^0 Colofon w&6: x v$&j& •:»>iyvS Kerstmis [)e nu 26-jarige P. H. Verschoor, sergeant-telegrafist van de Koninklijke Marine, nam in 1963 deel aan de gecombineerde Ne derlands-Belgische expeditie naar de Zuidpool. Veertien maanden bracht hij door in een barre sneeuwwoestijn met dertien an dere stoere kerels. Hoewel een en ander soms bepaald geen ge noegen üffos, denkt Piet Verschoor nog met weenfóed terug aan de ontberingen op een eenzame post ten behoeve van de wetenschap. In dit verhaal vertelt de ser geant-telegrafist ons van zijn be levenissen met name tijdens de kerstdagen. Piet Verschoor, uit Den Haag. die thans gedetacheerd is op de jager Hr. Ms, „Drente" te Den Helder, zou graag nog eens deel uitmaken van een Zuidpoolexpe ditie. Helaas echter, Nederland heeft zich om financiële redenen moeten terugtrekken. 1 i(u""v'":; Ik zat alleen in een slechte tijd. In de radiowe reld kennen we een cyclus van 11 Va jaar. Daarin zit een goede en een slechte periode. Wij zaten in de slechte. Dan komen de seinen brakkig over. Het heeft te maken met de erupties van de zon. Ik ver telde dat wel aan de mannen, maar twee uur la ter kwamen ze me toch aan de bar vragen of ik nou niet eens met thuis kon bellen. Op de Zuidpool zaten veertig bases. Russen. Ame rikanen, Chilenen, Fransen, Engelsen. We konden elkaar niet bereiken. De Zuidpool is zo groot als Amerika en Europa samen. Alleen via de radio hadden we contact. Met Kerstmis hadden we met vijf bases afgesproken groeten uit te zenden naar huis. Op tweede Kerstdag was ik aan de beurt. Ik had een punthoofd, wat dacht je. Waarvan? Van eerste Kerstdag... Tïoe we leefden? Continu-ploegen. Twaalf uur op, twaalf uur af. Als we naar buiten gingen verlieten we de basis via een luik in het dak. Het gebouw was ondergesneeuwd tot aan de goot. Als er een blizzard was geweest, moest je met de schop werken om ruimte te maken. Maar stak je je hoofd door het dak, dan moest je weer oppas sen dat de honden je niet grepen. Zij voelden zich dan sterker omdat ze hoger stonden dan wij. We hadden vier honden afkomstig van de Noordpool meegenomen. Ze verscheurden elkaar soms bijna. Het was altijd twee tegen twee. Met hun plasjes hadden zij hun terreinen afgebakend. Overschreed een van die honden de grens, dan ontstond er een gruwelijk gevecht. We hebben een hond gehad waar de darmen uithingen. De huid moest aan el kaar genaaid worden. We hadden geen verdovings middelen. Wel slaaptabletten. Maar daar reageerde hij niet op. We hebben toen een mand met brood genomen en daar een hele scheut whisky in ge gooid. Daar kon ie niet tegen. Een week later was 'ie weer aan het vechten. Maar goed, dat leven op de basis. Die Belgen spraken Frans. Ik was dus verplicht als de sode mieter mijn Frans op te halen. Frans werd de voertaal in het kamp. Die Belgen op hun beurt probeerden ons tegemoet te komen door Nederlands te spreken. Wij hadden een goed team. In zo'n situatie als aan de Zuid pool is iedereen even belangrijk. Iedereen noemt elkaar bij de naam. Van het begin af aan trok de chef één lijn. Het maakte geen moer uit wat voor studies je had gemaakt. Iedereen deed aan alles mee. Dat kon ook niet anders, want je moest met elkaar leven, veertien maanden lang, en denk nou niet dat er soms niet gekankerd werd. Nou behoorlijk. En je raakte ook wel eens uitge praat. Dan had je het gevoel dat je eens twee da gen voor je zelf wilde leven. Andere keren had je er behoefte aan iemand op te zoeken. Als iemand een lang gezicht had, dan hield je daar rekening mee. Laat hem maar modderen, dacht je dan, het gaat wel over. Denderende ruzies, dat ze elkaar voor d'r bek sloegen, dat hebben we nooit meegemaakt. Mis schien zijn er wel eens mensen eenzaam geweest, maar ze lieten het nooit merken. Ik had er geen last van. Ik was al zo vaak van huis geweest. Het grootste feest vierden we op 21 juni. Op die dag gaat namelijk de zon voor een half jaar onder. Dan begint aan de Zuidpool de winter. Iedereen gaat kijken. Ze kijken tot het schijfje achter de horizon is verdwenen. Alle bases sturen telegram men naar elkaar. Dan hoor je overal door de ra dio: „Nice mid-winter-day". Die overgang van licht naar donker gaat natuurlijk geleidelijk aan. Helemaal donker is het niet. De maan geeft nog licht. Ik heb zelden zo'n mooie maan gezien als daar. rxe temperaturen daalden tot 45 graden onder U nul. Dat was koud, maar bij de Russen was de temperatuur 90 graden. Wij gingen alleen naar buiten om voedsel te halen of bier. Alleen de me- 'teo ging vrij geregeld naar buiten. Eén keer in de vierentwintig uur moesten zij een ballon oplaten. Ik heb die jongens nooit benijd. En toch, als er geen wind was, kon je met 45 graden makkelijk in je trui buiten staan. Maar dan moest er ook geen zuchtje wind staan, anders voelde je de kou tot op het merg van je gebeente. Ik ging ook wel eens naar bulten als de antenne gebroken was. Levensgevaarlijk werk als je geen behoorlijke merktekens in de grond zette. Wanneer het stormde zag je geen hand voor ogen. Dan zou je urenlang kunnen zoeken, verdwalen, op twee me ter langs de basis kunnen lopen zonder te weten, dat je er was. Je zou absoluut omkomen in de sneeuw. Het zicht reikte niet verder dan twee me ter. Wekenlang zaten we binnen, maar het werk ging door, ook tijdens de Kerstdagen. We hadden een prima kok, een Belg, Tony Bruggemans. Weken lang is ie in de weer geweest om voor Kerstmis overal dingen vandaan te trekken. Een goeie kok is belangrijk. Als die vent geen goeie hap op tafel zet, daalt het humeur. tiet gemis aan vrouwen? Dat verlangen gaat er wel af. Ik hoorde wel eens een vrouwenstem door de radio, maar het deed me geen pijn. Je hebt ze niet, ze zijn er niet en je kan ze de eerst volgende maanden ook niet krijgen ook. Je moest er in berusten. Geestelijke verzorging hadden we ook niet. Bid den deed ieder voor zichzelf wel denk ik. We dach ten veel meer aan de „Magga Dan": „Wanneer zou hij hier kunnen zijn en waar was ie nu". Ik kan me nog goed herinneren dat ik de stem hoorde van die Deense marconist. „Hello Boys, Magga Dan calling, calling". Ik wist, ze zaten in de buurt. ]Vfaar om even terug te komen op die Kerstdagen. De kok had zich geweldig uitgesloofd. Wat aten we ook weer. Een hors d'oeuvre, frietjes, drie soorten groenten en een kersttaart. We hadden de boel een beetje versierd met guirlandes en lam pionnetjes. Ja. we hadden zelfs plastic kersttakjes. Toch was er geen speciale Kerstsfeer. Je leest wel eens verhalen van mensen op eenzame posten. Dan zingen ze gezamenlijk „Stille nacht, heilige nacht". Wij niet. We hielpen eerst de kok door zijn afwas heen. Daarna hingen we lui in een stoel met een cognac en een sigaar. Je praat dan niet zo erg veel. Iedereen heeft zijn eigen gedachten. Buiten hoor je de storm fluiten, loeien. De Belgen hadden een enorme bar ge maakt. Krukken waren er niet. Daarom hingen we een van de banken met touwen aan het plafond. We hadden een boekje bij ons voor het maken van cocktails. Vaak fungeerde ik als barkeeper. We de den alle drankjes in een grote soepterrien. Ja, hoe moet je anders een cocktail maken? De dokter dronk nooit meer dan drie glaasjes. Dan stopte ie radicaal. Hij moest bij de tijd blij ven. De chef was ook matig. Die moest altijd van die miniscule draadjes ergens aan bevestigen. En dat kun je niet doen als je hem om hebt. Ieder reageerde verschillend. Je leert de mensen kennen. Ieder mens omgeeft zich met een bepaal de schil, maar dat kun je geen veertien maanden volhouden. Natuurlijk had je sympathie voor iemand en voor de ander niet, dat is clear. Tk moet je nog wat grappigs vertellen. Wij dron- ken geen bier, we aten het. Uit de kelder haal de ik van die blikjes. We schroefden het deksel er af, schudden dan een beetje en dan kwam er een cilinder bier voor den dag, hartstikke bevroren. We zaagden de staaf in stukken en likten er aan. Ik heb je al gezegd, dat de aflossing het grootste moment was. Hoe wij er uit zagen? Het haar hing over onze schouders en we hadden baarden. Lang haar was lekker warm. Voordat de „Magga Dan" ons bereikte hadden we al gevraagd om de post mee te nemen en verse groente en bier. De heli kopter bracht het allemaal. Met de snowcats reden we naar het schip. Wij en de aflossers. We namen wat zeehonden en pinguins mee aan boord, maar jammer genoeg stierven die onderweg. Ook de honden gingen mee. Gus, Armand, Due en Lumba go- Wist je dat die honden in de sneeuw sliepen? Ze groeven zich in met de rug naar de wind. 's Mor gens riep ik hun namen. Dan zag je hun koppen tevoorschijn komen. Het was een fijne tijd. Toch wel. Op 21 juni schrijven we elkaar nog altijd een kaart, waar ter wereld we ook zitten. De „mid-winter-wishes". Die kok heeft het slecht getroffen. Toen hij in België kwam moest hij in militaire dienst. Daarna ver trok hij naar Amerika waar hij een betrekking kreeg als kok. Toen werd ie weer opgeroepen. Hij zit nou in Vietnam... \yeet je hoe laat het is? Vier uur. Over twee uur moet ik opstaan. Acht uur in Den Helder. Wil je nog een drankje De Pool heeft een enorme aantrekkingskracht. Dat kan ik je niet vertellen. Ik had contact met een Russische telegrafist. Die zwierf al tien jaar van de Noordpool naar de Zuid pool. Ja, die Rus. Ik heb wat met 'm afgepraat. Een fijne Poolcollega... In deze bijlage schreef prtff. dr. A. A. van Ruler de Kerst-meditatie. Prof. van Ruler is hoogleraar in de leerstellige godgeleerdheid, de chris telijke ethiek, de geschiedenis van de Ned. Hervormde kerk en van haar symbolische en liturgische geschriften en het kerkrecht aan de Faculteit der Godgeleerdheid van de Rijksuniversi teit te Utrecht. De tweekleuren houtsnede bij de meditatie werd vervaardigd door de Zutphense kunstenaar André Kerkho ven. De vroegere secretaris van prinses Wilhelmina. do heer Th. Booy, schreef tijdens een bezoek aan Israël zijn Kerstbrief uit Bethlehem. Deze brief werd ook gepubliceerd in de vorm van een boekje (Uitg. W. ten Have N.V. Amsterdam). De bekende schrijver Tjallie Robin son haalde voor ons enkele herinne ringen op uit het oude Indië. e Onze verslaggevers spraken met Eltenaren (nu Duitsers), met een Zuidpoolreiziger, over de jongste Ne derlanders (voor wie elk jaar in Neder land 250 000 wiegen worden klaar ge zet) met mensen in Masada een machtige rotsvesting In Israël. Boeiend was het gesprek dat een onzer verslaggevers voerde met de Duitse theologe en filosofe. Dorothea Sölle. niet dat het een egale vlakte was. Het was één lange hobbelpartij. We hadden inmiddels ook onze poolkleding aan getrokken: beremuts, die je rond je gezicht kunt trekken, Noors ondergoed met luchtgaten, skibroek, rubberlaarzen en een anorak. Dat is een windjack, helemaal geprepareerd. En dan hadden we natuur lijk een zonnebril, anders werd je stekeblind. De gebouwen die we optrokken waren prefabrica ted. Een houten wand, dan een laag zilverpapier, een wand van houtwol, zilverpapier en weer hout. De gebouwen zetten we op holle houten bakken van wege het optrekken van de kou uit de grond. De hoofdgebouwen waren verbonden door een gang van 150 meter. Langs de wanden van die gang sta pelden we de kisten levensmiddelen op. Het ergste was het waterpas nulken van het terrein. Dat moest met schopjes gebeuren. Onze sneeuwegalisa- tor was stukgeraakt. Voor het vlees en de kippen maakten we een kelder van vijf meter in de sneeuw. De sneeuw moest met mandjes worden omhoog gehaald. Vervolgens moest zij vier kilo meter verder van de basis worden gebracht anders zouden de stormen een enorme bult vormen. Dat opbouwen van die basis moest vlug gebeu ren, want als er een blizzard kwam, dan sneeuwde alles onder, dan kon je de boel weer gaan uitgra ven. Eén keer is dat gebeurd met mijn appara tuur. Die zat geborgen in tweehonderd kisten. la, wat deed ik daar allemaal. Eenmaal in de dertien dagen had ik corvee. Ik hielp met het oplaten van ballonnen. Iedere middag werden er telegrammen uitgezonden. We hadden ook een te lefonische verbinding met thuis. Dat was goed voor het moreel van de mannen. Je moest toch eens met moe kunnen praten De AVRO liet ook bandjes opne men van familieleden. Die bandjes werden dan door mij weer heropgenomen. IZerstfeest? Eerlijk gezegd nee. Je probeert iets op te roepen, maar iedereen is meer met zijn gedachten thuis. De „Magga Dan" was uit Antwer pen vertrokken om ons af te lossen, dat wisten we- Dat hield je haarscherp bij op een kaart. D'r werd voortdurend over gepraat. Wanneer komt'ie aan in Kaapstad, hoe lang zal'ie er over doen voordat hij hier is, enz. We hadden natuurlijk geen kerstboom, wel een pick-up met kerstplaten. Er werd in die tijd ontzag lijk veel gedebatteerd over de Monokini, daar was ledereen stuk van. We hadden een telegram gekre gen, dat de vrouwen het volgend jaar alleen maar een grote flaphoed, een zonnebril en sandalen zou den dragen. Kerstmis bracht geen verandering. Iedere dag was gelijk aan de vorige en aan de dag daarna. Het werk ging ook gewoon door, dat mocht je niet in de steek laten. Nieuwjaar ging ook zo voorbij, zonder al te veel ontroering. Weet je wanneer we ontroerd waren? Toen de „Magga Dan" was aangekomen en we een helikopter zagen naderen, die van het schip was op gestegen. De hele basis liep uit. Voor het eerst sinds veertien maanden zie je andere gezichten. Ik kan dat gevoel niet omschrijven. Je liet het alleen niet blijken. Toch waren we weemoedig bij het af scheid. Je was wel gelukkig dat je de troep ging verlaten, maar aan de andere kant, je hebt er min of meer je hart aan verpand, nou ja, en dan ga je weg... Ik had me vrijwillig aangemeld omdat het avon tuur me trekt. Daarom ben ik ook bij de Marine geg&an. Ik wilde wat van de wereld zien. Ik had ook de koopvaardij kunnen kiezen, maar bij de Ma rine ben je nog eens een keer thuis. Ik werd tele grafist, omdat ik altijd interesse voor de radio- business heb gehad. Na mijn opleiding ging ik naar de West. Anderhalf jaar. Daarna werd ik uitgezon den naar Nieuw-Guinea. Toen we er daar uitgeknik kerd werden, nam ik deel aan de NATO-kampioen- schappen in Rome. Daar eindigde ik als eerste. Het ging er om wie het snelste kon seinen en het snel ste kon opnemen. rperug in Holland kregen we bericht van het ministerie, dat er weer een gecombineerde Ne derlands-Belgische expeditie naar de Zuidpool zou gaan. We konden solliciteren. De belangstelling was groot. Van de 150 bleven er vier over. We moesten naar Brussel voor de laatste keuze. Enfin, ik kreeg het. De andere Nederlanders waren ir. Rietman van de afdeling Meteo, J. van Ameyde, die als me- teo op de weerschepen werkt en ir. P. Buis, die zich bezig hield met atmosferische elektriciteit. De Belgische afdeling bestond uit tien man. Chef van de expeditie was Lucien Cabes. Op 7 december stapten we aan boord van de Deense ijsbreker „Magga Dan". Mijn taak was het telegrammen te versturen en weerberichten te ver zenden naar België en alle kuststations. Aan boord zaten 35 Denen. Afstand naar de Zuidpool: 14.000 kilometer. Van Antwerpen voeren we naar Kaapstad. Kerst mis en Nieuwjaar vierden we op zee. Noi ja, vie ren. Lekker eten hè en een beetje lurken. Van Kaap stad gingen we bijna rechtstandig naar beneden. Eenenzeventig Zuid, eenentwintig Oost. Ik had nog niet zoveel te doen en hield me dus bezig met ra- dio-amateurisme. Ik had contacten met de hele we reld. Het weer? Op de samenloop van de Stille en de Atlantische Oceaan begon het. We noemden dat punt „the roaring forties", de bulderende veertigers. Daarna kregen we „the screaming fifties", de schreeuwende vijftigers en tenslotte „the whistling sixties", de fluitende zestigers Toen kwamen de eerste ijsbergen in zo'n grootte van 4, 5, 6 kilometer breed en dertig meter hoog in zicht. We noteerden het in onze dagboe ken en fotografeerden bij het leven. Als je de ijs bergen gehad hebt, kom je in de ijslaag, die rond de Zuidpool ligt. Een mijl of twee-, driehonderd. De ijsbreker ging aan het werk. Dat ding was eigenlijk bestemd voor de Noord pool. De Russen en Amerikanen snijden er het tjs dwars door midden. De breker tilt zichzelf op het ijs, dat dan door het gewicht breekt. Daarna glijdt het schip weer terug voor een nieuwe aanval. Tillen, power, door zakken, terug en weer verder. Alles trilt. Je wordt er knettergek van. Er was nog een andere erva ring, raar. Het werd niet meer donker. Hoe meer je naar het Zuiden komt, hoe langer licht he' blijft. Ieder gaat op zijn eigen houtje slapen. Er ontstaat een andere cyclus. Sommigen worden 's morgens om tien, twaalf uur wakker, anderen staan midden in de nacht op. Bij daglicht. Het is zomer aan de Zuidpool, anders kun je er niet ko men, 's winters vriest alles dicht. Wat we deden? Vergaderen, de taken verdelen. Eén groep zou zich bezig houden met de op bouw van de basis, de anderen om beurten de snowcats rijden. Dat zijn van die logge dingen op rupsbanden. Daar trokken we de sleeën mee van het schip naar de basis. Al het materieel werd op sleeën geladen. Veertien dagen zijn we er mee bezig geweest. Iedere tocht duurde vier uur. Ikzelf kreeg de opdracht mijn tentje op te zetten langs de route, zes kilometer van het schip, veer tien kilometer van de basis. De route werd aan gegeven met bamboestokken. Twee dagen heb ik met mijn radio de verbindingen in stand gehouden. Ach, het was niet zo erg. Alleen die stilte. Je hoort niets. Een zacht suizen, meer niet. Ik kreeg wel nat te voeten, je moet constant in beweging blijven. Overdag vroor het vijf graden, 's nachts vijftien tot twintig. Je voelt je zo'n klein ventje. Iedere vier uur kwam een snowcat langs. Het was een verzetje. Soms viel er materiaal van de slee. Dan moest dat door het volgende transport worden op gepikt. Het was «naar twee dagen. Daarna begonnen we aan de opbouw van het kamp. We sliepen in een vorige nederzetting, zes meter onder de grond. Later vonden we er ook enorme voorraden voed sel, die we nog best konden gebruiken. We haaden trouwens zelf voor twee jaar eten bij ons. Die snow cats hè, die hadden wel eens geen koelwater meer of er brak een rupsband. De radar op het schip kon ze precies volgen op hun weg. En denk nou

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1966 | | pagina 20