Als de wilde jager
door het bos raast
Grote puzze
Sint Nicolaas
is weer
in het land
Hongaarse kampioen Laatste serje
H
ei
9
m
%j
il
ÉH
iü
8
Hf
Mi
11
m
iü
Hf
s
Hl
§§f
iü
'IS
s
Hl
Hf
if
S
iü
n
MR5
B§jy
tl
g
n
g
is
r
g
Jan trouwt een bosprinses
u
SCHAAKRUBRIEK
^H. BOUWMEESTER
DAMRUBR1EK
P. BERGSMA
Je moet de bossen eens ingaan
als een fikse wind komt aan-
loeien. Als ze aan komt stormen
over de vallei, slaat ze te pletter
tegen de haast onafgebroken bos
rand van de Utrechtse Heuvelrug.
U mag mij geloven of niet, maar
ik vind een bos als het stormt
overweldigend. Aan regen heb ik
het land, maar de wind is mijn
vriend. Een regenbui heeft ook
wel haar goede kanten. Dan ziet
bos en veld er uit om door een
ringetje te halen en als de zon
doorbreekt, hangt het hele bos
vol glinsterende diamanten en loop
Je in een schoongewassen wereld.
Maar 't liefst zijn mij de wan
delingen geweest als over de val
lei de wolken jagen en de kraai
en in de lucht alle moeite hebben
het stuur recht te houden. In het
dichte bos dringt de wind niet zo
door. Dat is ook fijn. Je ziet hoe
het ondergedeelte van de denne-
stammen niet eens in beweging
Is en laten wjj onze blik om
hoog gaan, dan deint het dunne
re stamgedeelte op de cadans van
de wind heen en weer heen en
weer. Door het naaldendak zoeft
de storm. Zjuuuut - zjuuut - zjuut
gaat dat daar maar. Op een open
plek stuiven hele wolken dor, bruin
blad omhoog en staat de berken
opslag te trillen en te beven. Door
de beukenlanen stormt del wilde
jager voort tot het dwars op de
laan staande sparrenbos de aan
val vloertJDan leeft en stoeit het
bos zelf.
Je moet dat ook ééns doen als
een fjjne, dunne nevel tussen
de dennen hangt en de lage win
terzon haar stralen daarmede
mengt. Een wonderlijk palet is
dat. Heel ijl en wazig zou je dat
met conté op parelgrijs papier
kunnen proberen vast te leggen.
Impessionistisch als u begrijpt wat
ik bedoel. Daar mijmert het bos
in zichzelf. Dan komt er weemoed
in je, een verlangen naar eigen-,
lijk niets. Zo maar met je zelf al
leen op de wereld zijn. Dan ver
andert zo'n stomvervelend cul-
tuurbos in eens in een wonder
van licht en schaduw. Dan kan het
zó stil zijn, dat je het klauwen
van de nagels op de stammen
hoort wanneer een eekhoorn om
hoog klautert.
pn 't was op zo'n mistige win-
terdag 't liefst al tegen de
ivond dat wij een zeldzame
ratmoeting hadden. Op een dikke
beuketak ontwaarde ik een in 'n
zwartbruine pels gestoken boom
marter. Ik stootte mijn metgezel
voorzichtig aan. Wijzen doe je in
zo'n geval niet, want zo'n ge
strekte arm betekent voor een
dier een bedreiging. De marter
zag ons niet. Maar wat dan wel?
Aha, wrong de schoen daar.
Niet ver bij ons vandaan zat een
eekhorn een tussen de voorpoot
jes geklemde sparappel af te klui
ven. De schubben stoven in het
rond, zo rap ging dat.
Mijn vriend was nogal verkou
den en nieste plotseling. Ijlings
stoof de eekhoorn weg. 't Diertje
schrok zich een mik. En wat doet
dan een eekhoorn? Ze vlucht een
boom in. En dat moest nu juist
niet. 't Ging allemaal in fracties
van seconden. En die marter was
zo van jachtdrift bezeten, dat hij
maling aan ons had.
Ach arme, de dood gluurde mee
uit glinsterende kraaloogjes. Het
spul begon direct. Een nieuw,
veel erger gevaar doemde voor
het hevig verschrikte eekhoorntje
op. In doodsangst maakte het de
stoutste sprongen. De staart
zwiepte her en der en je zag hoe
het diertje instinctief op zijn ge
voel afging en toch geen tak mis
te. Een eindeloze afmattingswed
loop in de kruinen van de bomen
werd het.
Ineens zwenkte de eekhoorn on
ze kant op. Die rare wezens be
neden boezemden hem totaal geen
angst meer in. Mijn vriend
heeft dat eekhoorntje gered door
met een opgeraapt stuk hout hard
tegen de boom te ranselen waar-
In de marter terecht kwam. Daar
had onze rover niet van terug en
toen ik met de armen begon te
zwaaien raakte die boommarter
ln paniek en verdween uit het ge
zicht. Wij hadden die eekhoorn in
moeilijkheden gebracht en dien
den hem op onze beurt te helpen
ook. Er zijn nog maar zo wei
nig eekhoorns.
Tiet mooist vind ik de eekhoorns
in winterkleed. Dan zitten ze
z olekker dik in hun pels, dan zijn
de oorpluimen zo lang en dan zie
je ook iets van het resultaat dat
de voorraadvorming uit de tijd
dat er op de grond veel eikels,
beukenootjes en wat al meer la-
gen.Ze eten letterlijk alles wat
maar „pit" is, dus zaad met een
hard omhulsel vooral, dat ze in
de herfst in holletjes onder bomen
verstoppen. Ze vergeten nogal
eens waar ze 't spul verstopt had
den en dan bemerkt men zo'n
plaats nog wel eens als daar dicht
op elkaar beuke- en eike-opslag
gaat groeien.
Dit evenwel ziet men hoe lan
ger hoe minder, omdat het mooie
diertje sterk in aantal achteruit
gaat. Vroeger ja, toen zag je in
de winter wel eens een jachtschut
met een bos afgeschoten eek
hoorns uit het bos komen. Nu zei
Teus de Man, de vogelwachter
van het Leersumse veld, dit jaar
gedurende een wandelingetje rond
de plassen tegen mij: „Hé joh,
kijk eens, waarempel een eek
hoorn". Zó zeldzaam zijn ze ge
worden! Wij hebben nog wel ge
speurd naar het nest met de
kraamkamer dat dan ergens moest
zitten in de vork van een boom
tak. Maar mis hoor. 't Zal wel
een zwervertje geweest zijn. Zo'n
echt eekhoornnest vond ik 'n paar
weken geleden in de buurt van
de hofstede „Nieuw-Amerongen",
onder Overberg. 't Zat daar tegen
de stam van een ontbladerde
beuk gebouwd, lekkertjes uit de
wind en op een veilig plaatsje.
Er zat bruin verkleurd blad tus
sen omdat ze bebladerde takken
mee verwerken.
lyaarom schoten de schuts vroe
ger de eekhoorns toch zo ge
nadeloos weg? Omdat ze ln groot
aantal tóch wel schadelijk zijn
v rinnr he1 «flrnoh.
beien van, de knoppen, ja, en in
de broedtijd door de roof- en
strooptochten langs de vogelnes
ten.
Och, en dat is nu ook niet meer
nodig, nu ze in ons land zo schaars
geworden zijn dat zelfs de jacht
opzieners zuing z(jn op hun mooie,
vlasinge, van boven roodbruine en
aan de buikzijde witte knagertjes.
De dikke pluimstaart, die zo grap
pig langs de rug omhoog gehou
den wordt als het diertje met de
voorpootjes als een aapje zit te
knabbelen, dit sierraad van een
staart is bijna zo lang als het
hele lijfje plus de kop. En dat ze
er bij het maken van grote spron
gen mee kunnen sturen, dat ver
telde ik al in de geschiedenis met
die marter.
C'n marters zijn dan nog zeldza-
mer dan eekhoorns. In Jaren
zag ik er niet één zelfs en in heel
mijn lange tijd van natuuronder
zoek maar drie exemplaren. Die
ik beschreef was langs de Defen-
sieweg, een andere in de bossen
van Unitas onder Amerongen en
de derde op de tuinmuur van de
ridderhofstad te Amerongen. Die
laatste was echter een steenmar
ter. De, naar u al wel begre
pen hebt, doodsvijand van de ran
ke eekhoorns is zelf een geweldig
acrobaat. Hij moet dagelijks flin
ke zwerftochten ondernemen om
zijn kostje op te scharrelen. Ze
zuigen bloed en hersenen uit hun
slachtoffertjes en laten die dan
aan de kraaien over. Vreemd ge
noeg zijn ze ook verzot op ker
sen.
Als je veel geluk hebt tijdens
een sneeuwwandeling aan de zuid
zijde van de Dikkenberg en het
Remmersteinse bos zou je in vers
gevallen sneeuw de prenten kun
nen vinden die alle naar één en
dezelfde boom voeren. Een mij
bevriende jachtschut vertelde op
een keer hoe hij van de nieuws
gierigheid van de boommarter ge
bruik maakte door, na de ontdek
king van het dier, een jas en 'n
jagershoed op een stuk hout te
hangen, thuis rustig koffie ging
drinken. De marter had zich op
een tak gedrukt en zat daar nog
zoals mjin vriend hem gevonden
had. Dat was een prachtig zwart
bruin exemplaar geweest in de
volle wintervacht.
Zo zouden ze er dus nu kunnen
uitzien, alsja als u dan toch
het geluk eens had er een op uw
fietstochtjes tegen te komen. Dat
kan echt wel, want 't is altijd
nog een echt inlands roofdier. Nu,
en een steenmarter is grijsbruin.
Daarmee hebben we eens 'n ge
weldige scène meegemaakt.
Onder de vloer van een huis
achter de Parallelweg zou een
burg van een das zitten. Zo dach
ten de „experts". In een tent heb
ben héél wijze mannen van staats
bosbeheer er een nacht de wacht
gehouden. Ik heb het geval toen
op de voet gevolgd en op een mo
ment zaagden ze een stuk uit de
kamervloer en haalden de jongen
er uit. 'k Weet het niet eens meer
of ze dood waren, maar ze heb
ben er een meegenomen naar Wa
peningen, naar de plantenziekten-
kundige dienst. Ze wisten het ge
woon niet meer. Het diertje was
grijs en op 't laatst namen ze
maar aan dat het een bunzing-
jong was.
Tot een marterkenner het uit
de ijskast haalde en vaststelde,
dat het een jong van een steen
marter was. Dat was dan het ein
de van een paar veelbewogen da
gen. Er is uiteindelijk wel om ge
lachen. Wijze mannen kunnen wel
eens al te wijs doen. 'k Heb toen
maar gedacht dat het zeldzame
van deze dieren de mensen uit
Wageningen parten gespeeld heeft.
Nou ja, een bunzing is óók wel
een echte marter. Daar niet van.
Maar ze sloegen wel een figuur.
YVe dwaalden met onze gedach
ten wat af. Dat is altijd zo
als je ergens mee bezig bent. Je
zou in één artikel wél alles wil
len zeggen. En over onze bossen
is nog zo veel te vertellen. Aan
het begin nam ik u mee naar 'n
bos waar een storm doorraasde.
Daarna vertoefden wij in een bos
waar de zon door de nevels brak
en als vanzelf ging het over
eekhoorns en marters. Er is
evenwel een tijd van de dag dat
men in de winter nooit een bos
betreedt, n.l. als de avond valt.
'k Heb eens met een vriend zo
omstreeks begin november een
autotochtje gemaakt gedurende 'n
heldere, maanverlichte avond naar
het Leersumse veld. Daar stapten
we uit en wandelden om de plas
sen heen. Die lagen als enorme
onbewogen Boeddha-ogen terzijde
van het dijkje dat de enorme wa
tervlakte in tweeën snijdt.
Een heel aparte belevenis. Het
toen bladerloze parklandschap aan
de oostzijde waren wij gepasseerd
zonder een spiertje van leven te
ontdekken, 't Was overal dood
stil. Geen meeuwengekrijs. Maar
dat wij nog geluk zouden hebben
olie avond misschien wat ree
wild leek ons wat al te optimis
tisch.
Maar goed, wij waren al weer
bijna bij de schuur, toen op de
brede bosweg een groepje reeën
bij elkaar stond. Tja dat was
dan wel erg noverwacht. Dan
durf je haast geen adem te ha
len. Ze zijn zo schrikachtig en
van mensen moeten ze helemaal
niets hebben. Er is daar bij de
schuur een inrit en die schuifel
den wij toen maar omzichting op.
Je kunt niet zó voorzichting doen
of... foetsie zijn ze .Wij hadden
zo'n ontmoeting in de avond nog
niet gehad, en 't was beslist te
koud om maar ergens aan de
kant van de weg te gaan zitten.
Nu is dit een vrij natuurlijk bos
en als er maar open plekken zijn
in dit bostype, dan willen ze daar
wel eens rustig gaan grazen. Ik
ken daar de weg beter dan Klein
Duimpje en wij drongen dan ook
door tot aan de rand van het bos
waar dit aansluit aan het enorme
perceel bouwland. Dèar zouden
ze beslist heengaan. En ja, er
verscheen er al een. Een grote
bok, wist ik, want die éne poten
taat is er daar altijd bij. Mijn
vriend zei: „Dat is geen bok
maar een geit." „Klets niet
vent", zo was mijn antwoord, „die
is z'n gewei kwijt". Jawel hoor,
't was hemzelf in hoogst eigen
persoon, bemerkten wij wat later
toen hij als een pasja tussen het
vijftal geiten stond. Een beetje
schuchter nog kwam er een bok
je bij, een héél jonge nog. Nou,
die mocht van pa dan ook van
de partij zijn. Die ouwe heer kon
best z'n pa niet zijn. Ze sluiten
meestal zo maar lukraak aan en
vormen dan sprongen zoals dat
heet.
De jagers onder ons weten dat
in hun jargon allemaal zo fraai
te zeggen.
Mijn vriend vond het geweldig
en dat was het ook.
T~|ie ondanks de avond kilte toch
fijne avond blijft in mijn
herinnering leven. Maar dat ik
diezelfde week voor een zéér,
zéér zeldzame waarneming daar
nog eens in de buurt verzeild
zou raken, neen daar had ik
toen nog geen weet van.
Op de markt had een boer uit
Overberg mij al verteld dat er
een „hele witte krein" rond
zwierf. Nu is het meestal zo dat
als ze je zeggen dat 't een of an
dere dier „wit" is, dat veelal een
lichtere kleurafwijking betreft.
Of 't moeten dan de totaal witte
jonge zwaluwen zijn die nu al
twee opvolgende jaren in de
buurt van de Polderweg uitge
broed zijn en waarvan beslist
vaststaat dat ze uit een zwart
ouderpaar komen. In dat geval
zou ik er wat om verwedden dat
de oorzaak van dit albinisme bij
de vrouwtjeszwaluw ligt, tenzij
je zou kunnen bewijzen, dat dit
een zo hecht huwelijk is dat die
vogels een verbond voor het le
ven hebben, 't Is uiteraard iets
zeldzaams die spierwitte Veense
zwaluwen. Da's een feit....
\fïjn zegsman uit Overberg
evenwel bleek een uitermate
betrouwbaar waarnemer te zijn
geweest. De enige keer in mijn
leven dat ik een witte Groen-
landse valk gezien heb was toen.
En er zijn niet veel pietenkij
kers die me dat na kunnen zeg
gen. 't Is altijd met volgels waar
nemen en het aannemelijk ma
ken van een door jezelf gedane
waarneming wat moeilijk. Een
plant die je gevonden hebt kun
je met vindplaats en al doorge
ven en dat kan ieder dan persoon
lijk controleren. Een vogel leg je
nu eenmaal geen „mak zout" op de
staart zodat die blijft zitten waar
ie zit. Die Groenlandse valk was
helemaal wit, al had hq niet als
een sperwer overdwars streepjes
op de borst. Dat was trouwens 't
beste bewijs dat het een valkach
tige was.
't Was beslist mijn zeldzaamste
vogelwaarneming.
ADRIAAN P. DE KLEUVER.
In het paleis waren alleen
maar lakeisen en die waren
allemaal veel ouder. Ze vond het
wel leuk kennis te maken met een
jongen van haar leeftijd, maar dat
liet ze niet direct merken. Eigen
lijk voelde ze zich wat vreemd
al een paar jaar wist ze, dat er
eens iemand zou komen, waar
mee ze zou trouwen. Ze had er
nooit veel over nagedacht, maar
soms bekroop haar wel eens een
gevoel van angst voor het onbe
kende. Je wist immers nooit wat
de generaals mee zouden brengen
maar die Jan (Wat een gekke
naam. dacht ze) leek haar wel
aardig.
Met spanning keek ze naar hem
Jan had al die tijd naar Myra
staan kijken. „Dat is dus dat
prinsesje, waarmee ik ga trou
wen," dacht hij, besloten om het
maar te doen.
Hij boog zich naar de koning
en zei: „Sire, het zal me een eer
zijn de hand van uw dochter te
krijgen." (Die zin had hij wel
eens in een boek gelezen hij
vond dat het onthouden ervan
hem nu goed van pas kwam). De
koning glimlachte vriendelijk en
zei: „Goed, dan is morgen de
bruiloft."
Jan werd naar zijn slaapkamer
gebracht, waar hij meteen op het
bed ging liggen, met zijn kleren
nog aan. Hij sliep direct ver
moeid als hij was door alle onge
wone dingen, die hij meegemaakt
had. De volgende morgen werd
hij vroeg wakker, de zon was nog
maar net op. Jan deed zijn kleren
O-non dip pen beetje erekreukeld
waren en ging naar de zitka
mer.
Of men geweten had, dat hij zo
vroeg wakker zou zijn, kwamen
achter elkaar drie bedienden bin
nen. Een met thee, een met pap
en een met heerlijk verse brood
jes. Jan at met smaak, want om
dat hij niet meer gegeten had
sinds de vorige dag thuis, had hij
honger.
Enkele uren later kwam er een
lakei, die hem vertelde, dat hij
zich kleden moest. De kleermaker
zou zq komen en samen zouden
ze Jan een nieuw pak aantrekken
een pak dat geschikt was voor de
grote dag.
Toen alles gebeurd was, her
kende Jan zichzelf niet meer. Hij
had een soort uniform aan, met
een blauwe broek en een rode jas.
Over zijn borst hadden ze een
sjerp met een medaille gehangen
en ook op zijn jas zat een rij
medailles. De lakei vertelde hem,
dat de koning hem benoemd had
tot ridder in alle ordes, die Polis-
tia kende.
Dat hoorde erbij, dacht Jan, hij
had op de televisie g«ien met
koninklijke huwelijken, dat alle
prinsen medailles hadden.
Om 10 uur in de morgen kwam
er een grote gouden koets
voor het kasteel aangereden. Sa
men met prinses Myra, die een
mooie witte bruidsjapon droeg en
een gouden kroontje op het hoofd
en de koning mocht Jan erin gaan
zitten. Door een erehaag van mili
tairen en later bijna alle burgers
van Polistia eineen ze naar het
stadhuis. Hier werd het huwelijk
voltrokken.
In de middaguren was er groot
feest voor alle mensen, waarbij
iedereen net zo veel taart kon
eten, als hij maar wilde. Er werd
gedanst en gezongen en iedereen
keek telkens naar het knappe
paar dat op een troon midden'in
de grote zaal zat, waar het feest
gevierd werd. „We hebben het
goed getroffen met de nieuwe
prins," zeiden de mensen tegen
elkaar, „ook al komt hij uit een
vreemd land."
Prin» Jan zoals hij nu alge
meen genoemd werd) beleefde 'n
gelukkige tijd. -iet zijn Myra.
Vaak gingen ze samen ?ijtoeren
maken in de stad, of de omgeving
en overal waar ze kwamen wer
den ze door de bevolking toege
juicht.
Enkele dagen in de week werd
Jan ingewjjd in de geheimen
van het regeren, want hij en My
ra moesten later de koning opvol
gen. Het werd Jan al gauw dui
delijk, dat regeren niet zomaar
gaat, maar hij vond het wel pret
tig.
Toen, plotseling, hoorde hij een
stem: „Jan, jongen zou je niet
eens naar buiten gaan. Het is he
lemaal droog". Verwonderd keek
hij op. Hij zat in de kamer ach
ter de tafel en alles was gewoon.
Het duurde even voor hij begreep,
dat hij gedroomd had.
Jan ging naar buiten nu
weer helemaal wakker. Lang
zaam slenterde hij het bos in en
toen schrok hij: daar stond de
boom, waar ze bijna tegenaan ge
reden waren. Hij ging er naar toe
en zag, dat de wortels een soort
poort vormden. Op zijn buik'kon
hij er onderdoor kijken. Vreemd
licht kierde tussen de wortels
door, op de met mos begroeide
grond. Er doorheen slingerde zich
een smal „paadje" van enkele
millimeters breed, waarover tal
loze mieren liepen. Al die mieren
haastten zich in de richting van
'n paar grote witte zwammen, die
vlak bij elkaar stonden. Samen
leken ze precies op Polistia.
In het midden stond een witte
zwam met allemaal puntjes er
op: het kasteel met de torens.
Jan, die eerst gedacht had, dat
hij gedroomd had, wist nu, dat
hij getrouwd geweest was met 'n
miereprinsesje.
Nog heel vaak ging hij later
naar die boom, om naar het gro
te rijk van koning Formica Polis-
tus III te kijken, maar nooit
meer zijn Forminus en Forma-
nus in zijn dorp geweest om hem
od te halen.
Hallo jongens en miesjes
Vandaag is Sint-Nicolaas in Ne
derland en dus ook hier gearri
veerd. Ik heb hem al even ge
sproken en hij fluisterde me in
het oor, dat alle kinderen van
avond reeds hun schoen mogen
zetten. De zwarte knechten zullen
van nu af aan iedere dag weer
aan de schoorsteen luisteren en
daar waar lieve kinderen wonen
een cadeautje in de schoen leg
gen.
Hij vindt het leuk, als er nu
ook weer iedere avond een liedje
gezongen wordt voor de schoor
steen, dus dat doen jullie natuur
lijk ook. Jullie hartjes zullen nu
wel vol verwachting aan het klop
pen zijn, wat de Sint dit jaar
meegebracht heeft. Je moet ech
ter nog twee weken geduld heb
ben, voor je het weet, maar juist
omdat ook Sinterklaas weet, dat
jullie weinig geduld hebben, be
gint hij vanavond reeds met klei
ne cadeautjes in de schoen te
stoppen. Dus denk er aan, want
daar waar geen schoen staat, ko
men ook geen verrassingen!
Deze week heb ik weer capsu
les gekregen, en wel van Wilma
en Connie Hey. Jullie worden al
lebei hartelijk bedankt voor de
grote zak vol hoor.
De jarigen, die ik deze week
mag feliciteren zijn: zaterdag 18
november: Connie Hey; zondag
19 november: Gijs Klaassen uit
Rhenen en Alie Ariesen; maan
dag 20 november Anneke Fidder,
Hel mi van de Kraats en Rieni
van Hensbergen; dinsdag 21 no
vember Betty Albers en Hans
Bleyenberg; woensdag 22 novem
ber Ria v.d. Heuvel; donderdag
23 november Leo Bosboom en
Tonneke Elsendoorn; vrijdag 24
november Mieneke van Kooten en
Beppie en Gerda v.d. Heerdt.
Allemaal een gezellige dag toe
gewenst. Ik hoop, dat jullie veel
plezier zult hebben en dat jullie
nog heel vaak jarig zullen zijn.
TANTE JOS.
\Ian de tweede prijswinnaar van het zone-
toernooi in Den Haag, de Hongaar Istvan
Bilek, volgt hieronder een vlotte aanvalspartij.
In Hongarije is het de laatste jaren dringen
geworden om de topplaatsen. Gideon Barcza
is praktisch uitgerangeerd; hij zal wel, gezien
zijn bijzondere didactische kwaliteiten, een
verdienstelijke rol spelen bij de opleiding van
de jonge talenten. Laszlo Szabo is nog steeds
een actief schaakmeester maar zijn grote tijd
heeft hij vermoedelijk wel achter de rug.
Lajos Portisch en Levente Lengyel zijn de
belangrijkste concurrenten voor Bilek als het
om de hedendaagse Hongaarse hegemonie
gaat. Eerstgenoemde nam dit jaar aan de lan
delijke kampioenswedstrijd niet deel en Bilek
kon, mede daardoor, de titel veroveren. Door
zqn tweede plaats in Den Haag heeft Bilek
het recht verworven op een plaats in het inter-
zone-toernooi. Of hij in dat zware concours
een rol van betekenis zal kunnen spelen moet
worden afgewacht.
Wit: Bilek Zwart: Corral.
FIDE-zonetoernooi 1966, Den Haag.
Konings-Indisch
1. Pgl—f3, Pg8—f6 2. c2c4, g7—g6 3. Pbl
c3, Lf8g7 4. e2e4, d7—d6 5. Lfl—e2,
00 6. d2d4, c7c6 7. d4d5 (Deze pion-
nenopmars is niet gebruikelijk, maar waar
schijnlijk goed speelbaar) 7. Lc8g4 8. 00
Pb8d7 9. Lel—e3, a7—a6 10. Tal—cl, Ta8
b8 11. a2a3 (Voor deze zet gebruikte de
witspeler een half uur van zijn bedenktijd) 11.
c6c5 12. a3—a4, Pf6—e8 13. h2—h3, Lg4x
f3 14. Le2xf3, Dd8b6 (Helaas voor zwart is
de opmars b7b5 niet goed mogelijk) 15. b2
b3, e7e5 (Wat anders?) 16. d5xe6 e.p., f7
xe6 17. Lf3—g4, Pe8—c7 18. a4—a5, Db6xa5
(Ook c6 is geen fraai veld voor de dame we
gens f4 en Lf3) 19. Ddlxd6, Tf8—f7 20. Pc3
a4 (Dreigt 21. Ld2) 20. Lg7—f8 21. Dd6
—dl, b7—b5 22. Le3d2, b5—b4.
23. Ld2e3, Pd7—f6 24. e4—e5 (Onvoldoende
is direct 24. Tal, omdat zwart op g4 ruilt en
met ..Lg7 voortzet) 24. Tf7—d7 25. Ddl—
e2, Pf6xg4 26. h3xg4, Pc7a8 (De enige ver
dediging tegen het dreigende Tal) 27. Tfl—
dl, Td7xdl+ 28. Tclxdl. Pa8—b6 29. De2—f3
(De beslissende aanval op de ontredderde ko
ningsvleugel) 29. Pb6xc4 30. Df3f6, Tb8
e8 31. Tdld7, Pc4xe5 32. Df6xe5, Da5—b5
(Er dreigde 33. Ld4) 33. Pa4xc5, a6—a5, 34.
De5f6 Zwart geeft het op.
m
HORIZONTAAL:
I. werp touw; 6. toorn
II. kwaadwillige ac
tie; 14. lansier; 15.
ontrouw a. e. rege
ring; 16. eer; 17.
edelgas, afk.; 18. on
buigzaam; 20. grap
pig zoogdier; 21.
smakeloos, flauw; 22
alvorens; 24. metaal;
26. muziekteken in
de psalmen; 28 .lust;
30. vuur, geesdrift;
32. idee; 35. in
schijn; 38. met ge
rechtvaardigde trots;
39. hoeveelheid; 41.
vragend voornaam
woord; 43. gemeente
0. d. Veluwe; 45. ge
wezen-: voorvoegsel;
48. bloem; 50. zeld
zaam; 51. kippepro-
dukt; 53. verf. 55.
foedraal; 57. uit
Noorwegen; 59. licht
beige; 62. laagst ge
legen; 64. oude Lat.
bijbelvertaling. 65.
tedere: 68. teug; 70.
kaartspel; 72. Ier
land; 73. zie 22 ho-
riz.; 75. zoen zie 11
horiz.; 77. tegen-:
voorv.; 79. volt-am-
père, afk.; 80. Engels
bier; 81. geneesk.
leefregel; 83. appel
soort; 85. klooster
zuster; 86. profeet
(O.T.); 87. gasten
aan tafel.
VERTIKAAL:
1. verdedigingswerk;
2. alvorens; 3. zonder
jaartal (sine anno),
afk.; 4. schutsluis; 5.
op onbehoorlijke tijd
(in zegswijzen); 6.
koeken (uit wafel
ijzer); 7. voegwoord;
8. vrouw v. Adam
(O.T.); 9. steekvlieg;
10. van ivoor; 11. be
trekking (tot elkaar)
12. tijdperk; 13.
moed, durf; 19. gru
wen; 23. vervoeging
v. h. werkw. „rek
ken"; 25. ongekookt;
27. groente; 29. weke
klomp (vet of vlees);
31. inwendig orgaan;
33. elk; 34. eens
(zegswijze); 36.
iedereen; 37. groente
39. ingedikt sap; 40.
nauwkeurig; 42. mo
gelijkheid; 46 -scoop:
oorspiegel; 47. geld
stuk; 49. stenen berg
52 lichte insnijdingen
maken; 54. inval; 56.
onzin; 58. bunzing
(O. Ned.); 60. fouten,
dwalingen (Lat.); 61.
zuiver; 63. planeet;
66. waterkant; 67.
schijntje; 69. ovaal
vat met oren; 71.
(vervelend) wezen;
73. Oosterse herberg
74. vorm v. onderwijs
afk.; 76. dunbladig
gesteente; 78. iets
(in zegsw.); 82. hoge
akker; 84. zie 17 ho
rizontaal.
Wan onze eerste oploswedstrijd volgt thans de
laatste serie van vjjf problemen. Volgende
week plaatsen we alle 20 opgaven dan nog
maals en daarna kunt u uw oplossingen inzen
den.
Nu eerst de laatste serie:
16. zw.: 1, 6, 8, 9, 11, 13, 16, 19, 25, 37, 48.
w.: 17, 21, 22, 27, 29, 32-34, 36, 41, 45.
L. d. Roorj. De bekende eindstand behoeft u
niet uit te werken.
17. zw.: 1, 9, 18, 19, 23-26, 30.
w.: 11, 16, 27, 28, 32, 35, 38, 39, 44.
L. d. Rooij. Ook hier vragen we niet naar het
eindspel.
18. zw.: 7, 9. 17, 27, 37, 38, 45.
w.: 19, 20, 28, 39, 47-49. H. J. v. d. Holst.
19.
W. Lente
9
'W\
46
47 48 49 50
zw.; 7, 9, 12-14, 19. 22, 25, 26, 36.
w.: 20, 30, 33-35, 37, 40-42.
20. H. Schürer
46 47 48 49 50
zw.: 12-15, 22, 27, 32. 35.
w.: 25, 29. 31. 34, 39. 41. 43, 48.
OPLOSSINGEN
1. zw.: R. Palmer: 2, 4. 6. 8-12, 16-19. 21. 22,
24.
w.: F. v. Erve: 26. 28, 32-35, 37, 38, 40-43,
45. 47, 48. -
Zwart hoopte op 33-29. Dan was gekomen:
(22x33) (21-27!) 32x21 (16x27) (27-32) (17-
21) (11x15). Het ging in de partij niet door!
2. w.: A. Babajan: 2-6. 8-10, 13, 14, 16-19, 23,
24, 26.
zw.: T. Egtiew: 25. 27, 28. 30-33, 35, 36, 38,
40, 41, 43. 45, 46, 48. 49.
Wit won een schijf door 25-20. 40x20, 36-31,
33-29, 20-14, 27-21, 32x25 waarna schijf 34
verloren gaat.
3. zw.:Sjarapow: 3, 4, 6-8, 13, 15, 16, 18, 20-22,
24, 26.
w.: A. Babajan: 28, 29, 31, 33, 35-39, 41-44, 48.
Zwart won door (21-27) (27-32) 38x27 <16-
21) (24-30) (18-23) (20x40).
DAMDAGEN
Het aantal damdagen in Friesland is ook
ditmaal weer bijzonder groot. De volgende
dagen zijn ons bekend:
10 dec.: Bolsward: J. Winselaar, IJlostins-
laan 15, IJlst.
7 jan.: Woudsend: W. H. Atsma, Koetshuis
laan 37 (05141-214), Woudsend.
14 jan.: Workum: W. Rusticus, Begine 27
(05142-384), Workum.
21 jan.: Twijzelerheide: O. Visser, Boskwei
30 (05113-313), Zwagerbosch.
28 jan.: Drachten: J. Steensma, Noorderhof
48 (05120-4237), Drachten.
4 febr.: Marknesse; W. J. Muylwjjk, Kamp
weg 10 (05273-1490), Marknesse.
11 febr.: Oldeboorn: B. R. Djjkstra, Beet-
sterdijk 1 (05663-350), Oldeboorn.
18 febr.: Dokkum: A. v. Eerden, Zuiderbol-
werk D 209 b (05190-2442), Dokkum.
25 febr.: Sneek: P. Jorritsma, Napjusstraat
104 (05150-4571), Sneek.
11 maart: Joure; S. d. Jong, Kerkstraat 13
(05138-2370), Joure.
25 maart: Oldehove: J. Mledema, Sweelinck-
straat 16 (05100-22756), Leeuwarden.
Een volgende keer iets meer over de dam
dagen.
Correspondentie betreffende deze rubriek
aan P. Bergsma, Roordahuizum, tel. 05660-463
Mi
1
2
3
4
S
§g
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
WM
1b
17
18
19
20
53
21
22
23
!=r
24
2^;
2b
27
■ai
28
29
£9
30
31
eg
32
33
34
35
36
37
3b>
33
40
41
42
£3
Mi
44
45
46
17
48
49
50
51
52
£3
SM
S3
S4
55
56
57
58
59
60
61
9=5
11
62.
64
ïi
bs
66
67
S3
c?a
be
65
^3
70
71
72
73
74
- 5a
75
76
Ê3
77
78
78
30
8T~
62
E3
04
85
P
Qb
a
.ONDER REDACTIE VAN
ONDERREDACTIE VAN