Het appeltje op de
appèlplaats van Belsen
H
W.
D.
H
H
M
M
A,
D
ZIEZO
zaterdag 14 januari 1967
Gesprek met
Abel J. Herzberg
Naar aanleiding van een dezer dagen
uitgezonden televisie-forum over de
Joden In bezettingstijd, waaraan o.m.
ook mr. Abel J. Herzberg deelnam, had
een onzer redacteuren een gesprek met
deze Joodse advocaat In Amsterdam,
die grote bekendheid verwierf door zijn
boeken over de Jodenvervolging en
het proces-Eichmann In Jeruzalem en
met name door zijn opstellen In Amor
Fatl, het werkje dat In 1949 bekroond
werd met de Wijnaendts Franckenprijs.
Mr. Herzbergs visie op de dingen die
ruim twee decennia geleden zijn ge
beurd, wijkt In vele opzichten af van
die van andere Nederlanders Joden
en nlet-Joden, die de Duitse bezettings
tijd aan den lijve hebben ondervonden.
In verband met zeer verschillende
gebeurtenissen, zowel In Nederland als
In Duitsland voorvallen die het rece;
te verleden opnieuw In discussie heb
ben gebracht Is het misschien goed
de benadering van de problemen van
deze Joodse Nederlander eens te ver
nemen.
I et Is misschien al wel twintig
jaar geleden - enkele jaren na de oorlog.
In het grote restaurant van de vlieghaven
van Frankfort zit een bejaarde man aan
een tafeltje. Een Joodse man - het is
hem duidelijk aan te zien. Boven zijn langr
zwarte jas de lange, zilverwitte haren.
Het was helemaal niet de bedoeling dat
hij daar zat. Hij had zich waarschijnlijk
voorgenomen om nooit meer een voet op
Duitse bodem te zetten na een langdurig
verblijf in het Duitse concentratiekamp
van Bergen Beisen. Hij was op weg naar
fsraël en dan moet 't wel tegenvallen
als dan, uitgerekend boven Duits grondge
bied, het toestel iets mankeert en een
tussenlanding moet maken. Het zou even
duren en de passagiers moesten plaats
nemen in het restaurant in afwachting
van het vervolg van de reis.
De man in het hoekje van het restaurant
werd door de schare obers niet over het
hoofd gezien. Eén liep naar hem toe en
vroeg, de hakken aan elkaar en licht
buigend: „Kan Ik u dienen met een
fcosjere maaitijd....?"
Mr. Abel J. Herzberg, de bekende Joodse
advocaat en schrijver uit Amsterdam,
herinnert zich dit voorval nog heel goed.
Het was een heel bijzondere gewaarwor
ding, na vijf jaar door de Duitsers vervolgd
te zijn, ineens zoiets...
Na die tijd is mr. Herzberg niet meer
in Duitsland geweest. Zoals velen uit
West-Europa komt hij er niet graag. Tussen
duizenden mensen uit de vroegere bezette
gebieden en de Duitsers is een onover
brugbare kloof komen te liggen.
Gideon Hausner, de man die met zoveel
wijsheid voor het forum van de gehele
wereld en het geweten van de Joden recht
eiste in het proces tegen de massa-moor
denaar Adolf Eichmann, was onlangs in
Nederland. Hij vertelde bij die gelegenheid
in een interview, dat hij Duitsland nooit
meer wenste te zien. „Ik denk niet dat
een te respecteren mens daar als Jood
kan leven".
I et standpunt van vele Joden
en niet-Joden is begrijpelijk. De sfeer in
Duitsland, het begrip voor mensen die er
niet meer willen komen, de steeds weer
herhaalde mening „zullen ze nu eindelijk
eens ophouden met zeuren.alsmede
het gebrek aan verzet In Duitsland tegen
de hier en daar geconstateerde opleving
van het nationaai-socialisme, hebben er
niet toe bijgedragen dat de kloof wat
minder is geworden.
Het is bekend, dat Duitsers een aangeboren
aanleg hebben voor onhandigheid, waar
mee zij alle mildheid jegens de Duitsers
ongedaan maken. Er is wel eens gezegd
dat zelfs zeer vooraanstaande Duitsers het
niet kunnen laten „met de klompen door
de porseleinkast van het verleden te
sjouwen". Adenauer, Erhard en niet in
de laatste plaats Strauss hebben daarvan
al menig staaltje ten beste gegeven. Dr.
Gideon Hausner had, zo vertelde hij in
het interview, zich bijzonder geërgerd
aan de opmerking van een Duits politicus
in New York, die in Joodse kring heel
voorzichtig toenadering dacht te vinden
en daarbij zei, dat hij de Joden in
Duitsland weer van harte wilde verwelko
men, „opdat zij weer het zout en de
peper zouden kunnen zijn van Duitsland..."
„Daar bedoelt hij kennelijk mee," aldus
Hausner, „dat hij de Joden alleen in
kleine aantallen wil, zoals zout en peper
ook met kleine hoeveelheden gebruikt
worden. Maar ik denk", zei Hausner,
„dat het beter is, dat de Duitsers zich hun
eigen zout en peper verschaffen, zonder
de Joden!"
dat de massamoord op zes miljoen Joden,
uitgevoerd uit naam van het Derde Rijk.
door Duitsers, aan de naam van de
Duitsers verbonden zai blijven zoals de
onschuldiger schedelpiramide aan de naam
van de Mongolen. Andere Joodse sprekers
vonden, dat het heel'moeilijk zal zijn
verzoening tussen Joden en Duitsers tot
stand te brengen - zeker nu een groot
aantal moordenaars nog rondloopt, zoals
de Joodse afgevaardigde Isaac Remba
verklaarde. Hij had o,m. scherpe kritiek
op de oud-kanselier Adenauer, die bij zijn
bezoek aan israët met nadruk verklaarde
dat er in de tweede wereldoorlog vijf
miljoen Duitsers waren omgekomen.
Remba noemde deze uitlating een schending
van de herinnering aan onze martelaren
en een schreeuwend voorbeeld dat zelfs de
zogenaamd rechtvaardigen van Sodom
lichtvaardig de tegen de Joden begane
terreur behandelen. „Deze afschuwelijke
misdaad, waarvoor de menselijke taal
geen woorden heeft, drukken op het gehele
Duitse volk. Alie Duitsers zijn verantwoor
delijk. Het Kaïns-teken staat op het
voorhoofd van iedere Duitser!"
Andere Joodse afgevaardigden betoogden,
dat zij het Duitse volk niet als een „hope
loos geval" beschouwen, maar het juist
belangrijk achten dat Joden en Duitsers
spreken - in het volle bewustzijn van het
verleden. Voor de Duitsers zal dat moeilijk
zfjn, omdat de massamoord op de Joden
geworden is tot een zoals een van de
sprekers het uitdrukte: „De nachtmerrie
van hun morele bestaan als volk". Voor
de Joden zal het zwaar zijn, omdat zij
kritisch afstand zullen moeten nemen van
belangrijke verschijnselen in de geschie
denis van hun bestaan.
Het Joodse Wereldcongres is niet tot
een uitspraak gekomen. Dat kon ook niet.
Mensen die in de oorlog met Duitsers te
maken hebben gehad, hebben ieder hun
eigen ervaring, hun eigen denkwijze bij de
benadering van het probleem, hun eigen
karakter.
Ook de man die zich voorgenomen had
nooit meer in Duitsland te komen en er
toch, op doorreis naar Israël, door een
mankement aan het vliegtuig, terecht
kwam.
hebben vbwwrcht.
bedenken van titels
sterkste kant. $i$
»ar misschien Is het
liet mr. Herzbergs
I oe genuanceerd de opvattingen
- ook in Joodse kring - zijn ten aanzien
van de betrekkingen met Duitsland,
kwam onlangs duidelijk naar voren op
het Joodse Wereldcongres in Brussel. De
filosoof Karl Jaspers uit Bazel stelde vast
eze man, dr. Abei Herzberg,
is een diepe denker. Twintig jaar na het
oponthoud in het restaurant van de
Frankfortse luchthaven zou hij nog weer
eens geconfronteerd worden met een
bezoek aan Duitsland. Maar deze keer
was het een vrijwillige beslissing.
Op initiatief van de Anne Frank Stichting
werd onlangs in Frankfort een twee-daags
congres belegd, met name voor de Neder
landse en de Duitse jeugd. Mr. Herzberg
kreeg een uitnodiging om er te spreken
en toen moest hij kiezen.
„Die beslissing is mij niet gemakkelijk
gevallen", vertelde hij ons dezer dagen in
zijn advocatenkantoor in Amsterdam. In
Frankfort woonden eens familieleden van
hem. Ze zijn er nu niet meer. Met vele
andere familieleden van mr. Herzberg
werden zij door de Duitsers vermoord.
Dan zegt men wel eens: „Vergeet!" Ik
zou het graag willen, maar wat gebeurd
is, laat zich niet vergeten, zich niet buiten
werpen uit de gedachte."
De eerste reactie van mr. Herzberg was
dan ook: ik kan het niet, ik wil het niet.
Maar naarmate de tegenzin om naar
Frankfort te gaan steeds sterker bij hem
begon te werken, bedacht hij, dat hij
juist moest gaan. Dat is gebeurd. Mr.
Herzberg is naar Frankfort gereisd. Hij
heeft daar gesproken in een overvolle
vergadering van mensen en hij vertelde
ons, dat hij ondanks de tegenzin, ondanks
veel moeite om die tegenzin te overwin
nen, blij is dat hij gegaan was.
Zijn tekst voor de lezing in Frankfort
droeg een zeer algemene titel: „Ein
Jüdisches Wort zur Demokratie". Wie
mr. Herzberg kent, zijn grote wijsheid,
zijn bijzonder talent om het oorlogsverleden
te analyseren en zijn heel aparte visie
op dat verleden, zou een boeiender titel
at heeft hij de Duitsers verteld?
Hij kwam niet met een klacht. Wie zijn
boeken kent over zijn verblijf in het
concentratiekamp Bergen Belsen had dat
van deze Amsterdamse strafpleiter ook
niet verwacht.
Hij kwam niet met gruwelijke verhalen,
niet om de film van een afschuwelijke
tijd terug te draaien, noch om zijn gehoc
het onrecht van het anti-semitisme duide
lijk te maken. Mr. Herzberg vindt dat
nutteloos en ook niet verenigbaar met de
menselijke waardigheid. Bovendien, anti
semitisme is voor hem geen probleem.
Het anti-semitisme is een cultuurpro
bleem - een probleem van de beschaving
Hij zei het zó: „Als u, dames en heren,
van mening bent, dat u anti-semiet moet
zijn, welnu - om mij behoeft u het
niet te laten. Als u, uit volle overtuiging,
meent Joden of andere kleine groepen,
of andere volkeren, of andere rassen te
moeten haten, dan is dat een vraag die
niet mij, maar u zelf aangaat. Het anti
semitisme is, als levensinstelling, geen
Joods vraagstuk. Een ieder die het meent
te moeten zijn, moet het met zijn eigen
cultuur, zijn eigen beschaving, zijn eigen
levensbeschouwing in overeenstemming
zien te brengen.
Mr. Herzberg heeft zijn gehoor verteld
dat hij tijdens de nazi-tijd in Duitsland
heeft geleefd - beter gezegd: „Ik was
daar". Hij vindt het belangrijk te vertellen,
waarom het allemaal zo gegaan is; niet
hoe het gegaan is. Daarom heeft hij
enkele „bekenden" van hem, Duitsers,
zoals zij waren in de nazi-tijd, ten tonele
gevoerd.
Mr. Herzberg, die het proces-Eichmann in
Jeruzalem heeft bijgewoond, had daarover
in zijn speech wel het een en ander
kunnen vertellen, maar nee, hij nam een
andere man, een veel kleinere nazi, een
héél klein nazi'tje, zoals er miljoenen in
Duitsland geweest zijn. Het gaat mr.
Herzberg namelijk niet om de oorlogsmisdc
diger die voor zijn daden gestraft moet
worden, of behoort gestraft te worden,
maar om de mens, die, voor wat hij
gedaan heeft, niet vervolgd is geworden
en ook niet vervolgd kan worden. Het
gaat om de mensen, die vandaag de dag
door niemand ter verantwoording kunnen
worden geroepen. Toch zijn die mensen
volgens Herzberg typerend - méér nog da
alle gruwelverhalen.
„Ik zal het u duidelijk maken," zegt mr.
Herzberg en dan komen de beelden uit
zijn boeken weer naar voren, eenvoudig
geschetst, maar zó levensecht, dat men ze
weer voor zich ziet staan: de Scharführer.
de Capo en de Griet uit zijn meesterlijke
opstellenreeks „Amor Fati". Steeds
verwondert men zich er over hoe deze door
de Duitsers gefolterde Jood zich kan ver
heffen tot een zo bijzondere mildheid, een
zo rijk inzicht. Steeds weer kiest hij in zijn
oordeel en beoordeling zijn vaste uitgangs
punt: „als onze kennis omtrent het gebeur
de bij zou dragen tot het inzicht in datgene,
waartoe de mens in staat is en waartoe hij
kan worden gebracht, dan ware er al veel
gewonnen."
Rijk zijn Herzbergs beelden, wijs zijn
woorden. Dat is hem bij verschillende ge
legenheden al eens gezegd. Mr. Herzberg
wuift die complimenten niet bescheiden weg
Hij heeft er gewoonweg een „verklaring"
voor: „Ik ben een Jood vergeet u 't
niet, ik ben 4000 jaren oud."
Hij is een van die kleine stam, die eenmaal,
zoals hij eens schreef, leefde op een
strookje grond, ver weg, grenzende aan de
woestijn. Die stam leeft, de ene eeuw na
de andere, zonder enige macht en ongewa
pend en het ene wereldrijk na het andere
gaat ten gronde. En in zijn ondergang
beschuldigt het die kleine stam telkens
opnieuw de oorzaak te zijn van ai zijn on
heil en tracht hem te verdelgen. Die kleine
stam is niet verdelgd. Het wereldrijk is
verzwolgen.
oen mr. Herzberg in Bergen
Belsen, zoals misschien wel iedere gevan
gene, op een kwade dag niet meer wist wat
hij doen moest - misschien geen raad wist
mét de ellende om hem heen, zei een een
voudige Jood hem tot bemoediging: ,,Als
je niet meer weet wat je doen moet, dan
moet je je beginselen volgen; daar héb je
ze voor!" Na de oorlog, in de discussies
over het verleden, heeft mr. Herzberg die
stem gevolgd. Vandaar wellicht die milde
wijsheid waarmee hij de problemen te lijf
gaat.
Maar hij is voor velen moeilijk te begrijpen
nog moeilijker misschien te volgen. Want
Herzberg spreekt op een ander niveau dan
waarop gemeenlijk gesproken wordt over
oorlogsmisdadigers. Wat hèm in Eichmann.
met wie hij in Jeruzalem oog-in-oog stond,
interesseerde, was niet wét deze man
gedaan had en wat zijn straf zou zijn. Voor
mr. Herzberg is het essentiële probleem,
dat Eichmann die niet voor de galg gebo
ren werd, een misdadiger werd, een massa
moordenaar.
„Neemt u eens diezelfde Eichmann," zegt
hij, „diezelfde Eichmann bijvoorbeeld in
Amerika. Er zou waarschijnlijk geen beter
mens zijn. Ik zou misschien niet graag met
hem een borreltje gedronken hebben hij
zou misschien niet.mijn vriend zijn, maar
hij zou zeker een normaal mens geweest
zijn. Een man zoals Eichmann had de beste
hoofdportier kunnen zijn van het Waldorf
Astoria Hotel in New York. Ik zou hem
voor die functie hebben kunnen aanbevelen.
Ik zeg niet dat hij op zekere dag niet een
kamermeisje een afranseling had gegeven,
maar hij zou zeker het organisatieplan van
het hotel van buiten gekend hebben en
zich niet vergist hebben. Hij zou precies
geweten hebben welke brieven voor welke
gasten waren, wie getelefoneerd had, enz.
enz. Aangenaam of niet aangenaam, deze
New Yorkse Eichmann zou een normaal
mens geweest zijn."
Dat echter de normale mens in een bepaalde
situatie, bij een bepaalde politieke structuur
van een land, door de dingen die zich voor
doen, volledig in beslag genomen kan
worden en een moordenaar wordt, al het
menselijke, alle normale menselijkheid
vergeet en alle normale menselijke gedra
gingen eenvoudig niet meer kent dèt is
het probleem.
moesten, we hebben de bevelen die ons
gegeven werden opgevolgd. Maar (mr.
Herzberg attaqueert fel en verontwaardigd),
wie heeft deze man bevolen een appel te
schillen voor een uitgehongerde groep ge
vangenen? Niemand. Hij deed het, omdat
zijn partij, zijn staat, zijn volk hem zo ge
maakt had. Maar is hij om die appel
strafbaar? Welnee en hij zal er nooit voor
ter verantwoording geroepen worden.
Was de man strafbaar die de gevangene
Herzberg een fles water voor een medege
vangene uit de hand sloeg? Zou hij er om
vervolgd zijn?
Was de Duitse soldaat die een Jood een
brief zag posten maar hem van de postbus
wegtrapte, strafbaar?
En de kampcommandant van Bergen
Belsen, die elke dag voor de ogen van
van honger stervenden zijn paard een
suikerklontje voerde?
Wie heeft dat eigenlijk deze mannen bevolen,
heeft mr. Herzberg zijn gehoor in Duitsland
gevraagd. Niemand. Men had de Duitsers
van alles bevolen, maar dat niet. Zo wa
ren toentertijd de mensen, zo waren de
mensen géworden.
je halen - de paarden die elke dag de
doden in een kar buiten het kamp brengen".
Maar Labi weerde af, met een oneindige
melancholie en ernst, vertelt mr. Herzberg.
Labi at de soep niet omdat er bij tijd en
wijle een stukje paardevlees in de soep
dreef en het eten van paardevlees is voor
Joden verboden.
Nu waren de spijswetten in het kamp op
geheven, maar Labi at de soep niet. Mr
Herzberg vertelt: „Nu kan men een nog zo
verstokt tegenstander van Labi zijn, op
Labi's antwoord: „omdat er een verschil
is tussen rein en onrein", past het zwijgen.
Want taboe of geen taboe, dwangidee of
Godsvertrouwen, moed of bijgeloof, zoiets
hebben de Duitsers niet gezegd. Goebbels
niet met zijn propaganda en het minst van
allen de Führer der Germanen. Er is ver
schil tussen rein en onrein en wij weten,
al weet Labi het zelf misschien niet eens.
dat het niet gaat om soep of paardevlees
hetwelk ook Labi alleen maar verwerpt als
laatste symbool, maar om de eerste zin
uit de menselijke beschaving. Om de er
kenning dat er iets is, dat mag en iets
dat niet mag."
r. Herzberg geeft een voorbeeld
uit zijn eigen ervaring.
Op de appèlplaats van Bergen Belsen staan
op een dag de gevangenen weer aangetre
den voor het appèl. Het is koud, het
regent. Een groep van honderden slecht
geklede vrouwen en kinderen staat gereed
om door de Scharführer geteld te worden.
Dat moest gebeuren, overal waar Duitsers
concentratiekampen hadden opgericht. Elke
dag werd er geteld, vele malen soms. Dat
was bevel. En wat bevolen wordt, gebeurt.
Het appèl duurde lang en mr. Herzberg
zal het nooit vergeten dat de Scharführer
op een gegeven ogenblik een appel uit zijn
zak haalt en die, terwijl de vrouwen en de
kinderen gretig toekijken, begint te schil
len. Het klokhuis en de schillen doet hij
terug in zijn zak. De appèlplaats moet
schoon blijven, want dat was óók een bevel
De Scharführer eet zijn appel, de kinderen,
van wie er misschien geen ooit een appel
heeft geproefd, kijken zwijgend toe.
Mr. Herzberg vertelt ons dat hij dit voorval
nooit zal vergeten. In Duitsland hoort men
al jaren zeggen: „Wij waren soldaten, we
let gaat mr. Herzberg niet om
gruweldaden. Het gaat hem niet om de
laatste stap, die in Auschwitz, Birkenau,
Mauthausen, Sobibor en Bergen Belsen if
gezet, maar om de éérste stap. „Ik vind
het de moeite waard ieder mens te waar
schuwen voor die eerste stap en daarom
ben ik naar Duitsland gegaan," zegt hij.
„U kent de kreet: nooit meer Auschwitz
dank je de koekoek, natuurlijk niet. Ausch
witz komt vanzelf als de eerste stap een
maal gezet is; dan gaat 't vanzelf die
kant op. Men spreekt van oorlogsmisdadi
gers, maar dat is niet het ergste. Crimina
liteit is een verschijnsel in elke samen
leving. Misdadigers zullen er altijd zijn.
Zij worden gestraft en dat moet ook. maar
het probleem van de oorlogsmisdadigers
ligt ergens anders, namelijk in het feit, dat
een normaal mens een misdadiger kan wor
den, tot een misdadiger kan worden ge-
mèèkt."
Het standpunt misschien beter gezegd:
het uitgangspunt van mr. Herzberg wordt
niet door iedere oud-concentrationair ge
deeld. Hij weet dat. Hij kan het ook be
grijpen. Er is volg#ns hem bij veel Joden
en niet-Joden begrijpelijk veel emotionaliteit
aanwezig, maar haat en vijandschap vloeien
voort uit ongecontroleerde emotionaliteit.
„Als je een misdadiger wilt reclasseren,
moet je hem niet steeds blijven verwijten
dat hij een misdadiger is, maar je moet
hem bemoedigen. Wij moeten, vooral tegen
de Duitse jeugd, kunnen zeggen: jullie kunt
het ook anders. Wij moeten vijandig blijven
tegenover de idee; anti-nationaal-socialis-
tisch is dat niet humaniteit? Daar hebben
we toch oorlog voor gevoerd?"
Op het congres in Frankfort heeft mr.
Herzberg heel duidelijk laten weten dat
tegenover de onverzoenlijkheid per se geen
sentimenteel vergeven mag staan wèl be
grip en bemoediging, hulp. „Wij moeten
met de Duitsers of we het willen of niet
tot een goede samenleving komen. Ik heb
onderzocht of wij op menselijke basis
daartoe kunnen geraken. Daarom heb ik
de Duitse jeugd in Frankfort dringend ge
vraagd: Wat brengen jullie in deze ge
meenschap in. Er is in onze samenleving
voor jullie plaats, maar dat zal afhankelijk
zijn van jullie inbreng."
Us mr. Herzberg het over de
eerste en de laatste stap heeft, die voor
hem sterk gebonden zijn aan dat onver
getelijke advies van die eenvoudige Joods'
mede-gevangene in Bergen Belsen, vertelt
hij ons het bijna legendarisch geworden,
in schoonheid bijna onovertroffen concen
tratiekamp-verhaal van Labi.
Het verhaal van Labi, de Joodse school
meester die door de Duitsers uit Bengazi
was gesleept naar het kamp Bergen Bels
wordt nooit vaak genoeg verteld.
Labi was een van de miljoenen Joden die
door de Duitsers gedeporteerd werden. Het
was een wat vreemde man, want in het
kamp at hij geen soep. Zijn mede-gevan
genen drongen er bij hem op aan: „Labi,
als je de soep niet eet, komen de paarden
r. Herzberg zet ze tegenover
elkaar aan de ene kant de man, die op de
appèlplaats zijn appeltje schilt, de man die
dorstigen een glas water weigert en de
man die voor het oog van hongerenden
zijn paarden suikerklontjes voert - en aan
de andere kant: deze Labi, die zich in
de grootste nood niet vergiste, die goed en
kwaad uit elkaar hield. „Kijk," zegt
mr. Herzberg, „daar hebben wij mensen
figuren in hun diepste wezen. Zo is het in de
eenvoudigste gemeenschap van mensen,
zo is het ook in een ingewikkelde samen
leving. Maar hoe gecompliceerd de wereld
ook worden mag, het grondprincipe blijft
hetzelfde het is het uitgangspunt."
Daartegen juist heeft de politiek van het
Derde Rijk zich verzet. Het is niet voor
niets dat Hitier gezegd heeft: ,.De Jood leeft
altijd in ons." De oorlog tegen de Joden
die we beleefd hebben, een ieder op zijn
eigen plaats, moet zoiets geweest zijn als
een oorlog tegen de principes, die zover
de menselijke herinnering gaat uit Israël
stammen. Dat was het wat Hitier haatte.
Hij zei niet zonder reden dat de Tien
Geboden hun geldigheid verloren hadden.
Hitler was een grote anti-semiet, maar hij
heeft de Joden complimenten gemaakt zoals
men die zelfs van de grootste pro-semiet
niet zou verwachten. Hij zei bijvoorbeeld
dat het geweten een Joodse uitvinding was
„Dat is natuurlijk niet waar," zegt Herzberg
,,dat is historisch niet juist, maar als
compliment is het onovertroffen. En daarom
heeft hij de Joden gehaat, omdat hij het
geweten niet kon verdragen. De staat, de
gemeenschap, de mens mocht niet door
het geweten belast worden. Ik geloof dat wij
dèt beleefd hebben: een cultuurcrisis van
zeer ernstige omvang en diepte. Ik geloof
dat het onze taak is een wereld te bouwen
waarin de mens niet dat kan worden, wat
hij in het verleden geweest is; waarin
het onmogelijk moet zijn dat het dierlijke
in de mens een kans krijgt."
Volgens mr. Herzberg is de democratie de
minst slechte regeringsvorm, met de
geringste kans dat een mens nog eens zal
kunnen ophouden mens te zijn of zich
nog eens vergissen zal in de menselijkheid
„Daarom ben ik naar Duitsland gegaan -
om dat te zeggen, niet op verzoek van de
Anne Frank Stichting, maar in opdracht
van Anne Frank, die in deze wereld een
kleine profetes geworden is."
e eerste stap en de laatste.
3ovenstaande illustratie van een Duitse
kunstenaar die zijn gedachten heeft laten
gaan over het probleem van de verwording,
sluit misschien wel aan bij de gedachten
van mr. Abel Herzberg. Het is de mens
in de gemeenschap de normale mens.
Maar hij wordt gevormd, vervormd en
misvormd door de ideologie. Heel langzaam
tot één en tot en mèt de laatste stap,
die in Auschwitz lag.
Hij, die mens in de gemeenschap. „Het is
allemaal uit het niets ontstaan." schrijft
mr. Herzberg, „want aan de aanvang sto: d
geen overtuiging, maar een gebrek aan
overtuiging, en dat gebrek heeft een
voortdurend groeiende onzekerheid gevoec
die dan altijd weer door een voortdurend
groeiende schijnzekerheid moest worden
gedekt. De infectie was begonnen."
Niet de laatste stap, maar de eerste.
Het appeltje van de Scharführer op de
appèlplaats en Labi die de soep niet at.
Het is wellicht de moeite waard hierov.
eens na te denken. Het wijze woord var
die onbekende, eenvoudige Jood in het
Bergen Belsen: „Als je niet weet wat jr
doen moet, dan moet je je beginselen
volgen daar heb je ze voor!" kan
daarbij helpen.