m
IAI
ITI
iAi
A
Een hond blaft. De deur van een van de schots en
•cheef over het terrein verspreide, protserig opgeschilderde
circuswagens wordt ruw opengedaan. Een gespierde man, misschien
een trapezewerker, roept iets naar het dier, dat de woorden verstaat
en ijlings wegrent. Enkele meters verder, tussen een glanzende
limousine en een vrachtwagen, waarop met forse hand de naam van
het circus geschilderd staat, houden drie mannen even op met het
lossen van rode pluche stoeltjes. Zij kijken om naar een tengere
vrouw, die met een grote kartonnen map onder de arm. voorbij komt.
't Loopt tegen elf uur. Bij de tent, een driemaster, maken enkele,
in kleurige overhemden gestoken, piste-jongens ruim baan voor de
vrouw die voor iedereen een „goedemorgen" over heeft. Het
circus repeteert. Geen publiek, geen uitbundig applaus, zoals
's avonds bij de voorstelling, maar een intensief, gedisciplineerd
oefenen met paarden en andere dieren en het geconcentreerd
herhalen van een gewaagde act op het meterslange koord, dat boven
de piste hangt. Een felle, lawaaiige muziek schettert over de kale
rij stoelen en banken. Nerveuze paarden draaien hun rondjes,
terwijl atletisch gebouwde jongens op hun beurt wachten. Met een
meewarige blik zit peinzend een clown op een barkrukje. Hij kijkt
naar de jonge vrouw, die uit de map een stuk papier haalt en met
forse potloodstreken het rommelige leven in de tent probeert vast te
leggen. Vaart en beweging worden op papier gevangen. Enkele
circusartiesten kijken nieuwsgierig over de schouder van de vrouw
naar het resultaat. Een van hen verdwijnt en komt enige ogenblikken
later terug met een kopje koffie. Potlood en papier worden even
weggelegd, 't Is pauze, ook voor Riekje Offerhaus.
Een winters Ede. Het dorp, dat in de zomer van
heinde en ver toeristen trekt, ligt weggedoken in een kraag van dichte
nevels. De monumentale Oude Kerk bij de Markt priemt in de
grauwe lucht. De brede Stationsweg ligt verlegen te wachten op
verkeer, dat schoorvoetend het dorp nadert.
De Kazernelaan. Een smalle weg met aan weerszijden oude
lindebomen, die met hun naakte takken als naar de hemel wijzende
vingers, droefgeestig de winter over zich heen laten gaan.
„Het tweede huis links", zei Riekje Offerhaus door de telefoon.
Een enkele meters van de weg gelegen wit geschilderde woning met
een rustiek balkonnetje als voorpost. Het grasveld wacht op de lente,
die het nieuwe fleur zal geven, 't Was op een dinsdag toen een
telefoontje het eerste contact met de Edese schilderes tot stand
bracht. Mevrouw Offerhaus nam op: „U hebt geluk, ze is nog thuis,
ze moet zo lesgeven op de Volksuniversiteit, wacht u even?" Een
paar seconden later de stem van Riekje Offerhaus: „Even m'n
agenda pakken", is het antwoord als we het doel van ons telefoontje
vertellen. „Zaterdag van twee tot vier heb ik m'n leerlingen, komt
u dan om half vijf."
Riekje Offerhaus is in het Gelderse schildersmilieu en bij de
expositiegangers geen onbekende meer. Haar werk hangt op
tentoonstellingen in de wijde omgeving. De Edenaren kennen haar
van de jaarlijkse Kerstexposities in het culturele centrum-in-wording
Reehorst en de tentoonstellingen van Groep Acht, jonge kunstenaars
waartoe ook Riekje Offerhaus behoort.
IVtevrouw Offerhaus, een kleine kwieke vrouw van in
de zestig, doet, na een druk op de bel, de deur open. Een zwart
poedeltje komt blaffend aangerend. „Komt u binnen. Riekje is zich
even aan 't opknappen, ze heeft net les gegeven." In de ruime,
gezellige, wat antiekerig aandoende woonkamer voor de ramen
veel bloemen en planten met een mooi uitzicht op het winterse
landschap, schenkt mevrouw Offerhaus een geurig kopje thee in.
De hond blijft ons argwanend aankijken. „Petroesjka. ga liggen."
Het dier, met intelligente ogen, gehoorzaamt, maar rent weer op als
de deur opengaat en zijn jonge bazin binnenkomt.
Riekje Offerhaus, een kleine tengere 30-jarige vrouw, expressief
gezicht, paarse jurk met iets donkerder kousen, groen-zwarte
kralenketting, bruine sandalen, zegt na de kennismaking: „We wonen
hier fijn, aan een leuk laantje, 't Is alleen jammer dat je 's zomers
geen zon krijgt door de lindebomen. De mensen hier schelden er
daarom wel eens op." Even later: „De straten van Ede zijn rijk
aan bomen, in de Beukenlaan beuken, in de Berkenlaan berken.
Ik had voor een schilderij eens een plataan nodig. Ik dacht
die zal hier ook wel zijn, maar ik kon nergens zo'n boom vinden.
De plantsoenendienst van de gemeente heeft me toen naar Bennekom
gestuurd. Daar hebben ze een Platanenlaan."
Petroesjka, afwisselend ook wel Pietertje en Malle Ippie genoemd,
heeft zich voor de kachel genesteld. Een koekoeksklok in de gang
slaat vijf uur.
Riekje Offerhaus is bescheiden; ze praat met tegenzin over zichzelf,
haar werk vindt ze belangrijker. Daarover praten betekent
bij toeval mooi worden.
...een schilderij kan ook
evenwel spreken over de kunstenares, die het werk gemaakt heeft,
zodat toch genoeg over haar vermeld kan worden.
„Ik houd van dit huis en deze omgeving, alhoewel ik liever de
streek nog wat natter gewild zou hebben, zoals langs de Rijn bij
Oosterbeek of Renkum. Daar zijn enorm mooie plekjes om te
schilderen, net als trouwens langs de IJssel. De bossen zijn wat dor,
er zit niet zoveel leven in als in het water. Ik hou van „gedoetjes",
haventjes, woonwagenkampen, een rommelige oude schuur. Achter
die rommel, die warboel, gaat een grote schoonheid schuil en
die op papier te zetten, dat is wat ik graag doe. Ik houd niet van
dingen die netjes zijn. Zwitserland bijvoorbeeld is te mooi, te af. Het
pittoreske vind ik niet schilderachtig. Een mooie molen of schuur,
die al talloze malen geschilderd is, loop ik voorbij. Als ik toch zoiets
zou schilderen zou ik naar het Openluchtmuseum gaan en het
inwendige van een molen tekenen zoals de persen van de lijnolie."
„Ik leef op kosten van m'n moeder." Mevrouw Offerhaus haastig:
„Nee, nu overdrijf je toch wel wat." Riekje: „Nou ja. ik weet mezelf
wel te redden, maar het „dagelijks brood" is toch afkomstig van
m'n moeder."
„Het is een algemeen verschijnsel, dat zwaar drukt op de
kunstenaar: hij of zij is overgeleverd aan de mate waarin het publiek
de kunst waardeert en deze waardering in klinkende munt tot
uitdrukking wil brengen. Het aan de man brengen van hun werk
ligt de kunstenaars niet. Ze zien zelfs tegen deelneming aan een
kunstmarkt op. Riekje Offerhaus, die dit jaar meedeed aan de eerste
Wageningse kunstmarkt zegt: „Ik vond het eerst een eng iets,
je biedt jezelf te koop aan en bovendien sta je voor aap, al die
mensen die naar je staren; ik vind het niet prettig als je bekeken
wordt. Gelukkig ging het later beter; het is net zo als bij
een speech die je moet houden, eerst sta je te trillen op je benen, maar
als je begonnen bent, merk je niets meer van je zenuwen." Groot
geldelijk gewin kan overigens van een kunstmarkt niet verwacht
worden; slechts kleine, niet dure, werkjes worden nog wel eens
verkocht.
Het aantal leerlingen, dat door Riekje Offerhaus in de schilderkunst
wegwijs wordt gemaakt, is ook niet zo groot dat daaraan een dik
belegde boterham te verdienen valt. „Drie leerlingen heb ik
momenteel. Riekje zucht. Mevrouw Offerhaus houdt even
even op met breien.
Worden haar schilderijen, aquarellen en tekeningen
gekocht? „Op tentoonstellingen verkoop ik nog wel eens iets, maar
niet veel. De mensen hebben niet veel geld over voor de kunst,
zoeken het meer in de kitsch, daar kunnen ze niet genoeg van krijgen.
Als ik iets verkoop doe ik dat liever aan iemand, die er werkelijk
plezier aan beleeft dan aan iemand, die m'n werk als statussymbool
of pronkstuk aan de muur wil hebben hangen. Ik heb wel eens
tegen iemand, die enorm over zijn schilderijencollectie pochte,
gezegd: Als u het koopt dan verdubbel ik de prijs. Wat heb je
eraan als je aan zo iemand je werk
verkoopt. Voor snobisme geef ik niets.
De ware liefhebbers zijn zij, die iets van
je gezien hebben en een jaar later, als ze
het geld hebben, bij je komen om het te
kopen. Dat is tenminste leuk. dat geeft
je voldoening".
Waarom bepaalde mensen bepaalde
schilderijen kopen? Is het de bepaalde
visie van de kunstenaar, die correspondeert
met die van de koper? Het spreekt dan
vanzelf dat er weinig kunst gekocht wordt,
want een kunstwerk is een uiting van de
creatieve geest en zoals ieder mens is
ook de kunstenaar onderhevig aan
invloeden van buiten, die zijn visie en
daardoor het kunstwerk bepalen. Dit kunst
werk bereikt een publiek dat ook zijn
eigen geaardheid heeft. De kans op kort
sluiting is door het levensbeschouwelijk
plurilisme vele malen groter dan de
mogelijkheid dat het beeld dat 't kunstwerk
geeft, correspondeert met de gedachten-
wereld van het publiek. Voeg daarbij nog
het feit dat veel mensen geen begrip hebben
voor de veranderde maatschappelijke
je tekeningen op en wordt je werk door andere dieren bevuild.
Het is de sfeer die me trekt. Niet de stilte van het atelier, maar
het levendige leven.
Het gaat mij om de beweging, niet om de uitdrukking. Het is een
spannend avontuur te proberen de vaart, de dynamiek en het
lijnenspel op papier te brengen. Je leeft bij de gratie
van het moment. Je weet niet of het lukt wat je doet; je werkt geladen
en moet maar afwachten of je erin geslaagd bent de sfeer te treffen."
Het bezoek aan een circus betekent voor Riekje Offerhaus een
grote produktie tekeningen, waarvan enkele als basis dienen voor
haar schilderijen. „Soms merk je pas later dat je schilderij niets
geworden is, dat je het verpest hebt. Ik verpest veel schilderijen
(lacht uitbundig), dan schilder ik er iets anders overheen.
Als je geluk hebt, kunnen dan ook nog aardige kleurschakeringen
tevoorschijn komen, een geluk bij een ongeluk. Bij toeval kan een
schilderij ook mooi worden."
Veel schilderijen van Riekje Offerhaus zijn in Frankrijk ontstaan.
Ieder jaar gaat zij met haar moeder en haar vier jaar oudere
zuster naar la douce France om daar nieuwe indrukken op te doen.
Motieven en onderwerpen met de natuur en de mens als thema
dat zich vele malen laat variëren. Ze vindt de sfeer in het
kleurige en geurige Frankrijk prettig om in te werken, ,,'t Zal wel
anders zijn als je er langer dan een paar weken zit, je gaat
alles misschien wat te mooi zien."
Van de vele schetsen, waarmee ze naar Ede terugkeert, dit
jaar na drie weken vakantie met vijfentwintig schetsen, zet ze er
enkele over op het linnen. In haar atelier „zelf geschilderd",
zegt ze trots naast het huis, liggen rond de kachel stapels tekeningen
en aquarellen. Op de ezel een aanzet tot een nieuw schilderij,
een groepje bouwvakarbeiders in een hotelletje in Zuid-Frankrijk.
Een schets met hetzelfde onderwerp ligt ernaast.
R.iekje Offerhaus schildert figuratief. „Ik geef weer
wat ik zie", maar vooral in de circustekeningen is het meer dan
documentatie alleen. Haar werk blijft boeien ook als men het
vaker ziet. Het direct aansprekende is slechts een schijnbare
oppervlakkigheid. Pas bij het vaker zien, beseft men dat de
schilderes zich er niet met een handige routine-slag van afgemaakt
heeft, maar door zich te hebben ingeleefd in alles wat zij tekende
en schilderde, raak te hebben geschoten. Riekje: „Er zijn
zoveel schilders, die geen schilder zijn. Velen voelen zich
paus, maar wie kan er wat? De mogelijkheden om tekortkomingen
te maskeren zijn te groot."
De erkenning heeft Riekje Offerhaus niet met blindheid geslagen.
Zij «blijft eerlijk tegenover zichzelf en haar publiek omdat ze
door haar onderwerpen gegrepen is en daardoor verovert ze haar
omgeving.
't Is tijd om afscheid te nemen van de jonge Edese schilderes.
Vanuit de keuken baant de geur van boerenkool zich een weg door
het huis. De donkere Kazemelaan met de lindebomen als wachtpost
slokt ons op. Petroesjka blaft.
functie van de kunst, vroeger een bevestiging van het heersende
levensgevoel, thans echter veelal een zoeken naar een zingeving
van het bestaan dan is communicatiestoring tussen kunstenaar
en publiek genoegzaam getekend.
Over de functie van kunst zegt Riekje Offerhaus: „Als je schildert
denk je niet primair aan de functie. Ik maak iets omdat ik het niet
vergeten wil. Je zou misschien kunnen zeggen dat kunst de blik
verruimt. Een goed schilderij beïnvloedt de gedachtenwereld van
het publiek. De manier van kijken hebben wij overigens ook
niet van onszelf. Wij kijken met de ogen van anderen. Niemand is
volstrekt origineel. Bij mij zijn het de Franse schilders uit de
tweede helft van de vorige eeuw en het begin van deze eeuw door
wier ogen ik kijk." Ze noemt de namen van Matisse en Bonnard.
Riekje Offerhaus steekt een schemerlamp aan. In de keuken
is haar moeder bezig met het eten.
„Er zijn zoveel mensen die gewoon niet geloven in kunst, die
de vraag stellen: Wat is het nut ervan. Op de beeldenexpositie
van Sonsbeek, waar ik rondleidingen gaf (met een wrang lachje:
„zo kom ik aan de kost"), was het een groepje ingenieurs, dat alles
als een foto wilde zien. Niet de deformatie van de moderne kunst,
maar de „echtheid" van het zichtbare. Kunst is nooit echt,
altijd anders. Het publiek, dat het beeldhouwwerk, schilderij of
wat dan ook zelf afmaakt, brengt er met z'n fantasie een visie in.
Aan nuchtere mensen is kunst niet besteed."
Op m'n zestiende wist ik dat ik naar de academie zou
gaan% Ik ging op m'n twintigste om eerst de school af te
maken. Zonder te weten wat het
inhield, ging ik naar de academie. De Academie Beeldende Kunst
en Kunstnijverheid in Arnhem, om precies te zijn. In vijf jaar
leerde ik wat het was."
Veel musea en exposities bezocht zij in die tijd, ook de jaarlijkse
Kersttentoonstellingen in Ede, waar eens een landschap van Willem
Witsen een enorme indruk bij haar achterliet. „Ik vond het mooi
van sfeer, van manier van schilderen. Als je naar een tentoonstelling
bent geweest, ga je een tweede keer om een paar schilderijen
nog eens te kunnen zien."
Voor Riekje Offerhaus betekent exposeren niet ajleen een kans
om te verkopen, maar vooral om zich te presenteren, te laten
zien wat ze gemaakt heeft. „Je kunt niet alles laten zien in de
hqop dat je veel verkoopt, je moet selecteren. Een tentoonstelling
kan zoveel kosten dat je zegt: Ik doe het niet meer. Een
vriendin van mij heeft nog nooit op een expositie verkocht, omdat
haar werk wat „uit de markt" ligt (glimlacht). Het kostte haar
dan zo'n tweehonderdvijftig gulden. Ze doet het nu niet meer.
Is kunst te populariseren? Riekje Offerhaus, na lang nadenken:
„Het is, geloof ik, wel zo dat kunst niet voor iedereen toegankelijk is,
maar er zijn teveel mensen, die er gewoon niet toe komen zich
erin te verdiepen. Je moet de kunst naar het publiek brengen en
de drempelvrees die er bestaat bij het
benaderen van een museum wegnemen.
Hang schilderijen op in openbare gebou
wen en winkelgalerijen. De mensen moeten
meer de gelegenheid hebben kunst te
ontmoeten. Van muziek ga je houden
door een stuk vaker te beluisteren,
zo is het ook met de beeldende kunst.
Hoe eerder je met kunst geconfronteerd
wordt, hoe beter. Op de Volksuniversiteit
geef ik vrije expressie aan kinderen en
volwassenen. Ze ontdekken al doende een
wereld die ze ook in musea kunnen vinden
Het verschil tussen jong en oud zie je
meestal op tentoonstellingen, de kinderen
zijn minder geremd; volwassenen
trekken plechtige gezichten en leven
in de veronderstelling dat kunst een loo^f
zware zaak is. De beste remedie hiervoor
is gewoon iets geks te vertellen. Verhalen
van het circus waar ik gewerkt heb
bijvoorbeeld. Het circus, een hobby van
Riekje Offerhaus. De beste dingen
heb ik gemaakt in het helse lawaai
van het circus. Zingend kan ik
daar werken ook al eten de olifanten