Vormen van de kleur"
hard en steriel werk
Harry Meek: ook ontwerper
van kerkorgelfronten
Grote en kleine Nederlanders op de plaat
De plaat van Kan
van een dame
de
Modieuze expositie
in Amsterdams
Stedelijk Museum
Op Tweede Kerstdag, na een langdurige, geduldig gedragen
ziekte, is zij van ons heengegaan, meldde de enige en algemene
kennisgeving. Een uiterst sober bericht, dat ons toch nog verraste.
Want wij waren zo vanzelfsprekend haar portret in de krant gewend,
els zij alwéér een verjaardag vierde en, broos en klein in haar gemakkelijke
stoel, zich de hand liet drukken door een of andere geïmponeerde gelukwenser.
Zij schoof, ongelooflijk vitaal, van de tachtig langzaam op naar de negentig
en zelfs verder. En alsof dat nog niet verbazingwekkend genoeg was,
trof ons af en toe opeens haar naam achter de ramen van de boekhandel.
Hoe was het mogelijk daar had zij met die kleine vlijtige hand toch nog weer
een boek geschreven. Met een kroontjespen in een stapeltje schoolschriften,
zoals de goede degelijke ambachtsregel voorschreef. En om de prestatie nog
opmerkelijker te maken, bleken die laatste boeken het op bepaalde punten
te winnen van haar vroeger vermaard en veelgelezen werk.
Een kleine roman als „Finale", puntig, geestig en verrassend van opzet, wist
in alle beknoptheid heel een veelbewogen vrouwenleven helder en indringend
gestalte te geven. De hoofdfiguur, een vrouw op jaren, die, alleen achter
gebleven, naar een nieuwe levensvulling zoekt, zich met een soort eigengereide
humor aan de goedgemeende bedilzucht van haar kinderen onttrekt en zich
dan onverwacht als het koesterend middelpunt van een nieuwe kleine kring
terugvindt.
Om zo'n stukje onblusbare vitaliteit springlevend op papier te zetten, in een
verrassend klein bestek, moet men tegelijk over de wijze ironie van de
ouderdom en de onvermoeide werkdrift van de jeugd beschikken. Zij heeft, en
dat eenzaam maar niet alleen in haar grote herenhuis, dat zeldzame vermogen
in hoge mate bezeten.
Nu z<j er dan werkelijk niet meer is, in alle stilte weggegleden uit deze
drukke wereld, beseffen wij pas hoezeer zij een welhaast nationale figuur was,
representatief voor haar tijd, waaraan zovelen nog met heimwee terug
denken. Die roem heeft zij niet cadeau gekregen.
"|t,|en behoeft haar oeuvre niet onverdeeld te bewonderen om toch met respect
-L" te constateren met hoeveel onverdroten werkkracht het onderwijzeresje
Ina Bakker kans heeft gezien zich op te werken tot een vrouw, naar wie
terdege geluisterd werd. Voor wie men, en stellig in haar tegenwoordigheid,
niet zo weinig ontzag had.
Een vrouw met een prachtige stem, een grote muzikale eruditie, een brede
belangstelling, een gedegen studiezin. Zij mocht dan klein en tenger lijken,
zij had met vrouwen als Clara Haskill en Herriet Beecher Stone gemeen,
dat zij een kracht en een autoriteit uitstraalde, die menige kritische tong
tot zwijgen bracht.
TVu zullen vele tongen en vele pennen zich wel gaan roeren en voor de zoveelste
keer vaststellen, dat zij tenslotte toch maar „damesliteratuur" schreef.
Alsof dame niet een gedevalueerde titel is, die oudtijds een zekere grandeur
en een hoge graad van beschaving aanduidde. Wie het woord alleen neerbuigend
wensen te gebruiken, vergeten maar al te grif, dat in de Engelse cultuur
wereld Dame nog altijd geldt als de hoogste eretitel, die men alleen aan een
kunstenaar van bijzondere verdienste toekent.
In die zin had Ina Boudier-Bakker de benaming „schrijvende dame" met ere
verdiend.
zij, buiten de literaire handboeken, een blijvende plaats in het vaderlandse
geestesleven zal innemen, moet de tijd leren. Dat haar werk vandaag
de dag nog druk wordt gelezen, kunnen de openbare bibliotheken getuigen.
En eigenlijk is dat toch wel een opmerkelijk eerbetoon, een bewijs van het
algemeen menselijke van haar personages. In menig opzicht is zij veel minder
gedateerd dan haar tijdgenoten.
Heel sterk viel mij dat op bij „Armoede". Er zullen waarschijnlijk weinig
vrouwen zijn, die dat boek niet gelezen hebben. Sterker nog: menige aan
dachtige liefhebster zal haarfijn alle leden en aanverwante personen van het
gezin Terlaet kunnen opnoemen, met hun typische eigenschappen. Maar vraagt
men haar in welke tijd het verhaal ongeveer speelt, dan zijn de meesten
grif enige tientallen jaren mis. Blijkbaar geven de personages noch de
entourage bij eerste lezing de indruk in een definitief verleden tijd thuis te
horen. Dat het boek zestig jaar oud is, blijkt voor menigeen een verrassing.
Maar willen zij de moeite nemen van een tweede, nauwkeuriger lezing, dan eerst
valt een klein detail als tijdsaanduiding op.
Wanneer Ammy Terlaet, na haar man in haar eigen huis met een vriendin
betrapt te hebben, ongenaakbaar hooghartig de trap wil opgaan bukt zij
zich om haar japon op te nemen. Hoeveel vrouwen hebben niet vlot over
dit toch zo vrouwelijk trekje heengelezen. Natuurlijk: zij interesseren zich
allereerst voor de mooie, koele Amélie, wier probleem nog even actueel is als
de mini-rok. Een vrouw als zij, en een geheel tegengestelde figuur als de
ongenoemde ik-figuur In „Finale" Ina Boudier-Bakker kon ze beiden even
geloofwaardig op papier zetten. Met haar mannelijke tegenspelers, die even
scherp en tegelijk begrijpend doorzien worden.
TVflsschien dat de mensen, die haar boeken bevolken, over het algemeen te
weinig diepte hebben om wezenlijk tragisch te zijn daarom blijven ze
niet minder werkelijk. En het is tenslotte de herkenbaarheid van zijn ver
beeldingskinderen, die een auteur doet voortleven.
Jn de abstracte kunst volgen de nieuwe strom
kende vaart op. Nauwelijks is de op-art van
komen, of de nieuwe richting kondigt zich aan:
seum heeft ontdekt, dat het de moeite waard
is, een samenvattende tentoonstelling te bren
Stedelijk Museum te Amsterdam pijnlijke ogen
tenslotte met een volkomen onbewogen hart
de tentoonstelling. De naam is volkomen exact
colour". Maar wat is de bedoeling?
rpot dusverre is de kleur draagster geweest
van emoties. Welke kunstvorm er ook
aan de orde was, steeds was er een samen
hang tussen de kleur en hetgeen de schilder
ons wenste over te dragen. Tot en met het
impressionisme heeft men ernaar gestreefd,
„natuurlijk" te schilderen, ook wanneer men
in feite „bovennatuurlijke" bedoelingen had.
Het expressionisme bracht in dit opzicht al
een breuk met het verleden. De kunstenaar
liet de „natuurlijke" kleur los, voor zover die
niet paste in de uitdrukking van hetgeen hij
op zijn hart had- Dat ging soms heel ver. De
schilderijen van een Kirchner, een Heckel en
andere leden van de Duitse groep „Die
Brücke" zijn er om dat te bewijzen. De kleur
werd zelfstandiger, voertuig voor emoties; die
zelfstandigheid werd groter, naarmate het ex
pressionisme zich meer in de richting van de
volslagen abstractie bewoog.
T^u heeft zich in de op-art al een richting
doorgezet, waarin de kleur volkomen
zelfstandig is geworden. In het zwart-wit kan
nog de suggestie van een bepaalde ruimtelijk
heid worden gegeven, maar in feite is er geen
sprake meer van een overdracht van enige
emotie. Het spel van zwarten en witten is
even emotioneel als het kleurenspel in welke
willekeurige tegelvloer ook. Dat wil zeggen:
het is emotioneel gezien volkomen steriel. Het
„De meeste versieringen van orgelfron
ten bestaan nog uit hekjes en rastertjes, uit
motieven die helemaal niet passen bij de
tijd waarin het orgel wordt gebouwd en
ook niet bij het kerkinterieur. Ik streef
naar een harmonische eenheid van de orgel-
frontversiering met het kerkinterieur. Het
orgelfront moet functioneel zijn. Door de
ramen van het kerkgebouw valt het licht
naar binnen, en door het orgel komt het
geluid naar buiten. Daarom maak ik van
mijn reliëfs, ook een soort raampjes". Dit
zegt de Apeldoornse tekenleraar, beeldende
kunstenaar en kerkmusicus Harry Meek,
die u op bijgaande foto ziet werken aan een
ontwerp vor het nieuwe orgelfront in de
Sint Martinuskerk te Gent (België).
Men kent 'de beeldende kunstenaar in Har
ry Meek in onze contreien vooral als de ma
ker van monumentaal werk, met name wand
en gevelversieringen. De laatste tijd houdt
hij zich echter ook bezig met het ontwerpen
van orgelfronten. Daar zit niet zoveel ver
schil in. Ten eerste treft men ook op de or
gelfronten, die Meek (in opdracht van de
Apeldoornse orgelbouwer Ernst Leeflang ver
vaardigt, veelal de half-abstracte, decoratie
ve figuraties aan, die men van zijn ander
werk kent. Ten tweede is er bijvoorbeeld
in dat ontwerp voor het orgelfront in Gent
een gelukkig samenspel waar te nemen in de
ritmiek van de op het orgel uit te voeren
muziek en de op het orgelfront aangebrachte
versiering. Ten derde is dat laatste ook geen
wonder, omdat Meek, zoals gezegd, tevens
0 Philips 625824 QL (mono): Jules de
Corte: „Liedjes die eigenlijk best mo
gen". (Wie in Nederland wil zingen, Ad
majorem Dei gloriam. Het bruidspaar.
De super legaliteit, De reuzen van de
middelmaat. De hopelozen, Juultje van
Pingelen, Hoe genoeglijk rolt het leven,
Oom Jan, De anarchist, Het porseleinen
vogeltje. Het volk wil brood en spelen,
Naar, dom jongetje, Dromen zijn bedrog).
Zoals u uit de specificatie kunt opma
ken is deze plaat geen vervolg op „Lied
jes die eigenlijk niet mogen", maar een
omgedoopte goedkope heruitgave op 30 cm
formaat van de destijds met een Edison
bekroonde 25 cm LP. Of „eigenlijk best"
meer liedjes bevat dan „eigenlijk niet",
kan ik u niet vertellen, omdat ik de ou
de plaat noch bezit, noch uit mijn hoofd
ken. Maar wel weet ik dat het bijeenge
brachte materiaal nog niets aan zeggings
kracht ingeboet heeft. Met andere woor
den: dat Jules de Corte met deze plaat
het tegendeel bewijst van zijn bewering
dat „wie ni ederland wil zingen over
moeilijkere dingen dan ik hou van jou",
„altijd in de kou staat."
0 Imperal ILX 5004 (mono): Henk El-
sink: „Toerdesjant" (Jouw naam, Vlie
gen is een beetje dromen, Kfontrot, Man
netje in de maan, Als ik een vogel was,
Oom Bill met de bril, Er speelt een or
gel, Paterke Pieter, Zo vol, Dag Madelei
ne, Als jij er niet bent, Fantastisch).
Dat Henk Elsinks plaat een gedegen
stuk vakwerk is geworden, zal niemand
verbazen die de uitzendingen „Vrij En
tree" regelmatig beluisterd heeft. Hij zal
ook wel ongeveer weten wat hij er niet
en wel van kan verwachten. Wie nooit
meer naar de radio, of uitsluitend naar
het derde net luistert, moet zich deze
sympathieke plaat maar eens laten voor
spelen. Hij zal dan opmerken dat de tek
sten hier en daar doen denken aan een
erg milde Jules de Corte (Oom Bill, Pa
terke Pieter en Dag Madeleine) en dat in
de voordracht soms de invloed van Leen
Jongewaard hoorbaar is (Kfontrot). Maar
die vergelijkingen zullen geen ogenblik het
verzorgde amusement dat Henk Elsink
biedt, bederven.
0 C.N.R. KLP 4212 (mono): „Drs. LP"
(1: Café-chantant; 2: Goud; 3. Harde
smart; 4: Quartier putain; 5: Het hart
eener deerne; 6: Jubelzang; 7: De zusters
Karamazow; 8: De baardmijt; 9: Ripspi-
qué; 10: Gelach; 11: Het trapportaal).
0 C.N.R. HX 1334 (EP): Uit het boven
staande de nrs. 2, 5, 7 en 9.
C.N.R. HX 1338 (EP): Uit het boven
staande de nrs. 11, 4, 1 en „De grena-
diertjes."
Eerst maar eens even wat biografische
gegevens, verstrekt door het in oprich
ting zijnde „Documentatiecentrum voor de
kleinkunst". Jaap v.d. Merwe beschrijft
de drandus in zijn boekje, gewijd aan het
Nederlandse chanson, als dr. Heinz
Poltzer, een econoom, die o.a. jaren werk
zaam was bij Unilever in Djakarta. Bij
een lustrum van de Rotterdamse Econo
mische Hogeschool werd een beperkt aan
tal plaatjes uitgegeven. In de Volkskrant
van 23-4-1965 kunnen we weer andere din
gen lezen: hier wordt geschreven over
drs. H. Polzer (spelling komt overeen met
het kaartje aan de röntgenfoto „Kijkje in
ons aardig interieur" op de achterkant
van da LP-hoes). die in 1920 in Zwitser-
JULES DE CORTE
mag best
land geboren is uit een Oostenrijkse va
der en een Nederlandse moeder, die in
zijn jeugd pianolessen nam, die de be
studeerde economie een erg vervelend
vak vindt, die liedjes schreef voor Gerard
Cox, Hetty Blok en Lurelei en die optrad
in Shaffy Chantant en Voor de vuist weg.
Tot zover mijn informaties. Wat we te
horen krijgen is uiteindelijk veel belang
rijker. Of gekker. Het gaat mij met het
draaien van de bovengenoemde platen net
als met de stomme lachfilms, die je op
8 mm voor een krats overal kunt huren:
als je het een keer gedaan hebt, moet het
genoeg zijn, en toch doe je het telkens
weer. Maar die handelwijze vormt tenslot
te ook meestal het gedradspatroon van
de deernes, de roof- en lustmoordenaars
isters) en de onattente goudzoekers, die
Polzer met zijn flakkerende en krakende
anti-stem en zijn voordracht uit de crisis
tijd (ik bedoel de jaren '30) bezingt. Op
de EP's wordt die zonderlinge stijl nog
ondersteund door een opvallend gescan
deerd pianospel, ln zes van de acht geval
len verzorgd door de gevierde tenorzan
ger zelf. Die begeleiding heeft op de LP
plaats moeten maken voor de arrange
menten en het orkest van Ruud Bos, die
gelukkig weinig aandacht vragen en daar
door met de nieuwe nummers het gemis
van de unieke pianopartij compenseren.
Daarom als advies: koop en draai de gro
te plaat, de kleintjes komen dan vanzelf.
(Doordenkertje).
0 Philips JF 327896 (Single): Liesbeth
List: „In oktober" en „Zolang."
0 Philips JF 327900 (single): Liesbeth
List: „Va-'en loin" en „Voyage de
noces."
Alleen maar aangevraagd, gedraaid en
hierbij aanbevolen om voor u en mij vast
te stellen dat de onlangs in deze rubriek
geconstateerde vergissingen van de LP
„Liesbeth List" niet bij de artieste, maar
bij de producer liggen.
0 Decca BU 70003 (EP): Boudewijn de
Groot: Strand, Morgen, Delirium, Elé
gie Prénatale, Seksuele voorlichting, Re
frein voor...
0 Decca NU 370014 (stereo): Boudewijn
de Groot: „Voor de overlevenden"
(Voor de overlevenden. Lied voor een
kind dat bang is in het donker, De wilde
jager, Naast jou Testament, Vrienden
van vroeger, Zij zijn niet meer als toen,
Zonder vrienden kan ik niet, Het land van
Maas en Waal, Verdronken vlinder, Bene
den alle peil, Ken je dat land).
Het eerste en ,tot nu toe, laatste fono
grafische werk van Boudewijn de Groot.
Daartussen: de eerste LP (NU 370011)
met zes eigen nummers van Lennaert
Nijgh en/of Boudewijn de Groot. De ver
talingen op die plaat zijn goed, maar het
duo kan ze best missen. Dat blijkt uit bo
vengenoemde platen. Op de EP zijn de
teksten (van Nijgh) nog erg direct en
een beetje modieus, maar toch al boeiend
Zij verbleken echter bij de hoogtepunten
van „Voor de overlevenden" (het titellied
behoort er m.i. niet toe en het gezochte
„Verdronken vlinder" is er het verst van
af), die rubricerende mensen wel eens tot
de vaderlandse poëzie zouden kunnen re
kenen. De Groot, een zichzelf nooit over
schreeuwende zanger en een vaardig gita
rist, moet maar voor één ding oppassen:
zijn begeleidingen moeten niet te eento
nig en daardoor een maniertje worden.
Want veel verschil tussen de muzikale uit
werking van Testament, Vrienden van
vroeger. Zonder vrienden 'en beneden
alle peil is er niet. Maar dat is dan ook
de enige kleine bedenking tegen een ver
der in alle opzichten grootse plaat. De
kopers dienen nog te weten dat de teksten
van Nijgh en De Groot onder de titel
„Voor de overlevenden" verschenen zijn
bij de Bezige Bij.
0 Philips JF 333616 (single): Chapter II:
„East of my place" en „She sends me
away".
0 Philips XPL 655023 (mono): Chapter
II: „Page 1" (We'll be friends again.
The end is there, Count, I'm in love.
Twinkle eye, Save me, Seven dimes. It's
too late, She won't ever let me in. To my
girl, Hey Day, That's what hesaid).
Opgewarmd oor een van de weinige
overtuigende persberichten vroeg ik beide
opnamen van „Chapter II" (in Chapter I
geheten „The Young Ones") aan. Ik heb
er geen spijt van gehad. Als je deze groep
instrumentaal en vocaal zulk opgeruimd
en geïnspireerd werk hoort leveren, zou
je niet zeggen dat zij, met alle andere
beatgroepen, al een bijna afgesloten hoofd
stuk vormt. Of toch wel? Want de assis
tentie van een koor en orkest o.l.v. Har
ry van Hooff en van de slecht Engels zin
gende Ronnie Lake in zes van de twaalf
nummers van de LP duidt erop dat een
beatband of een producer zich blijkbaar
niet meer in staat voelt om zonder hulp
van buitenaf de belangstelling vast te
houden. Maar de resterende acht num
mers (vooral East of my place en She
won't evei. let me in) mogen er zijn.
0 Relax 45019 (EP): „Beat and poetry".
Beat door de Zipps, poetry van Ben
Katerberg en Cees Boender; live-rec.
5-10-1966 in het Dolhuys te Dordrecht.
Er is nog een mogelijkheid om de af
gang van de beat te maskeren: door haar
te combineren met poëzie, zoals op dit
plaatje gedaan is. Pat kan heel leuk
zijn, maar het b lekent niet dat er niet
de normale eisen gesteld behoeven te wor
den aan de beat en de poetry. Je kunt de
lading natuurlijk dekken met de witte
vlag van Simon Vinkenoog (die in de
hoestekst zonder de hulp van opvallende
typografie, van veel Engels en van nog
meer kreten blijkbaar niet overtuigend
kan zijn), maar als je al zo vaak gecon
fronteerd bent met de flauwe Marmite-
en Heinz-poëzie van Cees Buddingh en
ook in de zogenaamd geëngageerde kran
tenknipseldichtkunst goed thuis bent, wil
len je oren met de beste wil van de we
reld er niet meer vaïï flapperen. Ook niet
op commando van de man die „overal
thuis" is, „aftijd op de eerste rij" zit en
„eeuwig begenadigd" is, maar die mis
schien op de achterste rij, zonder hulp
van zijn derde oog, de beat and poetry
op dit plaatje wat scherper op hun kwa
liteiten had kunnen testen.
0 H.M.V. SHCLP 1008 (stereo): The
Shepherds, ('k Heb mijn wagen vol
geladen, Weefliedje, Een karretje op de
zandweg reed, Wel Annemarieken, Spot
liedje op de boer, Allen die willen te
kap'ren varen, Er was een oorlogsschip,
„Ik kwam laatst over een berg gegaan,
Wij zijn al bijeen, Hertog Jan, 't Zonne
tje gaat van ons scheiden, In naam van
Oranje).
0 Artone PPE 015 (mono): Kinderkoor
Henk van der Velde: 'k Heb mijn wa
gen volgeladen en 19 andere liedjes.
0 Artone PDE 513 (mono): Kinderkoor
Henk van der Velde: Dikkertje Dap
en 15 andere liedjes van Annie M. G.
Schmidt-
U ziet: het kan niet op. Volksliedjes
door en voor volwassenen. Volksliedjes
voor en door kinderen. Liedjes, geschre
ven door volwassenen voor kinderen. Nu
gaat het er maar om wat u zoekt: de met
een Amerikaans sausje overgoten arran
gementen van de Shepherds, die de aan
dacht van de tekst naar de muziek ver
leggen, de op de soli na vrijwel zuiver
gezongen bekende regels die Henk van
der Velde van een bescheiden begelei
ding voorzag, of de wonderlijk goed ge
lukte pogingen van Annie M. G. Schmidt,
Paul van Westering en Van der Velde om
het kinderliedrepertoire met niet te sterk
aan de tijd gebonden liedjes te verrijken.
Ik denk dat u de volgorde van mijn voor
keur uit de voorgaande zin wel kunt af
leiden.
B. v.d. K.
Philips PL 12752 (mono): Wim Kan
„lachend over de loongrens".
Wie op oudejaarsavond of woensdag J.I.,
ondanks liet advies van Wim Kan, de band
recorder niet op scherp kon of wilde zetten
en daar achteraf natuurlijk geweldig spijt
van heeft, wordt op een wel bijzonder snel
le manier getroost. Want in hetzelfde tem
po als waarmee Kan zijn spitse humor
lanceerde, heeft Philips driekwart van de
uitzending op de plaat gezet en inmiddels
uitgebracht. De keuze werd gemaakt door
Wim lbo, dig er voor zorgde, dat er niets
belangrijks verloren is gegaan. Meer dan
dat: als ik het goed geteld heb, staan er
op de plaat acht „lachertjes", die ik niet
via de radio gehoord heb. Zodat ook de
bandrecorder-bedienaren de plaat in de
gaten moeten houden. Een uitstekende
biografie van Corry Vonk en Wim Kan,
door Wim lbo, geeft aan de hoes extra
waarde.
B. v.d. K.
kerkmusicus is en dus goed kan aanvoelen
wat in en op een orgel wel en niet kan wor
den uitgevoerd, of dat nu muziek of beelden
de kunst is.
Behalve aan het ontwerp voor Gent is
Meek ook bezig aan een ontwerp voor een
nieuw orgelfront in de Paaskerk te Amster
dam. Allemaal orgels van Leeflang uit Apel
doorn, de firma die volgens Meek de enige
in Europa zou zijn, die voor elk orgel een
geheel eigen versiering wenst.
Reeds concreet geworden voorbeelden daar
van in onze omgeving zijn het orgelfront in
de Bethlehemkerk te Arnhem (waarop Meek
gestilëerdb engelenfiguren heeft aangebracht)
en het in onze krant al eens eerder afgebeel
de orgelfront in de Pniëlkerk te Apeldoorn.
Dit orgel wordt door kerkmusicus Meek, zo
wel tijdens de dienst als wanneer de kerk
leeg is, dikwijls bespeeld. Hij is er vol lof
over, een lof die naar zijn zeggen wordt ge
deeld door organisten van naam als Simon
C. Jansen en Lambert Erné. Het Pniël-orgel
is dan ook het enige orgel in Apeldoorn, dat
een enigszins adequate vertolking van barok
muziek als die van Bach waarborgt. Vrij
wel alle andere orgels in Apeldoorn zijn min
of meer „romantisch" en dus voornamelijk
geschikt voor een juiste weergave van Fran
se componisten als Franck, Widor en Boël-
mann en Nederlandse „romantici" als Jan
Zwart en Feike Asma. Vrijwel alle orgelcon
certen in Apeldoorn worden dan ook op die
orgels gegeven, door organisten die voorna
melijk de romantische orgelmuziek aanhan
gen en deze dan ook voornamelijk op hun
programma zetten. Niemand in Apeldoorn
heeft tot dusver echter het initiatief genomen
om ook eens een barok-concert (Bach, Han
del, Buxtehude, Pachelbel, maar ook moder
nen als Pepping en Ahrens* op het daarvoor
zozeer geschikte orgel van de Pniëlkerk te
organiseren. Door een beroemdheid als Hel
mut Walcha of Marie-Claire Alain (die welis
waar plm. 30 km verderop, in Zwolle, dank
zij de initiatieven van de Ned. Herv. gemeen
te aldaar, regelmatig concerten op het barok-
orgel in de Grote Kerk komen geven, maar
olgens de heer Meek ook kleine orgsevas
volgens de heer Meek ook kleine orgels als
dat van de Pniëlkerk niet schuwen) of door
Nederlandse organisten als Piet Kee, Klaas
Bolt en Albert de Klerk, om er maar een
paar te noemen. Wie „versiert" zoiets nu
eens? Harry Meek heeft in de kerk al ge
noeg létterlijk te versieren.
ingen elkaar momenteel met een duizelingwek-
de schildersezel in het modeatelier terechtge-
de hard-edge-painting. Dat is te zeggen: de
aankondiging is al achter de rug. Maar het mu
gen. Dus kan men tot 15 januari a.s. in het
opdoen aan grote vlakken van harde kleur en
het perceel verlaten. „Vormen van kleur" heet
als vertaling van de Engelse titel „Shapes of
is „clean", helder, schoon, onpersoonlijk,
functioneel.
Nog een stap verder en we zitten in het
allernieuwste: de hard-edge-painting. Ws
nemen een groot plat vlak en zetten er
een heldere, ongebroken kleur op. Daar
voor gebruiken we bij voorkeur een syn
thetische lakverf, die een mooi glad, hard
oppervlak geeft, Want niet alleen maken
we de kleur zelfstandig, we werken boven
dien het persoonlijke handschrift van de
schilder dat spreekt uit zijn penseel
streek weg, door de kleur met de lak-
spuit glad op te brengen.
Doen we het helemaal mooi, dan zetten we
tegenover de ene harde kleur een andere, in
een vlak, zo scherp afgegrensd, dat het lijkt
alsof we een stuk plasticfolie op ons kleur
vlak hebben geplakt. Kleur tegen kleur
het doet er niet toe welke kleuren in scherp
afgegrensde vlakken: ziedaar het beginsel
van hard-edge-painting.
^o'n schilderij heeft een volkomen duidelij
ke constructie. Er is niet meer gezocht
naar harmonie van kleuren of naar een
evenwicht van kleurenvlakken. Er is geen
kwestie van enige bewuste gezochte schoon
heid of van enige dieperliggende „bedoeling".
Een schilderij is wat het is: kleur. Wat er
ook verder wordt toegepast of er zonder
meer kleurvlakken tegen elkaar staan of
dat er vormen van letters of cijfers, van
verkeerstekens of n'importe wat worden
gebruikt het gaat er alleen om de duidelijk
heid van de constructie te vergroten.
Omdat het dus zuiver en alleen gaat om
de kleur en niet om het materiaal dat die
kleur draagt, kan men vaak zien, dat on ge
prepareerd linnen wordt bespoten met sterk
verdunde synthetische verf. Deze dringt ge
heel in de stof, wordt er als het ware één
mee, zodat het doek als het ware zelf kleur
wordt.
Wil de hard-edge-artiest nog wat verder
gaan, dan spant hij het aldus gekleurde doek
om een vorm en schept op deze wijze „shap
ed canvas" oftewel gevormd linnen. De le
zer ziet het: de Engelse termen blijven komen
het is dan ook een Amerikaanse vinding.
De vraag is dan alleen nog, of de aldus ver
kregen voorwerpen nu schilderijen of plas
tieken moeten heten. Want de kleur en vorm
blijken zo duidelijk samen te hangen, dat er
eigenlijk geen scheiding meer te maken valt.
De kleur is hier volkomen emotieloos-zelf
standig geworden, de vorm wordt tot het ui
terste verstrakt. Er is alleen nog maar
systematisch werken. Er is een felle kleur of
kleurstelling, er is een vorm, even emotioneel
als de radiator van de centrale verwarming.
Het is een beweging met vrij veel interna
tionale vertakkingen. Er zijn Amerika
nen bij, maar ook Engelsen, enkele Duitsers,
een Fransman, een enkele Zwitser. Nederlan
ders zijn er ook ter tentoonstelling- vertegen
woordigd: Bonies uit Wassenaar, Hans Koet
sier uit Amsterdam en Peter Struycken uit
Oosterbeek de bekendste van de drie, om
dat hij de laatste paar jaar nog al eens een
prijs heeft gewonnen, recentelijk bij een prijs
vraag van IFF-Nederland.
Boeiend, die „Vormen van de kleur"? Neen,
allerminst; op zijn hoogst een opvallend ver
schijnsel, een om aandacht schreeuwend ver
schijnsel, een zaak, die zich met groot ge
weld aan de kijker opdringt. Maar het is een
mode, die vermoedelijk net zo gauw vergeten
zal zijn als pop-art of op-art. Het is als ex
periment aantrekkelijk voor de kunstenaar.
Het fascineert misschien een enkele snob.
Wie van kunst echter meer verlangt dan een
steriel, glanzend oppervlak, beleeft er niets
aan, dat hem bezighoudt.
D. P. VAN WIGCHEREN.
Teas Jaray: „Capitol 1965", een schilderij
in hard-edge-painting, dat te zien is op de ten
toonstelling „Vormen van de kleur" in het
Stedelijk Museum te Amsterdam.
P
1