iAi
]VI et de „Stroetekamer" ging het anders.
H et is de familie De Zwaan in de boerde
rij de „Stroetekamer" aan te zien. Zij geniet met volle
teugen weekend na weekend. Er is op de „Stroeteka
mer" nogal eens visite, van kinderen, van familie.
„Vooral kinderen mogen hier graag zijn", vertelt de
heer De Zwaan. „Waar ze ook heen kunnen gaan in hun
vakanties, ze prefereren intuïtief Het Woold. Soms gaan
ze met de buren mee naar het land. ze hebben melken
geleerd en gaan op ondeizoek uit, de natuur in."
ITI
IYI
IAI
Het leven in z'n voegen
„Dooie visjes drijven met de stroom mee,
levende visjes zwemmen tegen de stroom op.../'
Toen we weer op weg waren naar de stad, dachten we
er even weer aan terug aan die heerlijke rust, die im
mense stilte rond het boerderijtje, de „Stroetekamer" in
Het Woold een van de landelijke buurtschappen die om
Winterswijk gegroepeerd liggen. Wat een verrukkelijk
oord daar in de uiterste hoek van het Gelderse, waar
prachtige bossen en ruige houtwallen als natuurlijke cou
lissen de weilanden, de akkers en de boerderijtjes binnen
de intimiteit van de buurtschap houden.
Er zijn in Neaerland heel wat boerderijtjes, die „uitge
diend" zijn geraakt. Kleine, vaak oude hofsteden hebben
als boerenplaatsjes in de welvaart het loodje moeten leg
gen.
Zo ééntje is ook de boerderij „De Stroetekamer" in
het Achierhoekse W'xrid. bijna zeven jaar geleden werd
de plaats verkocht en „stadse ku" namen er hun intrek.
Zo gaat het met honderden boerderijtjes in Nederland.
Vaak eerst een advertentie: „Te koop: boerderijtje aan
de bosrand". De tweede woning deed haar intrede. Halve
ruinei brachten hier en daar het tienvoudige op van de
nieuwprijs. Het werd een rage. Witgeschilderd, met grote
panorama-ruiten, openslaande deuren en terrassen, kreeg
•menig oud boerderijtje het aanzien van een omaatje in
cocktail jurk. De „stadse leu" hebben er soms raar in om
gehakt. Onwetend, ondeskundig, brachten zij zichzelf mee
van de stad naar het land.
Eerst kwam de sloper en toen verrees, als uit een gro
te blokkendoos, een laat-20e eeuwse bungalow, pardoes
en wanstaltig in de oude, rustieke en romantische sfeer
van het landschap.
De weekends waren druk. familie- en vriendenkring
verbaasden zich over de status. Maar het nieuwtje was
er gauw af. Er werden weekends overgeslagen en wie
nu nog eens langs een serie tweede wonjngen gaat, komt
tot de ontdekking dat het oude boerderijtje van Weleer
niet eens meer een weekend-woning is.
Wij hebben stedelingen, die met véél enthousiasme een
boerderijtje hadden gekocht twee, soms drie uur rij
den van hun flat in de stad na verloop van tijd horen
zeggen: „De lol gaat er toch wel af..." Menig boerderij
tje eens een pronkjuweehje aan de bosrand werd
een docK bungalow, een "hol en leeg aquarium, waaruit de
visjes waren teruggedreven met de stroom naar dé stad.
Wie zichzelf meeneemt van de stad naar net land, zal
buiten nooit vinden wat hij zoekt.
Dat oude boerderijtjè in het Winterswijkse Woold was
geen fata morgana, geen schijnbeeld. Het werd een echte
oase.
We zijn er een dag geweest. Op bezoek bij de Amster
damse familie De Zwaan, bewoners van' een oud grach
tenhuis in het hartje van Amsterdam. Zestien jaar gele
den kocht de heer De Zwaan een oude molen aan de Am-
stel. Hij had een liefhebberij voor oude dingen, een sterk
ontwikkeld schoonheidsgevoel en daarbij: hij zocht een
rustplaats, een tegenwicht tegen geroezemoes, een plekje
waar zoals hij zegt „het leven nog in harmonie is".
De oude molen aan de Amstel bracht hem dat alle
maal, maar het sprookje van het ongerepte, het harmo
nieuze, was uit, toen de stad zich steeds verder over het
land rondom Amsterdam uitbreidde en de molen door
een patroon van wegen omsljien werd.
Familie De Zwaan is toen verder gegaan. „Wij voel
den ons als het ware opgejaagd, achtervolgd door de be
schaving van mensen die niet meer tegen de stilte kun
nen."
In die jaren was er van de zijde van particulieren nog
niet erg veel interesse voor molens en boerderijtjes. De
„tweede woning" was een nog betrekkelijk onbekend be
grip. Rondom Winterswijk waren nog geen tien jaar gele
den zeker twintig boerderijtjes te koop.
De Amsterdamse familie kende de Achterhoek, de pu
re natuur, de samenleving, die er volgens de heer en me
vrouw De Zwaan zinvoller is dan de vereenzaamde sa
menleving in de stad. „Het leven zit hier in z'n voegen",
zegt deze Amsterdammer, „de samenleving is in balans,
omdat het een natuurlijke zaak is, een levensnoodzaak
zelfs."
De familie De Zwaan zou hier in Het Woold heerlijk
kunnen wonen, genietend van de rust Maar er was ook
nog iets anders nodig. De eigenares van de boerderij,
die in andere handen zou overgaan, wilde naar later
bleek de essentie van het leven in deze buurtschap
niet verstoren. Zij wilde het naoberschap in evenwicht
houden. De nieuwe mensen uit de stad zouden hier moe
ten kunnen wonen in rust, maar ook in harmonie met de
buren; zich beschermd voelen. De „Stroetekamer" was
onafscheidelijk verbonden aan de andere boerderijen in
de omgeving, die samen de „Stroetehof" vormden. Dat
moest zo blijven.
De boerderij werd verkocht. Op de dag van de beschrij
ving bij de notaris vonden de De Zwaans op de deur van
de „Stroetekamer" een briefje: „Welkom nieuwe buren".
Dat was het eerste contact met de naobers. Zij wisten er
dus van, wié er kwam?
Ja, de buren wisten er van. Een gedichtje, dat later bij
een bezoek van alle buren op de „Stroetekamer" werd
voorgedragen door een van de buurvrouwen, lichtte een
tipje van de'sluier op:
„Wi'j hebt lange 'e proat wee d'r op de Stroetekamer
zol kommen.
't Waren stadse leu ha'w al zo naarstig vernommen.
De gedachte an stadsleu wol d'r eerste neet good in;
Wi'j dachten an 't stadse léven in nijmoodscn zin.
Moar met die gedachte he'w ow vuile te kort 'e donne
Jullie wilt hier as echte buren naost ons komme te
staone..."
Er was dus naarstig geïnformeerd. Nieuws
gierigheid was het niet, vertelt de heer De Zwaan ons,
maar een zekere angst voor de verstoring van het even
wicht in het al eeuwen durend naoberschap. Men is daar
zorgvuldig op en zuinig mee.
De nieuwe buren waren dus welkom. Dat welkom stond
te lezen op het briefje en bleek ook uit het feit, dat de
hele boerderij door de buren met bezemen gekeerd was.
Toen kwamen de visites de eerste gang van de nieu
weling langs de buren. Dat is meestal een heel eenvou
dig bezoekje, niet al te lang, met een kopje koffie en een
slokje. Aan het einde van zo'irvisite wordt dan zo wil
het gebruik door de nieuwe buurman de vraag ge
steld: „Kan ik oe naober wezen...."
Voor wie de verhoudingen in deze streek van Gelder
land kent voor wie ook van plan is mee te helpen aan
de goede balans in deze boerengemeenschap voor die
gene is zo'n verzoek een heel belangrijk ogenblik. Voor
de heer De Zwaan was het in orde. Men kende zijn be
doelingen al, want er was immers „naarstig vernom
men"! Van boerderij tot boerderij had men 't hem ge
zegd: „Da s wel goed meneer..."
„Het klinkt misschien wat sentimenteel", vertelt de heer De Zwaan
ons, „maar toch is 't dat niet. Het is een mooi moment, je bent met
goede bedoelingen gekomen, je weet uit ervaring dat wij, „stadsleu"
niet zelden een dissonant zijn in deze buitenwereld en daarom: als je
geaccepteerd wil worden, zie je er naar uit en dan kan je bij de vraag:
„Kan ik oe naober wezen" een brok in de keel schieten".
Maar het was dus goed. Fr volgt nóg
een eeuwenoude ceremonie. Dat is het
nögen. Weer ging de nieuwe buurman
langs zijn buren van de buurtschap. Het
eerst naar de dichtstbij wonenden. Hij
vroeg zijn buurtgenoten voor de tegen
visite hij nögt ze voor het „intrek-
kersmaal". En toen kwamen ze alle
maal tegelijk. De buurman die het verst
weg woonde, haalde de familie aan. die
op één na het verst woonde en zo maar
door. Meestal splitst de visite zich dan
in twee groepen: de vrouwen aan de
vrouwentafel, met een breiwerkje en de
mannen aan de mannentafel met een
kaartje.
„Ik had maar één tafel lacht de heer
De Zwaan, „maar dat was bekend en de
buren brachten dus een tafel mee
Van breien en kaartleggen kwam overigens niet al te
veel, want er was natuurlijk genoeg te vertellen over
en weer, bij de koffie en het boerenslokje.
Dat naoberschap is daar in Het Woold een heel subtie
le zaak. Natuurlijk wordt niemand verplicht het zo te
doen als de familie De Zwaan het deed. Maar wie geen
aandacht besteedt aan deze dingen, van diegene weet men
het, dat zij zoals dat heet geen naobers genomen
hebben. Dat respecteert men ook in de buurtschap; er
ontstaat dan tussen de buren en de nieuweling een soort
van welwillende neutraliteit.
„Wij wilden dat niet, omdat we dat ook niet kunnen'',
zegt de heer De Zwaan. „Een goed deel van de naober
schap stoelt op het feit dat de mensen elkaar nodig heb
ben en ik vind. dat het „elkaar nodig hebben" niet alleen
materieel gezien mag worden. Wij hebben elkaar ook in
andere opzichten nodig. Mijn bezwaren tegen het leven
in de stad is. dat wij daar gaan lijden aan een erge
kwaal: de vereenzaming. Nogmaals: hier zit alles in z'n
voegen. Als ik hier ben. dan begriip ik de wereld weer.
De schaduwkant van de welvaart vind ik. dat we den
ken elkaar niet meer nodig te hebben. Alles wat er
na de oorlog aan goeds is gebeurd, accepteren we als
een vanzelfsprekend recht en daarom kunnen we er zo
moeilijk meer van genieten, of het genietend beleven."
„Ik heb 't vroeger zelf ook zo beleefd. Een weekje bij
tante Mijntje in Huis ter Heide was me in m'n jongens
jaren heel wat liever dan een trip naar Stockholm. Mijn
vader liet ons vaak de keus; hij geloofde dat kinderen
veel dingen eerlijker aanvoelen dan oudere mensen: hii
geloofde niet aan gegeven speelgoed."
We spreken nog even over het naoberschap. het leven
van de dienst en de wederdienst. Ja, die wederdienst.
Die wordt in Het Woold niet met geld betaald. Toen dc
naaste naober van de heer De Zwaan kwam te overlij
den, kreeg hij een telegram in Amsterdam. Een paar uur
later was hij op Het Woold, regelde de aanzeggingen, de
begrafenis, was slippendrager in de rouwstoet en zorgde
ervoor dat alles werd geregeld, zoals het geregeld moest
worden. Aan het einde van de dag volgden de rekeningen,
waarvoor de buren hoofdelijk werden omgeslagen.
„Er heerst hier een grote aandacht voor elkaar", zegt
de heer De Zwaan. „Elk weekeinde krijgen wij het ver
slag over wat er gepasseerd is tijdens ónze afwezigheid.
Als er een pan van het dak is gewaaid, als m n paard
uit de wei is losgebroken, als de buurman een nieuwe
schuur wil bouwen en ga zo maar door. Toen u hier
kwam (het was op een maandag) hebben we zaterdag
de kachel aangemaakt in de mooie kamer. Zondags had
de buurvrouw geïnformeerd of er iets bijzonders wa*
want het linker pijpje van de schoorsteen had gerookt
We vertelden haar, dat er twee heren kwamen en toen
was het een vanzelfsprekende zaak dat de buren maan
dagmorgen nog even het blad van het erf harkten. Kijk,
zo gaat dat hier als het linkerpijpje van de schoor
steen een pluimpje rook geeft, is er wat aan de hand. Als
onze luiken dicht zijn op tijden waarop ze anders open
zijn, gaan de buren zich afvragen: „Wat zou er met Ka
mer-Anton zijn
Ja, Kamer-Anton. Dat is de heer De Zwaan voor zijn
naobers en voor hen die verder weg wonen gewoon de
„Kamerman". Men noemt de mensen hier met de naam
van de boerderij voorop.
Dat naoberschap ligt de heer De Zwaan goed. Hulp en
diensten gaan over en weer en op onze vraag of het soms
niet een last kan zijn, zegt de heer De Zwaan met oe-
slistheid: „Nee. integendeel. Toen ik hout moest hebben
ZIE VERDER VOLGENDE PAGINA