HET SPOOK EN
DE SCHADUW
Oecumenische zondag
Is het einde daar van
ons christendom-van-nu
De rooms-katholieke kerk blijkt voor het humanisme
meer begrip te hebben dan de protestantse kerken
LfSSm
Prof. dr. W. van Doorn deelnemer aan Nederlands concilie
Overgangsfase
Wie is God
Visioen
Belijdenis
Over de
toekomst
van de kerk
LITERAIRE KRONIEK
door
WCLLUai
DEZE WEEK
"p|e nieuwe, lijvige roman van Simon
Vestdijk: „Het spook en de schaduw",
uitgegeven bij Nijgh en van Ditmar, Den
Haag, behoort tot die prozawerken uit
zijn verbluffend groot oeuvre, die men
niet spoedig zal vergeten. Het boek is in
elk opzicht „de meester waardig".
Het is een in de letterlijke betekenis des
woords spookachtig boek, vol „suspense",
d.w.z. huiveringwekkende onzekerheid, na
een schijnbaar wat moeizame aanloop
langzaam maar zeker de lezer inspinnend,
om hem vervolgens stap voor stap naar
een climax te voeren, en tot de oplossing
van een raadsel dat hij zich pas in de laat
ste pagina's onthuld ziet; al was hij het
meer en meer gaan vermoeden, voorlopig
nog zonder begrip voor de gruwelijke be
tekenis van kleine gebeurtenissen, inciden
ten, die zich tevoren in deze geraffineerd
geconstueerde roman hebben afgespeeld.
Evenals sommige andere romans van
Vestdijk waarvan het verhaal zich in het
buitenland afspeelt, heeft hij voor dit boek
het decor van Tirol gekozen, een klein
plaatsje in de bergen, een eenvoudig toe
risten-hotel en, hoog tegen helling, een
klooster, tegelijkertijd pelgrimsoord.
Een Nederlandse toerist komt er toeval
lig in aanraking met een Duitse professor,
geoloog, uit het Rijnland, die hem een
vreemde parapsychologische ervaring ver
telt. In het dorpshotel logerend heeft hij.
daar namelijk, op zijn kamer, tot twee
maal toe een spook gezien, de vage, zwar
te gestalte van een soldaat, kennelijk de
zoon van de eigenares, die als Oostenrij
ker met de nazi's aan het oostfront gestre
den heeft en nooit meer is teruggekeerd.
Deze jongeman, Peter, wordt dan ook als
gesneuveld beschouwd; zijn naam staat op
een kruis, tussen de anderen, op het plaat
selijke heldenkerkhof.
Nieuwsgierig naar die vreemde manifes
tatie neemt ook de Nederlander een ka
mer in het hotelletje, dat door het „spook"
van Peter zou worden bezocht, todat kort
daarna Peter echter in menselijke gestal
te in het dorp verschijnt na vijf jaar
uit Russische krijgsgevangenschap vrijge
laten. Niet dood dus. Zijn onverwachte te
rugkeer maakt de „geestverschijning", die
er aan vooraf ging, tot een dubbel twijfel
achtige zaak; alleen een overledene kan
zich immers op die eigenaardige manier
manifesteren, zo redeneert men. Het zal
dus allemaal wel verbeelding geweest zijn.
TMTaar is het Peter wel? De terugggekeer-
de gedraagt zich hoogst zonderling. En
als het Peter mocht zijn is hij in ieder
geval heel „anders" geworden, volkomen
in zichzelf teruggetrokken, zwijgzaam; nog
slechts een schaduw van zichzelf.
Er gaan wederom vreemde dingen ge
beuren, het spook verschijnt opnieuw, als
een vage, duistere gestalte achter hem,
steeds op trivale momenten, bij een rel
in een café bijvoorbeeld waar een vrouw
bij betrokken is, of tijdens een bergtocht,
als Peter losgeraakte stenen hoort vallen.
De zonderlinge, zwijgzame jongeman ge
raakt bij die gelegenheden zelf in een pa
nische toestand, valt flauw, ontvlucht zijn
omgeving, en lijkt nog geslotener dan hij
reeds geworden was.
Een verblijf in het klooster, waarvan
de huisarts meent dat zijn geestelijk even
wicht erdoor zal worden hersteld, leidt
tot een afschuwelijk pandemonium wan
neer een vrouw, die er de nabijgelegen
kantine beheert en die hem op verzoek
van een der kloosterbroeders moet uitho
ren, hem van haar ervaringen met Rus
sische soldaten verteld heeft, de aanran-
din van een vriendin, een beestachtig ta
fereel. Plotseling verschijnt het zwarte
spook weer, nu in gezelschap van andere,
witte kronkelende gedaanten. Peter vlucht
de kerk binnen, een Mariabeeld valt te
pletter, het is alsof alle duivels zijn los
gebroken. Als een gebroken man wordt
hij naar het dorp teruggebracht. Hij moet
wel krankzinnig zijn, in elk geval zenuw
patiënt, die door zijn gedrag bij anderen
hallucinaties opwekt.
Cpoken en schaduwen? Wat is er met
- hem in Rusland gebeurd? Wat verbergt
hij, en verzwijgt hij? Waarom raakt hij
bijna tot waanzin als ergens, door kwa
jongens, een vuurtje wordt gestookt. Hoe
SIMON VESTDIJK
komt het, dat hij zich in de sneeuw zo
vreemd gedraagt, steeds achterom ziend;
gevaarlijk voor een berggids, het beroep,
waarvoor hij wordt opgeleid.
Peters moeder nodigt de Duitse profes
sor uit in de hoop dat die de jongen tot
rede kan brengen, tot praten in elk geval.
Hij had immers, bij een vorig bezoek zo
veel belangstelling voor haar zoon getoond
en diens „geest" gezien. De oude geoloog
inviteert zijn Nederlandse kennis uit die
dagen om met hem mee te gaan, naar 't
dorp.
Tezamen met Peter ondernemen zij een
bergtocht, met de bedoeling ergens in de
eenzaamheid tot een openhartig en onthul
lend gesprek te komen, in de hoop dat Pe
ter zijn hart en zijn ziel zal uitstorten over
wat hem kennelijk beklemt, wat hem tot
een schaduw gemaakt heeft en gedurig die
spoken oproept.
Het gesprek mislukt een uitroep van
de professor, die wat ongeduldig en ner
veus wordt, heeft tot gevolg dat opnieuw
de geheimzinnige zwarte Verschijning uit
de sneeuw opduikt, Peter naar de diepe
afgrond lokkend, waar hij in neerstort en
verpletterd wordt.
Het geheim van zijn oorlogservaringen,
van zijn krijgsgevangenschap in Rusland
blijft onopgelost.
Maar later schrijft de professor een brief
aan zijn Nederlandse vriend, die een ver
klaring van het voorafgaande inhoud,
doordat hij dank zij een toevallige relatie
iets te weten komt over het militaire on
derdeel, waar Peter aan het Russische
front deel van heeft gemaakt. Dat was
een geïsoleerde groep, tussen ijs en sneeuw
gevangen, bij een dorp met een dertigtal
Joden, vrouwen, kinderen en oude mannen,
die daar verscholen zijn en waarmee een
eigenaardige menselijke relatie ontstaat,
door de gezamenlijke nood van koude en
afgeslotenheid. Dan komt er echter ver
sterking, en S.S.-officieren geven het be
vel, dat die verstandhouding met de Jood
se vluchtelingen moet worden beëindigd.
Doodgeschoten behoeven ze niet te worden.
Er is toch al gebrek aan ammunitie. Maar
binenn korte tijd worden ze op een
geraffineerde manier, door de toepassing
van walgelijke wreedheden en uithonge-
ng geliquideerd.
Of Peter daaraan heeft meegedaan: nie
mand zal het ooit weten, maar in ieder
geval is hij er bij geweest.
"T|it drama is het, dat hem tot een spook en
■*-' een schaduw heeft gemaakt, zelf weer
achtervolgd door spoken en schaduwen uit
dat onmenselijke verleden. Het is het dra
ma van het schuldgevoel het gekwel
de geweten om de overheersing van de
monische krachten en machten in de mens.
Vestdijk heeft al verscheidene malen eer
der in zijn romans dat thema van schuld
gevoel tot de achtergrond en aanleiding
van zijn werk gekozen. In dit jongste proza
werk van zijn hand heeft hij dat indringen
der en huiveringwekkender gedaan dan
ooit; langzaam, misschien in het begin
iets te traag, met aanduiding van aller
lei details waarvan de betkenis pas la
ter in het boek geheel duidelijk wordt, en
met toenemende spanning naar de tragi
sche ontknoping toeschrijvend.
Het parapsychologische element in het
verhaal, het optreden der Verschijningen,
draagt sterk bij tot de mysterieuze, ge
spannen sfeer, waardoor het symbool voor
de lezer de werkelijkheid gaat benaderen,
een occult aspect dat dank zij de overtui
gingskracht van de auteur tot iets tast
baars wordt.
Alles bijeen heeft Vestdijk, in zijn ver
bijsterend grote produktie en bij het toe
nemen der jaren, met deze nieuwste roman
het bewijs geleverd van een nog in volle
creatieve kracht verkerend groot schrijver
schap.
F
f W'ïïfX-
--OK
Iemand die zich
van schuld bewust
is, meent dat alles
wat er gesproken
wordt over hem
gaat.
Cato
Het wordt meer en nieer de gewoonte om op de tweede
adventszondag in de kerken stil te staan by de oecumene,
soms door het beleggen van een gemeenschappciyke dienst
waarin predikanten van verschillende kerkgenootschappen
voorgaan. Op deze pagina willen we hierby aansluiten met
een tweetal artikelen, die zich met de oecumenische ge
dachte bezighouden, zy het op een geheel andere wyze dan
morgen in de kerken het geval zal zyn. Beide artikelen
nameiyk ïyken weinig met de oecumene van doen te heb
ben: de humanistische hoogleraar die aan het woord Is, ge
looft niet in God en de rooms-katholieke hoogleraar be
toogt dat het einde van het conventionele christendom is
gekomen. Toch komen zy beiden terecht by het samenle-
ven, het samengaan van christenen en kerken. De huma
nist Van Doorn, afgevaardigde naar het rooms-katholiek
provinciaal concilie, geeft als buitenstaander zyn eeriyke
visie op de verschillende kerken. En prof. dr. W. H. van de
Pol, de rooms-katholieke theoloog, heeft zyn boek „Het
einde van het conventionele christendom" gebruikt voor
een hartstochteiyk pleidooi voor het samengaan van Rome
en reformatie. Jaren geleden is prof. Van de Pol uit de
Ned. Hervormde Kerk via de Anglicaanse Kerk overge
gaan naar de Rooms-Katholieke Kerk (thans is hy hoogle
raar in Nymegen) juist dit kennen van het klimaat in
de verschillende kerken maakt zyn boek byzonder lezens
waard, ook als men zyn toekomstvisie niet deelt.
Een bespreking van zyn boek vindt men hieronder.
"T|e eerste regels van „Het einde van het
conventionele christendom" heeft prof.
Van de Pol zo vertelt hij zelf geschre
ven op 4 oktober 1965, de dag waarop paus
Paulus VI naar de Verenigde Staten reisde
om daar een vredesboodschap te richten tot
de Verenigde Naties. Voor hem was dat een
bijzonder gedenkwaardige dag omdat in zijn
visie de beide pausen, Joannes XXIII en
Paulus VI een einde gemaakt hebben aan
het conventionele pausdom mede daar
door ook de stoot hebben gegeven tot wat
prof. Van de Pol dan genoemd heeft het
einde van het conventionele christendom.
Want in dit boek, dat herhaaldelijk uitloopt
op een bewogen persoonlijke getuigenis en
soms een haast profetisch karakter krijgt, wil
deze hooggeleerde schrijver laten zien hoe het
„conventionele" christendom, het christendom
van de overgeleverde vormen, geloofsformule-
ringen en tradities, onherroepelijk ten einde
loopt en hoe de christenen uit alle kerken door
een crisis van onzekerheide onrust en twijfel
op weg moeten gaan naar een nieuw christen
dom.
In deze crisis - zo zegt hij - spitst zich alles
toe op de vraag naar God. Is er een God Wie
is Hij? Waar is Hij? Wat doet Hij? Veelzeg-
zend is het motto dat prof. Van de Pol aan zijn
boek heeft meegegeven de tekst uit Zacha-
rias 14: „Als de avond valt wordt het licht".
Tot dat licht-worden - hoe kan het anders
- rekent hij ook het weer tot elkaar komen van
Rome en reformatie. Het is zijn vurige hoop
dat de nu aan de gang zijnde „tweede reforma
tie" dit zal bewerkstellen.
In de hele christenheid is er zo zegt hij, een
afscheid gaan van de oude, overgeleverde voor
stellingen, leringen, overtuigingen en litur
gische vormen. Pers, radio en t.v. spelen bij
dit proces een soortgelijke rol als tie boek
drukkunst heeft gespeeld bij de overgang van
de middeleeuwen naar Nieuwe Tijd. Wij be
vinden ons momenteel als gezamenlijke chris
tenheid in een overgangsfase met alle onduide
lijkheden en onzekerheden, die dit noodzakelijk
met zich meebrengt. Dit einde van het conven
tionele christendom is zowel voor de rooms-
katholieken als de protestanten aangebroken.
Prof. Van de Pol legt eerst uit, wat hij
onder „conventioneel" in het godsdienstig le
ven verstaat. De godsdienstige conventionaliteit
staat. De godsdienstige conventionaliteit
houdt godsdienstige overtuigingen en praktij
ken niet voor waar en goed, omdat men op
grond van persoonlijk nadenken, ervaring en
geweten de waarheid en goedheid ervan inziet,
maar in de eerste plaats op grond van het
feit, dat men het zo geleerd heeft: thuis, op
school, in de kerk en in het godsdienstig mi
lieu, waarin men is opgegroeid en waartoe
men altijd heeft behoord.
Men acht de overgeleverde voorschriften
en leringen ook voor geen enkele bestrijding
vatbaar. De godsdienstige conventionaliteit
geeft aan het bestaan van de mens een ge
voel van rust, veiligheid en geborgenheid.
Een aantasting van het conventionele ge
loof wordt zelden met rustige argumenten be
streden, maar steeds met hartstochtelijke ver
ontwaardiging. Een dergelijke reactie ver
raadt veelal een heimelijke vrees, dat de
eigen zekerheden in gevaar verkeren. Daar
door kenmerkt de godsdienstige conventiona
liteit zich door een grote hardnekkigheid.
Toch heeft die hardnekkigheid ook vaak weer
een toevallig en willekeurig karakter. Zodra
de betrokkenen in een andere omgeving ko
men, zijn de oude vormen en overtuigingen
vaak snel verdwenen. De godsdienstige conven
tionaliteit heeft een bewarende en beschermen
de functie, maar zij loopt altijd het gevaar
van een zelfvoldaan en bedenkelijk isolement.
Onder „conventioneel Christendom" verstaat
prof. Van de Pol het Christendom, zoals het
sedert het begin van de ehristianisering van
West-Europa door het Christenvolk is opgevat
en in praktijk gebracht. In korte trekken
schetst hij dit Christendom, zoals het in or
thodox-protestantse en rooms-katholieke kring
tot voor kort is beleden en beleefd. Maar dit
conventionele christendom loopt nu onherroe
pelijk ten einde, zo getuigt prof. Van de Pol.
Alles gaat zich toespitsen op de Godsvraag
Het opmerkelijke is daarbij, dat het zwaarte
punt van de theologische discussie zich van
het oude Europa heeft verplaatst naar Ame
rika, waar jonge theologen als Altizer, Hamil
ton, Cobb, Cox en Van Buren een nieuw theo
logisch denken hebben ontwikkeld voor de tijd,
waarin het conventionele christendom met de
overgeleverde Godsbegrippen dood is.
„Wij staan in alle opzichten aan een nieuw
begin. De herbouw zal er een zijn van alle
mensen, protestantse en rooms-katholieke,
rechtzinnige en zrijzinnige, christelijke en niet-
christelijke, gelovige en niet-gelovige tezamen.
Als christenen staan wij voor het dilemma:
géén christendom meer, of een tot in de grond
vernieuwd en herboren christendom. Dit is het
eigenlijke christelijke dilemma, niet de goed
deels overleefde tegenstelling Rome-Refor-
tie."
Het gaat nu vooral om de vraag: wat heeft
het eigenlijk voor zin en inhoud wanneer
wij „God" zeggen? Wie is God? Waar is
God? Hoe en waar kunnen wij Hem vinden?
Hoe moet een christen leven in deze wereld?
Hoe moet de verhouding zijn tussen de ker
ken onderling?
In r.k.-kring sterven de oude devoties uit.
De bijbelse visie is bezig oude primitieve en
magische opvattingen te verdringen. De kerk
begint zich ook los te maken van het Griek
se intellectualisme en het Romeinse moralis
me.
Het reformatorisch reveil sinds de Eerste
Wereldoorlog is afgelopen. De discussie rond
Barth, Bultmann en Tillich heeft een dood
punt bereikt.
„Met name in Amerika breekt zich de over
tuiging baan, dat Barth, Bultmann en Tillich
tussentijdse theologen zijn geweest, die ge
tracht hebben, de protestants-christelijke si
tuatie te redden door de oorspronkelijk refor
matorische visie op het evangelie op de hoog
te te brengen van de tijd. Het ziet er naar
uit, dat deze poging op een teleurstelling, zo
niet een mislukking is uitgelopen,
te rijzen. In Amerika daarentegen komen ve-
Over Europa schijnt nog geen nieuwe ster
le nieuwe sterren op, onder wie Cobb tot een
van de helderste mag worden gerekend. Er
is een geheel nieuwe discussie aan het opko
men, die sterk wordt gestimuleerd door de
visie, die Bonnhoeffer kort voor zijn dood
heeft gehad. „Karakteristiek voor deze visie
is het besef, dat de christen in elk theolo
gisch en godsdienstig opzicht staat aan een
werkelijk nieuw begin. Het oude heeft afge
daan. Het is alles nieuw geworden".
„Persoonlijk heb ik grote voldoening gevon
den, zelfs meer dan ik ooit verwacht had,
binnen de Rooms-Katholieke Kerk", getuigt
prof. Va' Pol. „Ik heb een nieuw geluk
gevonden liet priester zijn in deze kerk.
De talloze, uiep ingrijpende veranderingen in
het denken, geloven en praktizeren van de
laatste jaren hebben mij echter niet geschokt.
Mijn liefde en belangstelling richten zich se
dert het concilie weer meer dan ooit op het
hele Godsvolk en met name op die beide niet-
roomse kerken, waarmee ik in mijn leven zo
nauw verbonden ben geweest: de Nederland
se Hervormde Kerk en de „Church of Eng
land".
„Church of England".
„In de eerste ben ik gedoopt, in de tweede
gevormd („confirmed"). Aan beide kerken
heb ik, evenals aan de Kerk van Rome, voor
mijn geestelijk en godsdienstig leven veel te
danken. Verzoend met de beide eerste ker
ken en niettemin blijvend verenigd met de
Kerk van Rome zou ik willen sterven. Mijn
vurige wens en hoop is, dat het oecumenisch
gesprek en toenadering nog tydens mijn le
ven zulke vorderingen zullen maken, dat ik
zonder bezwaar en ergernis in alle drie de
Heilige Communie kan ontvangen."
„Aan God ligt het niet, dat wij christenen
op zulk een rampzalige wijze van elkaar zijn
gescheiden. Als dit zo blijft ligt het aan on
ze kerkelijke zelfvoldaanheid en aan onze on
wil en onvermogen om het oecumenisch pro
bleem daadwerkelijk op te lossen. Wij moe
ten veranderen. God verandert niet."
Dit oecumenisch testament van prof. Van
de Pol loopt tenslotte uit op een belijdenis
van de God, die niet verandert.
„Als wij, mensen, menen dat God afwezig
is, dan is niet God maar dan zijn wij afwe
zig. Als wij, mensen, menen dat God zwygt,
is het niet God die zwijgt maar dan zijn wij
het die niet horen. Als wij, mensen, menen,
dat God onvindbaar is, dan is niet God on
vindbaar voor ons, maar dan houden wij
onszelf onvindbaar voor God. Als wjj, men
sen, menen dat God dood is, dan is niet God
dood in Zichzelf, maar dan is God dood in
ons eigen denken, beleven en handelen."
mens en de moderne wereld. Heel het mens-
„God schijnt dood te zijn in de moderne
zijn is echter een roep om God. Deze God,
waarop heel het mensdom onwetend wacht,
is de levende God. Hij is dezelfde; gisteren,
heden en in alle eeuwigheid
Prof. dr. H. W. van de Pol: „Het ein
de van het conventionele christendom";
uitg. J. J. Romen en Zonen, Roermond;
paperback; 384 blz.; prijs f 15,90.
Het is niet toevallig, dat een ad-
ventzondag als oecumenische zon
dag werd uitgekozen. Advent be
tekent komst. We zijn bezig met
de komst van Christus. Daar
wordt ook mee bedoeld, dat we
uitzien naar de volgende komst
van Christus. Wij verwachten
Hem terug. En de Kerk is op weg
naar deze komst.
Dat ziet er natuurlijk niet zo
naar uit. Wat dat betreft is het
soms een doffe ellende met de
Kerk.
De hele zaak ziet er wat lam
geslagen uit. De tijd is er ook
naar. Grote veranderingen stel
len ons voor moeilijke vragen.
De gewoonten veranderen, tradi
ties vallen weg, het leven wordt
onzekerder. Misschien ook echter
en eerlijker. En dat alles betekent
een ontmaskering van onecht ge
worden vroomheid en kerkelijk
heid.
Tegelijk betekent dit alles ook
enorm veel nieuwe beweging in
de Kerk. Dat is meer dan ooit
het geval.
Waar gaat dat heen Waar
loopt dat op uit Die vragen zijn
er en ze worden vanuit een on
zekerheid gesteld, want het valt
niet mee om al het veranderende
van deze tijd te verwerken.
We moeten in de verwarring
wat orde aanbrengen. Dat kan
door via de bijbel naar antwoor
den te zoeken voor onze tijd. On
ze vraag: „Waar gaat dat heen?"
sluit aan bij de toekomstverwach
ting van de bijbel.
Wij zijn op weg naar de komst
van Christus.
Nu niet meer als een Kind in
de Kribbe, maar met goddelijke
macht. Die terugkomst vraagt
voorbereiding. God vraagt die
voorbereiding van ons.
De Kerk moet wakker geschud
worden. Ze mag niet blijven sla
pen, maar moet haar zaken in or
de maken. Het bijna uitgedoofde
licht moet goed gaan branden.
De Kerk moet levend in de we
reld zijn, ook al gaat het er mid
dernachtelijk toe.
Ze moet één worden. Haar ver
bondenheid in Christus laten
zien. Als we in de toekomst van
de Heer bij Gods éne Kerk wil
len horen, dan moeten we daar
op aarde met elkaar uit leren le
ven. Daarom ziet het er in onze
tijd zo door elkaar geschud uit.
We zijn naar een nieuwe toekomst
op weg. En dat gaat niet gemoe
delijk.
Maar de visie van de bijbel is
ook, dat de Kerk zo de voorbe
reiding is voor de komst van de
Heer.
Daarom heeft ze toekomst op aar
de. Ook in deze crisis-achtige tijd.
God is „in". Nu God dood schijnt
te zijn, wordt er meer leven over
Hem gemaakt dan in jaren het
geval geweest is.
Zonder veel uiterlijk vertoon, wèl met grote ernst
is dan zondag jongstleden het provinciaal con
cilie begonnen van de rooms-katholieke kerk in Ne
derland. Een belangrijk en uniek gebeuren belang
rijk omdat Nederland als eerste na het concilie van
Rome gaat trachten aan de voorgenomen vernieu
wingen een zekere gestalte te geven en dus doende
weet dat veler ogen op de Nederlandse kerkprovincie
zijn gevestigd. Uniek omdat men onder de deelne
mers ook niet-katholieken aantreft, mensen zelfs die
ronduit verklaren niet in God te geloven.
Het Nederlandse episcopaat heeft namelijk niet al
leen uitnodigingen verzonden aan andere kerken en
kerkgenootschappen, maar ook aan het humanistisch
verbond en ook tracht men een communist aan het
gesprek te doen deeinemen. Want al die andersden
kenden zijn niet zomaar als waarnemers gevraagd
zij zijn volwaardige deelnemers, ook al hebben zij
uiteraard, gegeven de wat ingewikkelde constructie
van het concilie, geen beslissende stem.
Een van deze deelnemers-van-buiten is prof. dr. W.
van Doorn, buitengewoon hoogleraar in de filosofie
aan de T.H. te Delft en als wetenschappelijk ambte
naar verbonden aan het Filosofisch Instituut te
Utrecht. Hij vertegenwoordigt bij het concilie het hu
manistisch verbond, is daarom een van de mensen van
wie men zich afvraagt hoe zij eigenlijk deze uitnodi
ging beschouwen. Als een gesprek tussen de rooms-
katholieke kerk en de kerken van de reformatie al zo
moeilijk is, welke basis is er dan voor een discussie
tussen de kerk van Rome en iemand die ronduit ver
klaart niet meer in God te geloven?
Een onzer redacteuren heeft deze vragen voorgelegd
aan prof. Van Doorn en is zo met hem in openhartig
gesprek gekomen, waarbij vooral bleek dat prof. Van
Doorn blij was met deze discussie. Het hieronder
weergegeven gesprek kan soms even schokken omdat
geen van beide partners er doekjes om heeft gewon
den maar het is interessant omdat men hierin de
mening vindt weergegeven van een weldenkende en bij
dit alles zeer geïnteresseerde buitenstaander. Of
eigenlijk: niet helemaal een buitenstaander want al bij
de eerste vraag bleek dat prof. Van Doorn niet „zo
maar" is afgevaardigd.
Ik ben hervormd opgevoed en was voorbestemd
predikant te worden. Ik wilde het zelf. Ik studeerde
theologie en deed zelfs mijn doctoraal examen.
Maar daarna heb ik er een streep onder gezet.
U geloofde niet meer in God?
Nee.
Was dat een schokkende ervaring?
Ach nee, het is natuurlijk een groeiproces geweest.
Ik had nogal vrijzinnige ideeën. Ik dacht meer aan
het pastorale werk. Maar dat kun je ook doen als
humanist. Ik heb wel eens een proefpreek gehouden,
maar verder kwam ik niet. Ik heb ook geen kerke
lijk examen gedaan. Je kunt alles samenvatten on
der het begrip eerlijkheid. Het spreken en bidden tot
God heeft me nooit iets gedaanOp een gegeven
moment ga je je afvragen, wat nu. Dan moet je
kleur bekennen. Dat heb ik gedaan. Ik ben toen
Duits gaan studeren. Een tijdje leraar geweest aan
een middelbare school. Intussen studeerde ik filoso
fie. Promoveerde op de filosoof Hegel.
Wat is de reden dat men ook het humanistisch ver
bond heeft uitgenodigd? Was er voordien al sprake
van een nauw contact tussen humanisten en katho
lieken
Het contact met de katholieken is bijzonder fre
quent, meer frequent dan met de protestanten.
Steeds meer uitnodigingen krijgen wij van katholie
ke gemeenschappen om to komen spreken. Ik heb
gesproken voor de theologische leergang van een
klooster in Nijmegen. Vier jaar geleden zijn er op
de katholieke universiteit te Nijmegen referaten ge
houden door katholieken, protestanten en humanis
ten. Ik spreek vaak voor katholieke jongerengroe
pen, hervormingscentra en middelbare scholen. Dat
contact neemt steeds meer toe, niet alleen infor
meel maar ook officieel. Wat dit laatste betreft
denk ik aan het secretariaat voor niet-gelovigen, dat
sinds het concilie in Rome is opgericht. Als niet-ge
lovigen worden door dat secretariaat beschouwd
communisten en humanisten. April dit jaar hebben
wij een conferentie gehad met katholieken en huma
nisten, waar vertegenwoordigers uit verscheidene
landen aanwezig waren. In Amerika gebeurt iets
dergelijks volgend jaar.
- Waarin bestaat het contact met de protestanten?
- Die contacten zijn er met de vrijzinnig protestan
ten. Een commissie van humanisten en protestanten
heeft een rapport opgesteld over de openbare scho
len.
- Waarom is het contact met de katholieken sterker?
- Dat ligt in de eerste plaats aan de openheid die
de katholieke kerk aan den dag legt voor al het an
dere dat naast het eigene bestaat. Verder is er de
verrassende overeenstemming op bepaalde punten
tussen humanisten en katholieken. Vooraanstaande
figuren in de katholieke wereld hebben een toene
mende aandacht voor het praktische leven, voor de
menselijke verhoudingen. Dat heb ik in Amersfoort
gemerkt. Over de goddelijke openbaring wordt
steeds minder gesproken, men ziet Christus veel
meer in de ménselijke atmosfeer.
Daarentegen leggen de orthodoxe protestanten nog
steeds de nadruk op de openbaringen en de waarhe
den die volgens hen zo zijn. Er is daar nog geen
scheiding tussen de natuurlijke en bovennatuurlijke
wereld zoals die bij de katholieken bestaat. De
katholieken zijn van mening, dat het bovennatuurlij
ke, ja, daar kun je haast niks meer over zeggen.
Met katholieken bedoel ik natuurlijk de intellectuele
bovenlaag, hè.
In Amersfoort zeiden de katholieken ook: we zijn het
eigenlijk helemaal met jullie eens. Maar daarnaast
of daarbovenenfin, u weet het wel. Dan vinden
we elkaar niet.
De organisatie van het concilie is heel ingewikkeld.
Er is een algemene commissie die gesplitst is in
vier afdelingen: a. theologische zaken; b. kerkelijke
organisatie en structuur; c. micro-samenleving,
waaronder vallen huwelijk, opvoeding, onderwijs; d.
macro-samenleving, waartoe behoren oorlog en vre
de en de hulp aan onderontwikkelde gebieden; Deze
afdelingen zijn weer onderverdeeld in subcommis
sies. In die subcommissies wordt het werk gedaan
Het onderwerp micro-samenleving is speciaal vooi
ons.
- Hoeveel leden heeft het humanistisch verbond?
- Dat moet ik even naslaan. Hier heb ik het laatste
cijfer. Wij hebben 15.218 leden. Dat zijn er nog niet
verschrikkelijk veel, maar per jaar hebben we de
laatste vier jaar een stijging van 1000 leden. Tien
jaar geleden heeft 't een hele tijd stil gestaan. Be
halve de leden zijn er natuurlijk veel belangstellen
den. Dit cijfer is ook wel interessant: half oktober
had de humanistische .aadsman in het leger 3750
contacten met militairen een jaar geleden waren
dat er 2000. Verder volgen 200.000 mensen onze
radio-uitzendingen. We hebben nu zelf zendtijd ge
kregen. (Lachend) We zijn er met de T.R.O.S. bij
gekomen. Die zendtijd bedraagt maar tien minuten.
Vroeger hadden we twintig minuten voor V.A.R.A.
en A.V.R.O.
- Men was vroeger wat huiverig voor het humanis
me.
- In tien jaar is er zo enorm veel veranderd. Wat is
er niet een verschrikkelijk touwtrekken geweest en
Prof. dr. W.
van Doorn
een deining toen de geestelijke verzorging van de
humanisten in de arbeiderskampen in de Tweede
Kamer ter sprake kwam? Iets gemakkelijker daar
na ging het met betrekking tot de inrichtingen van
justitie. Toch zijn we nog nooit gelijk gesteld met
de andere geestelijke verzorgers in de gevangenis
sen. De pastoor en de dominee zijn verbonden aan
de gevangenis, maar de humanistische raadsman is
toegelaten. Als je vroeger niet katholiek was, dan
was je protestant en dan kreeg je dus de dominee
op bezoek. Wilden de gedetineerden niemand ont
vangen, dan werd uiteindelijk nog de mogelijkheid
geopperd van een humanistische raadsman. Nu be
zoeken ze alle drie gelijktijdig de gevangenis.
- Wat verwacht u van het Nederlandse concilie?
- Hier en daar zullen de remmen worden aangezet
en dat is logisch. Maar je kunt de klok ook niet
terugzetten. Ik weet niet waar het op uit zal lopen.
Nog geen enkel land heeft zo'n concilie opgezet.
Overigens zou ik niet graag in de schoenen van de
bisschoppen willen staan. Van hen wordt veel wijs
heid verlangd. Zij moeten ook rekening houden met
de achterban, die niet tot de nieuwlichters behoort.
Er moeten geen uitlopers komen of splitsingen in de
kerk ontstaan.
Is er een verklaring voor deze stroomversnelling?
Er zijn in de katholieke kerk altijd verschillende
stromingen geweest, maar vanwege de strenge dis
cipline manifesteerde zich dat niet ten opzichte van
de buitenwereld. Maar in deze tijd kan men dat niet
meer volhouden. Bij de gereformeerden is dat an
ders, die staan helemaal achter hun overtuiging.
Hoe ziet u de toekomst?
Wij komen niet met een boodschap. De mensen
moeten het zelf doen. Mijn idee voor de toekomst is
de echt menselijke ontplooiing. Menswaardige situa
tie» scheppen in een sfeer van verdraagzaamheid.