Het appeltje op de appèlplaats van Belsen H W. D. H H M M A, D ZIEZO zaterdag 14 januari 1967 Gesprek met Abel J. Herzberg Naar aanleiding van een dezer dagen uitgezonden televisie-forum over de Joden In bezettingstijd, waaraan o.m. ook mr. Abel J. Herzberg deelnam, had een onzer redacteuren een gesprek met deze Joodse advocaat In Amsterdam, die grote bekendheid verwierf door zijn boeken over de Jodenvervolging en het proces-Eichmann In Jeruzalem en met name door zijn opstellen In Amor Fatl, het werkje dat In 1949 bekroond werd met de Wijnaendts Franckenprijs. Mr. Herzbergs visie op de dingen die ruim twee decennia geleden zijn ge beurd, wijkt In vele opzichten af van die van andere Nederlanders Joden en nlet-Joden, die de Duitse bezettings tijd aan den lijve hebben ondervonden. In verband met zeer verschillende gebeurtenissen, zowel In Nederland als In Duitsland voorvallen die het rece; te verleden opnieuw In discussie heb ben gebracht Is het misschien goed de benadering van de problemen van deze Joodse Nederlander eens te ver nemen. I et Is misschien al wel twintig jaar geleden - enkele jaren na de oorlog. In het grote restaurant van de vlieghaven van Frankfort zit een bejaarde man aan een tafeltje. Een Joodse man - het is hem duidelijk aan te zien. Boven zijn langr zwarte jas de lange, zilverwitte haren. Het was helemaal niet de bedoeling dat hij daar zat. Hij had zich waarschijnlijk voorgenomen om nooit meer een voet op Duitse bodem te zetten na een langdurig verblijf in het Duitse concentratiekamp van Bergen Beisen. Hij was op weg naar fsraël en dan moet 't wel tegenvallen als dan, uitgerekend boven Duits grondge bied, het toestel iets mankeert en een tussenlanding moet maken. Het zou even duren en de passagiers moesten plaats nemen in het restaurant in afwachting van het vervolg van de reis. De man in het hoekje van het restaurant werd door de schare obers niet over het hoofd gezien. Eén liep naar hem toe en vroeg, de hakken aan elkaar en licht buigend: „Kan Ik u dienen met een fcosjere maaitijd....?" Mr. Abel J. Herzberg, de bekende Joodse advocaat en schrijver uit Amsterdam, herinnert zich dit voorval nog heel goed. Het was een heel bijzondere gewaarwor ding, na vijf jaar door de Duitsers vervolgd te zijn, ineens zoiets... Na die tijd is mr. Herzberg niet meer in Duitsland geweest. Zoals velen uit West-Europa komt hij er niet graag. Tussen duizenden mensen uit de vroegere bezette gebieden en de Duitsers is een onover brugbare kloof komen te liggen. Gideon Hausner, de man die met zoveel wijsheid voor het forum van de gehele wereld en het geweten van de Joden recht eiste in het proces tegen de massa-moor denaar Adolf Eichmann, was onlangs in Nederland. Hij vertelde bij die gelegenheid in een interview, dat hij Duitsland nooit meer wenste te zien. „Ik denk niet dat een te respecteren mens daar als Jood kan leven". I et standpunt van vele Joden en niet-Joden is begrijpelijk. De sfeer in Duitsland, het begrip voor mensen die er niet meer willen komen, de steeds weer herhaalde mening „zullen ze nu eindelijk eens ophouden met zeuren.alsmede het gebrek aan verzet In Duitsland tegen de hier en daar geconstateerde opleving van het nationaai-socialisme, hebben er niet toe bijgedragen dat de kloof wat minder is geworden. Het is bekend, dat Duitsers een aangeboren aanleg hebben voor onhandigheid, waar mee zij alle mildheid jegens de Duitsers ongedaan maken. Er is wel eens gezegd dat zelfs zeer vooraanstaande Duitsers het niet kunnen laten „met de klompen door de porseleinkast van het verleden te sjouwen". Adenauer, Erhard en niet in de laatste plaats Strauss hebben daarvan al menig staaltje ten beste gegeven. Dr. Gideon Hausner had, zo vertelde hij in het interview, zich bijzonder geërgerd aan de opmerking van een Duits politicus in New York, die in Joodse kring heel voorzichtig toenadering dacht te vinden en daarbij zei, dat hij de Joden in Duitsland weer van harte wilde verwelko men, „opdat zij weer het zout en de peper zouden kunnen zijn van Duitsland..." „Daar bedoelt hij kennelijk mee," aldus Hausner, „dat hij de Joden alleen in kleine aantallen wil, zoals zout en peper ook met kleine hoeveelheden gebruikt worden. Maar ik denk", zei Hausner, „dat het beter is, dat de Duitsers zich hun eigen zout en peper verschaffen, zonder de Joden!" dat de massamoord op zes miljoen Joden, uitgevoerd uit naam van het Derde Rijk. door Duitsers, aan de naam van de Duitsers verbonden zai blijven zoals de onschuldiger schedelpiramide aan de naam van de Mongolen. Andere Joodse sprekers vonden, dat het heel'moeilijk zal zijn verzoening tussen Joden en Duitsers tot stand te brengen - zeker nu een groot aantal moordenaars nog rondloopt, zoals de Joodse afgevaardigde Isaac Remba verklaarde. Hij had o,m. scherpe kritiek op de oud-kanselier Adenauer, die bij zijn bezoek aan israët met nadruk verklaarde dat er in de tweede wereldoorlog vijf miljoen Duitsers waren omgekomen. Remba noemde deze uitlating een schending van de herinnering aan onze martelaren en een schreeuwend voorbeeld dat zelfs de zogenaamd rechtvaardigen van Sodom lichtvaardig de tegen de Joden begane terreur behandelen. „Deze afschuwelijke misdaad, waarvoor de menselijke taal geen woorden heeft, drukken op het gehele Duitse volk. Alie Duitsers zijn verantwoor delijk. Het Kaïns-teken staat op het voorhoofd van iedere Duitser!" Andere Joodse afgevaardigden betoogden, dat zij het Duitse volk niet als een „hope loos geval" beschouwen, maar het juist belangrijk achten dat Joden en Duitsers spreken - in het volle bewustzijn van het verleden. Voor de Duitsers zal dat moeilijk zfjn, omdat de massamoord op de Joden geworden is tot een zoals een van de sprekers het uitdrukte: „De nachtmerrie van hun morele bestaan als volk". Voor de Joden zal het zwaar zijn, omdat zij kritisch afstand zullen moeten nemen van belangrijke verschijnselen in de geschie denis van hun bestaan. Het Joodse Wereldcongres is niet tot een uitspraak gekomen. Dat kon ook niet. Mensen die in de oorlog met Duitsers te maken hebben gehad, hebben ieder hun eigen ervaring, hun eigen denkwijze bij de benadering van het probleem, hun eigen karakter. Ook de man die zich voorgenomen had nooit meer in Duitsland te komen en er toch, op doorreis naar Israël, door een mankement aan het vliegtuig, terecht kwam. hebben vbwwrcht. bedenken van titels sterkste kant. $i$ »ar misschien Is het liet mr. Herzbergs I oe genuanceerd de opvattingen - ook in Joodse kring - zijn ten aanzien van de betrekkingen met Duitsland, kwam onlangs duidelijk naar voren op het Joodse Wereldcongres in Brussel. De filosoof Karl Jaspers uit Bazel stelde vast eze man, dr. Abei Herzberg, is een diepe denker. Twintig jaar na het oponthoud in het restaurant van de Frankfortse luchthaven zou hij nog weer eens geconfronteerd worden met een bezoek aan Duitsland. Maar deze keer was het een vrijwillige beslissing. Op initiatief van de Anne Frank Stichting werd onlangs in Frankfort een twee-daags congres belegd, met name voor de Neder landse en de Duitse jeugd. Mr. Herzberg kreeg een uitnodiging om er te spreken en toen moest hij kiezen. „Die beslissing is mij niet gemakkelijk gevallen", vertelde hij ons dezer dagen in zijn advocatenkantoor in Amsterdam. In Frankfort woonden eens familieleden van hem. Ze zijn er nu niet meer. Met vele andere familieleden van mr. Herzberg werden zij door de Duitsers vermoord. Dan zegt men wel eens: „Vergeet!" Ik zou het graag willen, maar wat gebeurd is, laat zich niet vergeten, zich niet buiten werpen uit de gedachte." De eerste reactie van mr. Herzberg was dan ook: ik kan het niet, ik wil het niet. Maar naarmate de tegenzin om naar Frankfort te gaan steeds sterker bij hem begon te werken, bedacht hij, dat hij juist moest gaan. Dat is gebeurd. Mr. Herzberg is naar Frankfort gereisd. Hij heeft daar gesproken in een overvolle vergadering van mensen en hij vertelde ons, dat hij ondanks de tegenzin, ondanks veel moeite om die tegenzin te overwin nen, blij is dat hij gegaan was. Zijn tekst voor de lezing in Frankfort droeg een zeer algemene titel: „Ein Jüdisches Wort zur Demokratie". Wie mr. Herzberg kent, zijn grote wijsheid, zijn bijzonder talent om het oorlogsverleden te analyseren en zijn heel aparte visie op dat verleden, zou een boeiender titel at heeft hij de Duitsers verteld? Hij kwam niet met een klacht. Wie zijn boeken kent over zijn verblijf in het concentratiekamp Bergen Belsen had dat van deze Amsterdamse strafpleiter ook niet verwacht. Hij kwam niet met gruwelijke verhalen, niet om de film van een afschuwelijke tijd terug te draaien, noch om zijn gehoc het onrecht van het anti-semitisme duide lijk te maken. Mr. Herzberg vindt dat nutteloos en ook niet verenigbaar met de menselijke waardigheid. Bovendien, anti semitisme is voor hem geen probleem. Het anti-semitisme is een cultuurpro bleem - een probleem van de beschaving Hij zei het zó: „Als u, dames en heren, van mening bent, dat u anti-semiet moet zijn, welnu - om mij behoeft u het niet te laten. Als u, uit volle overtuiging, meent Joden of andere kleine groepen, of andere volkeren, of andere rassen te moeten haten, dan is dat een vraag die niet mij, maar u zelf aangaat. Het anti semitisme is, als levensinstelling, geen Joods vraagstuk. Een ieder die het meent te moeten zijn, moet het met zijn eigen cultuur, zijn eigen beschaving, zijn eigen levensbeschouwing in overeenstemming zien te brengen. Mr. Herzberg heeft zijn gehoor verteld dat hij tijdens de nazi-tijd in Duitsland heeft geleefd - beter gezegd: „Ik was daar". Hij vindt het belangrijk te vertellen, waarom het allemaal zo gegaan is; niet hoe het gegaan is. Daarom heeft hij enkele „bekenden" van hem, Duitsers, zoals zij waren in de nazi-tijd, ten tonele gevoerd. Mr. Herzberg, die het proces-Eichmann in Jeruzalem heeft bijgewoond, had daarover in zijn speech wel het een en ander kunnen vertellen, maar nee, hij nam een andere man, een veel kleinere nazi, een héél klein nazi'tje, zoals er miljoenen in Duitsland geweest zijn. Het gaat mr. Herzberg namelijk niet om de oorlogsmisdc diger die voor zijn daden gestraft moet worden, of behoort gestraft te worden, maar om de mens, die, voor wat hij gedaan heeft, niet vervolgd is geworden en ook niet vervolgd kan worden. Het gaat om de mensen, die vandaag de dag door niemand ter verantwoording kunnen worden geroepen. Toch zijn die mensen volgens Herzberg typerend - méér nog da alle gruwelverhalen. „Ik zal het u duidelijk maken," zegt mr. Herzberg en dan komen de beelden uit zijn boeken weer naar voren, eenvoudig geschetst, maar zó levensecht, dat men ze weer voor zich ziet staan: de Scharführer. de Capo en de Griet uit zijn meesterlijke opstellenreeks „Amor Fati". Steeds verwondert men zich er over hoe deze door de Duitsers gefolterde Jood zich kan ver heffen tot een zo bijzondere mildheid, een zo rijk inzicht. Steeds weer kiest hij in zijn oordeel en beoordeling zijn vaste uitgangs punt: „als onze kennis omtrent het gebeur de bij zou dragen tot het inzicht in datgene, waartoe de mens in staat is en waartoe hij kan worden gebracht, dan ware er al veel gewonnen." Rijk zijn Herzbergs beelden, wijs zijn woorden. Dat is hem bij verschillende ge legenheden al eens gezegd. Mr. Herzberg wuift die complimenten niet bescheiden weg Hij heeft er gewoonweg een „verklaring" voor: „Ik ben een Jood vergeet u 't niet, ik ben 4000 jaren oud." Hij is een van die kleine stam, die eenmaal, zoals hij eens schreef, leefde op een strookje grond, ver weg, grenzende aan de woestijn. Die stam leeft, de ene eeuw na de andere, zonder enige macht en ongewa pend en het ene wereldrijk na het andere gaat ten gronde. En in zijn ondergang beschuldigt het die kleine stam telkens opnieuw de oorzaak te zijn van ai zijn on heil en tracht hem te verdelgen. Die kleine stam is niet verdelgd. Het wereldrijk is verzwolgen. oen mr. Herzberg in Bergen Belsen, zoals misschien wel iedere gevan gene, op een kwade dag niet meer wist wat hij doen moest - misschien geen raad wist mét de ellende om hem heen, zei een een voudige Jood hem tot bemoediging: ,,Als je niet meer weet wat je doen moet, dan moet je je beginselen volgen; daar héb je ze voor!" Na de oorlog, in de discussies over het verleden, heeft mr. Herzberg die stem gevolgd. Vandaar wellicht die milde wijsheid waarmee hij de problemen te lijf gaat. Maar hij is voor velen moeilijk te begrijpen nog moeilijker misschien te volgen. Want Herzberg spreekt op een ander niveau dan waarop gemeenlijk gesproken wordt over oorlogsmisdadigers. Wat hèm in Eichmann. met wie hij in Jeruzalem oog-in-oog stond, interesseerde, was niet wét deze man gedaan had en wat zijn straf zou zijn. Voor mr. Herzberg is het essentiële probleem, dat Eichmann die niet voor de galg gebo ren werd, een misdadiger werd, een massa moordenaar. „Neemt u eens diezelfde Eichmann," zegt hij, „diezelfde Eichmann bijvoorbeeld in Amerika. Er zou waarschijnlijk geen beter mens zijn. Ik zou misschien niet graag met hem een borreltje gedronken hebben hij zou misschien niet.mijn vriend zijn, maar hij zou zeker een normaal mens geweest zijn. Een man zoals Eichmann had de beste hoofdportier kunnen zijn van het Waldorf Astoria Hotel in New York. Ik zou hem voor die functie hebben kunnen aanbevelen. Ik zeg niet dat hij op zekere dag niet een kamermeisje een afranseling had gegeven, maar hij zou zeker het organisatieplan van het hotel van buiten gekend hebben en zich niet vergist hebben. Hij zou precies geweten hebben welke brieven voor welke gasten waren, wie getelefoneerd had, enz. enz. Aangenaam of niet aangenaam, deze New Yorkse Eichmann zou een normaal mens geweest zijn." Dat echter de normale mens in een bepaalde situatie, bij een bepaalde politieke structuur van een land, door de dingen die zich voor doen, volledig in beslag genomen kan worden en een moordenaar wordt, al het menselijke, alle normale menselijkheid vergeet en alle normale menselijke gedra gingen eenvoudig niet meer kent dèt is het probleem. moesten, we hebben de bevelen die ons gegeven werden opgevolgd. Maar (mr. Herzberg attaqueert fel en verontwaardigd), wie heeft deze man bevolen een appel te schillen voor een uitgehongerde groep ge vangenen? Niemand. Hij deed het, omdat zijn partij, zijn staat, zijn volk hem zo ge maakt had. Maar is hij om die appel strafbaar? Welnee en hij zal er nooit voor ter verantwoording geroepen worden. Was de man strafbaar die de gevangene Herzberg een fles water voor een medege vangene uit de hand sloeg? Zou hij er om vervolgd zijn? Was de Duitse soldaat die een Jood een brief zag posten maar hem van de postbus wegtrapte, strafbaar? En de kampcommandant van Bergen Belsen, die elke dag voor de ogen van van honger stervenden zijn paard een suikerklontje voerde? Wie heeft dat eigenlijk deze mannen bevolen, heeft mr. Herzberg zijn gehoor in Duitsland gevraagd. Niemand. Men had de Duitsers van alles bevolen, maar dat niet. Zo wa ren toentertijd de mensen, zo waren de mensen géworden. je halen - de paarden die elke dag de doden in een kar buiten het kamp brengen". Maar Labi weerde af, met een oneindige melancholie en ernst, vertelt mr. Herzberg. Labi at de soep niet omdat er bij tijd en wijle een stukje paardevlees in de soep dreef en het eten van paardevlees is voor Joden verboden. Nu waren de spijswetten in het kamp op geheven, maar Labi at de soep niet. Mr Herzberg vertelt: „Nu kan men een nog zo verstokt tegenstander van Labi zijn, op Labi's antwoord: „omdat er een verschil is tussen rein en onrein", past het zwijgen. Want taboe of geen taboe, dwangidee of Godsvertrouwen, moed of bijgeloof, zoiets hebben de Duitsers niet gezegd. Goebbels niet met zijn propaganda en het minst van allen de Führer der Germanen. Er is ver schil tussen rein en onrein en wij weten, al weet Labi het zelf misschien niet eens. dat het niet gaat om soep of paardevlees hetwelk ook Labi alleen maar verwerpt als laatste symbool, maar om de eerste zin uit de menselijke beschaving. Om de er kenning dat er iets is, dat mag en iets dat niet mag." r. Herzberg geeft een voorbeeld uit zijn eigen ervaring. Op de appèlplaats van Bergen Belsen staan op een dag de gevangenen weer aangetre den voor het appèl. Het is koud, het regent. Een groep van honderden slecht geklede vrouwen en kinderen staat gereed om door de Scharführer geteld te worden. Dat moest gebeuren, overal waar Duitsers concentratiekampen hadden opgericht. Elke dag werd er geteld, vele malen soms. Dat was bevel. En wat bevolen wordt, gebeurt. Het appèl duurde lang en mr. Herzberg zal het nooit vergeten dat de Scharführer op een gegeven ogenblik een appel uit zijn zak haalt en die, terwijl de vrouwen en de kinderen gretig toekijken, begint te schil len. Het klokhuis en de schillen doet hij terug in zijn zak. De appèlplaats moet schoon blijven, want dat was óók een bevel De Scharführer eet zijn appel, de kinderen, van wie er misschien geen ooit een appel heeft geproefd, kijken zwijgend toe. Mr. Herzberg vertelt ons dat hij dit voorval nooit zal vergeten. In Duitsland hoort men al jaren zeggen: „Wij waren soldaten, we let gaat mr. Herzberg niet om gruweldaden. Het gaat hem niet om de laatste stap, die in Auschwitz, Birkenau, Mauthausen, Sobibor en Bergen Belsen if gezet, maar om de éérste stap. „Ik vind het de moeite waard ieder mens te waar schuwen voor die eerste stap en daarom ben ik naar Duitsland gegaan," zegt hij. „U kent de kreet: nooit meer Auschwitz dank je de koekoek, natuurlijk niet. Ausch witz komt vanzelf als de eerste stap een maal gezet is; dan gaat 't vanzelf die kant op. Men spreekt van oorlogsmisdadi gers, maar dat is niet het ergste. Crimina liteit is een verschijnsel in elke samen leving. Misdadigers zullen er altijd zijn. Zij worden gestraft en dat moet ook. maar het probleem van de oorlogsmisdadigers ligt ergens anders, namelijk in het feit, dat een normaal mens een misdadiger kan wor den, tot een misdadiger kan worden ge- mèèkt." Het standpunt misschien beter gezegd: het uitgangspunt van mr. Herzberg wordt niet door iedere oud-concentrationair ge deeld. Hij weet dat. Hij kan het ook be grijpen. Er is volg#ns hem bij veel Joden en niet-Joden begrijpelijk veel emotionaliteit aanwezig, maar haat en vijandschap vloeien voort uit ongecontroleerde emotionaliteit. „Als je een misdadiger wilt reclasseren, moet je hem niet steeds blijven verwijten dat hij een misdadiger is, maar je moet hem bemoedigen. Wij moeten, vooral tegen de Duitse jeugd, kunnen zeggen: jullie kunt het ook anders. Wij moeten vijandig blijven tegenover de idee; anti-nationaal-socialis- tisch is dat niet humaniteit? Daar hebben we toch oorlog voor gevoerd?" Op het congres in Frankfort heeft mr. Herzberg heel duidelijk laten weten dat tegenover de onverzoenlijkheid per se geen sentimenteel vergeven mag staan wèl be grip en bemoediging, hulp. „Wij moeten met de Duitsers of we het willen of niet tot een goede samenleving komen. Ik heb onderzocht of wij op menselijke basis daartoe kunnen geraken. Daarom heb ik de Duitse jeugd in Frankfort dringend ge vraagd: Wat brengen jullie in deze ge meenschap in. Er is in onze samenleving voor jullie plaats, maar dat zal afhankelijk zijn van jullie inbreng." Us mr. Herzberg het over de eerste en de laatste stap heeft, die voor hem sterk gebonden zijn aan dat onver getelijke advies van die eenvoudige Joods' mede-gevangene in Bergen Belsen, vertelt hij ons het bijna legendarisch geworden, in schoonheid bijna onovertroffen concen tratiekamp-verhaal van Labi. Het verhaal van Labi, de Joodse school meester die door de Duitsers uit Bengazi was gesleept naar het kamp Bergen Bels wordt nooit vaak genoeg verteld. Labi was een van de miljoenen Joden die door de Duitsers gedeporteerd werden. Het was een wat vreemde man, want in het kamp at hij geen soep. Zijn mede-gevan genen drongen er bij hem op aan: „Labi, als je de soep niet eet, komen de paarden r. Herzberg zet ze tegenover elkaar aan de ene kant de man, die op de appèlplaats zijn appeltje schilt, de man die dorstigen een glas water weigert en de man die voor het oog van hongerenden zijn paarden suikerklontjes voert - en aan de andere kant: deze Labi, die zich in de grootste nood niet vergiste, die goed en kwaad uit elkaar hield. „Kijk," zegt mr. Herzberg, „daar hebben wij mensen figuren in hun diepste wezen. Zo is het in de eenvoudigste gemeenschap van mensen, zo is het ook in een ingewikkelde samen leving. Maar hoe gecompliceerd de wereld ook worden mag, het grondprincipe blijft hetzelfde het is het uitgangspunt." Daartegen juist heeft de politiek van het Derde Rijk zich verzet. Het is niet voor niets dat Hitier gezegd heeft: ,.De Jood leeft altijd in ons." De oorlog tegen de Joden die we beleefd hebben, een ieder op zijn eigen plaats, moet zoiets geweest zijn als een oorlog tegen de principes, die zover de menselijke herinnering gaat uit Israël stammen. Dat was het wat Hitier haatte. Hij zei niet zonder reden dat de Tien Geboden hun geldigheid verloren hadden. Hitler was een grote anti-semiet, maar hij heeft de Joden complimenten gemaakt zoals men die zelfs van de grootste pro-semiet niet zou verwachten. Hij zei bijvoorbeeld dat het geweten een Joodse uitvinding was „Dat is natuurlijk niet waar," zegt Herzberg ,,dat is historisch niet juist, maar als compliment is het onovertroffen. En daarom heeft hij de Joden gehaat, omdat hij het geweten niet kon verdragen. De staat, de gemeenschap, de mens mocht niet door het geweten belast worden. Ik geloof dat wij dèt beleefd hebben: een cultuurcrisis van zeer ernstige omvang en diepte. Ik geloof dat het onze taak is een wereld te bouwen waarin de mens niet dat kan worden, wat hij in het verleden geweest is; waarin het onmogelijk moet zijn dat het dierlijke in de mens een kans krijgt." Volgens mr. Herzberg is de democratie de minst slechte regeringsvorm, met de geringste kans dat een mens nog eens zal kunnen ophouden mens te zijn of zich nog eens vergissen zal in de menselijkheid „Daarom ben ik naar Duitsland gegaan - om dat te zeggen, niet op verzoek van de Anne Frank Stichting, maar in opdracht van Anne Frank, die in deze wereld een kleine profetes geworden is." e eerste stap en de laatste. 3ovenstaande illustratie van een Duitse kunstenaar die zijn gedachten heeft laten gaan over het probleem van de verwording, sluit misschien wel aan bij de gedachten van mr. Abel Herzberg. Het is de mens in de gemeenschap de normale mens. Maar hij wordt gevormd, vervormd en misvormd door de ideologie. Heel langzaam tot één en tot en mèt de laatste stap, die in Auschwitz lag. Hij, die mens in de gemeenschap. „Het is allemaal uit het niets ontstaan." schrijft mr. Herzberg, „want aan de aanvang sto: d geen overtuiging, maar een gebrek aan overtuiging, en dat gebrek heeft een voortdurend groeiende onzekerheid gevoec die dan altijd weer door een voortdurend groeiende schijnzekerheid moest worden gedekt. De infectie was begonnen." Niet de laatste stap, maar de eerste. Het appeltje van de Scharführer op de appèlplaats en Labi die de soep niet at. Het is wellicht de moeite waard hierov. eens na te denken. Het wijze woord var die onbekende, eenvoudige Jood in het Bergen Belsen: „Als je niet weet wat jr doen moet, dan moet je je beginselen volgen daar heb je ze voor!" kan daarbij helpen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 9