Hulde aan 'n Frans psalmdichter „Opstand der gezagsgetrouwen" Gereformeerd Jeugdwerk: oriëntatie van deze tijd Ter overdenking Het geheim van het kind Mannenbroeders en Zonen in de jaren 1938 tot 1945 Doorbroken Gericht Materiaal door henri fk timmerman Verantwoordelijkheid KristaUnacbt IN GESPREK MET DR. J. L. P. BRANTS jyjaar heel weinigen onder de vele dui zenden, die het hele kerkelijk jaar door de psalmen en gezangen uit de be kende bundels zingen, realiseren zich nog hoe dit geestelijk lied tot stand is gekomen. Talentvolle dichters en musici, verknocht aan hun vaak met moeite verworven ge loof, hebben menigmaal met taal en mu ziek moeten worstelen om de zuivere en buigzame uitdrukking te vinden voor het eenstemmige kerklied. Wanneer, zoals met tientallen psalmen en gezangen het geval is, een componist of „bewerker" op een vaak oude melodie en tekst een meerstemmige compositie schrijft, zal nooit de naam van deze componist of eenvoudige bewerker vergeten worden. In de meeste gevallen echter is niettemin de tekstberijming en melodie, waarop de com ponist zijn werk baseerde, primair, terwijl men menigmaal niet of maar vaag nog weet wie deze tekstdichter en melodie vinder van zo vele prachtige in eenvoud sterke psalmen en gezangen waren. Er is, zoals men weet, tegenwoordig veel beroe ring in het kerklied; men wil vernieuwing en aanpassing, men heeft dichters en musi ci gevraagd om daadwerkelijk hun bijdra ge te leveren aan deze algemene drang godsdienstige en kerkelijke leven. Er zijn ook enkele opmerkelijk mooie kerkliederen gemaakt, geheel in de geest en stijl van onze tijd, sommige spreken sterk de jeugd aan. Anderen willenhet oudere kerklied be houden, zij vrezen dat in een vernieuwings drift veel waardevols verloren zal raken, naar vernieuwing en verjonging in het aan. Anderen willen het oudere kerklied be en tempo; niet van moderne teksten en he dendaagse beelden in de gedichten en even min van het wel of niet gebruiken van rit men en klanken die aan de jazz zijn ont leend. Wie jonge mensen met bezieling en goed gestuwd of geleid een psalmberijming of gezang op de oude melodie hoort zingen, zal ontroerd worden door de innerlijke kracht die uit dit zingen spreekt, als een uiting van hecht gesmede eenheid tussen jong en oud. n onze kerken worden nog tal van psalm berijmingen gezongen, die hun half of helemaal vergeten oorsprong hebben in Frankrijk, bij de Franse Calvinisten om hen zo te noemen, de Hugenoten. Toch moeten we wat de meeste psalmberijmin gen van deze Franse afkomst betreft niet al te scherp de scheidslijn trekken tussen „oude leer" en „nieuwe religie". Want het is kenmerkend voor de woelige en verwar de tijd in Frankrijk van de 16e eeuw, de tijd dus waarin de reformatie in Frankrijk wor tel schoot maar de kansen telkens keer den, dat de Franse psalmberijming van de dichter Clément Marot zo gretig werd ont vangen. Het klinkt menigeen misschien vreemd in de oren, maar deze psalmberij ming van de Franse hofdichter vond bij de Fransen met hun ingeboren liefde voor zui vere poëzie zoveel weerklank, dat zij wer den gezongen door aanhangers van de nieu we leer, maar ook door katholieken, door eenvoudige gelovigen en door hof en adel. Clément Marot was in alle kringen veel populairder dan de iets jongere en mis schien talentvoller Pierre de Ronsard. Als hofdichter stond Clément Marot ech ter ver boven zijn mededichters; hij toon de een karaktervastheid, die hem op den duur tot arme zwerver en banneling maak te. in de eerste periode van het Franse Calvinisme werd dit afwisselend geduld aangemoedigd of verworpen, maar doordat adel en hof en hun verwante kringen in dit Franse Calvinisme de trekken van het ge liefde humanisme herkenden of meenden te herkennen, was men aanvankelijk de re formatie gunstig gezind. Telkens echter als de kansen keerden, verborgen velen die uit opportunisme partij hadden gekozen, hun overtuiging, enkelen verlieten toen al het land. De grote uittocht van de Hugenoten viel veel later, toen namelijk door koning Lodewijk XIV het Edict van Nantes in 1685 werd opgeheven en ondanks een tegelijk uitgevaardigd verbod tot emigratie vele duizenden in stijgende mate hun vaderland ontvluchtten. Zij weken uit naar de Neder landen, Zwitserland, Duitsland en Engeland om daar als „réfugé's" een bescheiden, maar toch indringende bijdrage te leveren tot het economische en culturele leven. Aan het eind van zijn lange regeringspe riode, toen de glans van Frankrijks „siècle d'or" al was verdoft, besefte Lodewijk hoe veel verlies zijn land had geleden door de uittocht van zovele nijvere en bekwame handwerkers, artisans, geleerden en zaken lieden. Toen was Clément Marot ook al dood, eenzaam gestorven om zijn oprechte overtuiging. Maar zijn prachtige psalmbe rijming werd overal gezongen, in Frank rijk waar dit mogelijk was; in Zwitserland en ook in onze landen; ook dikwijls op de superieure toonzettingen van onze grote componist Jan Pieterszoon Sweelinck die een Europese faam bezat. Qlément Marot, niet de enige maar wel de voornaamste dichter en berijmer van de psalmen, is eerst betrekkelijk laat begonnen met zijn geestelijk dichtwerk. Hij was aanvankelijk hofdichter In dienst van Margaretha van Navarre, zuster van koning Frans I van Frankrijk. Marot had een virtuose beheersing van de taal en hij was befaamd om zijn gave om alles, maar dan ook letterlijk alles te berijmen: van het banaalste liefdesavontuur en de hoogste liefdesverrukking tot een nuchter verzoek om geld of een of andere geringe gunst. In ongeveer achthonderd gedichten gaf Clément Marot een soms scherpe, soms spottend-humoristische spiegel van zijn tijd. Er is geen componist geweest in Frankrijk of in andere landen met Franse georiënteerde toondichters, zoals bijvoor beeld onze Sweelinck, of deze heeft gedich ten van Marot op muziek gezet. Behalve in dienst van Margaretha van Navarre stond Marot ook in relatie met koning Frans I, die hem bijzonder waardeerde, hoewel Clé ment Marot een van de zeer weinige hof dichters was zonder de gebruikelijke kruipe rige vleierij in z'n poëzie. Ondanks z'n veel vuldig verblijf aan de hoven te Parijs en te Pau, waar de nobele hoog-ontwikkelde Margaretha van Navarre resideerde en aan het hof van de hertogin van Parma, bracht Clément Marot bijna zijn hele le ven in armoede door. Hij was een nieuw lichter. Hij heeft met de heftigheid van de Renaissance-mens zijn overtuiging uitge dragen. Sinds zijn dertigste jaar was Ma rot de nieuwe leer toegedaan en in tegen stelling met het merendeel van de hovelin gen aanvaardde hij alle gevolgen van zijn diepe overtuiging. Ook toen zijn in korte tijd beroemd geworden psalmberijmingen, die later in opdracht van Calvijn nog wer den aangevuld, door de machtige universi teit te Parijs, de Sorbonne, werden veroor deeld. Zijn vorstelijke beschermers konden Clément Marot niet helpen. Zij waren zelf in de tijd dat de reformatie in Frankrijk opkwam, gebonden aan de harde politiek. Zo werd Clément Marot na vorstelijke gunsten te hebben genoten een opgejaagde zwerver, die na korte tijd een schuilplaats te hebben gevonden telkens weer moest vluchten om de brandstapel en de dood te ontlopen. En na al zijn ontberingen, zijn zwervend leven in armoede, volgde een dood in den vreemde. Clément Marot met zijn devies: „La Mort n'y mord", heeft veroordelingen en gevangenschap, armoede en ziektes verdragen om zijn waarachtige geloofsovertuiging. Ver van zijn geliefd Frankrijk, dat hij zo dikwijls in gedichten heeft bezongen, stierf hij, een banneling. Maar zijn poëzie, vooral zijn psalmberij mingen uit het Latijn in vloeiend Frans vertaald en als berijming herdicht, leeft al vier eeuwen lang. Deze psalmen van zeld zaam sterke innerlijke kracht, zijn hon derdduizenden van zijn uitgeweken landge noten in moeilijke tijden tot troost en steun geweest. In Frankrijk zelf eerst, later in alle lan den waar de Hugenoten zich vestigden naast hun geloofsverwanten, klonken de psalmen die Clément Marot had herdicht, niet alleen het Gereformeerd Psalter, door In onze Nederlanden vonden de Hugenoten allen van welke religie ook 'n meesterwerk van een kerkliedboek genoemd, op berij mingen van Clément Marot en Théo de Be- za en op melodieën van Leon Bourgeois en Maitre Pierre gezet. Zij vonden ook tien tallen magnifieke meerstemmige composi ties, waar psalmberijming van Marot en melodie van Bourgeois aan ten grondslag lagen. Daarbij moeten we bedenken, dat ondanks de geloofsstrijd en ook politieke strijd, vooral toen koning Lodewijk een be dreiging vormde, in tal van kringen in on ze Nederlanden de Franse taal en poëzie nog een levend element was. Zowel deze Franse psalmberijmingen als profane tek sten waren geliefd; het is niet zonder re den, dat een zo Nederlandse toondichter als Sweelinck op Franse teksten compo neerde. De invloed van de Franse psalm berijming van Clément Marot was in ons land zo groot, dat deze ook de grondslag werd van onze Gereformeerde psalmbery- ming, uit de Franse tekst in onze taal overgebracht door Pieter Datheen. Maar ook in ons land werden de Franse psalm berijmingen van Clément Marot hoger aan geslagen dan die van Datheen; de Franse teksten werden nog heel lang gezongen, al heeft men het niet veroorloofd dat bijvoor beeld de magnifieke toonzettingen van de Franse teksten door Sweelinck in de Gere formeerde eredienst werden gebruikt. Niet temin is Clément Marot's invloed onmid dellijk en indirect zeer groot en diep ge weest; laten we daarom hem ons respect en dank niet onthouden. Hij was een vurig- dichterlijk en geloofskrachtig pionier. „Haar was meer gegeven, in histo risch, in schriftuurlijk inzicht. Van haar werd dus ook meer geëist. Wie zou durven zeggen, dat zij dit ook heeft opgebracht?" Dit zijn woorden van dr. Bruins Slots, thans hoofdre dacteur van Trouw, in de oorlog een der vooraanstaande gereformeerde lei ders in het verzet. Hij schreef die woorden in 1949 in het gedenkboek der Gereformeerde Kerken. Met „haar", de groep aan wie meer was gegeven, bedoelde dr. Bruins Slots dan ook de gereformeerde volksgroep. Zijn woorden waren (en zijn) geen aan klacht. Het is bekend en de cijfers der verzetsslachtoffers bevestigen dat dat het gereformeerde volksdeel mèt de communisten tot de meest mi litante anti-nazi's hebben behoord. Wel zijn het woorden die tot nadenken nopen. We kwamen deze uitspraak van dr. Bruins Slot opnieuw tegen in het na woord dat de Amsterdamse journalist Ben van Kaam heeft meegegeven aan zijn nieuwe boek „Opstand der ge- zagstrouwen", als het ware een ver volg op het zo bekend geworden „Pa rade der Mannenbroeders" (beide boeken uitgegeven door N.V. Gebr. Zomer en Keunings Uitgeversmaat schappij te Wageningen). Op dezelfde wijze als hij dat deed in zijn eerste boek, heeft Van Kaam ook nu ge tracht het denken en doen van het gereformeerde volksdeel te tekenen door te citeren uit dagbladen, week bladen, kerkbladen en wat er al meer verscheen op het gereformeerde erf in die dagen. Die methode is aan vechtbaar het kwam sterk tot uiting in „Parade der Mannenbroeders". Door citaten-toen- onder ogen te bren gen van lezers-van-nu is het gemak kelijk een lacheffect teweeg te bren gen. En dat gaat te gemakkelijk als de tijd verder weg is en het zich inle ven in de gedachtenwereld van toen dus moeilijker geworden. In „Pa rade der Mannenbroeders" was Ben van Kaam naar onze mening te veel op dit soort lachertjes uit in „Opstand der gezagstrouwen" heeft hij dat (begrijpelijk want het gaat over een heel andere tijd) vermeden. En daarom is dit tweede boek van deze schrijver ons ook heel wat lie ver dan het eerste. Hoewel men in dit boek de duizend-en- een onderwerpen aantreft die ons volk in die veelbewogen jaren hebben be roerd het begint met de geboorte van prinses Beatrix in januari 1938 en eindigt met de kerstboodschap van ko ningin Wilhelmina in december '45 loopt er toch een draad door al die losse berichten en citaten. Van Kaam heeft niet zo maar een journalistieke reportage willen geven, hij heeft ook iets willen aantonen. Het blijkt uitzijn nawoord waarin we deze passage tegen komen: „Maar al is het gereformeerde verzet tegen het nationaal-socialisme dan relatief groot geweest, dit betekent niet dat we over die jaren zijn uitge praat. In het proces van bewustwording dat christelijke politiek niet bij de gren zen ophoudt, maar dat 'n mondiale vi sie moet worden ontwikkeld, kan be spreking van de jaren 19381945 nut tig zijn, lijkt me. Veel in die jaren kan te denken geven. Wat te zeggen van de visie op de Joden? Van de neutrali teitspolitiek? Van de mede-verantwoor delijkheid, die ook Nederlandse chris tenen hebben voor de gang van zaken in de wereld?" Eigenlijk kan men dit alles in één woord samenvatten: verantwoordelijk heid. De verantwoordelijkheid van de ■spi Het boek van Van Kaam is geïl lustreerd met vele fotopagina's, teke ningen en dergelijke uit oude kranten en tijdschriften. Hier een gedeelte van de pagina die gewijd is aan de Kris- tallnacht: een Joods meisje is op de vlucht. O christen, het gereformeerde volksdeel in deze wereld. Heeft de kerk, hebben degenen die leiding gaven aan het chris telijk denken wel die visie gehad die men van hen als christenen had mogen verlangen? Zou om één voorbeeld te noemen van de vele die in dit boek voor het grijpen liggen zou het lot der jo den niet anders, beter gelopen zijn als men in die jaren meer inzicht had ge had en meer begrip had getoond voor wat al zoveel eeuwen lang het joden vraagstuk is genoemd. Eerlijk gezegd hebben sommige uit spraken in dit boek ons verbijsterd en zo zal het vermoedelijk ook met ve le lezers gaan. Van Kaam vertelt: „In Bouwen en Bewaren van 4 november (1938) legt H. Algra de gereformeerde meisjes uit, dat de Duitse en Italiaan se actie tegen de joden ten onrechte tot een rassenkwestie wordt gemaakt Het is een nationaliteiten-vraagstuk, al dus Algra: „De joden zijn een afzon derlijke natie die als gasten wonen te midden van ons volk. Ze zijn geen vreemdelingen in ons land; ze hebben ook volledige burgerrechten en dat ook terecht, maar van onze natie maken zij geen deel uit". Van Kaam vraagt dan: „Kan een jood dan nimmer lid worden van de Nederlandse natie?" Inderdaad kan dat oordeelt Algra: „Als een jood een christen wordt en zich met de Nederlanders verzwagert, in onze kerken met ons meeleeft, dan wordt hij als het ware opgenomen in onze natie". Commentaar van Van Kaam: „Onze natie bestaat dus uit christenen .begrijpen de gereformeerde meisjes. En daarvan kunnen alleen ont- joodste joden echt deel uitmaken. En ongelovige Nederlanders dan Horen die er ook niet bij? En is een jood die christen wordt geen jood meer? De ze vragen blijven in het artikel buiten beschouwing. Betoogd wordt dat niet het ras maar de religie beslissend is" Met deze uitspraken bevond Algra zich in goed gereformeerd gezelschap, want Van Kaam kan niet nalaten terug te grijpen naar een polemiek die Abra ham Kuyper in 1878 in de XStandaard voerde met het Algemeen Handelsblad. Kuyper verklaarde zich toen een groot voorstander van de burgerrechten der joden, maar hij voegde eraan toe: a. dat hiermee volstrekt het onloochenbare feit niet wegvalt dat de joden wel met ons van eenzelfde Rijk maar niet van eenzelfde natie zijn en wel terdege als gasten in ons midden verkeren; alsme de b. dat men zich zeer vergissen zou indien men de invloed van de joden ten onzerit voor zo onschuldig hield en voor hun reactie tegen het christendom de ogen dichtdeed". Nog verbijsterender wordt het als men de Nederlandse reacties en maat regelen ziet die volgden op de Kristall- nacht in Duitsland, de eerste massale actie van het nazi-gepeupel tegen de jo den. Honderdduizenden joden trachtten naar het buitenland, in vele gevallen naar Nederland, te ontkomen om zo het vege lijf te redden. Maar de Nederland se regering wil slechts een beperkt aantal toelaten. Premier Colijn verklaart in de Tweede Kamer: „In deze tijd is geen enkel volk volkomen vrij van an tisemitisme. Wanneer men ongelimi teerd een stroom van buitenlandse jo den zou toelaten, zou de stemming van ons volk ten opzichte van de joden een ongunstige wending nemen. Ik zeg dit met de grootste ernst in het belang der joden zelf". En in een later stadium zegt Colijn: „Het vluchtelingen-vraag stuk is alleen op te lossen wanneer al le landen samenwerken, want er zijn nog 600.000 joden in Duitsland en het spreekt vanzelf dat wij hier te lande er zelfs geen 100.000 kunnen toelaten". Een int jrpellatie-aanvraag over het toe laten van joodse vluchtelingen door de communist Lou de Visser vordt door het parlement afgewezen. En in die dagen meldt de Nieuwe Rotterdamse Courant: „En zo werden zij, ouden van dagen en kinderen, waaronder zieken en gewonden ,die na moeizame tochten en dikwijls na een tijd vaft ontberingen hoopten rust en veiligheid te vinden, aan de Nederland se grens ontvangen door een keten van gummi en ijzer. In het gezicht van wat hun een hemel lijkt moeten ze terug, soms gegrepen door geweld, terug, niet alleen naar het land waar hun het le ven onmogelijk werd gemaakt, maar terug in de handen van een staatspoli tie die op hen wacht met het grijnzend masker van de wraak..." Wij, mensen van 1966, weten hoe het de Joden is vergaan... En we zullen niet nalaten deze gruwelijke massa moord als een der ergste misdaden van nazi-Duitsland te brandmerken. Maar: hoeveel Joden hadden we kun nen redden als wijzelf, wij Nederlan ders (en Engelsen en Fransen en ga zo maar door) niet zo gruwelijk kort zichtig, niet zo gruwelijk zelfzuchtig, niet zo gruwelijk onchristelijk waren geweest! En dat verwijt (of mag men het niet verwijten kan men het iemanta kwalijk nemen dat hij een kind van zijn tijd is?) dat mogelijke ver wijt dus treft de christen in het bij zonder. „Haar, het gereformeerde volksdeel, was meer gegeven...", heeft dr. Bruins Slot gezegd. „Wie zou dur ven zeggen dat zij dit ook heeft opge bracht?" Na het lezen van dit boek van Van Kaam zit men met het schaamrood op de kaken. Om de Joden en dat is nog maar een van de vele redenen. Er zijn er zo veel meer. Daarom is het goed dit boek te lezen. Het noopt tot christelijke bescheidenheid. En zo tot een vuriger gebed om Gods leiding. Nu waren het de Joden en straks...? „En men noemt zijn naamSterke God". Jesaja 95. "pienduizenden kinderen zingen weer de kerst liederen op de kerstfeesten van de zon dagsscholen en thuis onder de kerstboom. En horen we de kerstliederen niet het liefst zin gen uit kindermonden? Eén van die bekende liederen is wel: „Jezus kwam op aarde neder als een kindje klein en teer". Nu is er op dit vers je niets tegen want het gaat verder: „Maar hoe arm Hij ook mocht wezen. Hij was aller Hoofd en Heer". En toch. hoeveel men sen komen hun leven lang niet verder dan Jezus te zien als „klein en teer". Wie ook al leen het stemmingsvolle feest wil vieren van de geboorte van het Kind van Bethlehem, maar niet zijn levensweg verder volgt over Golgotha naar Pasen, die viert ook wel een heel eenzijdig kerstfeest. Dan gaat van het Kindje klein en teer geen oordeel tot ons uit en menen we misschien tegenover Hem een vrijblijvende houding te kunnen aannemen. Of, wie weet, doen we nog wel eens een be roep op Hem als „onze lieve Heer" en dat „lieve" dan in de zin van zwak en teer. yyie zo xhet kerstfeest weer zal gaan vieren, die moet eens goed luisteren naar het ad- ventsevangelie van Jesaja. Eén van de namen waarmee hij de komende Messias aanduidt is: „Sterke God". Wie met kerstfeest nog nooit gebeefd heeft voor die heilige God die zich voor ons zo diep heeft vernederd, die heeft nog nooit de zin van het kerstgebeuren ver staan. Dan weten we ook geen weg met al die adventswoorden uit het Oude Testament, die ons allerminst romantiek voorspiegelen. Men noemt zijn naam: Sterke God. Jesaja bedoelt dit zeker vooral als machtig overwin nend ten oorlog. En misschien hebben juist deze geladen adventswoorden het er voor de tijdgenbten van Jezus niet gemakkelijker op gemaakt Hem als de Messias te erkennen. Maar wie in Hem geloofde, heeft gezien hoe Hij een strijd streed feller dan wie ook kon vermoeden. Zo zien we de Heer der heerlijk heid bezig op aarde als Hem de duivelen tege moet treden, denk aan de geschiedenis van de bezetene van Gadara. waar de hellekrachten los komen in het leven van een geteisterd mens. Hij overwon de kracht der demonen omdat Hij is de „Sterke God". JTn daarom is Hij de Christus die de wereld nodig heeft. Niet voor niets wordt in onze tijd weer aandacht geschonken aan het ba- staan van de duivel. We ervaren het bestaan van een duistere macht, waartegen, alle con structieve krachten ten spijt, het maar moei lijk optornen is. De door de mens losgemaakte krachten dreigen hem te ontkomen. Onze ethi sche groei heeft bij de technische ontwikkeling een ontstellende achterstand gekregen. Maar welk een troost ligt er opgesloten in de ad- ventsnaam van het messiaanse Kind: „Sterke God". Hij zal de hel niet over de aarde loslaten. Daarom is het einde der wereld niet het delen in het lot van hem die deze wereld heeft ver nield, n.l. de Satan. Het einde mag zijn de her schepping die Hij teweegbrengt, die boven alle dingen staat en wie geen situatie ooit boven het hoofd zal groeien. Men noemt zijn naam: „Sterke God". •VEENENDAAL Ds. J. YTSMA Op het eerste gezicht lykt het Gereformeerd jeugdwerk nogal ingewikkeld in elkaar te zitten. Er is sinds een jaar ongeveer 'n Landelijk Cen trum voor Gereformeerd Jeugd werk, waarin z(jn opgenomen de G.J.O., de Bond van Gereformeerde Jeugdorganisaties en de G.J.V., de Bond van Gereformeerde Jeugdverenigingen. Daarnaast is er het jeugd werk van Evangelisch Herstel en Opbouw en deze beide organisaties wor den weer overkoepeld door de Gereformeerde Jeugdraad. Voorzitter van het Landel(jk Centrum voor Gereformeerd Jeugdwerk is dr. J. L. P. Brants te Goes en met hem zijn we in gesprek geraakt over zyn werk. Ter inlei ding stelde dr. Brants dit: „Het jeugdwerk der Gereformeerde Kerken is nog steeds gebonden aan het levensbeschouwelyke. Het is in de eerste plaats bestemd voor gereformeerde jongeren en daarom is het ook volle dig gereformeerd. Dat wil dus zeggen: het is nog geen werk dat geplaatst kan worden in het kader van de „moderne algemeenheid". Daaraan is men pertinent nog niet toe, hoewel in de leiding ook dit facet van het jeugdwerk in overwegingen wordt betrokken". Hy vertelde ook, dat in Driebergen thans een terrein gekocht is en dat bouwplannen gereed zyn voor een gebouw waarin de organisatie van heel het gereformeerd jeugd werk zal worden samengetrokken. T^eiten: het landelijk gerefor- meerd jeugdwerk telt 75.000 geregistreerde leden, die men vindt in de clubs GJO, voor jongeren van acht tot ongeveer zestien jaar, en in de verenigingen GJV, boven de zestien jaar. Daarnaast worden vele jongeren het aantal is door de „vrijblijvende binding" onbe kend bereikt in het nieuw opge zette open jeugdwerk. Er is contact met de kerken, maar er is geen op dracht van de gereformeerde ker ken voor dit jeugdwerk. Dat ligt an ders met het andere gereformeerde jeugdwerk van Evangelisch Herstel en Opbouw, dat in opdracht van de kerken wordt gedaan. De samen werking en verhouding met EH en O is bijzonder goed. Het EH en O- werk, evangelisatie-jeugdwerk, is ook gericht op jongeren buiten de gereformeerde jeugd. Wat is er veranderd ten opzichte van vroeger? „Vroeger," zo stelt voorzitter dr. J. L. P. Brants van het Landelijk Centrum voor Gerefor meerd Jeugdwerk, „waren wij mis schien meer bezig met praten, be spreken, benaderen van problemen, misschien wel een tikkeltje te intel lectualistisch. Nu willen we de bijbel bestuderen om te komen tot begrip van de boodschap, die deze voor ons werk geeft. Directe vragen komen aan de orde: wat betekent dit en dit voor mij in mijn situatie? Vroeger leefden de jongeren binnen feoed afge paste kaders. Nu zijn die kaders doorbroken, het gaat op een opnieuw oriënteren in de wereld van nu, in deze tijd. In dié tijd was de vorm van het werk tóen goed, waardevol geble ken. Waardevol gebleven is het as pect van het helpen om een mondig christen te worden." „De kaders zijn doorbroken. Dit kader bijvoorbeeld: zulke dingen doe je niet, waarom niet? Omdat je gere formeerd bent! Het ging om de gere formeerde levensstijl. De kaders zijn in discussie gebracht. Er was en is heroriëntatie nodig. Ook het gerefor meerde jeugdwerk móet zijn visie ge ven om de jongeren te helpen in een voor hen toch wat verwarde zaak." In discussie is gebracht het hele veld van ontspanning en recreatie, van de zondagsheiliging bijvoorbeeld. De vragen door de jongeren zijn mis schien in zekere zin gericht aan de gehele gereformeerde kerk. En de kerk in de veranderde gereformeerde wereld neemt de vragen serieus. Uit de veranderingen, nieuwe opvattingen en nieuwe beschouwingen, nieuwe ge zichtspunten is een nieuwe situatie voor het gereformeerde jeugdwerk ontstaan en nog bezig te ontstaan. Jeugdwerk is een ernstig „spel", het wil een brug slaan tussen de we reld van de onvolwassenen en volwas senen; de wereld van de volwassenen is volkomen ondoorzichtig geworden. „Het gaat om de inbreng van de vol wassenen voor het jeugdwerk, om de discussie met de volwassen wereld en om de inbreng van de jongeren in de wereld. Daarom moeten de jongeren serieus worden genomen," zegt dr. Brants. Er moet naar hen worden ge luisterd. Het moet niet van één kant komen („wij zullen het jullie wel eens vertellen"), het is ongetwijfeld ook nuttig voor de volwassenen; zij blij ven op deze manier kritisch en fris. Twee aspecten: er is heel duidelijk afgestapt van het vroegere uitgangs punt: jullie horen bij ons, je komt maar. Het is nu: de jeugd wordt op gezocht. Er wordt gekeken wat de be hoeften zijn van de jongeren en aan de hand daarvan worden de program ma's opgesteld, wordt het werk gefor muleerd. Christen worden in woord en daad: „Een veel meer proberen, echt vanuit de taak ten opzichte van de hele gereformeerde jeugd iets te doen, een zekere service te verlenen. Niet opdringen, maar op de achter grond." Het werk is nog steeds speciaal gericht op de gereformeerde jeugd. Er is een gereformeerde achter grond in het werk, het jeugdwerk is niet bedoeld als evangelisatiebe weging. Dr. Brants merkt daarbij op, dat het gereformeerde jeugd werk overigens wel de nieuwe ont wikkelingen in het oog houdt. Bij de gereformeerde Opstandings- kerk in Den Haag vindt men de echte „oude" GJV-clubs, maar ook een jeugdsociëteit, zowel voor jong-vol- wassenen als voor tieners. Het zijn twee vormen van gereformeerd jeugdwerk, waarbij overigens de so ciëteiten nog heel erg in het begin stadium staan, doch het leeft wél overal. Het sociëteitswerk is bestemd voor die jongeren, die niet betrokken zijn bij een bepaald plaatselijk opge zet stuk jeugdwerk. Dit werk draagt een vrijblijvend karakter. Er zijn gespreksgroepen en dienst- groepen aan verbonden. De GJV's be spreken onderwerpen aar de hand van schetsenmateriaal, modern van onderwerp en van vormgeving, zoals bijzonder veel materiaal voor het ge reformeerd jeugdwerk van een frisse, bijdetijdse aan pak getuigt- De GJV's doen ook veel aan dienstver lening, weekeindhulp, bejaardenzorg en binnen de kerk aan evangelisatie. In de jeugdclubs wordt geprobeerd deze jongeren te begeleiden op hun weg naar het christen-zijn in de wereld van morgen. Ook handenarbeid en crea tief spel hebben hier een plaats ge kregen. Als met „open" werk wordt be doeld werk met een duidelijk niet- strakke binding, dan is dit niet te vinden in het gereformeerde' jeugd werk, stelt dr. Brants. „Wij zien dit op het moment nog niet als taak. Wil len ze komen, akkoord, maar daar door zal ons werk niet worden be paald. Het is wél zaak in gesprek te komen en te zien in hoeverre op be paalde terreinen samenwerking mo gelijk is." Wat overigens die samen werking betreft: „Graag, maar er moet plaats zijn voor een eigen ge zicht in het jeugdwerk." Samenwerking is er met de CJV, jeugdwerk van voornamelijk her vormde signatuur, in het kaderblad „Passé Partout". Er is met de CJV een tamelijk intensief contact en er is samenwerking met anderen in de Nederlandse Jeugd Gemeenschap. „De Witte Hei", het centrum voor gereformeerd jeugdwerk in Huis ter Heide, is een werkcentrum. Daar komt veel werkmateriaal vandaan voor de plaatselijke groepen, voor de leiding daarvan. Zoals het bekende ringbandje van de GJV. Het bevat een schat van stof, bijvoorbeeld het gebruik van de audio-visuele midde len op de GJV's, een reeks bijbelstu dies, stof voor meditaties, voor dis cussies over „kernwoorden", infor matie- en discussiestof over eigen kerk en andere kerken, over wereld en ontwikkeling, over beroepskeuze, gesprekken met buitenkerkelijken, schetsen over de erediensten als toe lichting op de nieuwe Orden van Dienst, die de synoden van Middel- burg-Lunteren dit jaar aanvaardde. Bij het materiaal, dat men ons van Huis ter Heide uit ter inzage zond was ook een aantrekkelijke folder over „Gesprek bij de bron", een ka dercursus over de vragen: „Wat is bijbelstudie op de vereniging; welke hulpmiddelen zijn er en hoe gebruik je die?" Er was ook een aardige bro chure bij, „Alleman", van mej. dra. A. Kok over wat ouderen met jon geren en jongeren met ouderen bele ven. Op een afficheachtig geheel zijn verder de weekeinden 1966-1967 te vinden, die „De Witte Hei" organi seert. Om een paar onderwerpen te noemen: een weekeinde rondom filo sofische oriëntatie, vlieg er eens uit met een schrijver, spelen vanuit de bijbel, de wereld van Ingmar Berg man. zin in muziek, de jonge midden stander, het moderne geestelijke lied, handenarbeid, filmcursussen, seks en samenleving, van gereformeerde plui mage (praten met „andere" gerefor meerden); een politiek ontmoetings- weekeind met buitenlandse studenten, de Tweede Kamer, internationaal hel pen, regionale problemen. Voorzitter dr. Brants acht het van belang, dat beroepskrachten het werk opzetten. Alleen dan kan het goed worden gedaan. Met de regionale cen tra. zoals dat te Ellekom, is men op de goede weg. Is „De Witte Hei" in het bijzonder bestemd voor de kader vorming en de begeleiding van de be roepskrachten, de regionale centra met een team van mensen dienen ter ondersteuning van het jeugdwerk in een bepaalde streek en mee het week- eindwerk ter aanvulling van de jeugd groepen. Maar men heeft ook het oog op jeugdouderlingen. Ideaal acht hij het wanneer er ook plaatselijk of in bepaalde streken be roepskrachten zijn, die het werk sa men met vrijwilligers doen. Juist met vrijwilligers, omdat er anders weer het gevaar van de verzakelijking is. Het idealisme moet een belangrijke rol kunnen blijven spelen. Per 1 ja nuari a.s. hoopt men in elke provin cie een dergelijke kracht te hebben. Dr. Brants denkt tenslotte aan plaatselijke stichtingen of streekver- banden, waarin naast mensen uit het jeugdwerk ook mensen zitten, die een andere deskundigheid en een andere binding hebben, zoals deskundigen op financieel gebied. De kerk kan daar bij l«fi belangrijke inbreng hebben.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1966 | | pagina 11