Hier is het geschie Bethlehem, datum postmerk Hier is het dan geschied, hier, geen dertig kilometer westelijker, geen dertig kilometer oostelijker, neen: hier. Ik ben nu voor het kersttafereel ter plaatse, zoals ik in een straat in Ajaccio zoekend naar het geboortehuis van Napoleon ineens ter plaatse was, zoals ik een Kopenhaags kerkhof afspeurend naar de grafsteen van Kierke gaard daar plotseling voorstond. Ik merk, dat het mij ontroert: op dit oord, dit, gaan dan al die miljoenen kerstpreken en kerstmedita ties terug, op deze plek waar ik aarde in mijn hand kan nemen en weggooien, waar ik een steen kan verleggen, waar ik mijn initialen in een boom zou kunnen kerven. Wat was het zo juist eer. emotie, toen ik een kaart aan mijn moeder niet begon met „we zijn net in Parijs aangekomen" of „ik schrijf u vanaf een terrasje in Salzburg", maar met „een hartelijke groet uit Bethlehem". Het stadje van Christi geboorte staat op de atlas, maar de aard rijkskunde heeft namen als Bethlehem, Jeruzalem, Nazareth nooit he lemaal in het gelid kunnen krijgen. Er zijn plaatsnamen die zwijgen: Kollum. Rossum, Weert, er zijn er die een roep hebben: Verdun, Ve netië, Dachau. Palma. maar er zijn er ook. die een roep zijn en bij die is Bethlehem. Ik 'zit u te schrijven in de velden van Efratha. De eerste gedachte die me beving toen ik daar een plaatsje zocht was niet een religieuze en wellicht niet een voor de hand liggende. Het hamerde in mijn hoofd: wat is het toch waar. dat de wereld een groot dorp is gewor den. Je gaat zomaar van Apeldoorn naar Bethlehem. Met hetzelfde gemak of dezelfde fnoeite waarmee ze vroeger van Apeldoorn naar Twente gingen. Waar ook iets naars in zit. Je wilt een tócht onderne men, ja, ondernemen naar een plaats die je heilig is. Je wilt dat het iets van een pelgrimage is: eigenlijk hijgend van vermoeidheid eindelijk, eindelijk het einddoel zien opdoemen, 'k Moet eraan den ken, dat ik als jongen uren en uren heb gelopen om in Port Royal te komen. Tk vond het Pascal onwaardig om met een autobus daar voor te rijden. Ja, de wereld is een dorp geworden en afstanden zijn er niet meer. U hoeft 23 december geen uur vroeger van uw werk in Nederland weg te gaan om op kerstmorgen door Bethlehem te lopen, en als u dat wilt bent u royaal op tijd weer thuis voor de oliebollen. We leven wel in een andere wereld dan onze vaderen. Voor hen lag Bethlehem ver, eindeloos ver achter de horizon van het eigen bestaan. Ontroe rende gedachte eigenlijk: ik ben de eerste van mijn familie, ja, sedert de Batavieren, die Bethlehem is binnengekomen. Eeuw in eeuw uit heeft het voorgeslacht het kerststadje bezongen, maar nooit is iemand er geweest. Dat zal voor de meesten uwer wel gelden, alsu hier komt. En... wat leven we toch in een andere wereld dan Jezus. Hij had zelfs geen fiets en geen rijtuig. Alles deed Hij te voet. Hij kon niet ver komen en is ook niet ver gekomen. Het grijpt mij hier ineens aan: de metropolen van zijn tijd heeft Hij niet gezien. Hij is in een uithoek je van de wereld geboren, er nooit uitgekomen en er ook weer gestor ven, wat een machtige gestalte, dat nu, twintig eeuwen later, zijn stem nog klinkt, en over onze hele planeet. Dat miljarden mensen het schamele plaatsje van zijn geboorte met vertedering hebben ge noemd. Een schamel plaatsje is het nog. Villawijken zijn er niet. De kle ding der mensen doet geen hoge banksaldi vermoeden. De ene Beth- lehemiet na de andere rijdt me voorbij op een ezeltje, geen teken van weelde, en hoeveel jongetjes zag ik hier niet die met amandelen langs de weg stonden. Ook niet bepaald om vakantiegeld te verdienen. Al leen: je hebt er, recht tegenover de stal. het Bethlehem Palace Hotel, voor wijzen uit het Westen, en één der meest grandioze explosies van kerkbouwdrift van alle tijden en plaatsen. Het jongetje Jezus zou misschien bedeesd voor zo'n tempelwereld teruggeschrokken zijn en gedacht hebben: hier zal de keizer wonen. Ik weet niet of Bethlehem een brandweer heeft. Zo ja, dan geef ik niet veel voor de pomp en de slangen. Wat ik, eerlijk gezegd, best vind. Wat mij betreft brandt die Geboortebasiliek een keer tot de grond toe af. Inderdaad, zonde van de kunstschatten en zonde van de exempels van al die bouwstijlen. Maar de Heer, die als geboortehuis een grot, een stal verkoos, heeft een paleis boven de wieg gekregen, ontzaglijk. En wat voor een paleis: op de Heilige-Grafkerk in Jeruza lem na het meest monumentale neen in steen, waarmee christenen 's Heren „dat zij allen één zijn" hebben beantwoord. Dat kon na ja ren weieens de diepste impressie van het heilige land zijn: de luide, onbeschaamde manifestatie van de verscheurdheid der christenheid. Zijn er in uw omgeving mensen die het oecumenisch streven blauw- blauw laat, inspireer ze hier naar toe te gaan. Het wordt ze groen en geel voor de ogen van de denominaties en ze ergeren zich paars. Zelfs de trap naar de geboortegrot en de trap weer naar boven zijn tussen kerken verkaveld. Maar het kan erger. De Heilige-Grafkerk herbergt acht kerken, nou ja, hérbergt... de kerk die het laatst om heilige rechten (zo heet dit onheiligs) kwam kreeg het dak toegewe zen. Buitenkerkelijken zou je moeten kunnen zeggen: gaat eens zelf naar het land van de Heiland. Maar ik weet niet of u dat moet doen. De ten hemel schreiende verdeeldheid de Heer voorzag het al deukt de geloofwaardigheid van het evangelie ontzettend. Ik heb natuurlijk altijd geweten dat de hemel als moeder des He ren geen gefortuneerde vrouw heeft gekozen. Maar het heeft me nooit zo aangesproken als hier. Wat een armoedig wereldje, en het was hier tweeduizend jaar geleden zeker niet beter. Boven over de weg gaat net een troep vrouwen, zo sjofel dat je je gaat schamen voor je nette pak. Een onthutsende gedachte: zo zeulde ook de moeder Gods op Bethlehem aan. Straatarm. En Jozef heeft er zeker ook niet als mijnheer bijgelopen. Het heeft ons mensen van een welvaarts staat, wel wat te zeggen. En dan die geboorteplaats... Ik heb hier in de contreien nogal wat spelonken gezien. Je zult daar toch moeder worden. De stal heeft voor mij altijd toch iets verhevens gehad, hij had dan wel geen ge brandschilderde ramen, maar het scheelde niet veel. Dat beeld gaat er hier wel aan. Ach, ach, ach... Vertaald naar onze tijd is de Zoon des mensen in een garage geboren, in de benzinelucht en met plassen olie op de vloer, en werd Hij in poetsdoeken gewikkeld in een gereedschapsbak gelegd. Wie zegt, dat ik nu profaan ben. heeft mij niet begrepen. Ik ben voor het eerst van mijn leven ontdaan, dat onze Zaligmaker zo armzalig ter wereld is gekomen. God de Vader moet wel tranen in de ogen gekregen hebben, toen Hij in de kerstnacht naar Bethlehem keek: Jongske toch! Ja, je staat hier als burger van een welvaartsstaat vreemd te kij ken. Als de Heer vandaag het aardse licht aanschouwde, was Hij zeker niet bij ons geboren, niet in Aerdenhout maar ook niet achter Emmen. Hij had zijn entree gemaakt in een land zonder Groene Kruis en kraamverzorgsters, zonder consultatiebureaus voor zuigelin gen en kinderbijslag. Hij had sociologisch ver van ons af gestaan. Hij was binnen één onzer projecten voor de minder-ontwikkelde ge bieden gevallen. Ook in dit licht bezien wel erg, dat het projectjes zijn, dat wij als rijk Westen echt geen offers voor de achtergeble ven volken brengen. Hier is het dan geschied. De lucht hier boven mij is door engelen opengezongen. Hier acteerden geen kerstspelherders, maar verbleven de echte kerstherders, om na de Goddelijke boodschap als pijlen uit de boog weg te rennen naar het plaatsje. Als ik hier gezeten had waar ik nu zit, hadden ze me omver gelopen of meegetroond. Het landschap hier in Jordanië is niet veel veranderd sedert de da gen van Jezus, hoeveel kudden met herders heb ik vandaag alleen al niet gezien? Natuurlijk is er bij zo'n eerste tocht door dit land tel kens en telkens de associatie met Lucas 2: zo zag dus het bevolkte herdersveld van het evangelie eruit, aan deze mannen moet ik dus denken, als ik me de schepers uit het kerstverhaal wil voorstellen, 'k Moet zeggen: het moeten viezige, rauwe bonken zijn geweest, niet om zonder tang aan te pakken en echt geen lui om met Kerstmis te logeren te vragen. Als je in de kerk naar de kerstpreek luistert, kan het je zo gauw overkomen, dat het bijna sprookjesfiguren worden. Als kind vond ik het schattige ooms. Laat het schattige er maar af. Wel iets om over te peinzen: het eerste kraambezoek in de stal, op uitnodiging van een engel en dus door God gewild, werd gebracht door het simpelste landvolk; de de eeuwen omspannende eindeloze stoet van mensen die Jezus aanbaden, werd geopend door een stel paupers. Zien we ze nog voorop gaan? Ik moet hier denken: wat jammer toch, dat we niet weten hoe het die herders verder is vergaan, wat jammer dat zij kerstmiddag al weer de grote mist der tijden ingingen, naamloos zoals zij eruit te voorschijn kwamen. Als je hier zo uitkijkt over die velden, die hun leven waren, betreur je het, dat ze stom zijn, terwijl ze toch alles van die mannen hebben meegemaakt. Ze hebben ze horen napraten over die wondere nacht. Ze hebben ze wellicht nog eens naar de kribbe zien gaan. Wat hebben ze later gedaan met de openbaring die hun ten deel was gevallen? Heeft één van hen verderop in zijn bestaan nog getwijfeld aan de betekenis van die vreemde geboorte? Waar zijn zij begraven? Onze tijd heeft toch ook wat voor. Er waren interviews met de herders geweest, deze of gene betrokkene had een dagboek nagela ten, er was gefotografeerd, stemmen waren op een bandje gezet, geestvermogens waren getest. Maar, achde Heer, die een verbor gen leven heeft begeerd, was misschien al onze apparaten ontglipt en ergens in de binnenlanden van onze tijd al gekruisigd geweest voor wij erg in Hem hadden. Ze hebben het heilige land wel het vijfde Evangelie genoemd. Ik moet zeggen: je wordt er niet veel wijzer van, zelfs hier ruist die lieflijke Naam niet langs de wolken. De velden van Efratha, het meer van Galilea, de bergen van Judea, de stad Jeruzalem, het zijn stom me getuigen van de heilshistorie. Ze roepen een sfeer op, maar ver kondigen niets. De raad die men een enkele keer geeft aan iemand die met de vier evangelisten niet meer uitkomt: ga de vijfde lezen, ga naar het land van de bijbel, lijkt mij nu ik hier zo wat ronddool, niet erg zinvol. Wat zou ik er graag anders over denken. Toch is het machtig hier te zijn. Vooral buiten de nederzettingen. Vergeelde pla ten uit de kinderbijbel worden ineens fonkelnieuw, je ruikt de druk inkt. Ik zei vanmorgen tegen een reisgenoot: „Het heilige land is nog al onheilig met al die negotie", (op de Via Dolorosa kun je zelfs een dozijn doomenkroontjes krijgen als souvenir voor je familie en vrienden) „en met die kolossale etalage van de christelijke verdeeld heid, maar het heilige landschap is er." Hier is het dan geschied. Ginds over de weg trokken met hun kleu rige pracht de wijzen uit het Oosten op, later gevolgd door de man nen en jongens die de historie zijn ingegaan als de kindermoorde naars van Bethlehem. Beschamend voor onze tijd: de priester die het verhaal van hun misdaad deed, sloeg bij lange na niet zoveel emotie los als vroeger het geval moet zijn geweest Tegen de hori zon van ons leven staan de gaskamers van Auschwitz, waar zoveel meer onschuldige kinderen hun einde vonden. Terwijl ik dit neer schrijf overvalt me de gedachte ik heb daar nooit eerder bij stil gestaan, dat het bij de beruchtste moord van de oude tijd en de be ruchtste van de moderne tijd kinderen van hetzelfde volk waren die omgebracht werden, jodenkinderen. Symbolisch voor de gang van dit volk door de eeuwen: geen volk is door de geschiedenis zo langdurig en zo wreed geranseld. Ik kan dat hier rustig neerschrijven; de Arabieren lezen geen Ne derlands. Maar ik zou het in Bethlehem niet moeten uithalen om te genover een ingezetene deernis met het joodse volk te laten blijken. Het is hier gehaat. Zo gehaat, dat geen zoon of dochter ervan hier een voet mag zetten. Huiveringwekkende gedachte: in Bethlehem is niemand, niemand meer die voortgekomen is uit de mensen die ten tijde van Christus' komst op bevel van Augustus in dit stadje ingeschreven werden. De Heer had hier vandaag niet geboren kunnen worden. De jood Jozef en de jodin Maria hadden Bethlehem niet bereikt. Zij waren bij de Mandelbaum-poort teruggestuurd en bij doorzetten, bij een illegale grensoverschrijding neergeknald. Jezus wordt hier door de Arabieren hoog vereerd, maar als Hij nu geleefd had, was Hij een volksvijand geweest. Een wrange symboliek: Bethlehem, één der hoofdsteden van het rijk der christenen, is Judenfrei. Welke relaties er ook'zijn, niet met de joden. Was de kerkgeschiedenis niet ook zo iets? Welke relaties de christenheid der eeuwen, zich presenterend als het nieuwe Israël, ook onderhield, niet met dat oude Israël. Niet onder ons. dat volk van Jezus. In getto's. En op zijn tijd een pogrom. Gelukkig, er zijn tekenen, dat er te dezen een omwenteling komt. dat de kerk in gesprek treedt met die nadie. die de Heiland voort bracht. Hier is het dan geschied. In dit plaatsje, waar je zo weer door bent. Ginds, in de bebouwde kom. Hier werd God mens. Ik ervaar het ook als iets benauwends. Ik kon ver weg aan de Noordzee gemak kelijker geloven, dat in Bethlehem de geweldige Heer van de melk weg, de Gebieder aller planeten rose en teer in doeken werd gewikkeld dan hier. waar het gebeurde. De geografische situatie waarbinnen dan het hoogste Wonder plaatsgreep komt mê zo na. dat een stem in me zegt: kom nou. dat Wonder mag ver weg op een eiland in de Stille Zuidzee zijn gebeurd of in het hart van Zuid-Amerika, hier niet, hier zijn alleen net zulke baby's geboren als in Zwaagwesteinde en Boskoop. Die stem begon te spreken toen ik net drie kinderwagens zag voorbijkomen. Ik moest ineens denken: stel. dat ik van Christus nooit had gehoord en dat ik de profetieën kende en er klonk ineens een engelenstem, dat in de tweede wagen de Messias lag, zou ik het geloven? Ik ben bang. dat ik verzucht had: wat een hallucinaties heb ik toch, en dat ik mijn geld was gaan natellen of er nog een psy chiater af kon. Gelukkig, er is een tweede stem en die zegt met kracht: zie je wel, dat het waar is, dat een mens zichzelf het geloof niet kan geven, dat het een Godsgeschenk is, een genade? Ik ben daar nooit zo van door drongen geweest als vandaag, in Bethlehem, waar elk smoezelig huis. al die burgerlijke en voorburgerlijke straten je toefluisteren: en jij gelooft, dat God, de Eeuwige, het Opperwezen hier uit een vrouwen schoot tevoorschijn is gekomen? Het is een gefluister dat luider is dan al die kerkklokken. Ja, daar ga ik mee naar huis: het geloof is een vonk. die God over moet laten springen. Ook in Bethlehem, aan de Jordaan, aan het meer van Galilea, op de Olijfberg staan geen ladders waarover wij naar God toe kunnen klimmen. Wij kunnen en moeten ons openstel len voor het evangelie, maar wij zijn niet bij machte het geloof ons aan te schaffen. Wel een rust, dat wij leven onder de belofte, dat wie klopt zal worden opengedaan. Hier is het dan geschied. Hier stond de ster stil. Hier heeft God de wereldgeschiedenis uit de hengsels getild en in nieuwe gehangen. Hier begon het vreemdste leven dat onder ons is geleefd, het leven van de Zoon des mensen. Broodhuis betekent Bethlehem; wel, die naam is eer aangedaan. Hier begon die wonderbare spijziging die tot op heden voortduurt met brood des levens. Een gewaarwording, een schok, daar rond te lopen, waar de historie Lucas 2 bijeenschreef. Toch zou ik niet durven zeggen: als u het kerstfeest van uw le ven wilt beleven, een kerstfeest dat voortgaat te stralen over heel uw verdere bestaan, kom dan naar Bethlehem. Ik heb thuis, turend in de lichtjes van de kerstboom en in een stemmige kerk in Neder land luisterend naar de kerstpreek, me wel eens dichter bij de kribbe gevoeld dan hier, waar de kribbe stond. Het is hier geen pastorale; wat zijn er hier en elders in het heilige land veel dingen, die je er geren. Ik begrijp best, dat de mensen in het heilige land een leefbaar be staan moeten hebben. Het kan geen bijbels reservaat blijven. Ik aan vaard het, dat op het meer van Galilea, waar Petrus eens over de golven liep, nu waterski-races zijn, dat Karmel, de berg waar God met Baal duelleerde, nu ook een automerk is, dat op de heilige berg Sion die wij in ons psalmgezang zo bejubelen een cafetaria staat, dat er herders met een auto zijn, enzovoorts. Ik begrijp ook. dat je in Bethlehem een kribbetje en een stalletje moet kunnen kopen. Maar wat worden hier een grenzen, althans in mijn ogen, gepasseerd. Ik had graag die man die ons in de kerk op weg naar de geboorte plaats des Heren devoot 'n wijdingsplaatje gaf, waarop wij later, aan de achterkant, forse reclame ontdekten, een stomp gegeven. Ik vind „Gloria" geen naam voor een souvenirshop en „Nuit de Noël" geen naam voor een parfum. Aardig, die begroeting met „Welcome in Bethlehem", maar moet ik nu echt direct erna aangespoord worden om Pepsi-Cola te drinken? Ik vind het een schande, dat langs de laatste weg van de Man van Smarten een „Via Dolorosa-bar" staat en dat het grootse silhouet van de Olijfberg verstoord is door een pompeus hotel annex nachtclub. Hoe heb je de moed om boven Geth- semané een striptease-programma te geven? Zegt u niet: foei, die Mohammedanen. Die nachtclub boven Gethse- mané is betaald met vele munten waarop men leest „In God we trust". Amerikaanse broeders bekroonden zo de Olijfberg. Wat komt je hier het beeld van de Heiland na, toen Hij, roodaangelopen van woede, het tempelplein reinigde. Maar wellicht nog meer voel ik mij aangesproken door de Jezus die voor gebed en meditatie steeds de stilte van het gebergte introk. Het kerststadje heeft veel van een kermisstadje, en, helaas, in de kerstkerken is het niet veel anders. Ik had mij voorgenomen om in de geboortegrot te bidden. Het is niet gelukt, want ik ontdekte ineens, dat iedereen die er bidt, door de fotograaf van de Heilige Stal bij blïtzücht met biddenT maar een klant. Toch moet je, zeg ik mijzelf, na hier en elders in dit land al menig maal een boos gezicht te hebben getrokken, oppassen, dat je aan de stemming van ergernis niet teveel gaat toegeven. Kun je de veront waardiging niet meester worden, dan moet je eigenlijk weggaan. Je hebt dan voor je geloof aan dit verblijf niets meer, integendeel. De duivel heeft het in deze voor hem zo gevaarlijke contreien wel han dig ingepikt. De zaak des Heren is hier zo tot een zaakje gemaakt, dat je gewoon uitgedaagd wordt om van uit een evangelische protest houding al die heilige plaatsen de rug toe te keren. Waarmee hij dan bereikt heeft, dat je er geen inspiratie aan hebt ontleend. Wat zouden hier een geestelijke accu's fors bijgeladen kunnen worden, als dit land een oecumenische verkondiging was en de waardigheid van wat hier eens gebeurde nog wat nastraalde in het zakenleven. 6 Ik zou geen westerling en helemaal geen Nederlander zijn als ik me er niet toe zette tot wat conclusies te komen. De conclusies ten aanzien van de kerk liggen hier voor het grijpen als de stenen. Voor op: de kerk van Christus zie je hier niet, als nergens anders ter we reld vertoont zich hier in zijn eigen land het lichaam van Christus als een in flarden getrokken weefsel, als een door de zijnen in flarden getrokken weefsel. En dat in de poort van de niet-christelijke wereld. Je zou er nog een klein beetje vrede mee hebben, als die verdeeld heid ervaren werd als een nood en een schuld en een opdracht. Maar nee hoorop weinig plekken in de wereld steken de denomi naties 't hoofd zo fier omhoog als hier. We zijn bij ons wel wat verder, in de mentaliteit dan. Fusies hebben we alleen tussen ondernemingen en om fusies van kerken gaat het toch. Willen we die eigenlijk, of denken we: natuurlijk oecumene, natuurlijk, maar de zaak moet niet ontsporen, zodat er eenheid van komt? Vreselijke gedachte: als over Bethlehem de kerstklokken luiden, gaan de mensen des welbehagens niet eensgezind de engelenzang be antwoorden, maar begint men hier van alle kanten dwars tegen elkaar in te zingen; als over Jeruzalem de paasklokken luiden, is het zo'n kakofonie van opstandingskreten, dat je zou zeggen: wordt er weer gekruisigd?, als de pinksterklokken over het heilige land luiden ter ere van de geboorte van de kerk herrijst de toren van Babel. Maar wij zijn niet véél beter. Na de volkskerstzang gaan wij weer onzes weegs. Als van alle kerkgenootschappen van Amsterdam één doop vont en één avondmaalstafel/altaar op de Dam werden gezet, zouden wij ons wegschamen, omdat wij toch ergens wel weten, dat er één doopvont en één avondmaalstafel/altaar zouden moeten staan van de ene kerk van Amsterdam. De kerk begon als kerk der armen en kreeg als motto mee die herkomst nooit te vergeten. Waar bevinden wij ons nu? Ons program kan niet zijn: terug naar de kerk der armen. Wij leven nu eenmaal in een welvaartsstaat (overigens wel te onderscheiden van een wel zijnsstaat). Maar dat mag het laatste woord over het thema „kerk en armoede" niet zijn. Dit arme stadje in dit arme land, voorpost van eèn continent der armen, schreit je tegemoet: laat uw kerk dan een kerk vóór de armen zijn, toon iets van navolging van die weldoe ner, die hier ter wereld kwam en naar wie u zich noemt. Misschien komt het u vreemd voor, maar de lucht hier prikkelt om van die na volging, ook op geestelijk gebied, iets te maken. Als Jezus het „zijn" verre boven het „hebben" stellen, als Jezus ruimzinnig en fijnzinnig zijn. als Jezus het woord met het leven dekken, als Jezus radicaal voor de overtuiging staan, als Jezus barmhartig en warmhartig zijn in een maatschappij die kil en hard is. Ik heb mijzelf vandaag een keer gedwongen om bliksemsnel te ant woorden op de vraag: wat is je eerste associatie met het woord „kerk" in dit gebied? Er kwam uit: wat een gebouwen, wat een ge bouwen! Op elke plaats waarvan bekend is of aangenomen wordt, dat een tafereel in Jezus' leven zich er afspeelde staat een kerk" of staan kerken. Ik vond zelfs een kerk „Christus weende" op de plaats waar Jezus' tranen om Jeruzalem gevloeid zouden zijn. Om het beeld maar heel duidelijk te schetsen: het was, dat het meer van Galilea wat te groot was, anders hadden ze daar ook een kathedraal over- heengezet en stond je nu in door kaarslicht beschenen crypten aan de oevers van de wateren van de wonderbare visvangst, 't Is alle maal wel wat veel. Hierover door mediterend, moest ik denken, dat je van het chris tendom te onzent ook kunt zeggen: wat een gebouwen, wat een ge bouwen! En je kunt je afvragen, wat er achter die ontzaglijke gevel aan evangelische gezindheid woont. Al onze steden en dorpen worden gedomineerd door kerktorens, maar als de officiële en de feitelijke ontkerstening in hetzelfde tempo blijft verlopen, zijn het over een eeuw voor de meesten monumenten. Wij zouden hier eigenlijk half- ziek van moeten zijn, maar wie wordt er nog ziek van zorgen om de kerk? Wij worden het alleen van zorgen om de economie en de poli tiek en ons privé-bestaan. Maar, hier zittend in die velden van Efratha en kijkend naar de akkers waar Ruth achter de maaiers ging, komt er ook een wondere rust over je: hoe het met de secularisatie ook gaat, dat lied der enge len zal nooit volkomen verklinken, die ster die hier eens stil stond zal het op kunnen blijven nemen tegen al onze raketten en satellie ten, er zullen altijd weer mensen zijn die in God gaan geloven.de naam Bethlehem zal nooit verwaaien. Er is hier een onuitwisbare rune in de wereldgeschiedenis geplaatst. Het kerstgebeuren was een eenmalig feit, het feit van één der miljoenenmachten die onze planeet heeft gekend Daarna werd 't een gegeven. Maar met de bedoeling, dat dat gegeven elke dag weer zou inspireren tot een gebeuren. Misschien is dat wel éérf der ergste kwa len van de kerk, dat die kerk ook een gegeven is geworden, terwijl ze er zo nadrukkelijk toe bestemd is om een gebeuren te zijn Waarbij aan te tekenen valt dat wij de kerk niet mogen zien als een „tegen over". Wij zijn de kerk en wij zijn hoofd voor hoofd mede verant woordelijk. Hier is het dafi geschied. De kerken en de winkels roepen het u toe en aan gidsen geen gebrek. De Heer had het bedrijf eens moeten zien. Ik kan de gedachte maar niet van mij afzetten, dat slechts één ding Hem hier had bekoord: dat je de Geboortebasiliek alleen met ge bogen hoofd kunt binnenkomen. Slechts de kinderen kunnen er zo maar in. Ze hebben me verteld, dat die poort zo laag is gemaakt om een heel praktische reden. De heren christenen bestonden het soms te paard de Bethlehemse kerk binnen te rijden. De drive-in-diensten zijn dus bepaald geen vinding van onze generatie. Maar wat is dat poortje een boodschap! Wij kunnen alleen tot Christus naderen, als wij „door ootmoed zijn herboren", als wij al onze statussymbolen hebben ach tergelaten. Wij kunnen alleen tot Christus naderen als wij ons zo hebben gebogen dat wij als de kinderen zijn geworden. Wie kloek rechtop naar de Heer wil, ook al wil hij zich als medestrijder mel den, stoot zijn hoofd. Een uitdaging, dat poortje: leeft niet diep in ons allen het verlangen om fier, met gestrekte rug en het hoofd om hoog, door onze dagen te gaan en ook dan die rug niet te krommen, als de kwade dagen er zijn, als het hart een ruïne is, als die dag ons geen vrees meer inboezemt, wanneer wij voor het eerst niet meer overeind kunnen komen? Een uitdaging, dat poortje: wij willen vol wassen, wij willen mondig, wij willen onafhankelijk zijn, wij willen kinderen beschermen, maar geen kind zijn. Wij willen met plezier dienaren des Heren zijn, maar niet zijn knechten. Wij willen graag in leven en sterven eigendom des Heren zijn, mits de Heer op die eigendom stilletjes prat gaat. niet denkt: mijn vuilnisbelt wordt al maar hoger. Zeker, zeker, alles is te vergeestelijken en te sublime ren, maar wie van ons zou van de mens, de burger Jezus op straat te horen willen krijgen: zo, smeerlap. Wij willen alleen in het geeste lijke rijk smeerlappen zijn. In het aardse moet niemand het in zijn hersens halen ons zwarter af te schilderen dan als zondaar. Een uit daging, dat poortje: wij, altijd op zelfhandhaving uit, komen alleen door zelfverloochening tot onze bestemming. Onze gids kijkt wat ik aan het doen ben. U zult misschien niet gelo ven, maar dan moet u het maar bij mijn reisgenoten gaan controle ren: die jongeman is een arme vluchteling uit Nazareth, waar zijn vader timmerman was. Die vader heet Jozef en laat zijn moeder Maria heten. Ik dacht eerst: de VVV mag er hier zijn, maar alles bleek te kloppen. Als ik die Nazarener observeer, moet ik telkens denken aan het testament van de Heer, waarin Hij ons de berooiden toewees, met de betuiging dat wat wij voor hen deden eens zal blijken voor Hem te zijn gedaan. Bij deze gevluchte jongen legt Hij het er zelfs dik boven op, dat we hier te doen hebben met iemand die in zijn plaats is ge komen. Het kan je in het heilige land gebeuren, dat, ook al weet je dat de Heer elk ogenblik in het gebed te bereiken is, je je ineens pijnlijk be wust wordt van de afwezigheid van Jezus. Je had Hem graag over de weg zien gaan, je had graag eens te midden van een schare gestaan, die naar Hem luisterde, je had graag eens een avond en een halve nacht met Hem doorgepraat, je had Hem thee op bed willen brengen, je had graag wat voor Hem gedaan, gewoon wat menselijks, mede menselijks voor Hem gedaan. Die jongen is op het laatste gemis het antwoord. Hij loopt hier rond als een vraag van de Heer, en zo lopen er miljoenen door de wereld. Door miljoenen ogen, gebluste en hoopvolle, desperate en sme kende, kijkt Jezus ons aan: wat doet u voor de vluchtelingen, voor de gevangenen, voor de zieken, voor de eenzamen, voor de gehandi capten, voor de mensen zonder geld? Ik, uw Heiland, ben een vluch teling, ben opgesloten, lig ziek, kan met geen mogelijkheid de eindjes aan elkaar knopen. Als straks de kerstklokken weer luiden, staat Hij ook aan de getouwen om ons op te roepen de solidariteit met ons, die Hij in de kerstnacht bewees te honoreren met solidariteit onder el kaar. De groeten uit Bethlehem. Terwijl ik dit neerschrijf, bedenk ik, dat die een andere inhoud hebben dan de groeten uit Leeuwarden of New York. Die laatste kunnen neerkomen op „houd u taai" of „zet hem op" of zo maar „dag, dag". Met „groeten uit Lambarene" is het al wat anders. Ze roepen het inspirerende beeld op van de grote oerwouddokter. Maar met „de groeten uit Bethlehem" zijp we hele maal het veld van het elkaar toewensen af. De groeten uit Bethlehem gaan terug op de groet, die de hemel daar in de heilige nacht aan de mensen bracht: vreest niet, want ik verkondig u grote blijdschap, de Zaligmaker is geboren. Het ge laat van God straalt van vriendelijkheid. De groeten uit Bethlehem zeggen: wij leven niet alleen in de tijd van Viëtnam en nucleaire wapens, maar ook en vooral in Gods tijd en God meent het goed met ons. Die hele kolossale Geboortebasiliek hier zal wel tot de nok te vul len zijn met schrifturen over het mysterie van de kerstnacht. Maar daar komt toch alles op neer: God heeft hier bewezen, dat Hij het oed met ons meent. Als we dat vasthouden en weigeren te geloven in een slapende od boven een wereld vol leed, in een nonchalante God, in een wre de God, dan zal de ster van Bethlehem de zon onzer dagen zijn. THUS BOOY Sjaloom!

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1966 | | pagina 15