visser, Boskwei 30 (05113-313), Zwagerbosch. 28 jan.: Drachten: J. Steensma, Noorderhof 48 (05120-4237), Drachten. 4 febr.: Marknesse; W. J. Muylwjjk, Kamp weg 10 (05273-1490), Marknesse. 11 febr.: Oldeboorn: B. R. Djjkstra, Beet- sterdijk 1 (05663-350), Oldeboorn. 18 febr.: Dokkum: A. v. Eerden, Zuiderbol- werk D 209 b (05190-2442), Dokkum. 25 febr.: Sneek: P. Jorritsma, Napjusstraat 104 (05150-4571), Sneek. 11 maart: Joure; S. d. Jong, Kerkstraat 13 (05138-2370), Joure. 25 maart: Oldehove: J. Mledema, Sweelinck- straat 16 (05100-22756), Leeuwarden. Een volgende keer iets meer over de dam dagen. Correspondentie betreffende deze rubriek aan P. Bergsma, Roordahuizum, tel. 05660-463 Mi 1 2 3 4 S §g 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 WM 1b 17 18 19 20 53 21 22 23 !=r 24 2^; 2b 27 ■ai 28 29 £9 30 31 eg 32 33 34 35 36 37 3b> 33 40 41 42 £3 Mi 44 45 46 17 48 49 50 51 52 £3 SM S3 S4 55 56 57 58 59 60 61 9=5 11 62. 64 ïi bs 66 67 S3 c?a be 65 ^3 70 71 72 73 74 - 5a 75 76 Ê3 77 78 78 30 8T~ 62 E3 04 85 P Qb a .ONDER REDACTIE VAN ONDERREDACTIE VAN

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1966 | | pagina 12