JOODSE SHOFAR: OEROUD en LEVEND Indonesië was voor de kerken harde leerschool Hervormde dagkalender 1967'n onmisbaar boekje Ter overdenking S. C. GRAAF VAN RANDWIJCK: HOOP Spreekbuis Leerschool Loyaal Strategie voor de wereld muziekfeuiHeton door henri th. timmerman DEZE WEEK Schoonheidsbeleving en ontroeringskracht zijn diep indringende en toch ongrijp bare begrippen. Vrije elementen in ons be staan, onafhankelijk van toevallige of be wust geschapen omstandigheden, want zo als de praktik dagelijks kan leren is deze schoonheidsbeleving allerminst gebonden aan de rijkdom of gecompliceerdheid van een kunstwerk. Een enkel simpel voorwerp kan door de nobele lijn van een sobere vormgeving een zuivere schoonheidsbele ving opwekken, terwijl de praal van een overstelpende rijkdom in materialen of vor men ons onberoerd kan laten. Zo is het heel sterk in de muziek. In de muziek, een men selijke uiting met een indrukwekkende ont wikkelingsgang, zijn schoonheidsbeleving en ontroeringskracht zeker niet geiyk aan rijk dom van muzikale gedachten, aan veelheid van instrumenten of gecompliceerdheid van vormen. Eén simpele maar zuiver ge trokken muzikale lijn kan een wereld van ontroering herbergen. Een sober en zelfs primitief te noemen muziekinstrument, be speeld in zijn natuurlijk milieu, kan een diepe schoonheidsbeleving oproepen. Het simpele, het zeer eenvoudige en prille is soms machtiger dan de klank van een groot orkest, sterker van werking dan éen „koor van trompetten en bazuinen". Dit is Bij belse taal, want in de Bijbel is meerma len sprake van muziek en van haar ge heimzinnige, immers nooit helemaal te doorgronden werkingskracht. In de Bijbel boeken wordt over tal van instrumenten gesproken, ook al weet de hedendaagse musicologie, dat de namen van deze in strumenten niet de namen dekken van te genwoordig gebruikte instrumenten, die ook nauwelijks meer vergelijkbaar zijn door de ingrijpende muziektechnische ont wikkeling en vervolmaking. pr is onder de vele instrumenten, die worden genoemd in de oude boeken misschien maar één instrument, dat trouw bleef aan zijn simpele primitieve oorsprong en nóg klinkt in onze tijd. Dit is de shofar of sjofar, de oeroude ramshoorn, die ook nog in onze dagen overal w$ar Joden bij elkaar komen klinkt, op de Joodse Nieuwjaarsdagen en op Grote Ver zoendag. Wie ooit in een Joods godsdien stig milieu deze shofar hoorde klinken, zal dit nooit kunnen vergeten: het is een er varing waarin door de wonderlijke macht van een muziek op een muzikaaltechnisch uiterst simpel instrument datgene wat we schoonheidsbelevihg noemen samenvloeit met ontroeringskracht. De oud-Joodse sho far is een instrument, dat geen ontwikke ling heeft doorgemaakt, niet omdat men de shofar te primitief achtte, maar om godsdienstige redenen. De shofar noemen we weliswaar een specifiek Bijbels instru ment, maar deze. oud-Joodse ramshoorn is verwant aan verscheidene andere natuur lijke hoorns. Maar alleen de Joodse sho far wordt nu nog over de gehele wereld volgens oude strenge voorschriften gebruikt in synagogen, zowel van orthodoxe als van liberale Joden op de godsdienstige hoogtij dagen van de Joden over de hele wereld. Eigenlijk is de shofar verweven met het ganse religieuze leven van de Joden en dit maakt de shofar uniek in geestelijke zin en ook in muzikaal opzicht. Zo beschouwd wijkt de Joodse shofar ook af van de vele andere typen van natuurlijke hoorns, waar van sommige uit het leven van primitie ve volken al zijn verdwenen. Sommige Afrikaanse negerstammen ken den barugumu's, uit antilopenhooms, de oude volken van India hadden hoorns uit buffelhoorns vervaardigd en er waren In dianenstammen, die voor hun bezwerings rituelen hoorns uit runderhoorns sneden.' In het oude Noorse hooggebergte gebruikte men de prillarhoorn, gemaakt uit de hoorn van een bok. Gemeenschappelijk kenmerk van de oude hoorns, die inderdaad uit de hoorns van dieren werden gemaakt, is het ontbreken van een mondstuk. Er zijn nog tal van verwante hoorntypen, waarvan sommige in nog vrijwel geïsoleerde gebie den gebruikt worden, maar andere typen óf verdwenen zijn of een vervanging kre gen door hoorns, die uit andere materialen dan dierenhoorns werden vervaardigd. loodse shofars worden vervaardigd en gebruikt volgens voorschriften, die ont leend zijn aan het Oude Testament (Levi ticus) en meer gedetailleerd aan de Mish- na. Op de Nieuwjaarsdagen, twee dagen welke één herdenkingsdag vormen, wordt op de shofar geblazen, een intrinsiek deel van de voor orthodoxe en liberale Joden belangrijke godsdienstige plechtigheid. Het voorschrift om op Nieuwjaar de shofar te blazen is rechtstreeks ontleend aan het Oude Testament, waar in het Boek Levi ticus wordt gesproken „over een rustdag in de zevende maand, een herinnering met geschal van de hoorn (van een steenbok), een oproep tot heiliging." Op dit godsdien stig feest in de synagoge is eerst de sho far bedekt: eerst na de lofzegging, waarin uitdrukkelijk wordt gezegd, dat men ver plicht is „door zijn voorschrift te luisteren naar shofargeluid", wordt de shofar ont daan van de bedekking en blaast de sho- farspeler. Hij blaast op dit Nieuwjaarsfeest de voorgeschreven motieven, geheel vol gens de Mishna (van oorsprong mondeling overgeleverde leer) en daarna roept de ge meente uit: „Vandaag is de geboortedag van de wereld," waarna men zich bezint op de verantwoordelijkheid van de mens, „de hoeder en bewerker van de aarde." Ook op de op Nieuwjaar volgende en daar mee verbonden Grote Verzoendag en tij dens andere godsdienstige bijeenkomsten wordt op de shofar geblazen, telkens vol gens andere motieven. Al deze motieven zijn beschreven in de al genoemde van oorsprong mondelinge Mishna, ook echter in een Nederlandse bewerking verschenen. Er wordt ook bij het blazen op de shofar onderscheid gemaakt tussen de „Askena- sim", dit zijn de Joden afkomstig uit Mid den- en Oost-Europa en de „Sefardim",, de Joden afkomstig uit andere landen, de Mo hammedaanse landen en Spanje en Portu gal; in de meeste gevallen uiteraard de nakomelingen van deze Joden. Bij de Se fardische gemeenten wordt het shofarspel, voortgebracht op één toon met de bovento nen en sterk beïnvloed door ritmiek en klanksterkten, naar het toongeheel ver deeld in groepen van tonen in een voorge schreven afwisseling. Wie bedreven bespe lers van zeer eenvoudige natuurinstrumen- ten heeft gehoord, zal weten dat ook met toon, dynamiek en ritmiek een grote ver scheidenheid in motieven kan worden be reikt. Tijdens de godsdienstoefening van de Joodse gemeenten bestaat het toonge heel van het shofarspel uit honderd tonen, geblazen in drie groepen van dertig en één van tien. De bespeler houdt de shofar bij gesloten lippen tegen de rechtermondhoek en met zijn tong en lippen vormt hij de verschillende ritmen. Heel duidelijk zijn de shofar-golven of -stoten in vier korte reek sen te onderscheiden: tqia, svarim, trua en tqia gloda, uiterst subtiel van combina tie van toon, ritme en snelheid, terwijl ook een triller niet ontbreekt. Maar evenals oosterse muziek is ook het shofarspel, want het is inderdaad een spel en geen simpel bla zen, een moeilijke kunst, misschien juist doordat het instrument zo sober is, om niet te zeggen primitief. Aan eeuwenoude voorschriften gebonden mag een ramshoorn, die gebarsten is niet meer worden gebruikt, evenmin weer aan elkaar gemaakt worden, ook als dit mogelijk is. De vervaardiging van een sho far is evenwel vrij gemakkelijk. Door sto- mine wordt de hoorn zacht en soepel ge maakt, zodat hij bewerkt kan worden tot de vorm die nodig is en ook cilindrisch kan worden doorboord. Het instrument blijft van binnen vrij ruw, wat geen bezwaar is, en heeft een korte vorm. Maar de technische uitvoering van de ramshoorn is voor de Joodse eredienst on dergeschikt; door al het genoemde voor schrift is de shofar het unieke instrument zonder technische ontwikkeling van «en hoog-ontwikkeld cultuurvolk gebleven. Het is ook zeker deze primitiviteit, door eeuwen oude voorschriften gebonden, waardoor de shofar in zqn eigen milieu - de synagoge - zulk een diepe indruk kan maken. Dit is het niet te doorgronden geheim van een diep geworteld eeuwenlang geërfd religeus besef dat zich openbaart in de klank van de shofar. Het is een klank, die door de eeu wen vol strijd en onrust, vol openlijke ver volging of heimelijke onderdrukking, de wekroep is geweest tot inkeer en bezinning. In de geijkte betekenis is deze shofar zon der schoonheid, maar dezelfde shofar in 't natuurlijke milieu geblazen bezit dan een schoonheids- en ontroeringskracht, die zeld zaam zijn. Al onze rationaliteit ten spijt blijven er óndoorgrondelijke relaties tus sen de mens en zijn oeroude afkomst, tus sen het mysterie van het (schijnbaar) on aanzienlijke en simpele. De shofar en zijn spel zijn ook nog in onze dagen een uit drukking van de menselijke ziel; de wek roep van de shofar is de stem van de eeuwigheid. Wij hebben allen kracht genoeg om het leed van anderen te dragen La Rochefoucauld ,.l\/ïen wordt in het Islamitische Indonesië geen christen om er beter van te wor- den; in het verleden niet en nu ook niet. Het zijn heel andere factoren, die duizenden mensen naar de kerken drijven. Ik zie er de werking van de Heilige Geest in, maar er zijn ook menselijke factoren. Zoals: 't heidendom (niet de Islam) is niet fatsoenlijk meer". „De diepere motieven voor de overgang naar het christendom zijn: men heeft met verbazing geconstateerd, dat de christenen zich anders gedragen en hebben gedragen tijdens dc communisten-moorden dan de moslims. Men heeft iets ge voeld van het normbesef, de barmhartigheid en de eerbied voor een mensenleven bij het christendom. Deze wetenschap is een voorname drijfveer om christen te worden. De godsdienstige groepen worden gerekend anti-communistisch te zijn. waarbij men overigens de rooms-katholieken, de protestanten en de moslims wel eens wat gemakkelijk heeft gelijkgeschakeld hun houding ten opzichte van de communisten als mensen is zeer verschillend geweest na de coup". Dat zegt mr. S. C. graaf van Rand- wijck, de algemeen secretaris van de Raad voor de Zending der Nederlandse Hervormde Kerk, die dezer dagen af scheid heeft genomen. Uit hoofde van zijn functie in het zendingswerk, die hem ve le malen in Indonesië bracht, maar ook door zijn vroegere werk. als zendingscon sul in dienst van het Nederlands Bijbel Genootschap in Nederlandsch-Indië, volgt hij met grote aandacht de gebeurtenissen van staat en kerk in'Indonesië. De heer Van Randwqck wijst erop, dat heel veel Indonesiërs in het le ger Christen zijn geworden en nog wor den. De toeloop naar de kerken in het Islamitische land Indonesië is de laat ste maanden al enige malen in het nieuws geweest. De Indonesische ker ken worstelen om de grote stroopi op te vangen. Die leger-Christenen: „De Is lam kent in het algemeen geen persoon lijke zielzorg, gaat niet in op de levens vragen van de mens, ook niet in het leger. De mensen in het leger zijn niet gebonden aan familietradities, ze wor den ook bevangen door eenzaamheid en de vrees van een treffen met oproerige benden. De Moslimse imam weet daar op geen antwoord. Het Christendom heeft dat wel." verder op, dat de kerken wel blij zijn, dat het communisme als systeem niet aan de macht is gekomen, maar zij hebben met grote zorg het neerslaan van de com munisten gezien. Op Oost-Java bijvoor beeld zijn de kerken opgekpmen voor een echte berechting van de communisten. Hebben de kerken nu invloed op de han delwijze van de regering? „Er zitten zeker drie Christenen twee protestanten en een Rooms-Katholiek in de regering, met belangrijke porte feuilles. Ik geloof zeker, dat naar omstan digheden de Christenen een zekere invloed hebben (gehad) zoals Christenen die zou den wensen." waardeerd als medewerkster bij het paci ficeren, als steunpilaar in de pas gepaci ficeerde gebieden, met name op onder wijsgebied. Maar naarmate men het ei gen gouvernementsonderwijs beter in han den had, vond men ons lastig: de zen ding had daar een eigen mening over en was lastig genoeg om dit te zeggen. Na 1929 is de barometer van de officiële waardering in die koloniale maatschappij gedaald, toen men de zending niet meer „nodig" had. De zending heeft nooit de wettigheid van het Nederlandsch-Indische gezag bestreden, maar zij wilde opvoeden tot zelfstandigheid en tot zelfstandige per soonlijkheden. En zij heeft zeer veel be grip gehad voor degenen, die dat gezag niet aanvaardden. Meer dan begrip; zij zag in de toekomst." Graaf van Randwijck is van mening, dat de kerken altijd loyaal achter de re gering hebben gestaan. „Eén ding zal men altijd ten gunste van Soekarno moe ten aanvoeren: hij is de kampioen ge weest van de godsdienstvrijheid in het Islamitische Indonesië. Er zijn altijd stro mingen geweest, die 'n Indonesische staat op basis van de Islam wilden hebben. Zijn staatsideologie wordt nog wel aan gevochten, er zijn nog altijd totalitaire Moslim-stromingen. De Pantjasila (er kenning van één God, menselijkheid, hu maniteit, nationalisme, democratie, socia le gerechtigheid waarbij dan iedere re ligieuze gemeenschap het recht heeft om de boodschap uit te dragen) blijft uiterst belangrijk." Mr. Van Randwijck merkt De in Leeuwarden als zoon van een ambtenaar ter gemeentesecretarie gebo ren graaf Van Randwijck, die kort daar na naar Den Haag verhuisde en vervol gens naar Amersfoort, waar zijn vader burgemeester werd, en zijn studies deed in Utrecht, werd op 24-jarige leeftijd se cretaris van de hoge commissaris van de Volkenbond in de vrije stad Danzig. Hij was voor een diplomatieke baan bestemd, maar mede door activiteiten in zijn stu diejaren binnen de Ned. Chr. Studenten Vereniging kwam men naar hem toe om hem te vragen of hij in het zendingswerk wilde. „Ik had er geen enkele opleiding voor gekregen, maar ik stond wel achter de taak van de zending." In 1929 werd hij zendingsconsul in dienst van het Bijbel genootschap in Nederlandsch-Indië. Spreek buis voor de zeer verdeelde zending bij de regering. Het was nodig dat de cen trale regering de zaken ook kon bekijken uit het oogpunt van de zending. Zo'n punt was de zelfstandigwording van de kerken, maar ook kwesties van bestuursambtena ren met zendingsarbeiders, onderwijs, zie kenhuiswezen." „Hoe was toen de verhouding gouverne ment - zending? „Die was goed, vooral na het onder be stuur brengen van de buitengewesten. Toen heeft de regering de zending ge- Die (nabije) toekomst werden dan eerst de oorlogsperiode en vervolgens de vrij heidsstrijd. „De Indonesische kerken ston den echt alleen voor de enorme verant woordelijkheid hun houding te moeten be palen in die vrijheidsstrijd. Daar hadden wij ze niet op voorbereid, maar lk weet ook niet hoe je ze daarop had moeten voorbereiden. Het gevolg is geweest, dat de Indonesische kerken meer dan menige kerk buiten Indonesië zich bewust zijn ge worden van hun verantwoordelijkheid." „Werkelijk kerkelijke zelfstandigheid kun je naar mijn ervaring niet krijgen in een koloniale maatschappij. Je kunt in 't algemeen zeggen: we konden de kerken niet beter voorbereiden in de koloniale tijd. De realiteit komt pas in de gedeko loniseerde maatschappij. Om een voor beeld te noemen: de voorzitter van de synode van de kerk in Indonesië was voor de oorlog altijd een Nederlander, want een Nederlander had de meeste entree bij het gezag. Na de oorlog kon je geen Nederlander meer om een boodschap stu ren. De Indonesiërs zelf doen het nu. De buitenlandse zendingen in Indonesië zijn nu medewerkers, niet passief, maar echt. De zelfstandige kerk beslist. Het is een harde leerschool geweest voor de kerken. Maar ik ben geneigd te zeggen: hoe hard ook, het is toch een voordeel gebleken". Voor het tweede achtereenvol gende jaar is de Hervormde dag kalender in pocketvorm versche'- nen. We hebben het u' vorig jaar al verteld en ook nu weer schrijft ds. J. H. Grolle, voorzitter van de redactiecommissie voor dit boek je 't in zijn voorwoord: de scheur kalender, het schild met zijn tek sten en z(jn dikke stapel blaadjes, heeft zijn tqd gehad. „Die -tijd was vooral de negentiende eeuw" schrijft ds. Grolle en hij voegt er aan toe: „Maar wat zqn tyd niet gehad heeft, dat is de behoefte om in de gezinnen na tafel in de morgen, middag of avond een gedeelte uit de Bijbel te lezen en er een verklarend woord bij te ho ren. Ons boekje wil daarvoor een gids zijn ook om een vorm te vinden voor ons bidden en een lied om samen te zingen. Persoonlijk geloof ik dat zulk een huisdienst nog een overblijfsel is van de dage lijkse viering van het Heilig Avondmaal, zoals er gezegd is: „Zij braken het brood aan huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoudigheid van hart, en zij loofden God." Ie dat zo Is het niet zo dat ook deze „huisdienst" die ds. Grol le doet denken aan de eerste chris tengemeenten in maar al te veel gezinnen „uit de tijd" is geraakt. Letterlijk uit de tijd: in welk gezin met opgroeiende kinderen en een drukbezette vader vindt men nog tijd om zich gezamenlijk in de Bij bel te verdiepen en God met een lied lof te brengen en te danken? En ook: beschouwt het oog van onze tijd gezinnen waarin iets der gelijks nog wél mogelijk is, niet als „ouderwets" of zo men wil „uit de tijd" Zijn onze gezinnen nog in staat tot dit geestelijk-samen-zijn Het behoeft nauwelijks bewijs: met ons geestelijk leven staan wij mijlen ver verwijderd van die eer ste christengemeenten. Wij als mensen afzonderlijk ook wij als mensen samen, als gezin, als ker kelijke gemeente. Als er al een ge meenschapsgedachte is dan is die horizontaal en niet verticaal; als er al saamhorigheidsgevoel is, dan is die er niet om Christus' wille. Misschien is dit allemaal te somber we hopen het graag. Want het is wél onze mening dat dit boekje een onmisbaar boekje is, niet alleen voor de hervorm-' den maar voor alle christenen. Het woordje „Hervormd" wil ds. Grol le best weg laten, zo zegt hij. Trouwens en ook dat is voor het eerst aan dit boekje werkte ook een gereformeerde predikant mee, n.l. ds. E. Pyiman. Hij zal dat zonder moeite gedaan hebben. ,,Het doel is immers alleen nog maals ds. Grolle dat de zegen van Gods Woord zo wijd mogelijk uitvloeit in de gezinnen om aan jong en oud te schenken: troost, energie en biydschap." Over de inhoud: voor elke dag van het jaar is aangegeven welk stuk men uit de Bijbel kan lezen, bij het gelezene sluit aan een kor te verklaring en aangegeven staat welk lied men erbij kan zin gen. Verder geeft het boekje gebe den voor kerkelijke feesten, gebe den voor zeevarenden, kindergebe den en dergelijke. Voorin is een soort agenda opgenomen en de maanstanden worden nauwkeurig aangegeven. Enkele opmerkingen: naar ons gevoel zijn de stukjes voor elke dag iets te veel exegese en wat te weinig een kort woord van mens tot mens. Dat laatste hadden wij liever gezien waarschijnlijk om dat wy een dagkalender als deze meer zien als een boekje voor per soonlijk gebruik dan als huisdienst- liturgie. Bovendien: als men wat minder exegetisch te werk was ge gaan. zou ook de randkerkeiyke er vermoedelijk meer aan hebben. Nu wordt er iets te veel gesproken in termen die niet iedereen zal be grijpen. Dat laatste bezwaar heb ben we ook tegen sommige kinder gebedjes. We kunnen ons niet goed voorstellen dat kinderen bid den: "Vader. Gq hebt ons zoveel gegeven: geef ons nog één ding: een dankbaar hart. Amen." Heel wat ontroerender is dan dat oude gebedje: ,,'k Sluit myn oogjes, 'k vouw mqn handjes, 'k buig myn knietjes voor U neer..,". Een van de dikwijls bijzonder mooie foto's waarmee deze dagkalender is ge- illustreerd. „Ik ben de opstanding en het levenluidt de Paastekst. (Foto Hans Lachmann). Hoe is nu de zendingsstrategie? „De echte realiteit is: samenwerking met jon gere kerken. Indonesië, waarmee onze kerk het meest te maken heeft, is men als één gebied gaan zien. Voor de oorlog was het verdeeld onder de verschillende zendingen. De vragen voor de zending en de wijze van samenwerking met de ker ken aldaar zijn veel meer dan vroeger vragen van centrale aard. Een zendeling gaat nu niet meer de rimboe in. Dat doen de Indonesiërs zelf. Maar wel ben je nu als zendingspredikant samen met een Ge reformeerde collega docent aan een theo logische hogeschool, als kerken steun je samen een (enorme en erg belangrijke) Christelijke uitgeverij, de grootste van Azië". Samenwerking komt er steeds meer in oecumenisch verband. De Internationale Zendingsraad bijvoorbeeld was vroeger 'n beraadslagende instantie. Nu doet hij zelf werk. In ons land is een dergelijke ont wikkeling aan de gang bij de Nederland se Zendingsraad, vroeger een college van advies, nu een college dat zelf handelt. De grenzen van de zendingsvelden zijn doorbroken, maar ook die van de zendin gen. Het sluit aan bij de geestelijke situa tie van de tweede helft van de twintigste eeuw. Men is naar geest en naar theolo gische overtuiging bereid tot samenwer king. Dat dwingt tot meer organisatori sche vernieuwing. Maar juist aan die ver nieuwing in werkelijk organisatorisch verband ontbreekt nog wel eens wat. Op landelijk niveau zullen nu de generale deputaten voor de zending der Gerefor meerde Kerken geregeld overleg plegen in zendingszaken met de Hervormde in stanties. In de Hervormde Kerk zelf is nu een commissie onder voorzitterschap van dr. E. Emmen aan het werk met als doel meer klaarheid te brengen in de be trekkingen tussen het Hervormde orgaan voor internationale hulpverlening en de Hervormde zending. Er komen voorstellen tot coördinatie van de hulpverlening van de Generale Diaconale Raad, de Raad voor de Zending en de Gereformeerde Zendingsbond in de Hervormde Kerk. Mr. Graaf van Randwijck ziet in die coördi natie een stap voorwaarts bij de hulpver lening aan de kerken in andere landen. „Niet tot een baaierd heeft Hij (de Here God) deze aarde ge schapen. maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd". Jes. 45 18). Als je vandaag aan de dag met open ogen en oren in deze wereld staat, dan vraag je je toch wel eens af: „In wat voor wereld leven we eigenlijk? Waar moet dit toch heen?" Zedenverwildering, moord, overval len, echtbreuk, ontucht, oorlog, haat, nijd, vuiligheid, ruimtevaart, honger, vlucht, rassenhaat, verkeersonveilig heid, luchtvervuiling, hartkwalen, kan ker, dreigende werkloosheid. We leven in een mooie wereld! En wijzelf dan, u en ik? Hebben we niet allemaal onze eigen problemen, zorgen, vragen Over de toe komst van onszelf en onze kinderen! Over het geld en de opvoeding! Over onze zaak of onze baan! Over ons huis of onze auto! Over de ziekte van een familielid! Over het kapotte huwelijk van een goede kennis! En ga zo maar door. En nu is onze fout, dat we zo vaak twee levens leven. Eén. waarin al deze dingen een rol spelen. En één, waarin we over God en de Bijbel nadenken. We doen er aan: we hebben weet van God en Zijn Woord, we lezen de Bijbel en bidden. Of we hebben dit afgeschaft. We doen er niet (meer) aan. Maar in beide gevallen, zowel wanneer we gelo ven als wanneer we er niet (meer) aan doen, dan speelt dit niet in betrekking tot de wereld en ons leven. Het leven van alledag en het geloofsleven, dat zijn voor ons twee geworden, twee ver schillende terreinen. Maar de Bijbel zegt: „Nee, nee u vergist zich. Die twee hebben alles met elkaar te maken. En wel zo, dat er vanuit Gods Woord licht valt op de wereld in het groot en op uw kleine leventje. En de Adventstijd bepaalt onze aan dacht bij het werk, dat God bezig is te doen in en met deze wereld. God ac cepteert namelijk de chaos, de ontred dering, de verwildering (de baaierd) niet als het gegevene. waaraan nu eenmaal niets te veranderen valt. WIJ zeggen te gemakkelijk vaak: „Het is nu eenmaal niet anders. We moeten ons er maar bij neerleggen of ons ervan terugtrekken." Maar God wil, dat wij mensen in op stand komen tegen de duisternis, tegen de kwade machten. We mogen Gods medearbeiders zijn. Advent betekent immers dat God zelf op deze aarde is gekomen om onder ons mensen woning te maken. Midden in deze chaotische wereld heeft de kribbe gestaan. Mid den tussen deze elkaar vermoordende mensen heeft Christus stervend aan het kruis gehangen. Aan deze wereld, die in de dood ligt, is Hij verschenen als de opgestane en levende Heer. Tot in de diepste diepte van de chaos, die wij van Gods mooie schepping hebben ge maakt, is Jezlis afgedaald, om zo de mens en de wereld te voeren naar het nieuwe Rijk. dat komt. Zie ik maak al le dingen nieuw. Het leven is niet zinloos, en de toe komst van de aarde niet hopeloos. God werkt. Ook in onze dagen. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde komen er. God is de ontwerper en de bouwmees ter ervan. En het fundament is gelegd door het Kind uit de kribbe. De duis ternis blijft niet, de schuld ook niet en evenmin de gebrokenheid. Maar wij moeten opstaan en aan het werk gaan. De Heilige Geest staat te popelen om u, ja ook u, en mij te ge bruiken. Wat doen we? Gaan we met God op reis dwars door de chaos naar 't Nieuwe Rijk? Of blijven we liever wat sukkelen in de gebrokenheid en de cha os? God roept u! Wat is uw antwoord? Het is Advent. Dat wil zeggen: God komt! Rhenen, A. Westra.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1966 | | pagina 11