TJALIE ROBINSON: 171 Selamat Hari Natal, Toean'... En terugdenken aan die gefluisterde wens van jaren her „Selamat Hari Natal, Toean, Selamat Hari Natal Tjalie Robinson werd 55 jaar geleden te Nijmegen geboren als Jan Boon. Hij bracht 44 jaar door in Nederlands-Indië, 1-ter Indonesië, drie jaar in de Verenigde Staten. Hij noemt 't 44 „gezegende" jaren, waar in hij zwierf van Sabang tot Merauke. De naam Tjalie Robinson? „Ik ontdekte, al zwervende door de Indische archipel mijn wa re aard en natuur en verkoos daarom de naam te dragen van mijn moeder Robinson, die van Engels-Javaanse afkomst was. Als voornaam koos ik Tjalie, een Indo-naam bij uitstek, de voornaam van mijn „soort". In mijn Nederlandse vader blijf ik de gestalte eren van Jan Huygen van Linschoten en de figuur van de Vliegende Hol lander." Tjalie Robinson noemt zich zelf een man van: „Twaalf am bachten en vijftien ongeluk ken". Het door hem opgezette onaf hankelijke Indische tijdschrift „Tong Tong" noemt hij: „Mijn grootste ongeluk, maar ik hou er zo van." Zijn loopbaan be gon hij als onderwijzer. „Maar ik was een te groot avonturier om mijn dagen voor de klas te verslijten." Als reservekapitein van het voormalige KNIL nam hij na de oorlog het initiatief voor het soldatenblad „Wapenbroeders". Na die periode trad hij ook nog op als chef RVD, afdeling Ke- diri. Hij was journalist, verko per, organisator van bokswed strijden, modeshows en land arbeider op Bali: „Ach ik ben van alles geweest. Ik ben ei genlijk een hopeloos Geval, maar het is heerlijk te kunnen leven als een straatslijper." Na de oorlog in Nederland stond hij ook te Rotterdam nog voor de klas in een volks school: „Geweldige tijd, temid den van die heerlijke brutaal tjes. Als ik nu nog wel eens door die buurt ga roepen ze nog: „Ha, meester". Dan den ken ze zeker terug aan de mo menten waarop ik zei: „Jon gens, doe de rekenboekjes maar dicht, dan ga ik wat over apen vertellen." „Betawie" (Batavia) was zijn lievelingsstad. Vandaaruit zwierf hij door de „Gordel van Smaragd". Om er telkens weer terug te keren. Nu „Betawie" hem is ontnomen zwerft hij van Nederland uit de wereld in, om iedere keer weer bij zijn „Tong Tong" in Den Haag terug te keren. Nationaliteiten laten hem onverschillig, partij digheden of vijandschappen binden hem niet. „Het leven beschouw ik als een glas kopi-toebroek (koffie die men zet door heet water op gemalen koffie te gieten): bitter en zoet en met krs-krs- korreltjes tussen de kiezen. Soms bleken die korreltjes steentjes te zijn en verspeelde ik er eens een kies mee. Maar bitterheid blijft geen mens be spaard en waarom zou ik de mijne dan niet nemen", filoso feert Tjalie Robinson. Ook als literator heeft Tjalie Robinson naam gemaakt. In 1958 ontving hij de novellen- prijs van Amsterdam voor „Tjies", dat eerder in België was bekroond. In '54 werd zijn HOLLAND vertaalde verhaal „De Maal tijd' bekroond met de literatuur prijs te Djakarta. Bekend is zijn boek „Piekerans van een straatslijper": een bundel op stellen, opgedragen aan Pa en Ma, van een zoon van Oost en West en aan Opa en Tjang, om dat hun graven weggewist zijn. Behalve onder de naam Tjalie Robinson, geniet hij als Vin cent Mahieu bekendheid als pu blicist. In Tjalie Robinson leeft de heimwee naar „Indië" maar hij heeft er een verzoening mee dat het allemaal is zoals het is: Indië leeft nu in Holland. Assimileert zich dat? Dat is niet waaraan Tjalie behoefte heeft. Hij gelooft er voor het moment ook niet zo hard in: stel je foor, seh....! Wij vroegen hem voor ons blad een kerstverhaal te schrij ven. Hij heeft 't' gedaan, maar een verhaal is 't niet. Een stuk herinnering, dat ineens omhoog kwam - wat gedachten over In dië dat niet dood is, maar dat leeft - daè.r en hier. gigenlijk kunnen we ons moeilijk voorstellen hoe een Kerst feest óók gelukkig gevierd kan worden zonder de traditione le vaderlandse vertrouwdheden om de versierde spar: de bran dende haard in de gezellige huiskamer, het sneeuwtapijt in het open raam, de kerstgans en de kerstkrans, de kerstliederen. We kunnen ons nauwelijks voorstellen hoe Hollanders op de zelfde Kerstnacht als wij dit feest vieren in een tropische of woestijnhitte, met deuren en ramen wijd open, of zelfs buiten in de tuin, waar het een beetje koeler is. En met allerlei andere soorten bomen die in elk geval een béétje op een spar lijken. Niet met hete chocolade of anijsmelk, maar met ijskoude dran ken; niet met de warme haard, maar met air-conditioning of de fan aan. Met heel andere heerlijkheden dan kerstgans en kerst krans, met luchtige witte kleding in plaats van de stemmige dik ke donkere pakken. En met kerstliederen in alle andere talen behalve de Hollandse. En toch zijn het óók Hollanders en vieren zij „een echt Oud hollandse Kerst!" J^erstmis is gevierd door eenzame planters aan de rand van een oerwoud, zonder één enkele andere blanke, met een por tretje van thuis alleen. En dan lieten ze soms een foto maken van hun Kerst door de Chinese fotograaf met een gammele kiek kast. En op een leitje schreven ze dan „Gelukkig Kerstfeest" of „Gelukkig Nieuwjaar". Het is heus waar! Door fuseliers in héél oud-Indië in rimboes achter Poetoessibau en Takèngon met een stormking en een gek uitgedoste varen in plaats van een kerst boom, met rode rijst en zoute vis en precies niks méér. Met schorre stemmen die moedig naar lang vergeten woorden zoch ten. En van de vijf fuseliers kwamen er drie nooit weerom. En later door jongens van de politiële acties achter Tji- randjang, Trenggalèk en Papar, als het Welfare-pakket tóch niet gekomen is (doordat de carrier op een landmijn gelopen is misschien, of in een tankval gestort) en zelfs de post uit Holland niet. En er alleen rijst is met weinig groentenat en veel sambal. En er gelukkig nog een mondharmonika is die verstrooid het „Ere zij God" opzoekt tussen wijsjes van thuis. En allemaal toch mee gaan zingen. Ja, zo kan het Kerstfeest ook zijn. En niets herhaal niets minder diep dan „bij Moeder thuis" JJeb je wel eens een Kerst meegemaakt in een Ambonse ge meente met een fluitorkest in plaats van een orgel? En heb je wel eens een Bataks zangkoor gehoord met Kerstmis? Dat zijn allemaal onverstaanbare woorden en heel ongewone klederdrach ten en allemaal mahonie-bruine gezichten, en tóch hoef je je ogen niet te sluiten om te weten dat dit een 24-karaats Kerst is. En Kerst zo maar ergens in een huis in oud-Indië met blan ke en bruine mensen door elkaar. En katholieken en protestanten door mekaar en zelfs muslims (dat zijn mohammedanen), met heel vreemde en doordringende etensgeuren en een tjemara als kerstboom. Een tjemara lijkt veel op een Hollandse den, maar is het helemaal niet. Zélfs geen „verre familie". Een onechte den zou je kunnen zeggen. Maar als kerstboom is hij óók vol maakt en Kerst is hier volmaakter dan waar ook in Holland met bruine mensen net als in Bijbelplaatjes. En met door de wijdopen deuren en ramen dezelfde pauwblauwe sterrenhemel waar tweeduizend jaar geleden de Ster verrees. Jndië is nu in Holland. Omdat een half miljoen Indische mensen nu in Holland wonen. Zij vieren nu Kerst „zoals het hoort", maar van de tien zullen er negen zijn, wier herinneringen tóch terugkeren naar de Kerstnachten toen, in het land van vulkanen en Javanen. Toen de Kerstweek dezelfde reünie bracht van families als ten tijde van keizer Augustus toen „de hele wereld beschreven zou worden" en een echtpaar Jozef en Maria, op stap ging. Maar in Indië zocht men elkander op alleen maar om weet in groot familieverband samen te zijn. Als dan het trefpunt het huis was van een oma van tachtig jaar, dan konden daar vier generaties bijeen zijn. En in vier generaties wordt er heel wat getrouwd: Rotterdammers bijv. met meisjes uit Atjeh. En Mo kumers met meisjes van Soerabaja. En Fransen konden erbij zijn en Engelsen. En katholieken en protestanten en mohamme danen en vrijdenkers. Maar men was tóch allereerst neef en nicht, oma en tjoetjoek (kleinkind) en wat God te zamen brengt, kan toch geen geloof scheiden? Deze mensen kwamen vaak over enorme afstanden, want Indonesië is bijna zo groot als Europa. En als Europa besfaat het uit tientallen volken met eigen talen, eigen zeden en gewoon ten en vaak heel verschillende raskenmerken. En met een eigen keuken. Dus reisden met de kerstdagen hele gezinnen per trein of per schip, met vele koffers en valiezen, met de kaketoe die toch niet alleen kon blijven, met Matjan de hond en met het driewielertje van Adeetje. Met manden en korfjes vol vruchten en gerechten en koekerijen. En aan elk stationnetje, aan elk ha ventje werd er weer wat bijgekocht, want ging je normaal het he le jaar dóór bij familie of kennissen al altijd met „oleh-oleh" op bezoek (kleine traktaties), met Kerst werd het beste beentje voorgezet. De wildvreemdste gerechten uit Padang en uit Banda, uit Bantam en uit Menado, uit Borneo en uit Palembang, kwa men dan bij mekaar. Plus massa's geïmporteerde heerlijkheden uit Holland, want de Totoks (volbloed Hollanders) waren altijd te vinden voor gemarineerde haring, voor een Edammertje, bo terletter en taai-taai. En onder alle bruine Indische vrouwtjes waren er altijd een paar die voortreffelijk oliebollen konden ma ken (waarvan alvast voorproefjes werden geprobeerd voor het Oudejaar). In Indië met zijn veel grotere huizen dan hier heeft elk huis een zogenaamde eetkamer. Dat is meestal de achtergalerij, die dus de breedte heeft van twee flinke slaapkamers. En dan is er meestal een brede stoep of flink terras aan vastgebouwd. Nou, met Kerst stond alles vol, zodat het een Breugheliaanse maaltijd in het kwadraat kon worden. Elke Indischman met herinneringen aan zulke feesten vraagt zich nog steeds in verbijstering af hoe dat niet moest uitlopen op buikpijn, zo niet erger. Maar hoogst waarschijnlijk kwam het doordat de meeste spijzen flink gekruid waren, dus door die kruiden alléén al de spijsvertering hielpen bevorderen. En ook: massa's voedsel gingen tóch naar de bedienden. En de vrienden van de bedienden. En de vrienden daarvan. En Annie nam een speciaal gerecht van Toetie mee naar huis. En Toetie van Wies, en Wies van Noes, Zodat als na de Kerst- Nieuwjaarsweek alle gezinnen weer opstapten, ze met evenveel pakjes en korfjes vertrokken als ze gekomen waren. Want in die week gingen alle vrouwen bij mekaar in de leer. Hoe maak jij klio? Dan leer ik jou hoe je tongsèng maakt. Geef mij jouw re cept van brongkos, dan krijg jij mijn geheim van swarswir. Enzo voort. Enzovoort. Kerst bracht vele openbaringen. En de jaarwisseling tal van cultuurwisselingen! Jongens en meisjes leerden elkander spelle tjes. En de heren wisselden vakgeheimen uit. Ze waren allemaal een weekje helemaal weg uit hun werk- of standsmilieu. Men was vrij van zijn positie-harnas. En schoolmeester en sergeant. resident en snijvelder, matroos en importeur waren gewoon kin deren van Tjang (oma) en zelfs Mamma-Tjang (haar moeder). Ook hoorde men in zulke reünies vele talen en dialecten. Sap pig Mokums en dito Betawies (van Batavia), smeuïg Limburgs en dito Soendanees, geaffecteerd Haags en onverschillig Soera- ba jaas konden elkaar wonderwel verstaan.... hier in dit Indische Kerstmis was waarlijk een „Vrede zij met alle volken der aar de". Nee. natuurlijk is dat niet zo het geval geweest met alle In dische families, maar bij allemaal toch wel „min of meer". Zó voelde men allemaal dit feest als een symbolische viering van broederschap en vergiffenis, dat het letterlijk door dik en dun gevierd werd. Ook in hongerkampen in Flores, Djohore en Pnom- paduk, in krijgsgevangenschap. Ook in de zogenaamde bersiap- tijd vlak na de oorlog, toen koppige jongelui van Batavia hele maal naar de bergen reden om ergens een kerstboom te snaaien (want deze typische „koude boom" groeide bij voorkeur hoog in de bergen), en met een carrier en een jeep hinderlagen, tijd bommen en tankvallen riskeerden om één boompje honderd kilo meter heen en honderd kilometer terug op te halen. Tsk-tsk-tsk! Wie zocht er ooit de Ster in een regen van lichtspoorkogels? |}it Kerstfeest 1966 valt in Indonesië juist in de Poeasa-maand, de maand Ramadan, de vastenmaand (want het moslemse jaar is korter dan het christelijke en elk jaar schuift het een eindje terug). Dit is een wonderlijk gelovig jaar dus. Want de galm van kerstzangen en kerkorgels mengt zich met het geroffel van tienduizenden bedoeqs (gebedstrommen) in de moskeeën als maanstenen in de Gordel van Smaragd. Miljoenen gebeden in vele talen en in vele godsdiensten stijgen op naar Éénzelfde Eeuwige Levende Godzal Hij veelvoudig barmhartig zijn? \\s straks de Kerstvreugde ten top gestegen is in deze Hol landse kring, verwondert u dan niet als die nootbruine man daar zich even afzondert aan het raam en naar buiten kijkt in de pikdonkere nacht. Want zijn geestesoog snelt vér voorbij die nacht naar de lichtende nacht van het Oosten met zijn eeuwig flonkerende firmamenten. En met het diamanten Zuiderkruis boven een vulkanenprofiel. Misschien misschien hoort hij dan een gefluisterde gelukwens van jaren en jaren her: „Selamat Hari Natal, Toean. Selamat Hari Natal(Ik wens u een ge zegend Geboortefeest, heer). En als hij zich dan weer omwendt tot u, verwonder u dat een droefgeestige glimlach gelukkiger en rijker is dan de schaterendste lach. Hij IS rijk. Hef de bokalen op voor een kerstdronk met De Verloren Zoon, die mee kan lachen en zingen, ook al heeft hij zijn hart daar verloren. Want alles moet zijn, zoals het moet Zijn.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1966 | | pagina 16