Kerstmis 1966
PROF. DR. A. A. VAN RULER
TT et Kerstfeest geeft aan het Christelijk geloof een
merkwaardige trek van „verberging"Men kan
het met een deftiger woord ook verhullingnoe
men. Als men een dichterlijk beeld wil gebruiken,
kan men spreken van „invouwing"
Natuurlijk, het is ook en juist voor de gelovigen
een hoog en blij feest. De Verlosser is gekomen. In
hem is de verlossing tot stand gebracht. Alle belof
ten zijn vervuld. Nu kan het bestaan volledig posi
tief aanvaard worden. Het is boordevol van het heil
geraakt. Daarom kan men alleen maar vrolijk zin
gen en feestvieren.
Maar hoe is de Verlosser gekomen? Er wat is er
van het heil te zi°n, dat door zijn werk tot stand is
gebracht? Er zijn talloze mensen, die in een zeke
re ondoordachtheid de verzuchting slaken: nu heb
ben we meer dan negentien eeuwen Christendom ge
had en wat heeft het ons eigenlijk opgeleverd?
Bij al deze en dergelijke vragen doen we er goed
aan, die factor van de verberging te bedenken. Dan
wordt ons heel wat duidelijk.
Het meest frappant in het Kerstevangelie is wel de
boodschap, dat God ook deze verberging onder
gaat. Hij wordt mens. Dat kan men zich niet letter
lijk genoeg indenken. Daar ligt een baby in de krib
be. Daar is niets bijzonders aan te zien. Geen stra
lenkrans om het hoofdje! Geen lichtglans in de stal
Een doodgewone baby. En daarvan zeggen we: dat
is God de Zoon
Nu heeft God altijd wel iets verborgens. Hij is
verborgen in zichzelf. Daarvoor is Hij de Schepper.
Die is niet te omvatten voor het schepsel. Hij is al
leen te prijzen en lief te hebben. Hij is ook verbor
gen in zijn schepping. We zien God nooit naakt op de
vingers. Als Hij aan de gang is, dan altijd in de ver
hulling van de schepselmatige werkelijkheden.
Maar op het Kerstfeest wordt ons gezegd, God te
zoeken en te vinden in één mens, Jezus van Naza
reth. In Hem treedt God op ons toe, niet als de
Schepper, maar als de Verlosser. God is ons gena
dig niet in ons geweten, niet in de stand van de
sterren, maar in Christus.
Waar is God nu? Op het Kerstfeest raak je Hem
bijna kwijt. Je houdt alleen een mens over. Daarin
is God verborgen. Hij heeft het vlees, de menselijke
natuur aangenomen. De genadige God moet je nu
nergens anders meer zoeken.
Maar zo staat het ook met de verlossing! Daar
over gaat in alle eeuwen het dispuut tussen Jo
den en Christenen. De Joden kunnen dat maar niet
geloven: dat de Verlosser gekomen is. Ze hebben
daar ook hun argumenten voor: wat zie je van de
verlossing? De wereld is toch in geen velden of we
gen in haar verlostheid te zien? Er is nauwelijks één
Christen, die er werkelijk een beetje verlost uitziet!
Ja, zeggen de Christenen dan, dat is allemaal vol
maakt waar, maar je moet bedenken, wat er heeft
plaatsgevonden. Het probleem van het kwaad is naar
binnen getrokken! Het is herleid tot op het probleem
van de schuld en de dood. En daarmee is Christus
bezig geweest. Hij heeft het offer gebracht: daarin
is de schuld verzoend. Hij is op z'n eentje opgestaan
in het eeuwige leven: daarin is de dood overwon
nen.
Die twee tezamen de verzoening van de schuld
en de overwinning van de dood vormen de verlos
sing. Maar het is alleen de verlossing in haar kern.
Daarom ook alleen de verlossing in haar kiem. Ook
de verlossing is in wezen een verborgen zaak. Zij
ligt niet voor het grijpen. Het is u zo maar niet aan
te zien, dat de wereld in principe verlost is, dat het
Oude Testament werd vervuld en dat de Messias is
gekomen. De Messias is verborgen in de middelaar.
Dat brengt ons op het meest kenmerkende van 't
Christelijke geloof: de liefde! Volgens I Cor. 13
heeft de liefde ook dat verbergende aan zich. Zij be
dekt alle dingen en zij verdraagt en draagt alle din
gen. Zij bedekt en verdraagt ook het kwaad.
Dat is iets, wat men gewoonlijk over het hoofd
ziet. Zodra het woord „liefde" valt, denkt men, dat
men op het hoogtepunt is en dat. alle problemen zijn
opgelost. Maar volgens het Nieuwe Testament is eer
der althans in eerste aanleg het omgekeerde
waar. Met de liefde het is de liefde van Christus!
Van God-in-Christus! zijn we op het dieptepunt.
Daar wordt het kwaad toegedekt. Het wordt be
waard (tot de dag van het oordeel). Het wordt aan
vaard. Het wordt gedragen. Dat is het wezen van de
liefde. Zo heeft men ook inderdaad lief: de wereld en
het leven in al hun verkeerdheid en slechtheid aan
vaardt men. Men bemint ze zelfs. God heeft ze lief
gehad. Christus heeft ze gedragen. Wij zijn geroe
pen, om hetzelfde te doen.
Alle liefde in de Nieuwtestamentische zin van het
Woord gaat met lijden gepaard. Daarom ook met.
een zeker zwijgen. Heeft Christus ooit meegedaan met
het zingen van een protestsong? Laten we niet te veel
praten over het kwaad! Laten we aanvaarden, dragen
en liefhebben in de daadwerkelijkheid! We moeten
zelfs het kwaad verbergen, tot de jongste dag.
Goedbeschouwd is het dus zo, dat we vanuit het
Kerstevangelie in het Christelijk geloof van
geen enkel probleem de definitieve oplossing weten.
De oplossing is verborgen. Dat betekent ook: ze is
opgeborgen, ze is weggelegd, ze wordt ergens be
waard in Christus, bij God.
Dat is welbewust gebeurd. Kennelijk zag de Here
God geen kans, op een andere manier werkelijk in
het reine te komen met de geweldige problemen,
waarin zijn schepping terecht was gekomen. Het kon
niet anders dan zo: door zijn Zoon: in het vleesvia
het kruis en de opstanding.
Dit evangelie nodigt ons uit, diep aandachtig te
gaan leven. We moeten opmerkzaam worden op het
volle mysterie van het kwaad en op het nog grotere
mysterie van de verlossing. En dan komt het! Als
we er opmerkzaam op zijn geworden, dan moeten
we erin binnentreden. Dat wil zeggen: we moeten in
keren, niet in ons diepste zelf (daar vinden we al
leen de radicale verlorenheidmaar in Christus
daar vinden we de verlossing in haar kern en
kiem). Wie ingekeerd is, oefent gemeenschap. Ge
meenschap in het lijden en de dood. Om zo te ko
men tot de gemeenschap in dr opstanding en het le
ven.