Vormen van de kleur" hard en steriel werk Harry Meek: ook ontwerper van kerkorgelfronten Grote en kleine Nederlanders op de plaat De plaat van Kan van een dame de Modieuze expositie in Amsterdams Stedelijk Museum Op Tweede Kerstdag, na een langdurige, geduldig gedragen ziekte, is zij van ons heengegaan, meldde de enige en algemene kennisgeving. Een uiterst sober bericht, dat ons toch nog verraste. Want wij waren zo vanzelfsprekend haar portret in de krant gewend, els zij alwéér een verjaardag vierde en, broos en klein in haar gemakkelijke stoel, zich de hand liet drukken door een of andere geïmponeerde gelukwenser. Zij schoof, ongelooflijk vitaal, van de tachtig langzaam op naar de negentig en zelfs verder. En alsof dat nog niet verbazingwekkend genoeg was, trof ons af en toe opeens haar naam achter de ramen van de boekhandel. Hoe was het mogelijk daar had zij met die kleine vlijtige hand toch nog weer een boek geschreven. Met een kroontjespen in een stapeltje schoolschriften, zoals de goede degelijke ambachtsregel voorschreef. En om de prestatie nog opmerkelijker te maken, bleken die laatste boeken het op bepaalde punten te winnen van haar vroeger vermaard en veelgelezen werk. Een kleine roman als „Finale", puntig, geestig en verrassend van opzet, wist in alle beknoptheid heel een veelbewogen vrouwenleven helder en indringend gestalte te geven. De hoofdfiguur, een vrouw op jaren, die, alleen achter gebleven, naar een nieuwe levensvulling zoekt, zich met een soort eigengereide humor aan de goedgemeende bedilzucht van haar kinderen onttrekt en zich dan onverwacht als het koesterend middelpunt van een nieuwe kleine kring terugvindt. Om zo'n stukje onblusbare vitaliteit springlevend op papier te zetten, in een verrassend klein bestek, moet men tegelijk over de wijze ironie van de ouderdom en de onvermoeide werkdrift van de jeugd beschikken. Zij heeft, en dat eenzaam maar niet alleen in haar grote herenhuis, dat zeldzame vermogen in hoge mate bezeten. Nu z<j er dan werkelijk niet meer is, in alle stilte weggegleden uit deze drukke wereld, beseffen wij pas hoezeer zij een welhaast nationale figuur was, representatief voor haar tijd, waaraan zovelen nog met heimwee terug denken. Die roem heeft zij niet cadeau gekregen. "|t,|en behoeft haar oeuvre niet onverdeeld te bewonderen om toch met respect -L" te constateren met hoeveel onverdroten werkkracht het onderwijzeresje Ina Bakker kans heeft gezien zich op te werken tot een vrouw, naar wie terdege geluisterd werd. Voor wie men, en stellig in haar tegenwoordigheid, niet zo weinig ontzag had. Een vrouw met een prachtige stem, een grote muzikale eruditie, een brede belangstelling, een gedegen studiezin. Zij mocht dan klein en tenger lijken, zij had met vrouwen als Clara Haskill en Herriet Beecher Stone gemeen, dat zij een kracht en een autoriteit uitstraalde, die menige kritische tong tot zwijgen bracht. TVu zullen vele tongen en vele pennen zich wel gaan roeren en voor de zoveelste keer vaststellen, dat zij tenslotte toch maar „damesliteratuur" schreef. Alsof dame niet een gedevalueerde titel is, die oudtijds een zekere grandeur en een hoge graad van beschaving aanduidde. Wie het woord alleen neerbuigend wensen te gebruiken, vergeten maar al te grif, dat in de Engelse cultuur wereld Dame nog altijd geldt als de hoogste eretitel, die men alleen aan een kunstenaar van bijzondere verdienste toekent. In die zin had Ina Boudier-Bakker de benaming „schrijvende dame" met ere verdiend. zij, buiten de literaire handboeken, een blijvende plaats in het vaderlandse geestesleven zal innemen, moet de tijd leren. Dat haar werk vandaag de dag nog druk wordt gelezen, kunnen de openbare bibliotheken getuigen. En eigenlijk is dat toch wel een opmerkelijk eerbetoon, een bewijs van het algemeen menselijke van haar personages. In menig opzicht is zij veel minder gedateerd dan haar tijdgenoten. Heel sterk viel mij dat op bij „Armoede". Er zullen waarschijnlijk weinig vrouwen zijn, die dat boek niet gelezen hebben. Sterker nog: menige aan dachtige liefhebster zal haarfijn alle leden en aanverwante personen van het gezin Terlaet kunnen opnoemen, met hun typische eigenschappen. Maar vraagt men haar in welke tijd het verhaal ongeveer speelt, dan zijn de meesten grif enige tientallen jaren mis. Blijkbaar geven de personages noch de entourage bij eerste lezing de indruk in een definitief verleden tijd thuis te horen. Dat het boek zestig jaar oud is, blijkt voor menigeen een verrassing. Maar willen zij de moeite nemen van een tweede, nauwkeuriger lezing, dan eerst valt een klein detail als tijdsaanduiding op. Wanneer Ammy Terlaet, na haar man in haar eigen huis met een vriendin betrapt te hebben, ongenaakbaar hooghartig de trap wil opgaan bukt zij zich om haar japon op te nemen. Hoeveel vrouwen hebben niet vlot over dit toch zo vrouwelijk trekje heengelezen. Natuurlijk: zij interesseren zich allereerst voor de mooie, koele Amélie, wier probleem nog even actueel is als de mini-rok. Een vrouw als zij, en een geheel tegengestelde figuur als de ongenoemde ik-figuur In „Finale" Ina Boudier-Bakker kon ze beiden even geloofwaardig op papier zetten. Met haar mannelijke tegenspelers, die even scherp en tegelijk begrijpend doorzien worden. TVflsschien dat de mensen, die haar boeken bevolken, over het algemeen te weinig diepte hebben om wezenlijk tragisch te zijn daarom blijven ze niet minder werkelijk. En het is tenslotte de herkenbaarheid van zijn ver beeldingskinderen, die een auteur doet voortleven. Jn de abstracte kunst volgen de nieuwe strom kende vaart op. Nauwelijks is de op-art van komen, of de nieuwe richting kondigt zich aan: seum heeft ontdekt, dat het de moeite waard is, een samenvattende tentoonstelling te bren Stedelijk Museum te Amsterdam pijnlijke ogen tenslotte met een volkomen onbewogen hart de tentoonstelling. De naam is volkomen exact colour". Maar wat is de bedoeling? rpot dusverre is de kleur draagster geweest van emoties. Welke kunstvorm er ook aan de orde was, steeds was er een samen hang tussen de kleur en hetgeen de schilder ons wenste over te dragen. Tot en met het impressionisme heeft men ernaar gestreefd, „natuurlijk" te schilderen, ook wanneer men in feite „bovennatuurlijke" bedoelingen had. Het expressionisme bracht in dit opzicht al een breuk met het verleden. De kunstenaar liet de „natuurlijke" kleur los, voor zover die niet paste in de uitdrukking van hetgeen hij op zijn hart had- Dat ging soms heel ver. De schilderijen van een Kirchner, een Heckel en andere leden van de Duitse groep „Die Brücke" zijn er om dat te bewijzen. De kleur werd zelfstandiger, voertuig voor emoties; die zelfstandigheid werd groter, naarmate het ex pressionisme zich meer in de richting van de volslagen abstractie bewoog. T^u heeft zich in de op-art al een richting doorgezet, waarin de kleur volkomen zelfstandig is geworden. In het zwart-wit kan nog de suggestie van een bepaalde ruimtelijk heid worden gegeven, maar in feite is er geen sprake meer van een overdracht van enige emotie. Het spel van zwarten en witten is even emotioneel als het kleurenspel in welke willekeurige tegelvloer ook. Dat wil zeggen: het is emotioneel gezien volkomen steriel. Het „De meeste versieringen van orgelfron ten bestaan nog uit hekjes en rastertjes, uit motieven die helemaal niet passen bij de tijd waarin het orgel wordt gebouwd en ook niet bij het kerkinterieur. Ik streef naar een harmonische eenheid van de orgel- frontversiering met het kerkinterieur. Het orgelfront moet functioneel zijn. Door de ramen van het kerkgebouw valt het licht naar binnen, en door het orgel komt het geluid naar buiten. Daarom maak ik van mijn reliëfs, ook een soort raampjes". Dit zegt de Apeldoornse tekenleraar, beeldende kunstenaar en kerkmusicus Harry Meek, die u op bijgaande foto ziet werken aan een ontwerp vor het nieuwe orgelfront in de Sint Martinuskerk te Gent (België). Men kent 'de beeldende kunstenaar in Har ry Meek in onze contreien vooral als de ma ker van monumentaal werk, met name wand en gevelversieringen. De laatste tijd houdt hij zich echter ook bezig met het ontwerpen van orgelfronten. Daar zit niet zoveel ver schil in. Ten eerste treft men ook op de or gelfronten, die Meek (in opdracht van de Apeldoornse orgelbouwer Ernst Leeflang ver vaardigt, veelal de half-abstracte, decoratie ve figuraties aan, die men van zijn ander werk kent. Ten tweede is er bijvoorbeeld in dat ontwerp voor het orgelfront in Gent een gelukkig samenspel waar te nemen in de ritmiek van de op het orgel uit te voeren muziek en de op het orgelfront aangebrachte versiering. Ten derde is dat laatste ook geen wonder, omdat Meek, zoals gezegd, tevens 0 Philips 625824 QL (mono): Jules de Corte: „Liedjes die eigenlijk best mo gen". (Wie in Nederland wil zingen, Ad majorem Dei gloriam. Het bruidspaar. De super legaliteit, De reuzen van de middelmaat. De hopelozen, Juultje van Pingelen, Hoe genoeglijk rolt het leven, Oom Jan, De anarchist, Het porseleinen vogeltje. Het volk wil brood en spelen, Naar, dom jongetje, Dromen zijn bedrog). Zoals u uit de specificatie kunt opma ken is deze plaat geen vervolg op „Lied jes die eigenlijk niet mogen", maar een omgedoopte goedkope heruitgave op 30 cm formaat van de destijds met een Edison bekroonde 25 cm LP. Of „eigenlijk best" meer liedjes bevat dan „eigenlijk niet", kan ik u niet vertellen, omdat ik de ou de plaat noch bezit, noch uit mijn hoofd ken. Maar wel weet ik dat het bijeenge brachte materiaal nog niets aan zeggings kracht ingeboet heeft. Met andere woor den: dat Jules de Corte met deze plaat het tegendeel bewijst van zijn bewering dat „wie ni ederland wil zingen over moeilijkere dingen dan ik hou van jou", „altijd in de kou staat." 0 Imperal ILX 5004 (mono): Henk El- sink: „Toerdesjant" (Jouw naam, Vlie gen is een beetje dromen, Kfontrot, Man netje in de maan, Als ik een vogel was, Oom Bill met de bril, Er speelt een or gel, Paterke Pieter, Zo vol, Dag Madelei ne, Als jij er niet bent, Fantastisch). Dat Henk Elsinks plaat een gedegen stuk vakwerk is geworden, zal niemand verbazen die de uitzendingen „Vrij En tree" regelmatig beluisterd heeft. Hij zal ook wel ongeveer weten wat hij er niet en wel van kan verwachten. Wie nooit meer naar de radio, of uitsluitend naar het derde net luistert, moet zich deze sympathieke plaat maar eens laten voor spelen. Hij zal dan opmerken dat de tek sten hier en daar doen denken aan een erg milde Jules de Corte (Oom Bill, Pa terke Pieter en Dag Madeleine) en dat in de voordracht soms de invloed van Leen Jongewaard hoorbaar is (Kfontrot). Maar die vergelijkingen zullen geen ogenblik het verzorgde amusement dat Henk Elsink biedt, bederven. 0 C.N.R. KLP 4212 (mono): „Drs. LP" (1: Café-chantant; 2: Goud; 3. Harde smart; 4: Quartier putain; 5: Het hart eener deerne; 6: Jubelzang; 7: De zusters Karamazow; 8: De baardmijt; 9: Ripspi- qué; 10: Gelach; 11: Het trapportaal). 0 C.N.R. HX 1334 (EP): Uit het boven staande de nrs. 2, 5, 7 en 9. C.N.R. HX 1338 (EP): Uit het boven staande de nrs. 11, 4, 1 en „De grena- diertjes." Eerst maar eens even wat biografische gegevens, verstrekt door het in oprich ting zijnde „Documentatiecentrum voor de kleinkunst". Jaap v.d. Merwe beschrijft de drandus in zijn boekje, gewijd aan het Nederlandse chanson, als dr. Heinz Poltzer, een econoom, die o.a. jaren werk zaam was bij Unilever in Djakarta. Bij een lustrum van de Rotterdamse Econo mische Hogeschool werd een beperkt aan tal plaatjes uitgegeven. In de Volkskrant van 23-4-1965 kunnen we weer andere din gen lezen: hier wordt geschreven over drs. H. Polzer (spelling komt overeen met het kaartje aan de röntgenfoto „Kijkje in ons aardig interieur" op de achterkant van da LP-hoes). die in 1920 in Zwitser- JULES DE CORTE mag best land geboren is uit een Oostenrijkse va der en een Nederlandse moeder, die in zijn jeugd pianolessen nam, die de be studeerde economie een erg vervelend vak vindt, die liedjes schreef voor Gerard Cox, Hetty Blok en Lurelei en die optrad in Shaffy Chantant en Voor de vuist weg. Tot zover mijn informaties. Wat we te horen krijgen is uiteindelijk veel belang rijker. Of gekker. Het gaat mij met het draaien van de bovengenoemde platen net als met de stomme lachfilms, die je op 8 mm voor een krats overal kunt huren: als je het een keer gedaan hebt, moet het genoeg zijn, en toch doe je het telkens weer. Maar die handelwijze vormt tenslot te ook meestal het gedradspatroon van de deernes, de roof- en lustmoordenaars isters) en de onattente goudzoekers, die Polzer met zijn flakkerende en krakende anti-stem en zijn voordracht uit de crisis tijd (ik bedoel de jaren '30) bezingt. Op de EP's wordt die zonderlinge stijl nog ondersteund door een opvallend gescan deerd pianospel, ln zes van de acht geval len verzorgd door de gevierde tenorzan ger zelf. Die begeleiding heeft op de LP plaats moeten maken voor de arrange menten en het orkest van Ruud Bos, die gelukkig weinig aandacht vragen en daar door met de nieuwe nummers het gemis van de unieke pianopartij compenseren. Daarom als advies: koop en draai de gro te plaat, de kleintjes komen dan vanzelf. (Doordenkertje). 0 Philips JF 327896 (Single): Liesbeth List: „In oktober" en „Zolang." 0 Philips JF 327900 (single): Liesbeth List: „Va-'en loin" en „Voyage de noces." Alleen maar aangevraagd, gedraaid en hierbij aanbevolen om voor u en mij vast te stellen dat de onlangs in deze rubriek geconstateerde vergissingen van de LP „Liesbeth List" niet bij de artieste, maar bij de producer liggen. 0 Decca BU 70003 (EP): Boudewijn de Groot: Strand, Morgen, Delirium, Elé gie Prénatale, Seksuele voorlichting, Re frein voor... 0 Decca NU 370014 (stereo): Boudewijn de Groot: „Voor de overlevenden" (Voor de overlevenden. Lied voor een kind dat bang is in het donker, De wilde jager, Naast jou Testament, Vrienden van vroeger, Zij zijn niet meer als toen, Zonder vrienden kan ik niet, Het land van Maas en Waal, Verdronken vlinder, Bene den alle peil, Ken je dat land). Het eerste en ,tot nu toe, laatste fono grafische werk van Boudewijn de Groot. Daartussen: de eerste LP (NU 370011) met zes eigen nummers van Lennaert Nijgh en/of Boudewijn de Groot. De ver talingen op die plaat zijn goed, maar het duo kan ze best missen. Dat blijkt uit bo vengenoemde platen. Op de EP zijn de teksten (van Nijgh) nog erg direct en een beetje modieus, maar toch al boeiend Zij verbleken echter bij de hoogtepunten van „Voor de overlevenden" (het titellied behoort er m.i. niet toe en het gezochte „Verdronken vlinder" is er het verst van af), die rubricerende mensen wel eens tot de vaderlandse poëzie zouden kunnen re kenen. De Groot, een zichzelf nooit over schreeuwende zanger en een vaardig gita rist, moet maar voor één ding oppassen: zijn begeleidingen moeten niet te eento nig en daardoor een maniertje worden. Want veel verschil tussen de muzikale uit werking van Testament, Vrienden van vroeger. Zonder vrienden 'en beneden alle peil is er niet. Maar dat is dan ook de enige kleine bedenking tegen een ver der in alle opzichten grootse plaat. De kopers dienen nog te weten dat de teksten van Nijgh en De Groot onder de titel „Voor de overlevenden" verschenen zijn bij de Bezige Bij. 0 Philips JF 333616 (single): Chapter II: „East of my place" en „She sends me away". 0 Philips XPL 655023 (mono): Chapter II: „Page 1" (We'll be friends again. The end is there, Count, I'm in love. Twinkle eye, Save me, Seven dimes. It's too late, She won't ever let me in. To my girl, Hey Day, That's what hesaid). Opgewarmd oor een van de weinige overtuigende persberichten vroeg ik beide opnamen van „Chapter II" (in Chapter I geheten „The Young Ones") aan. Ik heb er geen spijt van gehad. Als je deze groep instrumentaal en vocaal zulk opgeruimd en geïnspireerd werk hoort leveren, zou je niet zeggen dat zij, met alle andere beatgroepen, al een bijna afgesloten hoofd stuk vormt. Of toch wel? Want de assis tentie van een koor en orkest o.l.v. Har ry van Hooff en van de slecht Engels zin gende Ronnie Lake in zes van de twaalf nummers van de LP duidt erop dat een beatband of een producer zich blijkbaar niet meer in staat voelt om zonder hulp van buitenaf de belangstelling vast te houden. Maar de resterende acht num mers (vooral East of my place en She won't evei. let me in) mogen er zijn. 0 Relax 45019 (EP): „Beat and poetry". Beat door de Zipps, poetry van Ben Katerberg en Cees Boender; live-rec. 5-10-1966 in het Dolhuys te Dordrecht. Er is nog een mogelijkheid om de af gang van de beat te maskeren: door haar te combineren met poëzie, zoals op dit plaatje gedaan is. Pat kan heel leuk zijn, maar het b lekent niet dat er niet de normale eisen gesteld behoeven te wor den aan de beat en de poetry. Je kunt de lading natuurlijk dekken met de witte vlag van Simon Vinkenoog (die in de hoestekst zonder de hulp van opvallende typografie, van veel Engels en van nog meer kreten blijkbaar niet overtuigend kan zijn), maar als je al zo vaak gecon fronteerd bent met de flauwe Marmite- en Heinz-poëzie van Cees Buddingh en ook in de zogenaamd geëngageerde kran tenknipseldichtkunst goed thuis bent, wil len je oren met de beste wil van de we reld er niet meer vaïï flapperen. Ook niet op commando van de man die „overal thuis" is, „aftijd op de eerste rij" zit en „eeuwig begenadigd" is, maar die mis schien op de achterste rij, zonder hulp van zijn derde oog, de beat and poetry op dit plaatje wat scherper op hun kwa liteiten had kunnen testen. 0 H.M.V. SHCLP 1008 (stereo): The Shepherds, ('k Heb mijn wagen vol geladen, Weefliedje, Een karretje op de zandweg reed, Wel Annemarieken, Spot liedje op de boer, Allen die willen te kap'ren varen, Er was een oorlogsschip, „Ik kwam laatst over een berg gegaan, Wij zijn al bijeen, Hertog Jan, 't Zonne tje gaat van ons scheiden, In naam van Oranje). 0 Artone PPE 015 (mono): Kinderkoor Henk van der Velde: 'k Heb mijn wa gen volgeladen en 19 andere liedjes. 0 Artone PDE 513 (mono): Kinderkoor Henk van der Velde: Dikkertje Dap en 15 andere liedjes van Annie M. G. Schmidt- U ziet: het kan niet op. Volksliedjes door en voor volwassenen. Volksliedjes voor en door kinderen. Liedjes, geschre ven door volwassenen voor kinderen. Nu gaat het er maar om wat u zoekt: de met een Amerikaans sausje overgoten arran gementen van de Shepherds, die de aan dacht van de tekst naar de muziek ver leggen, de op de soli na vrijwel zuiver gezongen bekende regels die Henk van der Velde van een bescheiden begelei ding voorzag, of de wonderlijk goed ge lukte pogingen van Annie M. G. Schmidt, Paul van Westering en Van der Velde om het kinderliedrepertoire met niet te sterk aan de tijd gebonden liedjes te verrijken. Ik denk dat u de volgorde van mijn voor keur uit de voorgaande zin wel kunt af leiden. B. v.d. K. Philips PL 12752 (mono): Wim Kan „lachend over de loongrens". Wie op oudejaarsavond of woensdag J.I., ondanks liet advies van Wim Kan, de band recorder niet op scherp kon of wilde zetten en daar achteraf natuurlijk geweldig spijt van heeft, wordt op een wel bijzonder snel le manier getroost. Want in hetzelfde tem po als waarmee Kan zijn spitse humor lanceerde, heeft Philips driekwart van de uitzending op de plaat gezet en inmiddels uitgebracht. De keuze werd gemaakt door Wim lbo, dig er voor zorgde, dat er niets belangrijks verloren is gegaan. Meer dan dat: als ik het goed geteld heb, staan er op de plaat acht „lachertjes", die ik niet via de radio gehoord heb. Zodat ook de bandrecorder-bedienaren de plaat in de gaten moeten houden. Een uitstekende biografie van Corry Vonk en Wim Kan, door Wim lbo, geeft aan de hoes extra waarde. B. v.d. K. kerkmusicus is en dus goed kan aanvoelen wat in en op een orgel wel en niet kan wor den uitgevoerd, of dat nu muziek of beelden de kunst is. Behalve aan het ontwerp voor Gent is Meek ook bezig aan een ontwerp voor een nieuw orgelfront in de Paaskerk te Amster dam. Allemaal orgels van Leeflang uit Apel doorn, de firma die volgens Meek de enige in Europa zou zijn, die voor elk orgel een geheel eigen versiering wenst. Reeds concreet geworden voorbeelden daar van in onze omgeving zijn het orgelfront in de Bethlehemkerk te Arnhem (waarop Meek gestilëerdb engelenfiguren heeft aangebracht) en het in onze krant al eens eerder afgebeel de orgelfront in de Pniëlkerk te Apeldoorn. Dit orgel wordt door kerkmusicus Meek, zo wel tijdens de dienst als wanneer de kerk leeg is, dikwijls bespeeld. Hij is er vol lof over, een lof die naar zijn zeggen wordt ge deeld door organisten van naam als Simon C. Jansen en Lambert Erné. Het Pniël-orgel is dan ook het enige orgel in Apeldoorn, dat een enigszins adequate vertolking van barok muziek als die van Bach waarborgt. Vrij wel alle andere orgels in Apeldoorn zijn min of meer „romantisch" en dus voornamelijk geschikt voor een juiste weergave van Fran se componisten als Franck, Widor en Boël- mann en Nederlandse „romantici" als Jan Zwart en Feike Asma. Vrijwel alle orgelcon certen in Apeldoorn worden dan ook op die orgels gegeven, door organisten die voorna melijk de romantische orgelmuziek aanhan gen en deze dan ook voornamelijk op hun programma zetten. Niemand in Apeldoorn heeft tot dusver echter het initiatief genomen om ook eens een barok-concert (Bach, Han del, Buxtehude, Pachelbel, maar ook moder nen als Pepping en Ahrens* op het daarvoor zozeer geschikte orgel van de Pniëlkerk te organiseren. Door een beroemdheid als Hel mut Walcha of Marie-Claire Alain (die welis waar plm. 30 km verderop, in Zwolle, dank zij de initiatieven van de Ned. Herv. gemeen te aldaar, regelmatig concerten op het barok- orgel in de Grote Kerk komen geven, maar olgens de heer Meek ook kleine orgsevas volgens de heer Meek ook kleine orgels als dat van de Pniëlkerk niet schuwen) of door Nederlandse organisten als Piet Kee, Klaas Bolt en Albert de Klerk, om er maar een paar te noemen. Wie „versiert" zoiets nu eens? Harry Meek heeft in de kerk al ge noeg létterlijk te versieren. ingen elkaar momenteel met een duizelingwek- de schildersezel in het modeatelier terechtge- de hard-edge-painting. Dat is te zeggen: de aankondiging is al achter de rug. Maar het mu gen. Dus kan men tot 15 januari a.s. in het opdoen aan grote vlakken van harde kleur en het perceel verlaten. „Vormen van kleur" heet als vertaling van de Engelse titel „Shapes of is „clean", helder, schoon, onpersoonlijk, functioneel. Nog een stap verder en we zitten in het allernieuwste: de hard-edge-painting. Ws nemen een groot plat vlak en zetten er een heldere, ongebroken kleur op. Daar voor gebruiken we bij voorkeur een syn thetische lakverf, die een mooi glad, hard oppervlak geeft, Want niet alleen maken we de kleur zelfstandig, we werken boven dien het persoonlijke handschrift van de schilder dat spreekt uit zijn penseel streek weg, door de kleur met de lak- spuit glad op te brengen. Doen we het helemaal mooi, dan zetten we tegenover de ene harde kleur een andere, in een vlak, zo scherp afgegrensd, dat het lijkt alsof we een stuk plasticfolie op ons kleur vlak hebben geplakt. Kleur tegen kleur het doet er niet toe welke kleuren in scherp afgegrensde vlakken: ziedaar het beginsel van hard-edge-painting. ^o'n schilderij heeft een volkomen duidelij ke constructie. Er is niet meer gezocht naar harmonie van kleuren of naar een evenwicht van kleurenvlakken. Er is geen kwestie van enige bewuste gezochte schoon heid of van enige dieperliggende „bedoeling". Een schilderij is wat het is: kleur. Wat er ook verder wordt toegepast of er zonder meer kleurvlakken tegen elkaar staan of dat er vormen van letters of cijfers, van verkeerstekens of n'importe wat worden gebruikt het gaat er alleen om de duidelijk heid van de constructie te vergroten. Omdat het dus zuiver en alleen gaat om de kleur en niet om het materiaal dat die kleur draagt, kan men vaak zien, dat on ge prepareerd linnen wordt bespoten met sterk verdunde synthetische verf. Deze dringt ge heel in de stof, wordt er als het ware één mee, zodat het doek als het ware zelf kleur wordt. Wil de hard-edge-artiest nog wat verder gaan, dan spant hij het aldus gekleurde doek om een vorm en schept op deze wijze „shap ed canvas" oftewel gevormd linnen. De le zer ziet het: de Engelse termen blijven komen het is dan ook een Amerikaanse vinding. De vraag is dan alleen nog, of de aldus ver kregen voorwerpen nu schilderijen of plas tieken moeten heten. Want de kleur en vorm blijken zo duidelijk samen te hangen, dat er eigenlijk geen scheiding meer te maken valt. De kleur is hier volkomen emotieloos-zelf standig geworden, de vorm wordt tot het ui terste verstrakt. Er is alleen nog maar systematisch werken. Er is een felle kleur of kleurstelling, er is een vorm, even emotioneel als de radiator van de centrale verwarming. Het is een beweging met vrij veel interna tionale vertakkingen. Er zijn Amerika nen bij, maar ook Engelsen, enkele Duitsers, een Fransman, een enkele Zwitser. Nederlan ders zijn er ook ter tentoonstelling- vertegen woordigd: Bonies uit Wassenaar, Hans Koet sier uit Amsterdam en Peter Struycken uit Oosterbeek de bekendste van de drie, om dat hij de laatste paar jaar nog al eens een prijs heeft gewonnen, recentelijk bij een prijs vraag van IFF-Nederland. Boeiend, die „Vormen van de kleur"? Neen, allerminst; op zijn hoogst een opvallend ver schijnsel, een om aandacht schreeuwend ver schijnsel, een zaak, die zich met groot ge weld aan de kijker opdringt. Maar het is een mode, die vermoedelijk net zo gauw vergeten zal zijn als pop-art of op-art. Het is als ex periment aantrekkelijk voor de kunstenaar. Het fascineert misschien een enkele snob. Wie van kunst echter meer verlangt dan een steriel, glanzend oppervlak, beleeft er niets aan, dat hem bezighoudt. D. P. VAN WIGCHEREN. Teas Jaray: „Capitol 1965", een schilderij in hard-edge-painting, dat te zien is op de ten toonstelling „Vormen van de kleur" in het Stedelijk Museum te Amsterdam. P 1

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 11