Een woudloper met pensioen ZIEZO zaterdag 26 november 1966 Ingenieur C. H. J. Maliepaard - merk waardige man eigenlijk. Groot, fors, goedlachs, zelfverzekerd. Ineens een tikje sombertjes, wat ontroerd, een beetje roman tisch en sentimenteel. Dan weer haast droog doce rend met een overstapje naar een verrukkelijk ci taat en een bloemrijke dichtregel. Merkwaardige man: ambtenaar en zwerver, wild- beheerder en jager, landbouwer en wereldreiziger, bureauman en natuurbeschermer, Hagenaar en woud loper. Ingenieur Maliepaard - zijn vrienden en kennissen in Den Haag zeggen van hem dat hij de mooiste baan heeft die er in Nederland is. Breed-uit achter zijn bureau op het ministerie van Landbouw vertelt hij ons er wat van - van zijn le ven dat hij de „resultante noemt van plicht en lief de". „Kijk, bij al het werk dat je te doen hebt, het werk waarvoor je verantwoordelijkheid draagt, behoort iets „nebenbei" - een liefhebberij, een hobby, zeg desnoods een passie. Maar 't hoort er bij. Wanneer nu dat werk, waarvoor je gezet bent, je echte liefde heeft en geen smartelijk corvee is - voila, dan ben je een gelukkig mens. Dan kun je je ontplooien, want voor de harmonische ontwikkeling van een mens is het goed, als hij dag-in-dag-uit doen kan wat hij graag doet. Dan krijg je ook een goeie vent. Anders heb je hem toch maar half, is 't niet? Ja, het is jammer, dat de ontplooiing van veel mensen wordt belemmerd door de martelpaal van de broodzorg.." Over een paar dagen is Ir. Maliepaard ambtenaar af. Hij gaat dan met pensioen als direc teur van Faunabeheer - de afdeling van het minis terie van Landbouw, die in Nederland het beheer voert over alles wat in de wet genoemd staat als wild - grofwild, kleinwild, waterwild, schadelijk wild. Al die dieren bij elkaar vormen met de vogels de fauna van Nederland. Ir. Maliepaard beheert die fau na. Hij moet over dat wild waken, het in stand hou den, beschermen - tegen zichzelf en anderen. En daar bij tegelijkertijd land- en bosbouw beschermen tegen dat wild. De directeur van Faunabeheer is een hoge ambte naar. In Nederland - dit dichist bevolkte landje van Europa, waar mensen elkaar dreigen te verdringen op recreatieterreinen en de kans heel groot is dat het dier in de vrije natuur het loodje moet leggen, of hooguit, antiquarisch gekooid, verder kan leven - in dit Nederland heeft men de man die de directie van Faunabeheer moet voeren, wel eens een „schaap met vijf poten" genoemd. Wel terecht, want ir. Maliepaard heeft de belangen moeten dienen van de landbouw, de recreatie, de na tuurbescherming, de bosbouw en de jacht. „Ja," zegt hij een beetje ironisch, „ik voelde me wel eens een dirigent van een klein, maar lastig or kestje met verschillende instrumenten die eigenlijk niet bij elkaar horen. Ja, en om daar een beetje wel luidend symfonietje uit te halen, viel niet altijd mee. Tussen de jacht en de natuurbescherming in Neder land heeft altijd een grote mate van overeenstem ming geheerst. Tussen de jacht en de landbouw lig gen grote verschillen en met de partner recreatie wordt het nog wat moeilijker. De heer Maliepaard beschouwt wild in de vrije natuur namelijk als een recreatieve factor en omdat niet iedereen het daar over met hem eens is geweest, zijn er in het verle den nog al eens kortsluitinkjes ontstaan. Een flink misverstand ontstond er jaren geleden tussen het gemeentebestuur van Apeldoorn en de di recteur Faunabeheer. Het ging om een rustgebied van 700 hectare in de staatsbossen op de Veluwe. „Als wij in de vrije wildbaan van de Veluwe herten willen houden - en dat is bij ministeriële beschikking mijn opdracht - dan moeten er rustgebieden zijn," zei de heer Maliepaard toen. „Stelt men het echter zoals de burgemeester van Apeldoorn dat doet: „Wij hebben geen behoefte aan herten in de vrije wildbaan," wel aan, dan zijn we gauw klaar - weg rustgebieden, wèg herten en we zien ze nooit meer terug - dat is de consequentie. Maar we treuren er later wel over - dat is zéker!" Als uitvoerder van een ministeriële beschikking kon ir. Maliepaard het been gemakkelijk stijf houden en hij hoopt dat zijn opvolger dat ook zal kunnen. Want er is geen weg terug. Kijk dat is een moment, waarop ir. Maliepaard even somber kan worden. Somber over het men zou het kunnen noemen: „opsouperen" van onze na tuurlijke rijkdommen. Het is zo'n koud kunstje. We behoeven in Nederland de in het wild levende dieren niet eens te verjagen of te bejagen; als er geen vrij plaatsen meer in stand worden gehouden voor de dieren, zullen ze verdwijnen en we zullen onze kin deren bos en heide overlaten - steriel als een dood, bedorven viswater. Men moet ir. Maliepaard niet zeggen dat hij deze materie wat al te smal ziet. Hij heeft een rijke ervaring op het gebied van wildbescherming - niet alleen in Nederland, maar over vrijwel alle we relddelen. Urenlang kan hij praten over zijn reizen door de wildgebieden van Afrika, Amerika en Azië, waar hij getuige is geweest van stelselmatige uit roeiing van in het wild levende dieren. „Op grond van winstbejag en pure vernietigingsdrang zijn in de loop der tijden een groot aantal dieren voor altijd ver dwenen. De omstandigheid dat een steeds grotere op pervlakte van de aarde gebruikt moet worden gm de voedselvoorziening van de mensheid veilig te stellen, houdt geen enkel excuus in voor wat er in de laat ste tijden aan diervernietiging is gebeurd", zegt de heer Maliepaard. „De krokodil verdwijnt als sneeuw voor de zon, omdat de vraag naar het dure leder vooral in deze tijden van welvaart steeds zeer hoog blijft. De pan ter, nog voor korte tijd een der talrijkste roofdieren, wordt met de dag schaarser en is in vele gebieden al verdwenen, omdat z'n huid meer luister moet ver lenen aan het vrouwelijk geslacht - ook in die geval len." merkt ir. Maliepaard op, „waar het aanbrengen van deze luister onbegonnen werk is.." Zo kan hij verder gaan, puttend uit zijn boeiende ervaringen met het dierenleven. Ja. bepaald somber is het beeld dat ir. Maliepaard eens heeft gegeven in het boekje van het World Wildlife Fund „S.O.S. Moeder Aarde." Hij noemt daarin bijvoorbeeld de chinchilla uit Peru die het offer is geworden van de vraag naar het fraaie, blauwgrijze bont. Geen macht ter wereld is in staat het diertje weer terug te roe pen. In vier jaar tijds is de stand van de enorme witte neushoorn in Oeganda verminderd van 350 tot 80 stuks, omdat het sprookje bestaat dat de gemalen hoorn van dit dier de viriliteit van oude Chinezen ver hoogt. En dan de ocelot, waarvan de pels in vele tiendui zenden exemplaren jaarlijks op de grote bontmarkten komt. Het dier is nu vrijwel uitgeroeid.. In de lange rij staan verder de robben, de prai- riebisons, de oryx, de zeekoe en ,de grote alk, de quagga - een zebrasoort -, de blauwbok, de atlas leeuw, het manenschaap en de wallaby - een kange- roesoort. Voor ieder van deze dieren geldt het fait accompli: geen macht ter wereld kan ze terughalen. Het zijn de „fossielen van morgen". Zo luidt ook de titel van het boek dat ir. Malie paard samen met de Canadese prof. De Vos schreef. Woudloper Maliepaard heeft meer werken op zijn naam staan: reisverhalen, dierenstory's, landschaps beschrijvingen. Zijn geschriften zlia zoals hij zélf Is: veelzijdig, boeiend, romantisch docerend. Maar hij waarschuwt ook. In alles wat hij zegt en waarover hij schrijft bespeurt hoorder en lezer de ondertoon: op het gebied van het gebruik van onze ruimte staan wij voor belangrijke beslissingen. Het „too late en too little" wordt spoedig een tragisch feit. Het werk en het streven van ir. Malie paard heeft een lange adem nodig. Wellicht daarom is het zo moeilijk. Maar hij voelt zich gesteund door een steeds groter en breder wordend thuisfront. We komen even terug op de jongenstijd van ir. Maliepaard. „Ja, ik was (ben dat trouwens nog) een buitenjongen, een woudloper, geboren en opgegroeid temidden van de grote, geheimzinnige rietvelden van de Hoeksewaard. Dat was de akker waarop het zaad viel." Vaak ging hij met zijn vader de natuur in, zoals hij dat ook later gedaan heeft met zijn eigen zoon, die nu in Canada eenzelfde functie heeft: Director of Wildlife Management. Die zwerftochten door de na tuur van de Hoeksewaard zijn onuitwisbare indruk ken geworden; zij hebben de aspiraties tot het na tuurleven sterk aangewakkerd. Die eerste indrukken - dat opengaan van een an dere wereld - is heel belangrijk vindt de heer Ma- liefiaarcL ,'t Moet natuurlijk wel een beetje in je bloed zitten". En omdat hij vindt dat het „woudlo- persbloed" hem niet exclusief gegeven is, is hij toch wel gerust op de kansen voor het behoud van het na tuurleven. „Het verlangen naar het natuurlijk milieu vindt men bij veel mensen terug - bij de één be wust, bij de ander in het onderbewustzijn.' Ja, wat denkt u wel van de honderdduizenden hengelaars in Nederland. Is dat geen prachtig voorbeeld? De liefde en de sympathie voor de ongerepte natuur is geen hobby meer van enkele idealisten en gepassioneerden. De belangstelling neemt toe". Het is volgens de heer Maliepaard een reactie op het gekunstelde, genorma liseerde en onpersoonlijke patroon van onze huidige maatschappij. „Er zijn velden in de menselijke ziel zegt hij, „waar deze dingen niet thuis horen. Een deel van de mensen wenst een refugium - een vrij plaats - waar rechtlijnigheid en nivellering, beton, asfalt en baksteen 'n ogenblik vergeten kunnen wor den. Ir .Maliepaard weet dat die neiging omgekeerd evenredig is aan, wat we in onze tijd „ontwikkeling' noemen. Hoe sterker 't onpersoonlijke karakter van 'n maatschappij wordt, hoe sterker men zich gaat rea liseren dat het leven nog geen uur kan blijven stil staan, hoewel men die tijd graag eens zou willen toe roepen: stop eens evenhoe sterker de drang naar het oorspronkelijke. Zie verder volgende tekstpagina I

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1966 | | pagina 15