cleiiih
ven vnen
Idihen
Samen naar Picassoja gezellig...
Eerbetoon aan n idool
van vnfenta
aar
Dingen die voorbij zijn
Rhythm en blues
naar Nederland
LITERAIRE KRONIEK
door
WiÜiU«i
Zij zat op haar beurt te wachten toen ik de deur uitkwam waar
ze binnen wilde. Zij had daar blijkbaar al een minuut of wat gezeten,
niet omdat die deur te laat openging maar omdat zij te vroeg was.
Wat dat betreft was er dus geen reden om zo stuurs te kijken als zij deed.
Het viel mij in het voorbijgaan dan ook zo sterk op dat het me niet uit de
gedachten wilde.
Stuurse gezichten zijn niet aangeboren ik herinner mij niet dat een
baby in de wieg mij ooit stuurs heeft liggen aankijken.
Ernstig wel zo ernstig dat men zich bedremmeld afvraagt of die
hersentjes achter dat kleine gladde voorhoofd soms toch niet met diep
nadenken bezig zijn. Maar stuursheid die komt pas later en heeft
meestal wel iets met gedwarsboomde verlangens te maken. Al blijft het
een gelegenheidsverschijnsel of een persoonlijke eigenaardigheid. Bij een
willekeurige klas kinderen zijn er misschien een of twee die een onverwachte
bezoeker opnemen met een blik van: Wat moet die hier Geen behoefte aan.
Maar en dat werd ik mij bij die toevallige ontmoeting opeens bewust:
volwassen vrouwen kunnen over het algemeen zo stuurs en gesloten kijken
in vreemd gezelschap. Vooral wanneer zij op hun beurt zitten te wachten.
Nu kan men dat bij de dokter, de tandarts of in 't ziekenhuis nog billijken.
Zij zitten daar niet voor hun genoegen en elke volgende klant maakt het
lijstje van kwalen en ongemakken maar weer langer.
Bovendien weet zij daar nooit wat haar boven het hoofd hangt. Is die
deur naar de spreekkamer misschien de eerste van een lange reeks,
waar achter de laatste een operatietafel staat Dat vooruitzicht is niet
bijster geschikt om iemand opgewekt te doen glimlachen.
En is het niet zozeer de bedruktheid, dan toch stellig het ongeduld dat haar
korzelig maakt. De uren verstrijken maar; het loopt tegen kokenstijd, de
kinderen komen straks uit school en zij zit hier haar tijd maar te verzitten.
Haar stuurs gezicht zij haar dan vergeven: zij heeft er echt wel reden
toe. Maar waarom draagt zij datzelfde gezicht dan overal met zich mee,
klaar om het direct op te zetten zodra zij zich ergens alleen in vreemd
gezelschap bevindt
In een bus of een tram, zelfs in een winkel op een druk moment kan die
zwijgende stuursheid opvallen. Een vrouw alleen achter de toonbank kan
een geanimeerd gesprek voeren over het weer, de groente of het vlees,
de burgerlijke stand of het laatste buurtnieuws. Maar komt er een tweede
binnen die meestentijds zonder groeten gaat staan zwijgen dan
slinkt de opgewektheid van de eerste al zienderogen. Er zijn er vijf of
zes bij elkaar, dan staan de gezichten zo strak als bij een begrafenis en
hoort men alleen nog de kassa rinkelen.
Mannen gedragen zich in dat opzicht opvallend anders. Zitten bij de kapper
de vrouwen voor de spiegels en langs de muur op zijn hoogst te lezen
en verder afwachtend te zwijgen; in de herensalon ernaast is het praten
en debatteren niet van de lucht. In de sigarenwinkel en op het
trambalkon hetzelfde liedjede politiek, het voetballen en het verkeer
zijn blijkbaar onderwerpen, die geen moment onbesproken mogen blijven.
En zelfs als ze bij de slager of de groenteman binnenvallen om iets mee
te nemen voor moeder de vrouw converseren zij er lustig op los. Het
begint al met een opgewekt goeiendag bij het binnenkomen, alsof zij weer
eens gretig aanvallen op de kans over het een en ander hun mond open te
doen.
Er waait vaak een vlaag van gezelligheid met hen naar binnen die echter
wel even tijd nodig heeft om de stuursheid van de vrouwen wat te ontdooien.
Die blijven meestal staan staren met een misprijzende uitdrukking van:
Daar heb je weer zo'n druktemaker die zijn en mijn tijd staat te verzwetsen
voor een ons leverworst of een pakje diepvries.
Van haar wordt het klimaat pas wat milder als er een kleuter binnenkomt
die in zijn onbevangenheid een of andere snaakse of vrijmoedige opmerking
maakt. Dan kan het eerste lachje er eindelijk af. Wat mag het toch
zijn dat vrouwen zo afwerend en gesloten maakt in vreemd gezelschap
Hebben zij zo'n onvrede met het bestaan, of zitten zij zo tot haar hals
in de zorgen en beslommeringen Of is het enkel maar een niet te over
winnen argwaan, gepaard met de felle waakzaamheid om op haar eerlijke
beurt te letten
Het kan alles zo zijn, maar dan heeft men hoogstens een verklaring, geen
verontschuldiging. Want door al die openlijke stuursheid wordt onze kleine
wereld van alledag toch wel bar ongezellig en kil. Tenvijl er twee aan
twee zoveel en zo vol animo geredekaveld wordt bij het koffiedrinken.
Er kan toch buiten de deur af en toe wel eens een glimlach of wat en een
opgewekt praatje, al was het maar voor de vaak, op overschieten. Dat
werkt net zo aanstekelijk als al die zwijgende stuursheid en er zijn tussen
al die vreemden eenzamen genoeg die dat bar nodig hebben. Die
soms met een boodschapje van niets een winkel binnenwippen in de hoop
op wat menselijk contact vooral in de donkere dagen voor Kerstmis.
TVTa een maandenlange „warming up" door tal
van particuliere exposities en de verschijning
van publikaties als Picasso avant Picasso" (Ciri-
ci-Pellicer), „Les Picassos de Picasso" (Douglas
Duncan) via „Conversations avec Picasso" (Bras-
sai), en „Picasso et ses amis" (Fernande Olivier)
tot „Vivre avec Picasso (Fran^oise Gillot) en een
driedelig „Secrets d' alcove de Picasso" (Hélène
Parmelin) toe, brak het lang verbeide ogenblik
aan Petit Palais en Grand Palais te Parijs zwaai
den hun kolossale hekken open voor de „Hom
mage Picasso", het eerbetoon aan het thans 85
jaar geworden idool van vitaliteit en profusie, deze
mythe-geworden mens, dit duizendkoppige mon
ster.
De jarige zelf had er zijn Cóte d' Azure wijse
lijk niet voor verlaten. Hij zou door de schilders-
bloed snuivende massa, die de trappen kwam op-
gegolfd, ongetwijfeld zijn verpletterd. Minister An-
dré Malraux van Culturele Zaken himself die
zich voor de gelegenheid een indrukwekkende, ja
bijna sinistere kop had aangemeten verrichtte
het openingsritueel. Daarna kon de marathon
langs dertig miljard franc aan kunst beginnen. In
opgepakte gelederen, gebukt onder het gewicht
van de twintig franc kostende catalogus, schoven
de Picasso-pelgrims in snel wandeltempo langs het
resultaat van ruim zeventig jaar, zo niet van
„künstlerische" strijd, dan toch van noeste vlijt.
r^e aanwezigheid van een legertje martiaal be
snorde bewakers en bordjes als „emprunter
le passage de gauche" en „sens de la visite" kon
overigens niet verhinderen, dat deze gigantische
happening al spoedig de vorm aannam van een
Picassoïde decompositie van de ingewikkeldste
soort. Te meer, daar de organisatoren in hun
opwinding wellicht over het al dan niet op tijd
arriveren van twee doeken uit Russisch bezit
hadden vergeten voor een uitgang te zorgen. En
aangezien de druk van buiten naar binnen die
van binnen naar buiten verre overtrof, ontstond
in het cultuurpaleis in minimum van tijd een
toestand die in de natuurkunde zo zachtzinnig en
neutraal wordt omschreven als „overdruk". Wij
kwamen tot de (pijnlijke) ontdekking, dat het ge
zegde: men kan niet met twee voeten tegelijk
schoppen, behoort tot de onjuistheden die wie-
De nog niet zo oude grammofoonplaten
maatschappij Iramac, waarvan Willem
Duys directeur is, timmert momenteel aar
dig aan de internationale platenweg. Aller
eerst zijn er schijven van Martine Bijl, The
Outsiders en The Zipps in respectievelijk
Duitsland, Frankrijk en België uitgebracht.
Vooral dank zij deze stimulans hebben The
Outsiders al enkele keren met veel succes
in Parijs kunnen optreden en gaan The,
Zipps in januari dit voorbeeld volgen. Deze
Dordtse beatgroep heeft namelijk een uit
nodiging ontvangen om onder meer op te
treden voor de televisie, het theater Olym-
pia en de beatclub „La Locomotive"
Brengt Iramac Nederlandse platen op de
de buitenlandse markt, omgekeerd ontwik
kelt zij ook diverse activiteiten. Momen
teel wordt druk onderhandeld om een aan
tal Amerikaanse labels met daarop rhythm
en blues en country en western aan te trek
ken. Iramac heeft al zes labels in bezit,
waarvan de platen nog niet eerder in Ne
derland zijn uitgebracht. Als eerste single
brengt de Baarnse platenfirma binnenkort
twee nummers uit van de country- en wes
ternzanger Red Sovine. Goed nieuws voor
de liefhebbers van deze muziek dus, te meer
daar de r.- en b.- en c.- en w.-specialist bij
uitstek, Harry Knipschild, per 1 januari de
zorg over deze nieuwe labels krijgt.
weet-hoe burgerrecht hebben verkregen en dat
deze expositie niet zozeer een verruiming van de
geest dan wel beklemming van de ledematen te
weegbracht.
¥~^e heren organisatoren hadden zich er overi
gens niet met een Jantje-van-Leiden afge
maakt: meer dan 500 werken heeft men weten te
vergaren, waarvan een 200 plastieken en 224 schil
derijen, eindelijk eens geëxposeerd in chronolo
gische volgorde.
De tentoongestelde werken van Pablo Diego Jo
sé Francisco de Paolo Nepomuceno Crispiano de
la Santissima Trinidad Ruiz Blasco, kortweg
naar zijn moeder Picasso genaamd, titaan van
destructie en wederopbouw der Europese schilder
kunst, omvatten de op veertienjarige leeftijd op
Manet-manier geschilderde Homme k la casquet-
te, Fillette aux pieds nus en het portret van zijn
zusje Lola, Toulouse Lautrec-getinte taferelen als
Moulin de la Galette (1900) en La naine (1901),
een twaalftal doeken uit de blauwe en roze perio
de met zijn nostalgische harlekijnen en fragiele
vrouwfiguren, het tableau-choc der radicale ken
tering Demoiselles d' Avignon en voorts de ge
tuigenissen van annexatie en assimilatie van het
kubisme, Ingres, Egyptische-, Griekse-, Romaan
se- en negerkunst, Cézanne, Braque („c'est ma
femme", heeft Picasso gezegd), Gauguin, Matisse,
expressionisme, surrealisme, primitivisme, zijn fau
nen, centauren, zijn naakten en zijn stieren.
Het wordt de bezoeker dan ook enigszins te
moede als de vrouw die in haar opperste verruk
king tot haar geliefde lispelt: Mais combien êtes-
vous done
"IVfiet, dat we er veel van te zien hebben gekre-
gen da£r hadden we onze catalogus voor.
Aan de hand daarvan hebben we stevig inge
klemd tussen een om de andere meter „Der ist ja
einmalig juichende dikke Duitse en een bokkig
„non esprime niente" schokschouderende Italiaan
deze verre van stille ommegang ondergaan als
een droogzwemles. Waar je tenslotte ook wel wat
van opsteekt.
Na een halve eeuw gemangeld, gejonast en ver
trapt te zijn, hebben we ons, aangekomen bij het
jaar 1953, tenslotte uit de Ma(h)lstroom weten
te bevrijden en zijn via de toiletten naar buiten
gevlucht.
Toen wij 's avonds langs het Grand en Petit
Palais reden, schrijnde het schelle licht der schijn
werpers over twee doodstille en verlaten cultuur
paleizen met hartstochtelijk open deuren, vergeefs
naar bezoekers snakkend. Die waren, ja gezellig,
naar de film.
„Dansende centaur" van Picasso dateert uit 1948.
„Sylvette", een werk uit het oeuvre van Picasso, dat
thans te Parijs groots wordt geëxposeerd.
De dingen die voorbij zijn, voortlevend in de zachte nevel der her
innering, plegen ons weemoedig te stemmen; het is een soort
weemoed, die ons vreemdgelukkig maakt, een verre glimlach. Het
komt nimmermeer terug, maar naar de geest kunnen wij er soms
nog wel in leven, en ons verschuilen tegen de hardheid van onze
eigen tijd. Soms hebben wij er nog aanraking mee, door een huis,
een straat van vroeger, waar schijnbaar maar weinig veranderd is.
Maar er verdwijnt steeds meer, in gedurig vlugger tempo. Alles
wordt afgebroken, niet alleen oude huizen en de smalle straten, ook
de geest van die tijd, stijl en traditie. Het gaat zo snel, in onze dagen,
en zo meedogenloos ook, dat de weemoed om al dat verlorene ons
haast pijn doet, en ook dieper wordt. Misschien is de vraag naar an
tiek tegenwoordig, onder een nieuwe generatie, daar mede een te
ken van. Zij, de jongeren, hebben niet die herinnering van een ouder
geslacht, maar toch bestaat er kennelijk, onder het beste deel, een
geheimzinnig verlangen om het verleden op te wekken; eerder nog
zal het wel een vlucht zijn uit het ongenadige van de tijd waarin wij
leven, technologisch, sfijllooe, met afbraak zonder nieuwe waarden op
te bouwen. In de meer gevoeligen onder ons, met culturele belangstel
ling, herleeft een nieuwe romantiek.
De oude huizen mogen vergaan, de paardetrams al lang verdwe
nen zijn, ook de koetsjes, en de heren met vadermoorders rusten
naast de dames met hun crinolines onder het mos, in boeken
blijft alles leven; die werkelijkheid is ons gebleven althans. Wie het
's-Gravenhage van het fin de siècle nog weer eens terug wil zien,
zijn mensen, zijn huizen en zijn heel eigen atmosfeer, neme slechts
Couperus ter hand. De straten, lanen en pleinen van Den Haag uit
het begin dezer eeuw waren het levend decor van lotgevallen van
Eline Vere, van Constance van der Welcke uit de boeken „Boeken
der kleine Zielen", van de oude heer Takma en Lot Pauws uit „Van
oude mensen", van Hugo Aylva uit „Metamorfose", en van talloze
andere figuren die door de Louis Couperus tot leven verwekte bonte
wereld van het 19de-eeuwse Den Haag hebben bevolkt. Couperus
herlezend kunnen we ons dat alles weer goed verbeelden, maar hoe
gaarne zouden we het ook nog niet eens terugzien, zoals het was,
als een antwoord op onze nostalgie, maar ook om beter nog in Cou
perus' oeuvre te kunnen doordringen, met die geheel eigen 6feer van
zijn geest en zijn stad, die ook nu nog altoos toch een uitzonderlijk
karakter heeft blijven behouden, een beetje deftig en ingetogen, niet
zo luidruchtig als Rotterdam, niet brutaal als Amsterdam, of nijver
als Eindhoven, maar met een zekere welgeschapen vormelijkheid,
die niets provinciaal-stijfs heeft, doch natuurlijk van allure en aan
gename st(jl.
h is er ook in Den Haag, sinds Couperus, veel veranderd. Om
het zo terug te zien, als het was, moet je er door de oogharen
kijkend doorheen wandelen. Het huis waar Couperus geboren werd,
1863, aan de Mauritskade (toen nr. 11, nu nr. 43) staat er bijvoor
beeld nog wel, dat huis waar de schrijver eigenlijk liefst met een
ganzeveer geschreven zou hebben, maar de voorlaatste bewoonster
was, vreemd genoeg, een handelsfirma in ballpoints. Het interieur
is nu vrijwel geheel uitgebroken alleen de voorgevel bleef intact, en
wie nu naar binnen kijkt ziet een door neonbuizen verlichte show
room van strakke stalen kantoormeubels, die in nuchtere efficiency
wel nauwelijks te overtreffen zijn.
Maar gelukkig, er bestaan nog heel wat foto's uit die tijd. toen
Couperus er woonde, in dat huis, en ook van het overige Den Haag,
waar de mensen uit zijn boeken leefden, wandelden, en waar de
schrijver in het gegeven decor een ganse wereld van personages
schiep, die door de mysterieuze kracht van de literatuur het eeuwi
ge leven hebben gekregen; tijdeloos. Van die foto's uit de Haagse
archieven is nu bij de uitgeverij J. H. de Bussy, Amsterdam, een
kostelijke bundel samengesteld: „Van Haagse dingen die voorbij
zijn", door de letterkundige W. A. Braaserti, redacteur van Het Va
derland, en Johan Schwencke. Eerstgenoemde heeft het fotomate
riaal van literair-historische commentaren voorzien, nauwkeurig de
rol bepalend, die een of andere straat, een huis, een plein in het
werk van Couperus vervuld heeft, of de sfeer ervan bepaald. De heer
Schwencke voorzag dit materiaal van topografische aantekeningen.
Braasem is er uitstekend in geslaagd zijn topografisch materiaal
tot een bewonderenswaardige „illustratie" van Couperus' Haagse
oeuvre te maken ,en zo is dit mooie boekje niet alleen maar een
collectie foto's van het oude Den Haag, maar vooral en in de eerste
plaats een literaire wandeling door „de Residentie" aan de hand
van een onvergetelijk oeuvre, waardoor het een belangwekkende
literair-historische waarde gekregen heeft.
Voor dit nostalgisch souvenir, dat ons het werk van Neerlands
grootste romancier, Couperus, plotseling weer heel dichtbij
brengt, moeten w(j de heer W. A. Braasem wel heel erkentelijk zijn.
Het boek is met grote liefde en kennis van zaken samengesteld, met
een knappe en zorgvuldige tekst naast meer dan honderd foto's die
niet alleen 't Haagse stadsbeeld van 't eind der vorige eeuw doen her
leven, maar ook merkwaardigheden als de eerste automobielen (In
1901 komt in het eerste deel van de „Boeken der Kleine Zielen" zo'n
poeffende, puffende kanonknallende „kachel" voor), winkel-inte
rieurs van die tijd, en een foto van een Haagse dame. vervaardigd
in 1896; de onbekende die er op voorkomt zou Emilie kunnen zijn,
uit Couperus' „Metamorfose", dat in hetzelfde jaar het licht zag.
Zo is deze uitgave, „Van Haagse dingen die voorbij zijn", even in
teressant als merkwaardig-poëtisch van stemming, door-ademd van
een wonderlijke sfeer; de glimlach der weemoed.
T^en andere uitgave die aan „tempo doeloe" (Indisch voor: de oude
tijd) herinnert heeft bij de uitgeverij W. van Hoeve. Den Haag.
het licht gezien onder de titel: „Indië in de goede oude tijd". Het be
treft hier een keuze, door Hein Buitenweg, van een aantal cause
rieën over het Java van de 18de en de 19de eeuw die Victor Ido lang
voor de oorlog te Batavia voor de radio gehouden heeft, en die later
in twee delen'bij de uitgeverij Nix te Bandoeng het licht zagen; die
delen zijn zelfs antiquarisch al haast niet meer verkrijgbaar. Victor
Ido was het pseudoniem van de Indische schrijver en Journalist Hans
van de Wall, een echte romanticus, die destijds vooral als toneel
schrijver succes heeft geoogst, in Indië zowel als in Nederland, maar
wiens werk nu vrijwel vergeten is. Zijn causerieën over het oude In
dië vormen echter luchtige, vaak amusante lectuur, met veel anek
dotiek en naar hun opzet en oorsprong voor een breed publiek be
stemd, die ook nu nog heel prettig leesbaar zijn. Als aardige schetsen
van merkwaardige personen en toestanden uit het Indië van de 19de
eeuw hebben ze nog altijd waarde. Ze geven een goed, zij het wat
oppervlakkig, beeld van die wonderlijke wereld, die Batavia toen ge
weest moet zijn: wat provincialistisch van allure enerzijds, aan de
andere kant soms erg emotioneel en geheimzinnig, door de invloed
van de oosterse geest. Zo bevat deze bundel natuurlijk ook een mooi
goena-goena-verhaal, over een soeling (Indische fluit) die zomaar
venzelf begint te spelen, de stem van een opgehangen moordenaar
die door de mond van een Indische dame begint te spreken, lampen
die plotseling gaan branden, en eieren die de schaal uitdansen. Alle
maal echt gebeurd.
De kunstkritiek was in die dagen ook al een avontuurlijk bedrijf.
Als de Italiaanse opera in Batavia optreedt, het is nog voor de eeuw
wisseling, tolt de tenor stomdronken over het toneel. Een ander, die
Don Juan speelt, heeft schele ogen, spillebenen en een schedel zo kaal
als een gepeld ei en „de koren schreeuwden als spreeuwen in een
kist". Victor Ido schrijft er in 't Baviaans Nieuwsblad een vernie
tigende kritiek over, maar hij moet het wel bezuren want de artisten
belegeren niet alleen" zijn huis, maar wachten hem later na de volgen
de voorstelling ook nog op, pogend hem op een donker plekje de sche
del in te slaan.
Deze en tal van andere verhalen vinden wij in dit werkje van de
oude Indische schrijver, met zijn mooie Victor Hugo-achtige
baard, zeer sappig en met verve uit zijn herinneringen opgediept. Het
was een goed idee van Hein Buitenweg om uit het levendige memo
riaal van de in 1948 te Den Haag overleden Hans van de Wall (hij
werd bijna 80) deze keur te maken; een boekje vol singuliere Indi
sche anekdotiek en hoofdschuddend amusement.