JOODSE SHOFAR:
OEROUD en LEVEND
Indonesië was
voor de kerken
harde leerschool
Hervormde dagkalender
1967'n onmisbaar boekje
Ter overdenking
S. C. GRAAF VAN RANDWIJCK:
HOOP
Spreekbuis
Leerschool
Loyaal
Strategie
voor de wereld
muziekfeuiHeton
door
henri th. timmerman
DEZE WEEK
Schoonheidsbeleving en ontroeringskracht
zijn diep indringende en toch ongrijp
bare begrippen. Vrije elementen in ons be
staan, onafhankelijk van toevallige of be
wust geschapen omstandigheden, want zo
als de praktik dagelijks kan leren is deze
schoonheidsbeleving allerminst gebonden
aan de rijkdom of gecompliceerdheid van
een kunstwerk. Een enkel simpel voorwerp
kan door de nobele lijn van een sobere
vormgeving een zuivere schoonheidsbele
ving opwekken, terwijl de praal van een
overstelpende rijkdom in materialen of vor
men ons onberoerd kan laten. Zo is het heel
sterk in de muziek. In de muziek, een men
selijke uiting met een indrukwekkende ont
wikkelingsgang, zijn schoonheidsbeleving en
ontroeringskracht zeker niet geiyk aan rijk
dom van muzikale gedachten, aan veelheid
van instrumenten of gecompliceerdheid van
vormen. Eén simpele maar zuiver ge
trokken muzikale lijn kan een wereld van
ontroering herbergen. Een sober en zelfs
primitief te noemen muziekinstrument, be
speeld in zijn natuurlijk milieu, kan een
diepe schoonheidsbeleving oproepen. Het
simpele, het zeer eenvoudige en prille is
soms machtiger dan de klank van een groot
orkest, sterker van werking dan éen „koor
van trompetten en bazuinen". Dit is Bij
belse taal, want in de Bijbel is meerma
len sprake van muziek en van haar ge
heimzinnige, immers nooit helemaal te
doorgronden werkingskracht. In de Bijbel
boeken wordt over tal van instrumenten
gesproken, ook al weet de hedendaagse
musicologie, dat de namen van deze in
strumenten niet de namen dekken van te
genwoordig gebruikte instrumenten, die
ook nauwelijks meer vergelijkbaar zijn
door de ingrijpende muziektechnische ont
wikkeling en vervolmaking.
pr is onder de vele instrumenten, die
worden genoemd in de oude boeken
misschien maar één instrument, dat trouw
bleef aan zijn simpele primitieve oorsprong
en nóg klinkt in onze tijd. Dit is de
shofar of sjofar, de oeroude ramshoorn,
die ook nog in onze dagen overal w$ar
Joden bij elkaar komen klinkt, op de
Joodse Nieuwjaarsdagen en op Grote Ver
zoendag. Wie ooit in een Joods godsdien
stig milieu deze shofar hoorde klinken, zal
dit nooit kunnen vergeten: het is een er
varing waarin door de wonderlijke macht
van een muziek op een muzikaaltechnisch
uiterst simpel instrument datgene wat we
schoonheidsbelevihg noemen samenvloeit
met ontroeringskracht. De oud-Joodse sho
far is een instrument, dat geen ontwikke
ling heeft doorgemaakt, niet omdat men
de shofar te primitief achtte, maar om
godsdienstige redenen. De shofar noemen
we weliswaar een specifiek Bijbels instru
ment, maar deze. oud-Joodse ramshoorn is
verwant aan verscheidene andere natuur
lijke hoorns. Maar alleen de Joodse sho
far wordt nu nog over de gehele wereld
volgens oude strenge voorschriften gebruikt
in synagogen, zowel van orthodoxe als van
liberale Joden op de godsdienstige hoogtij
dagen van de Joden over de hele wereld.
Eigenlijk is de shofar verweven met het
ganse religieuze leven van de Joden en dit
maakt de shofar uniek in geestelijke zin
en ook in muzikaal opzicht. Zo beschouwd
wijkt de Joodse shofar ook af van de vele
andere typen van natuurlijke hoorns, waar
van sommige uit het leven van primitie
ve volken al zijn verdwenen.
Sommige Afrikaanse negerstammen ken
den barugumu's, uit antilopenhooms, de
oude volken van India hadden hoorns uit
buffelhoorns vervaardigd en er waren In
dianenstammen, die voor hun bezwerings
rituelen hoorns uit runderhoorns sneden.'
In het oude Noorse hooggebergte gebruikte
men de prillarhoorn, gemaakt uit de hoorn
van een bok. Gemeenschappelijk kenmerk
van de oude hoorns, die inderdaad uit de
hoorns van dieren werden gemaakt, is het
ontbreken van een mondstuk. Er zijn nog
tal van verwante hoorntypen, waarvan
sommige in nog vrijwel geïsoleerde gebie
den gebruikt worden, maar andere typen
óf verdwenen zijn of een vervanging kre
gen door hoorns, die uit andere materialen
dan dierenhoorns werden vervaardigd.
loodse shofars worden vervaardigd en
gebruikt volgens voorschriften, die ont
leend zijn aan het Oude Testament (Levi
ticus) en meer gedetailleerd aan de Mish-
na. Op de Nieuwjaarsdagen, twee dagen
welke één herdenkingsdag vormen, wordt
op de shofar geblazen, een intrinsiek deel
van de voor orthodoxe en liberale Joden
belangrijke godsdienstige plechtigheid. Het
voorschrift om op Nieuwjaar de shofar
te blazen is rechtstreeks ontleend aan het
Oude Testament, waar in het Boek Levi
ticus wordt gesproken „over een rustdag
in de zevende maand, een herinnering met
geschal van de hoorn (van een steenbok),
een oproep tot heiliging." Op dit godsdien
stig feest in de synagoge is eerst de sho
far bedekt: eerst na de lofzegging, waarin
uitdrukkelijk wordt gezegd, dat men ver
plicht is „door zijn voorschrift te luisteren
naar shofargeluid", wordt de shofar ont
daan van de bedekking en blaast de sho-
farspeler. Hij blaast op dit Nieuwjaarsfeest
de voorgeschreven motieven, geheel vol
gens de Mishna (van oorsprong mondeling
overgeleverde leer) en daarna roept de ge
meente uit: „Vandaag is de geboortedag
van de wereld," waarna men zich bezint
op de verantwoordelijkheid van de mens,
„de hoeder en bewerker van de aarde."
Ook op de op Nieuwjaar volgende en daar
mee verbonden Grote Verzoendag en tij
dens andere godsdienstige bijeenkomsten
wordt op de shofar geblazen, telkens vol
gens andere motieven. Al deze motieven
zijn beschreven in de al genoemde van
oorsprong mondelinge Mishna, ook echter
in een Nederlandse bewerking verschenen.
Er wordt ook bij het blazen op de shofar
onderscheid gemaakt tussen de „Askena-
sim", dit zijn de Joden afkomstig uit Mid
den- en Oost-Europa en de „Sefardim",, de
Joden afkomstig uit andere landen, de Mo
hammedaanse landen en Spanje en Portu
gal; in de meeste gevallen uiteraard de
nakomelingen van deze Joden. Bij de Se
fardische gemeenten wordt het shofarspel,
voortgebracht op één toon met de bovento
nen en sterk beïnvloed door ritmiek en
klanksterkten, naar het toongeheel ver
deeld in groepen van tonen in een voorge
schreven afwisseling. Wie bedreven bespe
lers van zeer eenvoudige natuurinstrumen-
ten heeft gehoord, zal weten dat ook met
toon, dynamiek en ritmiek een grote ver
scheidenheid in motieven kan worden be
reikt. Tijdens de godsdienstoefening van
de Joodse gemeenten bestaat het toonge
heel van het shofarspel uit honderd tonen,
geblazen in drie groepen van dertig en één
van tien. De bespeler houdt de shofar bij
gesloten lippen tegen de rechtermondhoek
en met zijn tong en lippen vormt hij de
verschillende ritmen. Heel duidelijk zijn de
shofar-golven of -stoten in vier korte reek
sen te onderscheiden: tqia, svarim, trua
en tqia gloda, uiterst subtiel van combina
tie van toon, ritme en snelheid, terwijl ook
een triller niet ontbreekt. Maar evenals
oosterse muziek is ook het shofarspel, want
het is inderdaad een spel en geen simpel bla
zen, een moeilijke kunst, misschien juist
doordat het instrument zo sober is, om niet
te zeggen primitief.
Aan eeuwenoude voorschriften gebonden
mag een ramshoorn, die gebarsten is
niet meer worden gebruikt, evenmin weer
aan elkaar gemaakt worden, ook als dit
mogelijk is. De vervaardiging van een sho
far is evenwel vrij gemakkelijk. Door sto-
mine wordt de hoorn zacht en soepel ge
maakt, zodat hij bewerkt kan worden tot
de vorm die nodig is en ook cilindrisch kan
worden doorboord. Het instrument blijft van
binnen vrij ruw, wat geen bezwaar is, en
heeft een korte vorm.
Maar de technische uitvoering van de
ramshoorn is voor de Joodse eredienst on
dergeschikt; door al het genoemde voor
schrift is de shofar het unieke instrument
zonder technische ontwikkeling van «en
hoog-ontwikkeld cultuurvolk gebleven. Het
is ook zeker deze primitiviteit, door eeuwen
oude voorschriften gebonden, waardoor de
shofar in zqn eigen milieu - de synagoge -
zulk een diepe indruk kan maken. Dit is het
niet te doorgronden geheim van een diep
geworteld eeuwenlang geërfd religeus besef
dat zich openbaart in de klank van de
shofar. Het is een klank, die door de eeu
wen vol strijd en onrust, vol openlijke ver
volging of heimelijke onderdrukking, de
wekroep is geweest tot inkeer en bezinning.
In de geijkte betekenis is deze shofar zon
der schoonheid, maar dezelfde shofar in 't
natuurlijke milieu geblazen bezit dan een
schoonheids- en ontroeringskracht, die zeld
zaam zijn. Al onze rationaliteit ten spijt
blijven er óndoorgrondelijke relaties tus
sen de mens en zijn oeroude afkomst, tus
sen het mysterie van het (schijnbaar) on
aanzienlijke en simpele. De shofar en zijn
spel zijn ook nog in onze dagen een uit
drukking van de menselijke ziel; de wek
roep van de shofar is de stem van de
eeuwigheid.
Wij hebben allen
kracht genoeg
om het leed van
anderen te
dragen
La Rochefoucauld
,.l\/ïen wordt in het Islamitische Indonesië geen christen om er beter van te wor-
den; in het verleden niet en nu ook niet. Het zijn heel andere factoren, die
duizenden mensen naar de kerken drijven. Ik zie er de werking van de Heilige
Geest in, maar er zijn ook menselijke factoren. Zoals: 't heidendom (niet de Islam)
is niet fatsoenlijk meer".
„De diepere motieven voor de overgang naar het christendom zijn: men heeft
met verbazing geconstateerd, dat de christenen zich anders gedragen en hebben
gedragen tijdens dc communisten-moorden dan de moslims. Men heeft iets ge
voeld van het normbesef, de barmhartigheid en de eerbied voor een mensenleven
bij het christendom. Deze wetenschap is een voorname drijfveer om christen te
worden. De godsdienstige groepen worden gerekend anti-communistisch te zijn.
waarbij men overigens de rooms-katholieken, de protestanten en de moslims wel
eens wat gemakkelijk heeft gelijkgeschakeld hun houding ten opzichte van de
communisten als mensen is zeer verschillend geweest na de coup".
Dat zegt mr. S. C. graaf van Rand-
wijck, de algemeen secretaris van de
Raad voor de Zending der Nederlandse
Hervormde Kerk, die dezer dagen af
scheid heeft genomen. Uit hoofde van zijn
functie in het zendingswerk, die hem ve
le malen in Indonesië bracht, maar ook
door zijn vroegere werk. als zendingscon
sul in dienst van het Nederlands Bijbel
Genootschap in Nederlandsch-Indië, volgt
hij met grote aandacht de gebeurtenissen
van staat en kerk in'Indonesië.
De heer Van Randwqck wijst erop,
dat heel veel Indonesiërs in het le
ger Christen zijn geworden en nog wor
den. De toeloop naar de kerken in het
Islamitische land Indonesië is de laat
ste maanden al enige malen in het
nieuws geweest. De Indonesische ker
ken worstelen om de grote stroopi op te
vangen. Die leger-Christenen: „De Is
lam kent in het algemeen geen persoon
lijke zielzorg, gaat niet in op de levens
vragen van de mens, ook niet in het
leger. De mensen in het leger zijn niet
gebonden aan familietradities, ze wor
den ook bevangen door eenzaamheid en
de vrees van een treffen met oproerige
benden. De Moslimse imam weet daar
op geen antwoord. Het Christendom
heeft dat wel."
verder op, dat de kerken wel blij zijn,
dat het communisme als systeem niet aan
de macht is gekomen, maar zij hebben
met grote zorg het neerslaan van de com
munisten gezien. Op Oost-Java bijvoor
beeld zijn de kerken opgekpmen voor een
echte berechting van de communisten.
Hebben de kerken nu invloed op de han
delwijze van de regering?
„Er zitten zeker drie Christenen twee
protestanten en een Rooms-Katholiek
in de regering, met belangrijke porte
feuilles. Ik geloof zeker, dat naar omstan
digheden de Christenen een zekere invloed
hebben (gehad) zoals Christenen die zou
den wensen."
waardeerd als medewerkster bij het paci
ficeren, als steunpilaar in de pas gepaci
ficeerde gebieden, met name op onder
wijsgebied. Maar naarmate men het ei
gen gouvernementsonderwijs beter in han
den had, vond men ons lastig: de zen
ding had daar een eigen mening over en
was lastig genoeg om dit te zeggen. Na
1929 is de barometer van de officiële
waardering in die koloniale maatschappij
gedaald, toen men de zending niet meer
„nodig" had. De zending heeft nooit de
wettigheid van het Nederlandsch-Indische
gezag bestreden, maar zij wilde opvoeden
tot zelfstandigheid en tot zelfstandige per
soonlijkheden. En zij heeft zeer veel be
grip gehad voor degenen, die dat gezag
niet aanvaardden. Meer dan begrip; zij
zag in de toekomst."
Graaf van Randwijck is van mening,
dat de kerken altijd loyaal achter de re
gering hebben gestaan. „Eén ding zal
men altijd ten gunste van Soekarno moe
ten aanvoeren: hij is de kampioen ge
weest van de godsdienstvrijheid in het
Islamitische Indonesië. Er zijn altijd stro
mingen geweest, die 'n Indonesische staat
op basis van de Islam wilden hebben.
Zijn staatsideologie wordt nog wel aan
gevochten, er zijn nog altijd totalitaire
Moslim-stromingen. De Pantjasila (er
kenning van één God, menselijkheid, hu
maniteit, nationalisme, democratie, socia
le gerechtigheid waarbij dan iedere re
ligieuze gemeenschap het recht heeft om
de boodschap uit te dragen) blijft uiterst
belangrijk." Mr. Van Randwijck merkt
De in Leeuwarden als zoon van een
ambtenaar ter gemeentesecretarie gebo
ren graaf Van Randwijck, die kort daar
na naar Den Haag verhuisde en vervol
gens naar Amersfoort, waar zijn vader
burgemeester werd, en zijn studies deed
in Utrecht, werd op 24-jarige leeftijd se
cretaris van de hoge commissaris van de
Volkenbond in de vrije stad Danzig. Hij
was voor een diplomatieke baan bestemd,
maar mede door activiteiten in zijn stu
diejaren binnen de Ned. Chr. Studenten
Vereniging kwam men naar hem toe om
hem te vragen of hij in het zendingswerk
wilde. „Ik had er geen enkele opleiding
voor gekregen, maar ik stond wel achter
de taak van de zending." In 1929 werd hij
zendingsconsul in dienst van het Bijbel
genootschap in Nederlandsch-Indië. Spreek
buis voor de zeer verdeelde zending bij
de regering. Het was nodig dat de cen
trale regering de zaken ook kon bekijken
uit het oogpunt van de zending. Zo'n punt
was de zelfstandigwording van de kerken,
maar ook kwesties van bestuursambtena
ren met zendingsarbeiders, onderwijs, zie
kenhuiswezen."
„Hoe was toen de verhouding gouverne
ment - zending?
„Die was goed, vooral na het onder be
stuur brengen van de buitengewesten.
Toen heeft de regering de zending ge-
Die (nabije) toekomst werden dan eerst
de oorlogsperiode en vervolgens de vrij
heidsstrijd. „De Indonesische kerken ston
den echt alleen voor de enorme verant
woordelijkheid hun houding te moeten be
palen in die vrijheidsstrijd. Daar hadden
wij ze niet op voorbereid, maar lk weet
ook niet hoe je ze daarop had moeten
voorbereiden. Het gevolg is geweest, dat
de Indonesische kerken meer dan menige
kerk buiten Indonesië zich bewust zijn ge
worden van hun verantwoordelijkheid."
„Werkelijk kerkelijke zelfstandigheid
kun je naar mijn ervaring niet krijgen in
een koloniale maatschappij. Je kunt in 't
algemeen zeggen: we konden de kerken
niet beter voorbereiden in de koloniale
tijd. De realiteit komt pas in de gedeko
loniseerde maatschappij. Om een voor
beeld te noemen: de voorzitter van de
synode van de kerk in Indonesië was voor
de oorlog altijd een Nederlander, want
een Nederlander had de meeste entree
bij het gezag. Na de oorlog kon je geen
Nederlander meer om een boodschap stu
ren. De Indonesiërs zelf doen het nu. De
buitenlandse zendingen in Indonesië zijn
nu medewerkers, niet passief, maar echt.
De zelfstandige kerk beslist. Het is een
harde leerschool geweest voor de kerken.
Maar ik ben geneigd te zeggen: hoe hard
ook, het is toch een voordeel gebleken".
Voor het tweede achtereenvol
gende jaar is de Hervormde dag
kalender in pocketvorm versche'-
nen. We hebben het u' vorig jaar
al verteld en ook nu weer schrijft
ds. J. H. Grolle, voorzitter van de
redactiecommissie voor dit boek
je 't in zijn voorwoord: de scheur
kalender, het schild met zijn tek
sten en z(jn dikke stapel blaadjes,
heeft zijn tqd gehad. „Die -tijd was
vooral de negentiende eeuw"
schrijft ds. Grolle en hij voegt er
aan toe: „Maar wat zqn tyd niet
gehad heeft, dat is de behoefte om
in de gezinnen na tafel in de
morgen, middag of avond een
gedeelte uit de Bijbel te lezen en
er een verklarend woord bij te ho
ren. Ons boekje wil daarvoor een
gids zijn ook om een vorm te
vinden voor ons bidden en een lied
om samen te zingen. Persoonlijk
geloof ik dat zulk een huisdienst
nog een overblijfsel is van de dage
lijkse viering van het Heilig
Avondmaal, zoals er gezegd is:
„Zij braken het brood aan huis en
gebruikten hun maaltijden met
blijdschap en eenvoudigheid van
hart, en zij loofden God."
Ie dat zo Is het niet zo dat ook
deze „huisdienst" die ds. Grol
le doet denken aan de eerste chris
tengemeenten in maar al te veel
gezinnen „uit de tijd" is geraakt.
Letterlijk uit de tijd: in welk gezin
met opgroeiende kinderen en een
drukbezette vader vindt men nog
tijd om zich gezamenlijk in de Bij
bel te verdiepen en God met een
lied lof te brengen en te danken?
En ook: beschouwt het oog van
onze tijd gezinnen waarin iets der
gelijks nog wél mogelijk is, niet
als „ouderwets" of zo men wil „uit
de tijd" Zijn onze gezinnen nog in
staat tot dit geestelijk-samen-zijn
Het behoeft nauwelijks bewijs:
met ons geestelijk leven staan wij
mijlen ver verwijderd van die eer
ste christengemeenten. Wij als
mensen afzonderlijk ook wij als
mensen samen, als gezin, als ker
kelijke gemeente. Als er al een ge
meenschapsgedachte is dan is die
horizontaal en niet verticaal; als
er al saamhorigheidsgevoel is, dan
is die er niet om Christus' wille.
Misschien is dit allemaal te
somber we hopen het graag.
Want het is wél onze mening dat
dit boekje een onmisbaar boekje
is, niet alleen voor de hervorm-'
den maar voor alle christenen. Het
woordje „Hervormd" wil ds. Grol
le best weg laten, zo zegt hij.
Trouwens en ook dat is voor
het eerst aan dit boekje werkte
ook een gereformeerde predikant
mee, n.l. ds. E. Pyiman. Hij zal
dat zonder moeite gedaan hebben.
,,Het doel is immers alleen nog
maals ds. Grolle dat de zegen
van Gods Woord zo wijd mogelijk
uitvloeit in de gezinnen om aan
jong en oud te schenken: troost,
energie en biydschap."
Over de inhoud: voor elke dag
van het jaar is aangegeven welk
stuk men uit de Bijbel kan lezen,
bij het gelezene sluit aan een kor
te verklaring en aangegeven
staat welk lied men erbij kan zin
gen. Verder geeft het boekje gebe
den voor kerkelijke feesten, gebe
den voor zeevarenden, kindergebe
den en dergelijke. Voorin is een
soort agenda opgenomen en de
maanstanden worden nauwkeurig
aangegeven.
Enkele opmerkingen: naar ons
gevoel zijn de stukjes voor elke
dag iets te veel exegese en wat te
weinig een kort woord van mens
tot mens. Dat laatste hadden wij
liever gezien waarschijnlijk om
dat wy een dagkalender als deze
meer zien als een boekje voor per
soonlijk gebruik dan als huisdienst-
liturgie. Bovendien: als men wat
minder exegetisch te werk was ge
gaan. zou ook de randkerkeiyke er
vermoedelijk meer aan hebben. Nu
wordt er iets te veel gesproken in
termen die niet iedereen zal be
grijpen. Dat laatste bezwaar heb
ben we ook tegen sommige kinder
gebedjes. We kunnen ons niet
goed voorstellen dat kinderen bid
den: "Vader. Gq hebt ons zoveel
gegeven: geef ons nog één ding:
een dankbaar hart. Amen." Heel
wat ontroerender is dan dat oude
gebedje: ,,'k Sluit myn oogjes, 'k
vouw mqn handjes, 'k buig myn
knietjes voor U neer..,".
Een van de dikwijls bijzonder mooie foto's waarmee deze dagkalender is ge-
illustreerd. „Ik ben de opstanding en het levenluidt de Paastekst.
(Foto Hans Lachmann).
Hoe is nu de zendingsstrategie? „De
echte realiteit is: samenwerking met jon
gere kerken. Indonesië, waarmee onze
kerk het meest te maken heeft, is men
als één gebied gaan zien. Voor de oorlog
was het verdeeld onder de verschillende
zendingen. De vragen voor de zending en
de wijze van samenwerking met de ker
ken aldaar zijn veel meer dan vroeger
vragen van centrale aard. Een zendeling
gaat nu niet meer de rimboe in. Dat doen
de Indonesiërs zelf. Maar wel ben je nu
als zendingspredikant samen met een Ge
reformeerde collega docent aan een theo
logische hogeschool, als kerken steun je
samen een (enorme en erg belangrijke)
Christelijke uitgeverij, de grootste van
Azië".
Samenwerking komt er steeds meer in
oecumenisch verband. De Internationale
Zendingsraad bijvoorbeeld was vroeger 'n
beraadslagende instantie. Nu doet hij zelf
werk. In ons land is een dergelijke ont
wikkeling aan de gang bij de Nederland
se Zendingsraad, vroeger een college van
advies, nu een college dat zelf handelt.
De grenzen van de zendingsvelden zijn
doorbroken, maar ook die van de zendin
gen. Het sluit aan bij de geestelijke situa
tie van de tweede helft van de twintigste
eeuw. Men is naar geest en naar theolo
gische overtuiging bereid tot samenwer
king. Dat dwingt tot meer organisatori
sche vernieuwing. Maar juist aan die ver
nieuwing in werkelijk organisatorisch
verband ontbreekt nog wel eens wat. Op
landelijk niveau zullen nu de generale
deputaten voor de zending der Gerefor
meerde Kerken geregeld overleg plegen
in zendingszaken met de Hervormde in
stanties. In de Hervormde Kerk zelf is nu
een commissie onder voorzitterschap van
dr. E. Emmen aan het werk met als
doel meer klaarheid te brengen in de be
trekkingen tussen het Hervormde orgaan
voor internationale hulpverlening en de
Hervormde zending. Er komen voorstellen
tot coördinatie van de hulpverlening van
de Generale Diaconale Raad, de Raad
voor de Zending en de Gereformeerde
Zendingsbond in de Hervormde Kerk. Mr.
Graaf van Randwijck ziet in die coördi
natie een stap voorwaarts bij de hulpver
lening aan de kerken in andere landen.
„Niet tot een baaierd heeft Hij
(de Here God) deze aarde ge
schapen. maar ter bewoning
heeft Hij haar geformeerd".
Jes. 45 18).
Als je vandaag aan de dag met open
ogen en oren in deze wereld staat, dan
vraag je je toch wel eens af: „In wat
voor wereld leven we eigenlijk? Waar
moet dit toch heen?"
Zedenverwildering, moord, overval
len, echtbreuk, ontucht, oorlog, haat,
nijd, vuiligheid, ruimtevaart, honger,
vlucht, rassenhaat, verkeersonveilig
heid, luchtvervuiling, hartkwalen, kan
ker, dreigende werkloosheid. We leven
in een mooie wereld!
En wijzelf dan, u en ik? Hebben we
niet allemaal onze eigen problemen,
zorgen, vragen Over de toe
komst van onszelf en onze kinderen!
Over het geld en de opvoeding! Over
onze zaak of onze baan! Over ons huis
of onze auto! Over de ziekte van een
familielid! Over het kapotte huwelijk
van een goede kennis! En ga zo maar
door.
En nu is onze fout, dat we zo vaak
twee levens leven. Eén. waarin al deze
dingen een rol spelen. En één, waarin
we over God en de Bijbel nadenken.
We doen er aan: we hebben weet van
God en Zijn Woord, we lezen de Bijbel
en bidden. Of we hebben dit afgeschaft.
We doen er niet (meer) aan. Maar in
beide gevallen, zowel wanneer we gelo
ven als wanneer we er niet (meer) aan
doen, dan speelt dit niet in betrekking
tot de wereld en ons leven. Het leven
van alledag en het geloofsleven, dat
zijn voor ons twee geworden, twee ver
schillende terreinen.
Maar de Bijbel zegt: „Nee, nee u
vergist zich. Die twee hebben alles
met elkaar te maken. En wel zo, dat
er vanuit Gods Woord licht valt op de
wereld in het groot en op uw kleine
leventje.
En de Adventstijd bepaalt onze aan
dacht bij het werk, dat God bezig is te
doen in en met deze wereld. God ac
cepteert namelijk de chaos, de ontred
dering, de verwildering (de baaierd)
niet als het gegevene. waaraan nu
eenmaal niets te veranderen valt. WIJ
zeggen te gemakkelijk vaak: „Het is nu
eenmaal niet anders. We moeten ons
er maar bij neerleggen of ons ervan
terugtrekken."
Maar God wil, dat wij mensen in op
stand komen tegen de duisternis, tegen
de kwade machten. We mogen Gods
medearbeiders zijn. Advent betekent
immers dat God zelf op deze aarde is
gekomen om onder ons mensen woning
te maken. Midden in deze chaotische
wereld heeft de kribbe gestaan. Mid
den tussen deze elkaar vermoordende
mensen heeft Christus stervend aan het
kruis gehangen. Aan deze wereld, die
in de dood ligt, is Hij verschenen als
de opgestane en levende Heer. Tot in
de diepste diepte van de chaos, die wij
van Gods mooie schepping hebben ge
maakt, is Jezlis afgedaald, om zo de
mens en de wereld te voeren naar het
nieuwe Rijk. dat komt. Zie ik maak al
le dingen nieuw.
Het leven is niet zinloos, en de toe
komst van de aarde niet hopeloos. God
werkt. Ook in onze dagen. De nieuwe
hemel en de nieuwe aarde komen er.
God is de ontwerper en de bouwmees
ter ervan. En het fundament is gelegd
door het Kind uit de kribbe. De duis
ternis blijft niet, de schuld ook niet en
evenmin de gebrokenheid.
Maar wij moeten opstaan en aan het
werk gaan. De Heilige Geest staat te
popelen om u, ja ook u, en mij te ge
bruiken. Wat doen we? Gaan we met
God op reis dwars door de chaos naar 't
Nieuwe Rijk? Of blijven we liever wat
sukkelen in de gebrokenheid en de cha
os? God roept u! Wat is uw antwoord?
Het is Advent. Dat wil zeggen: God
komt!
Rhenen, A. Westra.