Kijk in de spiegel!
UITDRAAIEN EN OPNIEUW BEGINNEN
0 M M S. SMS 2433: „Les Noces" en
kleine werken van Stravinsky onder Bou-
lez; Pianomuziek van Schubert door Rich
ter op M 2251. De J 1241 met „The Art
of Charlie Parker" en de M 2247 met twee
eeuwen volksmuziek uit Mexico.
De jonge Apeldoornse beel
dende kunstenaar JOHAN
MEIJERINK verbleef dit jaar
enige maanden in Praag. Op
deze pagina geeft hij een aan
tal tijdens dat bezoek opge
dane indrukken weer. Niet
van het politieke of economi
sche klimaat in Tsjecho-Slo-
wakije, maar van de schoon
heid en het gewone leven in
en om Praag, zoals hij dat als
kunstenaar mocht ervaren.
„Als u zien wilt wie u het best tegen ongevallen
beschermt, trek dan deze klep omhoog". Dit raadsel
achtige advies staat te lezen op de muur van een arbeidsbureau. In West-
Berlijn, als u het precies wilt weten. Mocht u ooit in de buurt komen en
nieuwsgierig zijn naar de oplossing: Wat let u om die klep eens omhoog
te trekken. Het klinkt flauw, maar het is waarheid: u ziet dan niemand
anders dan uzelf, want die klep verbergt een spiegel.
Maar ook al hebt u de diensten van een arbeidsbureau niet nodig, dan
nog is dit advies wel de moeite waard om eens even te overdenken. Want
wij kunnen ons er zonder uitzondering wel iets van aantrekken. Wie beschermt
ons het best tegen ongevallen? Neem het eens letterlijk en het antwoord
moet eerlijkheidshalve luiden: wijzelf. Want binnenshuis kan ons al van
alles overkomen; het schrikbarend hoog getal van die ongevallen is niet
zo'n klein beetje de straf op eigen nalatigheid. Onbetrouwbare werktrappen,
stopcontacten, lampen, snoeren, gasslangen, wasmachines het zjjn
stomme dingen die geen alarmsignaal kunnen geven.
Zij kunnen u wel lelijk te land doen komen, om het ergste nog maar niet
te noemen. En wie zo'n smak maakt of zo'n schok krijgt kan, als zjj haar
mond nog kan opendoen, alleen maar hijgen: Eigen schuld. Ik had mijzelf
beter moeten beschermen.
Mocht u daarom het nieuwe jaar willen beginnen met een goede daad uit
welbegrepen eigenbelang, laat heel uw huishoudeiyke apparatuur, vooral
die waarby stroom of gas tepas komt, geregeld door een vakman keuren.
Want wie is de aangewezen persoon om u te beschermen? Die dame in
de spiegel.
jy^aar er zit meer in dat Westberiyns advies dan alleen maar een
waarschuwing tegen mechanische ongelukken. Het is waard om als
spreuk, en dat dik onderstreept, boven aan de kalender van het nieuwe
jaar te schryven. Want er kunnen ons nog heel wat meer ongevallen
overkomen dan door een defect apparaat en ook vaak door eigen schuld.
Zo kan niemand zich beschermen tegen een acute blindedarmontsteking,
maar wel tegen oververmoeidheid, verkoudheid en alle mogeiyke kwaaltjes
die het gevolg zyn van verminderde weerstand. Op het terrein van de
gezondheid zijn vrouwen vaak uitermate achteloos. Zij achten het eigeniyk
beneden haar stand een of ander ongemak ernstig op te nemen. Dat is aan
een kant prijzenswaardig; zelfvertroeteling kweekt niet bepaald sterke
karakters.
Maar aan de andere kant krijgt menige vrouw, die dan eindelijk toch
maar naar haar huisarts stapt gedwongen door haar naaste omgeving
of door de hardnekkigheid van de pyn de reprimande te horen: Waarom
bent u niet veel eerder by my gekomen? Wie beschermt u het beste tegen
ongevallen door ziekte? De spiegel geeft weer het antwoord.
jy^aar hiermee zyn wy nog altijd niet veilig buiten de gevarenzone. Zodra
wij de deur uitstappen ligt in elk klein hoekje weer een ongeluk
op de loer. En al biyven zy maar beperkt tot een paar vernielde nylons:
zijn die verkeersongevallen nu werkeiyk altyd andermans schuld? De
bloemlezing die de krant ons elke avond ter overpeinzing voorlegt, vertelt
dat wel anders: het ziekenhuisbed is dichterbij dan u denkt. Als u het
nog niet wist, wie u het best beschermt tegen de kans op een gemengd
bericht met zorgelijke afloop: pak het zakspiegeltje dan maar uit uw tas.
|Tn dan is daar nog het minstens even gevaariyke menselijke verkeer waarin
zoveel vrouwen als slachtoffer vallen, ook al door haar eigen gebrek
aan waakzaamheid. U behoeft toch werkeiyk geen mensenhaatater te
zijn om een klein beetje gezond wantrouwen te koesteren tegen al te
fraaie aanbiedingen of al te mooie beloften.
Het is werkeiyk onverantwoordeiyk, tegenover uzelf in de eerste plaats,
om klakkeloos uw naam te zetten onder een of ander formulier dat u niet
nauwkeurig hebt doorgelezen. Om daarna tot de ontdekking te komen dat
u zich verplicht hebt tot de aanschaf van een of ander gebruiksartikel
dat u eigeniyk niet nodig had, waarvan u de deugdelijkheid niet gegarandeerd
wordt en dat uw financiële draagkracht ver te boven gaat. Wie beschermt
u tegen dergeUjke stroppen door toedoen van glad pratende heren aan
de deur? Het spiegeltje naast de kapstok hangt er niet voor niets.
|Tn dan al die kosteiyke appeltjes voor de dorst, vaak na hard werken en
zich veel ontzeggen opzij gelegd, die zo grif over de tafel rollen naar
de grypgrage handen van een of andere gewetenloze charmeur. Al die bittere
tranen boven lege spaarbankboekjes: om diep medelijden mee te krijgen,
maar bij wie ligt in eerste instantie de schuld van dit ongeluk? Hoe hard
het klinkt: kyk in de spiegel en schud het hoofd tegen dat betraande gezicht.
Want niemand heeft u geraden uw goede geld zonder enige garantie
toe te schuiven aan een heerschap van wie u eigeniyk maar bitter weinig
wist. En ieder ervaren en betrouwbaar raadgever had u kunnen vertellen
dat geen fatsoeniyk man geld leent zonder een behoorlyke schuldbekentenis
en stellig niet van een vrouw.
Alleen, het is zo Jammer dat juist een vrouw in zulke gevallen alleen
maar te rade gaat by haar eigen bedrieglijke gevoelens.
J^aarom leek het my niet ondienstig u de waarschuwing bovenaan deze
kolom met klem aan te bevelen als een wat ongebruikeiyke, maar
welgemeende nieuwjaarswens.
TULPEN UIT AMSTERDAM
IN EEN PRAAGS CAFÉ
Oraag is een stad die door honderdtallen
toeristen wordt bezocht. Ze komen
met autobussen vol.
Het ergste zijn vaak de groepen van een
man of 30. Deze mensen worden van de ene
bezienswaardigheid naar de andere gesleept.
Van het oude raadhuis naar de Karelsbrug
en vandaar naar de Vitusdom en de burcht.
De St.-Nicolaaskerk kan dan en passant ook
nog wel even meegepikt worden. Deze kerk
is wel hét summum van wat men aan barok
kan bekijken.
Pen groep Duitsers komt binnen, de gids
zegt dat ze maar in de banken moeten
gaan zitten. Dat laten ze zich geen twee
keer zeggen. Trouwens, bijna de helft zat al.
Zakdoeken komen tevoorschyn. men wist
zich het zweet van het voorhoofd.
De gids vertelt dan allerlei interessante
dingen. Wie er mee begonnen is, met de
bouw wel te verstaan, enkele kunstenaars uit
die tijd, waar nog nooit iemand wat van
heeft gehoord en die dus direct weer verge
ten worden. Zoveel ton marmer, zoveel kilo
goud en het orgel heeft zoveel pijpen. Iemand
nog wat te vragen? Niemand, het is volko
men duidelijk.
Een kind begint te huilen, wat nogal
vreemd klinkt in deze barokke hallen.
Niemand neemt de moeite nog even naar
voren te lopen, waar volgens mij wel de be
langrijkste dingen te zien zijn. De club zet
zich weer in beweging, blij even in een koele
ruimte te hebben gezeten.
Zelf ben ik nu voor de vierde keer in deze
kerk. Wil ik alles grondig bekijken, dan mag
er nóg wel vier keer bijkomen. Aan iedere
groep beelden of plafondschildering daar
mag men toch zeker wel een kwartier beste
den, wil men het ook echt hebben gezien.
Gouden mollige engeltjes stormen en tiere-
len van onder het altaar tot een meter of 25
boven de grond en weer naar beneden.
De tweede keer dat ik hier kwam ontdekte
ik de preekstoel pas. Eén golvende marme
ren massa met weer hele gouden geschiede
nissen erop en eraan.
Toen ik de kerk uitliep kwam ik een
Tsjechisch echtpaar tegen met hun kinderen.
Ze liepen braaf achter vader en moeder aan.
Twee van hen ruilden de nieuwste foto's van
Winnetou en Old Shatterhand (die momen
teel door de film geweldig populair zijn), en
kauwden rustig door op hun gummi.
|>raag telt nogal wat restaurants, cafés,
wijn- en bierhuizen. Ook in wijken waar
je ze eigenlijk niet verwacht, kun je ze vin
den.
Op een warme zomeravond besloot ik zo'n
buurtcafeetje te bezoeken. Het rook er naar
bier en wijn en het was er flink druk. I)e
verlichting was spaarzaam. Een gezette da
me zat achter een piano de vele Tsjechische
volksliedjes te spelen en de aanwezigen zon
gen vrolijk mee.
Eigenlijk houd ik niet van zingende lieden
In cafés, maar hier was 't wel fijn. Er was
een jongeman van een jaar of dertig met 'n
prachtige warme tenor, die vol overgave bij
de piano stond te zingen. Af en toe zong hij
alleen en luisterden de anderen.
Ik was alleen gaan zitten, want aan de tafel
waar een man of zes zaten kon ik er niet meer
bij. De heren zaten met bretels over het
hemd, dat de meesten tot op hun buik had
den losgeknoopt. Ze zaten druk te redeneren,
met heftige gebaren.
Het mannetje vlak bij me vroeg me wat
in het Tsjechisch. Toen ik uitgelegd had dat
J/RI NASJERADSKY
A Is ik ten behoeve van de laatste ru-
briek van 1906 ga bladeren in de be
waarde recencies en myn platenkast kri
tisch bekyk, doe ik dat niet zozeer om een
balans van goede en slechte besprekingen
te geven, maar meer om nog eens de aan
dacht op die platen te vestigen, welke mij
in het afgelopen jaar vele genoeglijke uren
hebhen bereid. Dat behoeven niet uitsluitend
in 1966 verschenen opnamen te zyn, want
Ik behoud mij het recht voor (en word
door de meeste maatschappijen ook in de
gelegenheid gesteld) om eerder verschenen
platen alsnog te bespreken.
0 Art one. Meest opvallende facet: grote
uitbreiding van 't f 9,90 repertoire, ook
met splinternieuwe opnamen: PDES 176:
Oude Italianen door het Amsterdams Ka
merorkest; PDES 186: Impromptu's van
Schubert door George van Renesse; PDES
177Orgelconcerten van Haydn door Albert
de Klerk; PDES 178: Pianoconcerten K.V.
236 en 414 door Hans Henkemans. Oudere
opnamen van Nina Simone op Colpix PCX
26,28,123; „Eric Dolphy in Europe II" op
Prestige PPR 77 en, in de dure categorie,
de zes cellosuites van Bach door August
Wenzinger op Barenreiter BM 30 L 1507/
09.
0 Basart. Doet met de Turnabout-serie al
weinig voor de goedkope klassieke
reeks van Artone onder. Opvallend: TVS
34049: Nielsen's tweede symfonie onder Von
Garaguly en TVS 34036 met Bartók's twee
de pianoconcert en de sonate voor 2 piano's
en slagwerk door o.a György Sandor. Dure
plaat: Alpha DB 65 met vier werken van
Roussel.
0 Bovema. Klassiek: ASD 641: „Byrd and
his contemporaries" o.l.v. David Will-
cocks; FCX 1046: Pianomuziek van Satie
door Aldo Ciccolini; SAN 165/66: Beetho
ven's Missa SolemniB onder Klemperer;
ASD 2281: Bartók's Vioolconcert nr. 2 en 6
duo's met Menuhin. Belangrijke heruitga
ven: Fauré: Pianokwartet nr. 1 en pianomu
ziek met Marguerite Long: FCX 30020:
Walter Gieseking speelt de Etudes van De
bussy en HQM 1014: Planoconcert en Etu
des Symphoniques van Schumann door Da
me My ra Hess, Populair: CLP 1684 „The
Splendour of The March" door H.M. Royal
Marines; XLPH 1010/1012 en GHX 10014:
Vier platen van Louis Davids.
SV/ATOSLAV RICHTER
0 C.B.S. Toezending blijft, gezien de pró-
duktie in het achterland Amerika, ma
ger. Desondanks waren opmerkelijk :S 72338
Eerste pianoconcert van Chopin met Gilels,
S 72276: Madrigalen en motetten van Ge-
sualdo onder Craft; S 62646: Weill's 7 Tod-
sünden met Lotte Lenya en S 62577: „ESP"
van Miles Davids.
0 C.N. Rood. LTC 8013 en 8016, platen met
als middelpunt reap. Haakon Stotijn en
Hubert Barwahser; Harmonia Mundi HMS
30696: Schubertiade met Elly Ameling.
0 Inelco. Amadeo AVRS 6341 „Meister-
werke der spanischen Gitarre" door Ali-
rio Diaz; RCA LSC 2435: Vioolconcert van
Sibelius door Heifetz; LSC 2806: Tweede
suite uit „Daphnis et Chloë" van Ravel en
„Bacchus et Ariane" van Roussel onder
Martinon; VICS 1026: Brahms' Tweede pia
noconcert met Gilels.
0 Iramac. Ondanks alle hier geuite be
zwaren toch drie prachtige platen:
Beethoven's sonates nr. 21 en 30 door Da
niël Wayenberg op 6504; Recital van Han
de Vries op 6512 en werken voor cello en
piano van Debussy en Fauré door Jean
Decroos en Danièle Dechenne op 6513.
0 Negram. Eurodisc S 73599 KK:
Schubert: Kwintet in C door het Tanejef
Kwartet met Rostropovitch, die ook zijn
medewerking verleende aan S 74013.
KK: „Souvenirs de Florence" door het
Borodin Kwartet en Talaljan; 74275 IE:
Léhar's „Graf von Luxemburg"; frag
menten o.l.v. Robert Stolz. Delta DL 507/
508 „Losbandige!r) Liedjes".
0 Phonogram. Veel Bartók: Divertimen
to en Mandarijn onder Dorati op AY
838419, Concert voor orkest en Danssuite
onder Solti op SXL 6212, Blauwbaard onder
Kertesz op SET 311. Belangryke heruitga
ve: Symphonie fantastique onder Van Bei-
num op DDX 190010. Cassettes: C 71 AX
300 met Handel's Messiah onder Davis en
de SET 305/08 met Don Carlo van Verdi
onder Solti. Niet klassiek, maar daarom
niet minder belangrijk: Shaffy Chantant
op PL 12704 en Ramses II op PY 844012;
„Pastel Blues" van Nina Simone op BY
852073; Chansons van en door Hildegard
Knef op SLK 16383; „Wolf Biermann zu
Gast bei Wolfgang Neuss' op PY 843742.
0 Polydor. Berg's Wozzeck onder Böhm
op 138991/2; Böhm nogmaals als diri
gent in Mozarts Symfonieën 26, 31 en 34;
de 138904 met het „Tagebuch eimes -Ver-
schollenen" van Janócek onder Kubelik.
Heruitgaven: Richter met pianomuziek
van Schumann op 89528 en met het derde
pianoconcert van Beethoven op 133869.
Jazz en Populair: Verve 8259 „Anita
O'Day sings the most" en V-6 8643 „Look
to the rainbow" door Astrud Gilberto: Po
lydor 84501: „Men of Music" door de Ko
ninklijke Militaire Kapel o.l.v. R. van
Yperen.
B. v. d. K.
in het Tsjechisch sprak, begon hy in het Duits
en beduidde de anderen dat ze plaats voor
me moesten maken. En zo zat ik dan óók
om de tafel. Zodra ze er achter waren geko
men dat ik Hollander was, vroegen ze hoe
het nu eigenlijk met die prinsessen zat bij
ons, of ze nu allemaal getrouwd waren en wan
neer Claus koning zou worden.
Toen ik mijn glas echte pilsener had, wisten
ze te vertellen dat er in Nederland ook veel
bier werd gedronken: „Weet u dat wij een
gezegde hebben dat luidt: Hij drinkt als een
Hollander?" Tegelijkertijd kwam van de an
deren een luid protest, zij hadden er nog
nooit van gehoord! Beleefd zijn ze wel, die
Tsjechen, maar intussen hielden ze mijn glas
in de gaten, want wie weet school er toch iets
van waarheid in dat gezegde.
Het gezang ging intussen verder. De man
naast me wist een liedje over Amsterdam!
Dat moest nu gespeeld worden. Hij stapte
meteen op de gezette dame af en maakte
haar duidelijk dat het lied over Amsterdam
gespeeld moest worden. De vrouw kwam ach
ter de piano vandaan en gaf me een hand.
De titel wist de man niet meer, maar ze
zou het spelen.
En jawel hoor, daar klonk dan „Tulpen uit
Amsterdam", dat door velen werd meegezon
gen, zij het dan niet in het Nederlands, en
inderdaad: zó klonk het me tóch iets beter
in de oren.
De ober kwam rond met toastjes met al
lerlei soorten miniatuurslaatjes erop.
Welke beroemde figuren Apeldoorn alle
maal wel had voortgebracht. Daar moest ik
het antwoord echter schuldig op blijven. Ik
had misschien kunnen zeggen „George Ynte-
ma", en toen ik het tóch maar zei, moesten
velen mistroostig het hoofd schudden. Doch
gelukkig had één die naam wel eens horen
noemen, maar hij wist niet meer in verband
waarmee; hij dacht dat het een groot kun
stenaar was geweest. Daar hield ik het maar
op, want af en toe ben ook ik wel eens be
leefd.
Qmdaf ik er een hekel aan heb om met
een ongewassen hoofd kupperwaarts te
gaan had ik m'n haar eerst eens stevig on
der handen genomen. Meestal voel ik me iet
wat onzeker, als ik me uit moet drukken in
een taal die ik niet ken (in dit geval Tsje
chisch) en vooral als 't er om gaat dat
„men" aan je gaat peuteren, knippen dus.
Toen ik de salon binnenkwam zag ik een
achttal mannen van het knippersgilde druk
bezig. Daar en geen stoel voor me vrij was,
nam ik plaats op een wankel houten krukje,
met het vreemde gevoel dat er ieder ogen
blik iemand kon komen om te zeggen dat ik
hier niet mocht zitten. Angstig wachtte ik
dus af. Een nieuwe klant kwam binnen en tot
mijn opluchting nam hij óók plaats op zo'n
oude kruk. We lachten elkaar maar eens be
moedigend toe en constateerden tegelijkertijdn
„dat het zo zachtjes aan ook wel tijd werd".
Eén van de knippers was klaar met een
klant. Enthousiast sprong ik op om me ook
over te leveren. Het bleek een vergissing,
dit had ik niet moeten doen. De man zei:
..Moment, moment". Beschaamd zocht ik
mijn kruk weer op, de knipper ging in een
hoek de krant lezen en at een peer.
Een volgende stoel kwam vrij. Ik wist niet
wat te doen: wachten tot ik geroepen werd,
of opstaan en m'n zetel veroveren. Ik besloot
te wachten. Misschien had deze man de
krant ook nog niet gelezen of z'n appel nog
niet gehad. De man veegde de kam langs
z'n jas schoon en verdween achter een ge
heimzinnig gordijn Toen ook een derde ach
ter het gordijn verdween, begon ik argwaan
te krijgen. Speelden ze een spelletjef Zouden
ze soms allemaal verdwijnen en mij alleen
laten zitten f
Terwijl ik dit zat te overdenken kwam een
vierde haarsnijder op me af. Ik kon plaats
nemen Met gemengde gevoelens zat ik m'n
spiegelbeeld te bekijken. Er werden vrij ste
vig twee kapmantels om mijn nek geknoopt,
maar ik kon gelukkig nog ademen.
De kapper vroeg me iets, ik begreep hem
niet en vroeg of ie misschien Duits sprak.
Gelukkig, hij sprak een beetje Duits en
scheen te begrijpen dat ik niet kaal geknipt
wilde worden. Hij ging vrolijk aan de slag
en tot mijn blijdschap kwam het aardig over
een met het idee dat ik zelf had over hoe ik
er uit moest komen te zien.
Toen ik 't knippen ook figuurlijk achter de
rug had, vroeg de man in z'n beste beetje
Duits: „Gewaschen f" en wees wantrouwig
naar m'n haar. Ik zei: )fJa", want ik hoorde
bijwijze van spreken nog 't schuim in m'n
oren knapperen van de grote beurt die ik me
zelf 's middags had toebedacht. „Goed zo",
legde hem op m'n schouders, begon koud en
warm water te mixen in het fonteintje en
schakelde dat over op een handdouche die
ook in het fonteintje lag.
Het werd me duidelijk dat hij mij niet be
grepen had, of ik hem niet. Hoe dan ook,
voor ik het wist lag ik op m'n knieën en
hing als een dwaas met mijn hoofd in het
fonteintje. Twee keer nam hij me stevig on
der handen spoelde nog eens een keer en ik
mocht weer gaan zitten. En werd zó flink
afgedroogd, dat m'n oren er van gloeiden.
Een föhn kwam tevoorschijn en geduldig
draaide hij om me heen tot het haar droog
was. Ik werd opgekamd en kreeg toen als
een verlopen indiaan een oranje haarnetje op
m'n hoofd. Het is me niet duidelijk geworden
waarom. Kritisch werd ik nog eens bekeken,
hier en daar nog een klein knipje en de vak
man zag dat het goed was.
Ik rekende af en gaf de man een voor mijn
doen flinke fooi, blij dat alles nog zo goed
afgelopen teas. Jammer was allegn: toen ik
een beetje ijdel en iets té mannelijk de zaak
wou verlaten, struikelde ik over een snoer
kwakte met een vreselijke dreun languit op
de vloer en beet in de krullen van een pas-
geknipt heerschap.
De zon zakt weg achter de heuvels in de
stille verte en laat een paarsachtige ne
vel van de hellingen het stadje inglijden.
Bomen ritselen geheimzinnig, en hier, dón
daar laat een krekel zich schuchter horen.
De klepelklok van Zlata Hora (de kerk op
de „Gouden Berg") bengelt yl een of ander
kwartier en als dappere zwarte schildknapen
staan roerloos de torentjes van de kerk over
het stadje Pribram uit te kijken.
Langzaam verandert het wolkenlandschap,
een eenzame haai zwemt met opengesperde
muil in een plotselinge baaierd van licht door
zijn wolkenoceaan.
In het dal flitsen in de huisjes lampen aan,
die als gele ogen het duister inkijken. Eén
priemt venijnig tussen de bladeren van de
bomen door.
Achter mij hangt aan een metershoog kruis
een gouden Christus. Hij begint af te bladde
ren.
Uet regende en onweerde. Het was 's mid-
dags een uur of vier. De straatstenen
glommen, en de regen maakte in de plassen
omgekeerde wijnglazen zonder voet.
Voor een auto langs springend kwam ik bij
de trap van een oude barokkerk. Ik liep naar
boven en telde negen treden. De deur stond
open, dus liep ik verder, blij droog te kun
nen zijn.
De kerk was niet verlicht, m'n ogen moes
ten wennen aan deze duistere ruimte. De re
gen hoorde je niet meer. Wél de donder, wat
een angstaanjagend, hol geluid gaf.
Er was kennelijk in jaren niets meer ge
daan aan dit gebouw. De enorme pilaren
hadden pleisterwerk laten vallen en de
gebrandschilderde ramen waren aan de bui
tenkant met planken verstevigd.
Door het geluid van de donder heen klon
ken m'n voetstappen tot in alle hoeken van
de kerk. Het altaar, dat met veel goud was
was een heilige bevestigd, je kon ze nauwe
lijks zien, behalve als het bliksemlicht
met z'n akelig nuchter-blauwige kleur langs
ze heen flitste. Ze keken allemaal over het
puntje van hun voeten voorzichtig naar be
neden, alsof ze bang waren te vallen. Hoog
in de gewelven, tussen de twee rijen pilaren
en heiligen in, waren schilderingen aange
bracht, doch ook hier waren stukken af.
Links en rechts van het schip stonden in de
zijbeuken kleinere altaren met grote schil
derstukken erboven. De taferelen waren
over het algemeen wel vrolijk, doch in de
loop der tijden waren ze ingeschoten en prak
tisch donkerbruin geworden, merkwaardige
tegenstrijdigheid.
Ik ging in één van de banken zitten en
keek nog eens om me heen.
Plotseling kreeg ik het gevoel dat ik niet
alleen was, dat iemand naar me keek. Toch
had ik niemand de kerk in horen, of zien ko
men. Het onweer was opgehouden maar het
bleef donker. Het was angstig doodstil.
Ik draaide me om in de bank, hij kraakte
verschrikokelijk. Vlak bij de ingang, onder
een reusachtige pilaar, meende ik een kind
te zien; het stond doodstil. Ik liep erop af;
het geluid van m'n voetstappen achtervolgde
mij. Toen ik er nog een meter of tien van
daan was, begon ik alles duidelijker te on
derscheiden, het hart klopte me in de keel.
Het was geen kind. Het was een mens van
nog geen meter hoog, een vrouw van een
jaar of zestig met een afschuwelijk groot
hoofd en grote, witte ogen met enorme brui
ne pupillen, die langs mij heen naar het al
taar staarden. Haar tandenloze, ingevallen
mond prevelde wat; in haar te kleine han
den hield ze een rozenkrans. Haar zwarte,
lompige mantel hing - tot op de grond en een
vuile hoofddoek was zo'n beetje om dat ver
schrikkelijke gezicht geflanst.
Ik kreeg kramp in m'n maag en voelde de
kerk om me heen draaien. Ik moest langs
haar heen om buiten te komen. Met de ogen
gesloten liep ik naar de deur, stootte m'n knie
door de sterke trekveer die aan de deur zat
en liep het grijze regengordijn in. Binnen drie
minuten was ik doornat. Een psalmmelodie
kwam in me op, waarvandaan weet ik niet:
„Dan ga ik op tot Gods altaren, tot God,
mijn God, de God van vreugd."
Jiri Nasjerftdsky woont in de Praagse wijk
Zizkov. Daar heeft hij onder in een ver
vallen flatgebouw zijn atelier. Een hok van
ongeveer vier bij zes meter. Het is er don
ker, het ruikt er vochtig en naar muffe olie.
Langs de wanden staan schilderijen op el
kaar gestapeld tot aan het plafond. Die
schilderijen lijken echter in tegenspraak met
deze sombere omgeving: hier is een serie
nieuwe figuratie ontstaan, waar ik zeer ver
rast tegenaan zit te kijken.
Hij schildert een soort rebussen, waar ei
genlijk kop noch staart aan zit. Hierin komen
madonna's voor met het kindeke Jezus, en
verder complete heilig families (alles gere
produceerd aan de hand van reprodukties
van Rafaël), die in het schilderij dan weer
op een of andere wijze verband houden met
tramlijn nummer 23.
Ook de terugkeer van de verloren zoon
heeft hij geschilderd, maar alles met een
voor mijn gevoel flinke dosis humor.
Hoewel hij perfect Tsjechisch spreekt, is er
nauwelijks sprake van een gesprek, want ik
spreek het niet. Maar met gebaren en blik
ken komen we een heel eind.
Hy wil me perse alles laten zien, hetgeen in
zijn atelier een enorme wanorde teweeg
brengt. Samen zeulen we zijn doeken soms
drie bij vier meter het hok door.
Buiten begint het donker te worden en de
regen plenst op de straat.
Aan een draadje hangt een armoedig lamp
je te gloeien. We gaan zitten en roken een
sigaret. Dan bekijken we zijn tekeningen,
vrouwen met varkenskoppen.
Het is jammer dat ik zo laat ben gekomen;
anders had ik zijn model kunnen zien, dat
komt iedere dag een paar keer voorbij.
We kijken samen naar buiten en zien al
leen de benen van de mensen die voorby
lopen. Het onweert nu ook, bliksemlicht flak
kert door de verlaten natte straat, in de ver
te tingelt melancholiek een tram, nummer
23?
Op die zaterdagavond van augustus nam
ik van het ationaal Theater tramlijn 7
naar Starometské Namesti. De tram rammel
de een brug over en na enkele minuten stond
ik op het plein van de oude stad. De hele
dag was het verschrikkelijk heet geweest en
zelfs nu was het nog niet koel te noemen.
Ik liep voor de zoveelste keer richting Ka
relsbrug, een geliefde route was dat intussen
voor mij geworden. De kinderhoofdjes glom
men op een eigenaardige manier. ,g,o kun
nen ze alléén glimmen na een hete zomer
dag", dacht ik. Het was niet staalblauw maar
toch leek het erop; staalblauw, maar dan
een warme tint hiervan.
In een portiekje stond een jong paartje
lief te hebben en tegelijkertijd zag ik twee
mannen aankomen. Eén van hen schatte ik
op een jaar of veertig. Hij droeg 'n badstof-
dorustruitje en had een prachtige zware don
kere baard. Hij liep verschrikkelijk mank en
steunde onderwijl op een jongeman met zwart
sluik haar en donkere bril, samen hinkstap-
ten ze richting St.-Nikolaaskerk
De kroegen waren overal vol. Allerlei in-
sekten dansten zich te pletter tegen de enor
me schijnwerpers die op de begin- en eindto-
rens van de Karelsbrug gericht waren.
Ik liep door en kwam op de brug. Het was
prachtig weer. Sterren twinkelden in een flu-
welblauwe lucht. Ik boog me over de balu
strade en zag onder mij het onvergetelijk
mooie Kampa-eiland. Er hing een mysterieu
ze sfeer. Oude huisjes stonden schots en
scheef door elkaar. De straatjes waren met
gaslantaarns verlicht. Hoe lang nog f
Je kon de straatjes niet uitkijken, ze stier
ven weg in het donker. Toch verwachtte je
dat er iets zou gebeuren, dat er misschien
honderden mensen plotseling de straatjes uit
zouden komen rennen, bang voor iets ver
schrikkelijks. Onder een zware groene boom
zaten drie mannen met witte hemden aan
zachtjes te roezemoezen. Het water van de
Vltava hoorde je ruisen, het vertelde aller
lei dingen, maar ik kon niet bijhouden wat
er gezegd werd, het ging te vlug en in het
Tsjechisch. De mannen staken een sigaret op,
het lucifervlammetje danste angstig om het
houtje heen en doofde dan.
Ik hoorde paardehoeven in de straatjes en
plotseling kwam om een hoek een zwart
glimmend rijtuig met vier bruine paarden er
voor. De koetsier, met een zwarte hoge hoed,
zat op de bok. Hij had geen zweep, maar
een hele lange zwarte mattenklopper, waar
mee hij alle vier paarden bereiken kon.
Maar hij sloeg er niet mee. Hij raakte ze al
leen even zachtjes op de billen en toch kwam
er dan een wolkje grijs stof af.
Het rijtuig stopte precies onder de boom.
De drie mannen doofden hun sigaretten. Ze
plukten uit de boom hele grote koffers en
sjorden die bovenop het rijtuig. Het verbaas
de me dat verder niemand hierop lette, als
of het heel gewoon was. En eigenlijk was er
ook niets geks aan, misschien alleen dat het
paard rechts vooraan Gerrit heette.
De drie mannen deden nu eerst een rode
stropdas om, kamden hun haar ivat bij en
stapten in. De straatlantaarns gingen uit, ik
hoorde de koetsier nog wat zeggen, en hoe
wel de wegen op Kampa-eiland slecht zijn,
hoorde ik de koets niet vertrekkenToch
wist ik zeker dat het ouderwetse spaakratel-
wielen waren en geen wielen met luchtban
den. Ook de paarden hoorde ik niet. Ik keek
nog eens scherp, maar de koets was ver
dwenen. Alleen vier wolkjes stof hingen in de
lucht en stegen langzaam naar boven. Toen ik
eraan rook, moest ik niezen.
JOHAN MEIJERINK.